Ode aan mijn hart. Ik weet niet of ik jou iets te vertellen heb, of je hier iets kan zoeken ( of vinden ). Ik schrijf simpelweg over mijn deelname aan het leven en wat ik er niet van begrijp. Ik ben niet anders dan anderen, toch ben ik wereldvreemd.
Waarschijnlijk bewandel ik ook maar de weg van velen, toch ken ik enkel de mijne en die geef ik je. Ik kan niet raken wat in jou zit, ik kan niet aanvoelen welke woorden je thuis maken, ik wil alleen mijn woorden uit me schrijven opdat ze vrij kunnen zijn van de onmacht waarin ze mijn leven beklijven.
-Fortuna vitrea est, tum cum splendet, frangitur.-
(nota :teksten staan chronologisch, dus meest recente onderaan ).
11-04-2012
afscheid(en).
Het is waar, denk ik, toch hoor ik me dingen zeggen die het tegendeel willen bewijzen. Ik luister naar haar en tel de woorden die me pijn doen. Het zijn er veel, denk ik. Ze ziet het en probeert te achterhalen welke uitdrukking op mijn gezicht staat, maar ik draai mijn hoofd, zet mijn kap op en kijk naar buiten, ze moet mijn tranen niet zien. Ik zeg iets over het weer - waarmee ik zo goed als toegeef dat er iets scheelt, want ik doe normaal geen weerpraatjes- en zij is zo attent om te doen alsof dat een dagelijks onderwerp is. Het is waar , denk ik, maar niet wat zij zegt. Plots voel ik me loodzwaar worden en daagt de werkelijkheid voor mijn ogen. Het is ineens zo duidelijk dat, hoewel ik langs links en rechts eromheen probeer te kijken, ik het moet aanstaren, al steekt het me dood. Het is bijna wiskundig, ik zou het kunnen opstellen en verhandelen als een bewijs en toch vecht mijn hart ertegen. ( Ik weet niet goed of ik er daardoor respect of medelijden voor voel ). Ik voel iets vallen, niet letterlijk, maar precies alsof ik weet dat ik het moet aanvaarden, alsof ik het neer moet leggen, want het past niet in mijn handen. Ik laat alles dan maar passeren, met steeds druk op mijn adem omdat mijn hart tracht iets te doen, maar er is niets te doen. Ik zeg haar goeiedag en hoewel ik zie dat ze nog veel wilt zeggen loop ik door, doe de deur achter me dicht en staar naar de gang, wachtend tot ik instort, maar zelfs dat gebeurt niet. Soms is de waarheid zo hard dat je liever doet alsof je oerdom bent zodat je hem niet aan moet kunnen.
Ze rijdt weg, ik weet het, maar focus me op de trappen, zodat het mijn hart niet doodt.