Om negen uur kwart sta ik al bij het kantoor van 'Mail boxes' om mijn fiets in te leveren voor verzending naar Irun. Een kwartier voor openingstijd. Door het raam zie ik dat de winkel vol staat met fietsen, vooral mountain bikes. Zeker 20. Er komt een man aangereden met een oude blauwe fiets. Hij is heel blij dat hij met zijn okkaziefiets van 50 euro van Lyon tot Santiago is kunnen fietsen. Zonder problemen, enkel de pedalen verloren onderweg, lacht hij erbij. Nu kost het hem 80 euro om de fiets terug te sturen, meer dan de fiets zelf waard is. Dan laat je hem beter hier, stel ik voor. Maar hij vindt dat die fiets nu een emotionele waarde heeft en dus moet hij mee naar huis. Gelijk heeft hij.
Ik doe boodschappen op de terugweg, vooral voedsel voor morgen op de trein. En een stevig nylontouw om de 3 fietstassen die ik moet meenemen om mijn hals te kunnen hangen. Want het is zeker drie kilometer ver naar het station.
Na een geïmproviseerd middagmaal ga ik nog een laatste keer de stad in. Op het plein voor de kathedraal observeer ik van het komen en gaan van de vele pelgrims. Voor sommigen is er een heus ontvangstcomité, b.v. van echtgenotes die speciaal tot hier zijn gevlogen om hun mannen te zien aankomen met de fiets. En telkens is er een fotosessie, de één al specialer dan de andere. Voor de fietsers is het de gewoonte dat ze hun fiets in de lucht steken voor de foto. Er komen grote groepen Italianen en Spanjaarden aan. Die zijn altijd met een VTT waarvan de bagagedrager aan de zadelpen is vastgemaakt. Franse fietsers rijden altijd met een aangepaste racefiets. Enkel de Hollanders, de Belgen (vooral Vlamingen) en in mindere mate de Duitsers hebben een echte trekkingfiets.
Ik raak aan de praat met een Fransman uit Angers die in 11 dagen van Brive naar hier is gefietst. Elke dag rond de 150 km. Hij heeft enkel twee zware fietstassen vooraan en niets achteraan. Ik vraag hem hoe hij zo bergaf durft rijden. En hij geeft toe dat het soms gevaarlijk is. Ik zou het alleszins niet durven. Men heeft me geleerd dat je een fiets heel evenwichtig moet laden, 2/3 van het gewicht achteraan en 1/3 vooraan. Hij wou terug naar huis fietsen ook maar wegens het slechte weer neemt hij de bus naar Irun. En de fiets mag mee in de koffer van de bus.
Ik stap de kathedraal binnen en ga zitten op de laatste rij. Daar blijf ik heel lang zitten namijmeren en passeren de gebeurtenissen van de afgelopen weken opnieuw door mijn hoofd. Ik denk terug aan de vele intenties die me zijn meegegeven.
Dan ga ik nog even binnen in de crypte waar het schrijn staat met de relieken van de Heilige apostel Jacobus.
Op de terugweg is het op de koppen lopen, ondanks het slechte weer: koud en regen.
Morgen neem ik de trein om 9u.59, richting Franse grens. Elf uur sporen. Ik heb een stadsplan van Irun afgeprint waarop ik duidelijk de gemeentelijke albergue, het station en het kantoor van 'Mail boxes' kan situeren. Het ligt allemaal dicht bij elkaar. Hopelijk kan ik daar woensdagochtend mijn fiets ongeschonden afhalen. Waarschijnlijk zal ik er zelf weer de pedalen moeten op draaien en zadel en stuur terug afstellen. Ze hebben me beloofd dat ik daar het nodige gereedschap en een fietspomp zal kunnen gebruiken.
Ik schat dat ik zeker 6 dagen zal nodig hebben om terug in Peyrusse te geraken.
Je suis allé profiter une dernière fois du va et vient des pèlerins devant et dans la cathédrale. Le vélo et parti à Irun. Je prends le train demain à 9h59. Onze heures de train. J'espère y trouver une place à l'albergue municipal demain soir.
Om kwart voor negen vertrokken in het dorpje Fisterra en om half vier terug in herberg 'Acuario' in Santiago.
Gisterenavond kon ik nog een mooie wandeling maken door het vissersdorp. Ik kon zelfs 'binnendringen' in de scheepswerf voor vissersboten. De uitbaatster van de herberg raadde me een restaurantje aan waar ik inktvis, gegrilde vis en nog een andere 'zeevrucht' die ik absoluut niet kende kon degusteren. Allemaal heel lekker. Ik had niet alles zelf besteld maar mijn Australische tafelgenote kreeg haar maaltijd niet op dus moest ik me weer eens opofferen. Met plezier!
Ik heb ook mijn tweede pelgrimsdiploma afgehaald in de gemeentelijke albergue. Ze noemen het een 'Finistrella'. Even twijfelde men of ik het wel verdiende omdat ik geen stempels had verzameld tussen Santiago en Fisterra. Ze dachten dat ik met de bus was gekomen. Toen ik zei dat ik 'biker' was, was het in orde.
Op de terugtocht naar Santiago volgde ik bijna dezelfde weg als gisteren en ik kwam uit op 98 km, iets korter dus. Maar het was weer verschrikkelijk lastig, vooral de tien klimkilometers om vanaf Noia vanaf zeeniveau weg te klimmen. Het was weer bijna de hele tijd met de k-way te doen. Enkel de laatste 20 km was het warm en droog genoeg om de regenjas uit te doen.
Inmiddels ben ik weer veilig geïnstalleerd in dezelfde herberg in Santiago. Na de douche heb ik de fiets klaargemaakt om met UPS te verzenden naar Irun: tassen afgenomen, fiets en tassen schoongemaakt, een paar dingen aangepast om schade tijdens het transport te voorkomen en een fietstas opgevuld met materiaal dat meegaat in de fietsdoos.
Morgen wordt het dus een heel rustige dag. Als de fiets is binnengebracht bij de transportfirma wil ik nog een hotelkamer reserveren in Irun want ik zal daar dinsdagavond pas om 21u. aankomen, na 11 uur sporen.
Je suis de retour de Fisterra. Il fait toujours mauvais aujourd'hui, avec beaucoup de brouillard sur les hauteurs. Mais j'ai reçu mon deuxième diplòme, le 'Finistrella' parce que j'ai fait la 'Camino Finisterre'. Je suis extrêmement fatigué. J'ai préparé le vélo pour le transport.
Om 8u.35 vertrek ik na een zeer uitgebreid ontbijt in gezelschap van een groepje Fransen uit Perigueux die hun camino hebben beëindigd en dus naar huis moeten sporen. Het afscheid is emotioneel en duurt een tijdje.
Pelgrims keren op allerlei manieren terug: per trein, per bus, met het vliegtuig, per auto, ... of een combinatie van meerdere transportsystemen.
Ik rijd richting Moia en slaag erin veilig Santiago te verlaten. Het is een verschrikkelijk gevaarlijke stad voor fietsers en zeer fietsonvriendelijk. Maar het is zaterdagochtend en dus is er heel weinig verkeer.
De rit is verschrikkelijk zwaar door de vele hellingen. Dan begint het ook nog te regenen. Ik vlucht in een openstaande autogarage en de eigenaar komt direct vragen of ik een handdoek wil om me af te drogen. Hij trakteert met pruimen uit eigen tuin. Hij wil weten hoeveel kilometer ik al heb gereden sinds Belgica en omdat hij geen Engels kan, laat ik hem kijken op de cyclocomputer: bijna 2700.
Ik ga verder richting Cee en daarna Fisterra. Het reliëf blijft erg veeleisend. Ik neem een tweede pauze als het verkeer stilgelegd wordt voor een wielerwedstrijd.
Even voor 15u. kom ik aan in het dorpje Fisterra, aan de kust. Het doet vreemd om al die krijsende meeuwen te horen. Ik ga dadelijk binnen in een herberg (Cabo da Vila) waar ik overnachting en ontbijt krijg voor 12 euro. Ik betaal maar beslis om eerst naar de kaap te rijden alvorens me te installeren in de herberg.
De vuurtoren staat op het uiterste punt, 3,5 km verder en 150 m hoger. Ik klim erheen in de mist. Jammer van het weer want het moet spectaculair zijn bij heldere lucht.
Hier sta ik dan, op het verste punt van mijn tocht, op het punt waarvan de Romeinen en de middeleeuwers dachten dat het het einde van de wereld was. Geen zeeman durfde zich verder westwaarts wagen. Vandaar de naam 'Cabo Fisterra' of Finisterra.
Ik ontmoet een groepje Fransen en vraag of het pad verder loopt voorbij de vuurtoren. Maar daar kom je op de rotsen terecht, in de zone waar de pelgrims symbolisch een schoen in brand steken na de pelgrimstocht. Oké, zeg ik, dan steek ik daar mijn fiets in brand. Ze lachen.
Er hangt een indringende brandgeur en hier en daar smeulen inderdaad vuurtjes. Ik neem een paar foto´s van de rotsen en de zee die lichtjes zichtbaar is in de nevel.
Op de terugweg help ik een paar Noorse dames om een fotosessie te maken bij het bronzen Jacobsbeeld dat tegen de wind in leunt. En begroet ik de studente uit Oekraïne terug van wie ik vanochtend nog afscheid nam in de herberg in Santiago.
Ik ben heel blij dat ik hier ben geraakt. Nu snel naar de herberg want ik ben doorweekt van de regen en het zweet.
Er is Wifi maar voor een computer moet ik naar het plaatselijk café. Een euro per 30 min. internet. Dus haast ik me.
Morgen probeer ik de 105 km terug te rijden naar de herberg in Santiago waar ik een soort kluis heb gehuurd om de spullen in achter te laten die ik hier niet nodig heb.
Nu nog zoeken waar ik mijn tweede compostelaat kan afhalen en een restaurantje zoeken. Dan zit de dag erop. Oef.
Bien arrivé à finisterre mais la journée était très dur à cause du relief et la pluie.
Demain, je retourne á Santiago. Je suis très fatigué. Le retour en train jusqu´`a Irun fera du bien.
Ik slaap lang, tot half negen. Vannacht was er veel kabaal toen een Zuid-Afrikaan zich in zeer plastisch 'Engels' boos maakte op andere pelgrims die na middernacht in en uit liepen zonder de nachtrust van de anderen te respecteren.
Eerst eet ik als ontbijt op wat ik nog vind in een van de fietstassen: een soort 'powerbars'.
Dan ga ik boodschappen doen om voor morgen een beter ontbijt en proviand voor onderweg te hebben.
Dan ga ik op zoek naar een bakkerij om een middagmaal te kopen. Onderweg kom ik een piepkleine kapperszaak tegen en loop er binnen om mijn baard te laten 'trimmen' zeg maar. De bejaarde kapster kan geen woord Engels of Frans maar doet perfect haar werk. Voor 5 euro.
Vervolgens gaat het richting postkantoor om de rest van de postkaarten te kunnen posten. Het is er zo druk dat je een ticket moet trekken en je nummer moet afwachten.
Ik ga mijn croissants en andere zoetigheden zitten opeten op een terrasje bij een Amerikaanse koffie. Dan ga ik weer kijken en genieten van de toestroom van pelgrims te voet of per fiets. Ik heb er nog geen zien aankomen met een ezel of te paard. Nochtans heb ik er meerdere gezien onderweg.
Ik merk aan de fietsen of het Hollanders zijn en spreek ze dan aan. Weer een koppel dat ontgoocheld is omdat hun fietsen niet mee mogen op de trein. Ik probeer ze raad te geven want gisteren heb ik een groot deel van de dag geïnvesteerd in het verzamelen van informatie over fietstransport.
Even later loop ik de fietser uit de 'Oise' tegen het lijf die ik enkele dagen geleden ontmoette op de brug in Hospital de Orbigo. Ik heb veel aan hem gedacht toen ik zelf zat af te zien op de hellingen. Hij is er toch geraakt. Eenenzestig jaar oud, vertrokken in Mont-Saint-Michel, helemaal alleen. Hij zegt dat hij aan het eind van zijn krachten is en nog nauwelijks naar het vliegveld zal kunnen fietsen. Ik zeg hem dat ik het ook heel moeilijk heb gehad na mijn aankomst.
Dan ga ik naar het station om er een ticket naar Irun/Hendaye te kopen, voor volgende dinsdag. Omdat het een ticket 'anticipada' is (op voorhand gekocht) krijg ik een mooie korting: 31 euro in plaats van 48. Mooi meegenomen.
De fiets breng ik maandag naar UPS. Ik kan hem dan woensdagmorgen in Irun afhalen, aan de Spaans-Franse grens aan Spaanse kant. Zo heb ik het beslist.
Graag zou ik dan weer de terugtocht per fiets op Franse bodem aanvatten, via Mont de Marsan, richting Peyrusse-le-Roc.
Het is een half uur stappen naar de herberg 'Acuario' waar ik net aankom voor het begint te regenen.
Ik eet wat in gezelschap van een Oekraïnse studente die me kersen aanbiedt. We praten wat over de toestand in haar land.
Nu ga ik wat rusten. Vanavond ga ik weer eten in hotel 'San Lazaro' hier amper 100 meter hoger.
Bedankt iedereen voor de felicitaties en aanmoedigingen. Ik heb ze af en toe heel erg nodig gehad.
J'ai acheté un ticket de train Santiago - Hendaye pour mardi prochain. J'espère pouvoir refaire du vélo sur le sol français à partir de mercredi prochain, direction Peyrusse-le-Roc. Si tout va bien.
Eerst ben ik naar het station getrokken (te voet) om te onderzoeken wat de treinrit naar de Spaans-Franse grens kost. Maar men wil geen fietsen meenemen op de trein. Dus heb ik dan maar alle fietstransportmogelijkheden onderzocht. Er is een Nederlandse firma maar die transporteren enkel naar de Benelux. Dan is er iemand die samenwerkt met DHL. Maar die lijkt me nogal slordig. Tenslotte is er UPS. Die zijn iets duurder (40 euro) maar ze lijken mij de fiets het best te verpakken. Je bent natuurlijk nooit zeker. Maar meer dan overal ter plaatse gaan kijken en informeren kan ik niet doen.
Een ticket naar Irun of Hendaye aan de grens met Frankrijk kost 48 euro. De treinrit duurt 10 uur.
Ik ben er nog niet uit.
Verder heb ik de pelgrimsmis om 12u. bijgewoond. Er was heel veel volk. De hele kathedraal zat barstensvol. Zelfs tot in de biechtstoelen zaten er pelgrims. En de ceremonie met de botafumeiro (het reusachtige wierookvat) is zeer indrukwekkend. Het wierookvat is meer dan een meter hoog en een ploeg van 5 sterke mannen laat het slingeren aan een touw van minstens 30 meter lang, zo hoog tot het net niet het gewelf van de kathedraal raakt. Zo raakt het hele schip van de kerk met de wierookgeur gevuld. Onvoorstelbaar. Ze doen het op het einde van de H. Mis en dan klinkt er luid applaus. Ik moest wel even bekomen van de emotie nadien.
Verder heb ik het museum van de kathedraal bezocht. Die bevat een enorme collectie kunstvoorwerpen van tien eeuwen ver: beeldhouwwerk, houtsnijwerk, wandtapijten, schilderijen, zilverwerk, ...
Daarmee was de dag gevuld. Natuurlijk waren er de vele blije ontmoetingen met de mensen die ik onderweg had ontmoet en nu terugzag. Het meest blijft me het jonge koppel bij uit Venezuela. De jongedame was vorige week eerder gereserveerd en vloog me nu letterlijk in de armen. En ik ben al meer dan 2 weken niet meer geschoren.
J'ai visité les monuments à Santiago et je me suis renseigné sur les moyens de transport jusqu'à la frontière franco-espagnolle. Mais je ne sais pas encore ce que je vais faire. Sinon tout va bien.
Om 8u.30 vertrek ik voor wat het laatste ritje tot in Santiago moet worden. Ik heb goed geslapen, omringd door heel beleefde en discrete jongeren uit de Verenigde Staten die in het kader van hun universitaire opleiding een culturele reis ondernemen: naar Ethiopië, Zuid-Afrika, Australië of de camino in Spanje. Ze luisteren ook met belangstelling naar mijn verhaal. Ik volg de hoofdweg tot in Santiago: nog 40 km. Er staan heel veel wegwijzers. Het landschap wordt bezoedeld door lelijke eucalyptusplantages en af en toe steekt een zware vrachtwagen met stammen van zulke bomen me voorbij. Ik zie maar een paar fietsers en veel stappers die aan hun voorlaatste of laatste etappe bezig zijn. Een Duitse pelgrim stapt met de fiets aan de hand op de laatste helling. Ik vraag of hij technische problemen heeft maar dat is het niet. Gewoon te moe. Eerst moet ik enkele kilometers door een verschrikkelijk drukke en lelijke stadsrand. Het is heel goed uitkijken om het historische hart van de pelgrimsstad te bereiken. Uiteindelijk zie ik de torens van de kathedraal en als ik wil afdalen naar het grote plein, kom ik voor een grote trap te staan. Een beleefde Spanjaard wijst me de weg. Het is 11u.15. Het is niet echt druk op het plein. Natuurlijk zijn er de pas aangekomen pelgrims die met de fotosessies bezig zijn. Ik spreek een Rus aan die me fotografeert voor de kathedraal. Hij komt uit Léon gestapt en is geen christen. Mensen van allerlei culturen en godsdiensten stappen de camino. Ik raak in gesprek met Ieren die in Porto zijn beginnen te fietsen. Er lopen mannen rond in maatpak die verveeld zitten met demonstranten die voor een of andere zaak de aandacht proberen te trekken. Een Spaanse televisieploeg is erbij. Ik ga rustig wat zitten eten en drinken op de rand van het plein, genietend van de zon. En van het schouwspel van aankomende pelgrims. Dan trek ik naar het bureau waar ik mijn compostelaat in ontvangst neem. Dat is een soort diploma dat wordt uitgereikt aan pelgrims die minstens 100 km hebben gestapt of 200 km gefietst. Het stempelboekje dient als bewijs. Ik kom in aanmerking want ik heb 2570 km afgelegd. Ik word heel moe en ben heel voldaan want de hele onderneming is heel vlot verlopen, zonder de minste technische, fysieke of mentale moeilijkheden. Ik zal even tijd nodig hebben om alles te verwerken en enkele zaken op een rijtje te zetten. Ik trek naar het toerismebureau en vraag er een stadsplan en een lijst van herbergen. Alles wordt heel goed uitgelegd. Ik beslis om een herberg te zoeken buiten de drukte. Daar ben ik nu, na een uurtje rust en een verkwikkende douche. Straks trek ik de stad in. Misschien bezoek ik vandaag nog de kathedraal. En kan ik er werk maken van de vele intenties die me zijn meegegeven vanwege familie, vrienden of collega´s van school.
Vorige nacht was het niet zo rustig als ik me had voorgesteld. Twee jongemannen in de bedden naast me zaten voortdurend te rommelen, te hoesten en te snuiven alsof ze druggebruikers waren. Bovendien had er een een lamp op zijn hoofd en dat werkte op de zenuwen van nogal wat pelgrims. Je merkt dat we Compostela naderen en dat het publiek niet hetzelfde is als enkele honderden kilometers terug. Om 8u. ga ik mijn zelf gekocht ontbijt opeten in een bar. Ik hoef er enkel een 'american coffee' te bestellen. Om half negen gaat het richting Sarria en vervolgens Portomarin. Daar steek ik een stuwmeer over, wat mooie vergezichten oplevert. Ik steek er een stel jonge Nederlanders voorbij. Ze zien dat ik hetzelfde boekje gebruik als zij en weten dus dat ik Nederlandstalig ben. Ik stop om te eten en dat doen ze ook. Zij zijn in Nederland vertrokken en hebben 2300 km afgelegd. Ik heb er 2470 omdat ik in Frankrijk een grote omweg door het Centraal Massief heb gemaakt. Tussen Gonzar en Palas de Rei volgen de stappers en de fietsers hetzelfde pad, op asfalt. Nu pas heb ik de indruk dat ik op een autostrade van pelgrims zit. Er zijn overal cafés om het de pelgrims naar hun zin te maken. Af en toe moet ik bellen om mijn komst te melden aan de stappers. Ik ben niet zo handig in het kaartlezen en vergis me van weg. Dus haal ik de Nederlanders nog een keer in. Zij zitten door hun voedselvoorraad heen en zoeken een winkel. Ik rijd in één ruk door naar Melide waar ik picknick in een parkje, in de schaduw. Het begint serieus warm te worden dus moet ik smeren. Ik geniet ervan de pelgrims te zien voorbij komen: sommigen heel vastberaden, anderen duidelijk aan het eind van hun latijn. Van de vele fietsers waarvan men sprak geen spoor. Die blijven een kleine minderheid. In Boente herken ik een Spaanse fietser die net afstapt. We gaan er samen de kerk binnen voor een stempel in onze 'Credential'. De man heeft technische problemen: de geveerde zadelpen van de fiets is stuk gegaan en daardoor staat zijn zadel helemaal los. Ik kan hem echt niet helpen. "C' est la vie", zegt hij. Maar daar geloof ik niet in. Het blijft een heel zwaar terrein tot in Arzúa, waar ik aankom na 93 km. Voortdurend de enige nijdige helling na de andere. Als ik de stad binnen rijd, zie ik een jongedame op het terras van de 'Albergue touristico Santiago Apostol' zitten. Ik vraag of het er duur is. Tien euro. Het is beslist, ik blijf hier overnachten. Het is een soort modern hotel met restaurant en zelfs een lift. Ik slaap op de derde verdieping op een slaapzaal in bed 10. Ik wordt omringd door jongeren uit de U.S.A. die op studiereis zijn. Ze moeten een deel van de camino lopen, van Léon tot Santiago. Voor de rest zijn ze heel braaf bezig met hun computerspelletjes. Straks ga ik het stadje verkennen. En op tijd naar bed. Het is nog slechts 45 km naar Santiago de Compostela. Ik hoop er morgen aan te komen. Eigenlijk kan ik nergens van klagen: de moraal is goed en de benen willen nog steeds goed mee.
Il fait très chaud ici, à Arzúa. Je ne suis plus qu´à 45 km de Compostelle. Beaucoup de pélerins souffrent de la chaleur, surtout les jeunes américains qui sont là en masse. Je suis maintenant vraiment sur l'autoroute des pèlerins. Le moral est excellent et les jambes s'améliorent toujours. J'espère arriver demain.
Italiaanse fietsers hebben het tot laat heel erg bont gemaakt. Bovendien snurkte mijn Duitse onderbuur heel luid. Het is dus een onrustige nacht geweest. Om 6u.30 schrik ik van de wekker. Als ontbijt heb ik enkel wat koekjes en zelf bereide oploskoffie. Voor ik vertrek, depanneer ik een jonge Italiaan met het afstellen van de remblokken van zijn mountainbike. In Villafranca del Bierzo koop ik wat eten en drinken in een 'supermarket' voor ik aan de lange beklimming naar Cebreiro begin. De oude, rustige nationale weg waarop ik rijd blijft de pas aangelegde autosnelweg volgen. In Pedrafita do Cebreiro (op 1099 m hoogte) laat ik me fotograferen door een paar dagjestoeristen die ook met de fiets op weg zijn. Dan volgt het steilste deel naar het dorp Cebreiro zelf (9 à 10 %),tot op 1300 m hoogte. Op deze bergkam ben ik op de grens tussen 2 landstreken: Castilla y Léon en Galicië. In Galicië vestigden zich voor onze tijdrekening Kelten. In Cebreiro wordt wordt die cultuur levend gehouden. Dat merk je aan de huizenbouw (o.a. rieten daken) en aan de Keltische muziek. Het kerkje is preromaans (10de eeuw) en toegewijd aan Santa Maria la Réal. Een Italiaan legt me de legende uit die eraan verbonden is. Ik klim verder naar 'Punto el Peyo' (1337 m) en fotografeer onderweg een prachtig levensgroot bronzen pelgrimsbeeld dat de elementen trotseert. Daarmee is de laatste grote hindernis op de weg naar Santiago overwonnen. Er begint een afdaling van 15 km naar Triacastela. Het wegdek is deze keer breed en goed zodat ik ontspannen naar beneden kan rijden. Ik haal het vooropgestelde doel van de dag om 15u., na 91 km: Samos. Daar is er pelgrimsopvang in de vochtige, frisse kelder van de benedictijnerabdij. Samos is een rustig dorp met een indrukwekkend grote abdij met een rijke geschiedenis. In de plaatselijke winkel kan ik proviand voor morgen kopen. Er rest me zelfs tijd om de preromaanse 'Kapel van de cypres' te gaan zoeken. Het avondmaal in het restaurantje tegenover de abdij is behoorlijk. We zitten er met een twintigtal pelgrims, o.a. een Amerikaanse leraar met z'n leerlingen op studiereis.
Ik ontdek een leeg tekstkader niettegenstaande ik het verslag dat Marnix mij per telefoon doorgaf zoveel mogelijk heb proberen neer te schrijven. Opnieuw dus : Marnix was dus aangekomen in de Benedictijner abdij van Samos, een klein dorp met een immense abdij. Als pelgrim konden ze in de "voutekelder" slapen. Hier geen voetgangers, de "camino" loopt ietsje zuidelijker. Marnix was in zijn nopjes, alles was er tot dan toe zeer rustig. Hij had een uitvoerige maaltijd tussen de kiezen. Hij was begonnen met een biertje als aperitief. Als voorgerechtje kreeg hij een pastasalade met verse kaas. Als hoofdgerecht, een kalfslapje met groenten en frietjes en om af te sluiten een dessertje die hij kon kiezen. Alles werd nog eens doorgespoeld met een fles wijn en dit alles voor 10. Hij genoot van de rust in het zonnetje na een fietsdag van 91 km met o.a. een klim van ruim 20 km. Hij moest de O Cebreirepas over. Hij is nu in Galicië. Het is er veel groener met kastanjebomen i.p.v. wijngaarden. Hij vergelijkt de vegetatie met deze te Peyrusse (Aveyron-France). Het klimaat is er koeler en vochtiger. Alhoewel hij dit vandaag niet ondervonden heeft. Eindelijk zon!! Hij wenst me goedenacht en zegt dat deze verblijfplaats klein en vooral rustig is. Ondertussen zijn we een dag verder en weet ik dat de nachtrust danig verstoord is geworden door snuivende, met zilverpapier ( maar dan niet met een reep chocolade) prutsende kliek jonge "pelgrims". Met hoofdlampen op en in een staat van diepe "roes" hebben ze de rest van de pelgrims met Marnix in de dichtste nabijheid hun nachtrust onderuit gehaald. Maar Marnix is in goeie doen. Het parcours is zwaar maar de collega fietsers hebben hem de bijnaam gegeven : "Speedy Gonzalez". Ik hoop dat het niet door de ingeademde lucht van zijn kamergenoten is dat hij de naam Speedy kreeg! Op naar Santiago!!!
Marnix is momenteel in Ponferrada. Een rit van 79 km, met een berg van om en bij de 1500m, onder een stralende ZON. Vandaag is hij ook bij het Cruz de ferro gestopt. Een metalen kruis waar pelgrims een steentje achter laten of zelfs een paar krukken. Marnix laat hem fotogaferen bij dit kruis door een jonge gast. De voertaal is meestal engels op het Spaanse pad naar Santiago. Een beetje later komt de vader van deze jonge gast ook aan en begint in het vlaams een klapke tegen zijn zoon te doen. Beiden zijn begin april vertrokken te Zoersel. Aangekomen in de "albergué" komt een Venezolaanse Marnix tegemoet. Ze zaten al eerder samen in een pelgrimsverblijf in St-Jean Pied Port. Het verblijf in Ponferrada telt 144 bedden maar de sfeer is goed en toch niet te druk. Een Nederlander uit New Mexico schrijft de Pelgrims in. Er speelt iemand gitaar. Marnix is duidelijk ontspannen wanneer ik hem aan de telefoon heb. Op een bordje in het gazon staat: "Santiago 202.50km". Marnix klinkt niet gehaast om in Santiago aan te komen. De 202.50km zal hij over een 3-tal ritten spreiden. Er wacht hem nog een berg en ik dacht dat hij iets zei van een 2185m, maar ik weet niet of hij helemaal tot over deze piek moet. Marnix ofwel ik houden jullie op de hoogte. De vele reacties via mail of via deze blog doen ons beiden deugd. In zijn verblijfplaats staan wel een heleboel pc's maar geen enkele blijkt nog te werken maar toch is het ons al redelijk gelukt om ook elkaar op de hoogte te houden.
Marnix se trouve à Ponferrada, il a passé le Cruz de ferro. Un croix très connue sur le chemin de Saint-Jacques. Encore 202.50km. Marnix à l'intention de le faire en 3 jours. Il n'y a pas des ordinnateurs disponnible dans l'auberge ou il se trouve. Les messages passent par théléphone. Il y avait le bonne humeur, Je pense que le soleil des derniers jours lui à fait du bien.
Ik ontbijt er heel uitgebreid bij het jonge stel dat heel enthousiast de herberg van Villares runt. Ik heb betaald voor 'the big breakfast' maar als ik zie dat het een Engels ontbijt is met spek en eieren vraag ik of ik het bij wat meer brood met konfituur mag houden. Ik neem afscheid van Nederlandse en Australische collega's en verlaat Villares de Orbigo. Ik rijd terug naar Hospital de Orbigo om er de fenomenale brug over de Rio Orbigo te bewonderen. Ze telt 12 onregelmatige bogen en is helemaal gerestaureerd. Dit lijkt me het viaduct van Millau uit de oudheid. Op de brug ontmoet ik een 61-jarige collega fietspelgrim die begin mei is vertrokken op de Mont-Saint-Michel. Hij ziet er goed uit en zegt:"Finalement, l'organisme s'adapte à cet effort continu". Dan fiets ik naar Astorga en houd er halt bij de kathedraal Sancta Maria. Ze is in verschillende stijlen opgetrokken, waaronder de barok. Ook van binnen is ze overdadig versierd. Het bisschoppelijk paleis er net naast is een schepping van de wereldberoemde architect Antoni Gaudi. Het herbergt een museum met allerlei kunstvoorwerpen over de 'camino': pelgrimsmedailles, jacobsbeelden, ... Vervolgens vat ik de klim aan naar het 'Cruz de Ferro' op 1 500 m hoogte. De tocht voert door meerdere dorpen. Het landschap wordt schraler maar blijft prachtig met purperen heide, witte en gele brem en andere veelkleurige bloemen. Na 50 km ben ik bij het ijzeren kruis. Ik vraag aan een jongeman of hij mij wil fotograferen en even later blijkt dat het een Limburger is die met zijn vader de camino loopt. Bij het 'Cruz de Ferro' legt zowat elke pelgrim een symbolisch beladen steen neer die van thuis is meegebracht. Er liggen foto's, beeldjes, kettingen, krukken, ... De 15 km lange afdaling tot in Molinaseca kan je maar beter rustig aan doen want ze is gevaarlijk. Dan gaat het weer op en af tot in Ponferrada. Na wat vruchteloos telefoneren naar verschillende herbergen vraag ik aan voorbijgangers waar de plaatselijke herberg is, tot iemand me op het juiste spoor zet. Het is een grote herberg in een voormalige abdij, met 144 bedden. In het bed onder mij slaapt een 77-jarige Duitser die aan zijn laatste tocht bezig is. Van Astorga tot in Santiago. Hij heeft in het verleden steeds met vrienden of zijn vrouw samen gelopen maar z'n echtgenote is vorig jaar gestorven. Nu wil hij nog één tocht lopen, alleen.
Voor 5 euro kan ik goed ontbijten in de 'albergue' van San Nicolas del Réal Camino. Maar in Spanje moet je ontbijten aan de 'toog' op een barkruk. En het enige wat ik lust zijn de supergrote croissants. En elke croissant wordt opgediend op een apart bord, met mes en vork erbij. Zo kwam ik vanmorgen aan zeven borden na het ontbijt, de koffiebordjes meegerekend. Het is erg fris maar zonnig als ik mijn fiets uit de landbouwersloods haal. Terwijl ik inlaad, raak ik in gesprek met een West-Vlaamse priester en een schooldirecteur uit het Brugse die ander werk zoekt omdat hij zijn job te stresserend vindt. Ik kan hem begrijpen. Ik fiets via Sahagun naar Mansilla de las Mulas. In Sahagun staat de San Tirsokerk in de steigers. In de stijl van veel gebouwen merk je een Moorse invloed. De Moren zijn lange tijd de baas geweest in Spanje. In de achtste eeuw is hun opmars in West-Europa tot staan gebracht halverwege Frankrijk (in Poitiers) door Karel Martel. Herhaling van de geschiedenisles van het middelbaar. Het is tamelijk vlak en de hele rit rijd ik op hoogten tussen 750 en 900 m boven zeeniveau. Op deze grote hoogte worden in Spanje wijndruiven verbouwd. Maar charmante wijnbouwbedrijven zie je hier niet, alleen bodegas die eruit zien als fabrieken of ingegraven zijn in de grond of met aarde bedekt zijn om de hitte buiten te houden. Heel anders dan in Frankrijk. Met een licht windvoordeel rijd ik onderlangs Léon door. Ik heb geen zin om in het drukke stadsverkeer verzeild te raken, al is de kathedraal van Léon nog zo mooi. Ik kom door een desolaat landschap waar de dorpen er onverzorgd en als spookdorpen uitzien. Voorbij Villar de Mazarife moet ik enkele kilometers op het grindpad van de 'Camino Francès', het pad voor de stappers. Daar houd ik niet van. Ik wil een onderkomen voor de nacht zoeken in Hospital de Orbigo maar daar is het door een groot middeleeuws feest verschrikkelijk druk. Iedereen loopt er als middeleeuwer verkleed en er zijn duizenden toeristen. De herbergen zijn overvol en de uitbaters zijn niet geneigd om me aan een slaapplek te helpen. Ze sturen me zelfs de verkeerde kant op. Ik haal een lijst met herbergen boven en begin zelf te bellen. Naar een dorp net buiten de route, Villares de Orbigo. In het Engels maak ik duidelijk dat ik een Belgische fietser-pelgrim ben die onderdak zoekt voor de nacht. Dadelijk word ik gerustgesteld. "Don't worry", klinkt het. Het is maar 3 kilometer meer. Dan heb ik er 108 voor vandaag. Ik word heel warm onthaald, zoals ik het in Frankrijk gewoon was. Het zijn jonge mensen die een soort hoevetje met een gesloten binnenkoer heel verzorgd hebben omgebouwd tot herberg. We koken samen en eten samen. Er zijn vooral Australiërs en Amerikanen. De eigenaar vraagt hoeveel weg ik al heb afgelegd sinds mijn vertrek in België. Ik schat rond de 2300 km. "Dan is Santiago vlakbij voor jou", zegt hij. "Het is maar 280 km meer." Morgen zal ik wellicht eerst terugkeren naar Hospital de Orbigo want de pelgrimsbrug over de Rio Orbigo is zeer indrukwekkend.
J'ai roulé 108 km sous le soleil. Enfin, je peux recharcher les batteries. Il ne fait pas trop chaud car je suis toujours a des altitudes très élevées, entre 750 et 900 m. J'ai du quitter un peu le sentier classique pour trouver une auberge. Je suis entre Hospital de Orbigo et Astorga, a moins de 300 km de Compostelle. L'accueil ici est très chaleureux, comme en France. Tout va bien, le moral aussi. Et les bonnes jambes sont toujours la. Espérons que ça dure encore quelques jours.
Na het ontbijt in hotel 'Koning Arthur' (= Rey Artur) staat een Vlaming uit Zoersel me op te wachten bij mijn fiets die in de hal van het hotel staat. Hij heeft het vlagje van het Vlaams genootschap herkend. We praten zowat een kwartier en zo wordt me nog maar eens duidelijk hoe iedereen een heel eigen verhaal te vertellen heeft en dat de meeste van die verhalen heel boeiend klinken. Het betreft hier een man die op de 'Camino' al stappend interesse voor vogels is beginnen te krijgen. Nu is hij op terugtocht van het vogelspotten in een streek in het Zuid-Westen van Spanje, waar hij samen met zijn echtgenote een huis heeft gekocht. Ik vertrek rond half negen in Villagonzalo, even voorbij Burgos. Via allerlei kleine dorpjes, waarvan ik de naam niet kan uitspreken, kom ik in Castrojeriz terecht, waar de prachtige romaans-gotische abdijkerk Santa Maria del Manzano te bewonderen is. Maar die is op slot. Ik doe er ook inkopen en picknick naast de kerk in de zon. Het is wel erg fris. Dan gaat het via tamelijk vlakke, rechte wegen naar Fromista. Onderweg houd ik halt bij de prachtige pelgrimsbrug over de Rio Pisuerga die 9 bogen telt. In Fromista zie ik het mooiste romaanse kerkje dat ik ooit heb gezien: de San Martin kerk. Onvoorstelbaar zuiver van stijl. Het bezoek aan de binnenkant kost me een euro op vertoon van de pelgrimspas. Ik kom er de Italiaan tegen die me al enkele dagen op de hielen zit. Hij vraagt me in gebrekkig Engels waarom ik niet meer kilometers rijd per dag. Ik antwoord dat ik de mooie dingen op de Camino wil bezoeken en dat daar tijd voor nodig is. Ik kijk nooit in mijn boek, zegt hij. Blijf maar ver voor me uit rijden en bezorg me op tijd en stond de nodige informatie, stelt hij voor. Vervolgens gaat het naar Carrion de los Condes. Daar is de eerste 'albergue' die ik aandoe volzet en ik beslis om nog wat door te rijden. Ik voel me sterk. Ik rijd verkeerd maar een man van de streek zet zijn auto aan de kant en komt me de weg tonen. Het gaat gedurende een kilometer of vijftien over de echte camino (in steenslag) maar het is droog en het pad loopt beter dan sommige asfaltwegen. Als ik aankom in Calzadilla de la Cuenza, is ook daar alles volzet in de herberg. Ik vraag of ze een ander adres voor me hebben. En ze beginnen te bellen. Eerst naar Ledigos: volzet. Dan naar Terradillos: completo. Naar Moratinos: volgeboekt. Uiteindelijk vinden ze nog een bed vrij in San Nicolas del Real Camino, 15 km verder. Ben je het zeker, vraag ik. Dat dorp staat niet op mijn kaart. Een andere pelgrim neemt zijn internettelefoon en toont me de weg via Google maps. Ik voel me gerustgesteld. Ik tank bij en begin aan de laatste vijftien km. Om half zes kom ik aan in de herberg waar men een bed voor mij heeft vrijgehouden. Als naam hebben ze 'Maria - Belgica' genoteerd. Ik zit hier bij een landbouwer die ook een verzorgde albergue uitbaat. Gelukkig kan ik hier ook eten vanavond. Er zitten hier vooral Aziaten, Australiërs en Amerikanen. Ik hoop dat ik goed kan slapen want ik heb 131 km in de benen
Om 6u.30 ben ik al op. Ik hark al mijn spullen in de blauwe nylonzak en ben om 7u.30 al in de bar voor het ontbijt. Het kost me 7,50 maar is royaal. Ik zit bij 2 Hollandse fietsers. Eén ervan maakt zich boos op de bedienster omdat ze melk in zijn koffie heeft gedaan. Dat zijn geen pelgrimsmanieren. Ik volg de route die beschreven staat in het boekje, van Leiva naar Belorado. Het gaat erg traag en dat stemt me moedeloos. In Belorado tref ik de 2 Italianen aan met wie ik de kamer deelde. Die hebben de kortere hoofdweg genomen en zijn ook nog maar hier. Dus hoef ik me eigenlijk geen zorgen te maken. De klim naar Puerto de la Pedraja (1 162 m) verloopt vlot. Ik haal een Nederlands koppel, een Italiaan en een Koreaan bij. Dan gaat het in dalende lijn heel snel naar Burgos. Om kwart na één sta ik er al bij de kathedraal. Ik haal er een stempel voor in mijn 'credential', dat is hier zelfbediening! De kathedraal bezoek ik niet omdat het betalend is en ik mijn fiets niet wil achterlaten op deze drukke plek. Een stel Nederlandse mobielhometoeristen wil alles weten over mijn tocht. Ik toon ze mijn stempelboekje. Wel toer ik uitgebreid rond in de buurt van de kathedraal. Zo profiteer ik van de zon om op te drogen. Ik beslis om nog even verder te rijden en het is niet gemakkelijk om de stad in de juiste richting te verlaten want mijn stadsplan is achterhaald. Gelukkig helpen de voorbijgangers me vriendelijk vooruit. Zo klim ik uit het dal van de Rio Arlanzõn en merk een hotel op even voorbij de brug van de autosnelweg (hotel del 'Rey Arturo'). Ik krijg er een kamer tegen pelgrimstarief: 45 euro, ontbijt inbegrepen. De rit was 83 km lang.
Marnix geraakt niet aan een pc, wij hebben hem wel per telefoon kunnen bereiken. Hij zat bij de haard in een abdij met nog enkele andere pelgrims van diverse nationaliteit. De abdij is nu bevolkt door kloosterzusters. Het was vandaag een huzarenstuk om in La Grogno weg te geraken. Samen met een Nederlands koppel heeft hij gedurende 8 km over het trottoir gereden. Anders was er enkel een verbinding via een autosnelweg. Tussen sommige steden is er niets anders dan een snelweg met in de buurt de Camino. Soms kan hij niet anders dan dit voetpad nemen. Veel fietsende pelgrims hebben daardoor al heelwat averij opgelopen aan hun materiaal. Door het slechte weer is het op sommige plaatsen zo modderig dat het versnellingsapparaat klem komt te zitten. Tegen de wind in en in een striemende regen en bij een 5-tal graden, zet Marnix zijn weg verder. Een weg tussen de wijngaarden van de rioja. De prille blaadjes aan de wijnstokken zijn geel verkleurd wegens te nat en te koud. Morgen gaat het richting Burgos. Vandaag heeft hij de kathedraal bezocht van Santo Domingo dela Calzada. Er zitten levende kippen in deze kerk. Er is een legende aan verbonden maar ik zie het niet zitten om deze uit te doeken te doen. Je kan er ook het museum met zijn kerkelijke kunstschatten bewonderen. Marnix heeft de toren, die naast de kathedraal staat, met zijn meer dan 130 trappen beklommen om zo een uitzicht te krijgen op de omgeving. Blijkbaar had hij nog genoeg kracht in zijn benen? Ik denk dat ik nu toch ook eens ga vragen om een kaarsje aan te steken, gewoon maar eentje om een beetje beter weer te vragen, van hier tot ginder. Groetjes aan ieder die deze blog volgen, Lieve
Il pleut, il pleut encore avec le vent en face. Il a traversé les vignobles de rioja. Il se trouve à Santo Domingo dela Calzada. Demain, il part pour Burgos. Amicalement, Lieve
In Los Arcos, bij de Vlaamse hospitalero's, was ik een beetje een geprivilegieerde pelgrim. Ik ga ontbijten in hotel 'Monaco' voor 3,60 euro. Nog snel terug naar de herberg want ik heb er mijn schoenovertrekken laten hangen aan de wasdraad. En in zo'n seizoen ... Even na achten ben ik al op weg richting Logroño. Het is ijskoud, wind op kop en af en toe een fikse bui. Het gaat heel traag en het reliëf valt niet mee. Ik ontmoet een stel Nederlanders. Ze zijn handiger met de reisgids en de kaart als ik en ik laat me begeleiden door Logroño. De kathedraal is er op slot en we zetten onze weg voort via het stapperspad. Dat is hier breed genoeg zodat de fietsers er niet in de weg rijden. In Navarrete kunnen we eindelijk weer op de gewone weg rijden. Ik ontmoet een Canadees die van Amsterdam naar Malaga wou fietsen. Maar omdat het weer in België en Nederland te slecht is, nam hij het vliegtuig in Zaventem, richting Malaga. Nu is hij aan dezelfde rit in omgekeerde zin bezig, van Malaga over Santiago naar de Pyreneeën en vervolgens via Bordeaux naar Nantes. Maar ook nu nog valt het weer erg tegen. Op de markt in Navarrete maak ik kennis met een stel Bruggelingen. Ze zijn op 2 mei vertrokken in Aartrijke en hebben al allerlei technische problemen gehad met de fietsen. In Frankrijk werden ze overal met plezier en zelfs gratis gedepanneerd. De Nederlanders willen de routebeschrijving van hun boekje volgen en ik wil op de hoofdweg blijven. Het is heel lastig en ik moet tegen een koude kopwind vechten tot boven de 700 m. Om kwart voor drie kom ik aan in Santo Domingo de la Calzada, na 80 km afzien. In de eerste herberg ben ik welkom, zelfs al ben ik fietser. Mijn natte kledij hang ik te drogen op het binnenplein van de cisterciënzerabdij. Een overnachting kost hier maar 5 euro. Ik neem de tijd om de stad te verkennen. Voor de kathedraal moet je betalen. Ik koop een combiticket voor kathedraal, museum en toren voor 4,-. Het museum staat vol religieuze kunstschatten waarvan vele van Vlaamse oorsprong: beeldhouwwerken, wandtapijten, zilverwerk, schilderijen, ... In deze kerk zitten ook levende kippen en een haan in een ren, hoog boven een preekstoel. De oorsprong van dit gebruik gaat terug tot een middeleeuwse pelgrimslegende. Het spreekt erg tot de verbeelding als je die witte kippen in een kerk aantreft. Dan beklim ik de losstaande barokke kerktoren: 134 treden. Boven heb je een mooi uitzicht over de stad en de omringende bergen. 's Avonds ga ik een pelgrimsmaaltijd eten in een klein restaurantje waar ik de Nederlanders terug tref die me deze ochtend door Logroño loodsten. Als ik mijn verslag van de dag schrijf in mijn schriftje, krijg ik het gezelschap van een jonge Italiaan die een beetje 'à l'improviste' aan zijn pelgrimstocht is begonnen. Hij prbeert het te doen met een minimaal budget maar is toch heel gul met de fles cider: mijn glas wordt meermaals bijgevuld.
Ik heb het plan opgevat om geen onderdak meer te zoeken in de grote Spaanse steden want het is er te druk in de herbergen en te onpersoonlijk. Daar heb ik mijn rit van vandaag op afgestemd. Om 5u.30 is er al gerommel in de slaapzaal. Ik ben ook al op om 6u. Het ontbijt kan ik gaan nemen in een soort café aan de overkant van de straat, voor 3 euro. Het is veel te beperkt om behoorlijk te kunnen fietsen. Om kwart voor acht zit ik al op de fiets, in de regen. Eerst goed uitkijken om veilig uit de stad te geraken in de drukke ochtendspits. Het lukt. Het landschap is prachtig. Ik volg de smalle vallei van de Argarivier. Er is landbouw, tuinbouw (olijven en ander fruit) en wijnbouw op de oevers en de hellingen. Na 38 km ben ik in Puente la Reine, een klein stadje waar een heel beroemde, prachtige 13de eeuwse pelgrimsbrug is over de Arga. Ik koop er brood, fruit, koekjes en frisdrank in een klein winkeltje. Er staat een bank net na de kassa. Daar ga ik zitten eten want hier is het tenminste droog en warm. Dan volg ik de N 1110 richting Estella. In Spanje zijn het bijna allemaal N-wegen. Die zijn vaak even rustig als de departementale wegen in Frankrijk. Ook in Estella is er een mooie pelgrimsbrug over de rivier. Ik kan daar eindelijk mijn k-way uittrekken. Het is veel en steil klimmen en dalen. Ik kom een paar keer de jonge Italiaan tegen van gisteren. We proberen te communiceren in het Engels. Eindelijk fiets ik niet meer alleen richting Compostela. Ik kom ook een Duitse dame, een paar Engelse vrouwen, twee Hollandse koppels en een stel Argentijnen tegen. Ik maak ook kennis met een Duitser van wie de fiets is volgebouwd met allerlei accessoires: vlaggen, een camera, een spiegel, ... Wat zou die wegen? De wegbeschrijving in mijn gids klopt weer niet en ik kom op het echte stapperspelgrimspad terecht. Dat ligt vaak gewoon naast de autoweg en is op heel veel plaatsen goed verhard met asfalt, klinkers, natuursteen of een soort gecompacteerd grind. Ik volg het een paar kilometer maar in het volgende dorp kan ik er weer af want het is niet echt ontspannen en veilig fietsen. En er zijn te veel stappers. Om kwart voor twee kom ik aan in Los Arcos, na 80 km afzien. Ik weet dat hier het hele seizoen(van halverwege april tot eind oktober) Vlaamse vrijwilligers van het 'Vlaams Genootschap van Santiago de Compostela' werken maar ik weet niet in welke herberg. Ik informeer bij een inwoner en die weet me te zeggen dat er 4 herbergen zijn in Los Arcos. Er zit dus niets anders op dan ze allemaal af te lopen en te informeren. Ik vind de Vlaamse pelgrimsvlag in de 'Albergue Communal' maar mag me nog niet inschrijven omdat ik een fietser ben. De voetgangers hebben voorrang tot 16u. Pas dan mag men fietsers inschrijven. Maar men stelt me gerust: er zal zeker plaats over zijn. Ik laat mijn fiets in de herberg en ga eten in het dorp. Als voorgerecht krijg ik spaghetti bolognaise. Om kwart voor vier mag ik me officieel inschrijven. Mijn kamergenoten zijn een jong Spaans koppel met een kindje van een jaar of twee. Ze rijden met de mountainbike op het echte pelgrimspad en de kleine zit achter op papa´s fiets, in een geveerd stoeltje. In de herberg is internet betalend. Dus trek ik naar de plaatselijke bibliotheek waar het gratis is. Men vertelt me dat de bibliotheek en cultureel centrum buiten proportie groot zijn voor zo'n klein dorp en dat ze zijn gefinancierd door een dame van ter plaatse die met een rijke Duitse industrieel is gehuwd. Nu nog wat inkopen doen in het dorp en daarna zal ik het heel rustig houden.
J'ai pu atteindre Los Arcos où je suis hébergé dans l'auberge communale où travaillent tout l'été des bénévoles flamand. L'accueil était beaucoup plus chaleureux que hier. Mais le temps est toujours très médiocre.
Ik moet werken met een qwerty-klavier, dus sorry als er fouten in de tekst staan. Bovendien hebben die Spaanse klavieren nog enkele andere toetsen zoals ¿. In Frans Baskenland (departement van 'Pyrenees atlantiques') had ik het gevoel dat ik al niet meer in Frankrijk was en nu ben ik dus echt in Spanje aanbeland. Er is al gerommel op de kamer om 6u., dus gedaan met slapen. Het ontbijt is voldoende om een eindje te kunnen fietsen. Om 7u.30 ben ik al aan een fiets van een Nederlandse collega aan het sleutelen. Het lukt, we krijgen het versnellingsapparaat in orde en hij kan weer schakelen zoals het hoort. Een Franse fietsenmaker had eraan gewerkt maar onvoldoende precies afgesteld. De klim van 21 km over de col de Roncevaux verloopt heel vlot. Een Roemeen en een Italiaan snellen mij in het begin voorbij maar als het echt steil wordt, moeten ze de duimen leggen. Het begint weer te regenen en als ik de 1000 m hoogte nader, beslaat mijn fietsbril. Dus houd ik een pauze om te eten en de bril weg te steken. Op de top (Puerto de Ibañeta: 1057 m) stop ik niet te lang want het is er erg koud. Na 1,5 km dalen kom ik aan in Roncesvalles en daar ga ik in de pelgrimsherberg, samen met een Italiaanse collega, een stempel vragen. Na 45 km zit ik in de gietende regen. Dus schuilen maar. Ik rijd nu met als gids een boek van de Nederlander Clemens Sweerman: Sint-Jacobsfietsroute deel 3. Van de Pyreneeën naar Santiago en terug. Bij het naderen van Pamplona doet het heel vreemd aan dat ik hier voorbij fiets en er wegwijzers naar Madrid langs de weg staan. Even ben ik verstrooid en dreig op de autosnelweg terecht te komen. Ik lees in detail mijn wegbeschrijvingen maar die kloppen niet. Dan maar vragen aan voorbijgangers. Ik begin telkens met te vragen of ze Frans of Engels begrijpen. Maar meestal lukt dat niet. Dus komt er heel wat gebarentaal aan te pas. Om 14u.15 ben ik al bij de pelgrimsherberg van Pamplona, na 81 km. Van in de verte is de kathedraal op de heuvel heel indrukwekkend maar als je er vlak bij bent, zie je ze niet omdat ze tussen de huizen verstopt zit. Hier hebben ze een kerk omgebouwd tot herberg. Met een metaalconstructie zijn er 2 verdiepingen in de kerk gebouwd. Op elke verdieping zijn er bedden, douches, toiletten, wasmachines, ... Alles is volzet, honderden bedden. Tegen 7 euro per persoon, ontbijt inbegrepen. Nu ga ik uitkijken of ik de kathedraal kan bezoeken en waar ik iets te eten vind. Ik denk dat ik de komende dagen in kleinere steden of dorpen een onderkomen zoek want het is hier te grootschalig en anoniem. Ik denk ook vaak aan degenen die me allerlei intenties hebben meegegeven. Hier en daar steek ik een kaars aan, zoals gisteren nog in Saint-Jean-Pied de Port. En straks misschien in de kathedraal.
Me voila arrivé a Pampelune. La journée etait tres dur a cause de la pluie. Nous sommes trop nombreux ici, il faut trouver quelque chose de plus agreable les prochains jours.
Als ik mijn rit in Navarrenx aanvat, zie ik van op de eerste hoogte de sneeuw op de Pyreneeën liggen blinken in de zon. Eindelijk een dag met mooi weer en heldere lucht. Het is fris en de wind staat in het voordeel. Ik schiet goed op maar doordat ik gisteren van mijn route ben afgeweken, heb ik niet de goede kaart zodat ik wat onzeker ben. Een man van ter plaatse helpt me op de weg naar Saint-Palais waar ik al ben om 10u.
Dan gaat het via de drukke D933 naar Saint-Jean-Pied de Port waar ik om 12u. al aankom, na een rit van 59 km.
Ik ga zo snel mogelijk naar het pelgrimsonthaal. Ik schrijf me in en betaal 8 euro voor bed + ontbijt.
Pas om 14u.30 mag ik op de slaapzaal. Dus ga ik de stad verkennen. Er is een mooie wandeling over de stadsmuren en naar de citadel uit de 16de eeuw. Er zijn ook nog twee goed bewaarde toegangspoorten waarvan er één 'Porte St.-Jacques' heet.
Ik kan geen droge kledij aantrekken dus blijf ik zo veel mogelijk opdrogen in de zon.
Om 14u.30 lijkt het wel een stormloop naar de slaapzalen. Het is hier enorm druk. Vorig jaar kwamen zich hier meer dan 45 000 pelgrims inschrijven. De Belgen staan op de 11de plaats met ongeveer 900 pelgrims, na de U.S.A en voor Australië.
Ik maak kennis met een stel Nederlanders die hier ook per fiets zijn aangekomen. De ene heeft problemen met de versnellingen en dat probeer ik morgen bij te regelen.
Nu is er zopas een trein aangekomen en de pelgrims staan letterlijk op straat aan te schuiven om zich in te schrijven. Er zijn nogal wat Aziaten bij, vooral Zuid-Koreanen.
Voor vanavond zoek ik een stevige pelgrimsmaaltijd en morgen vatten we de klim over de Pyreneeën aan, richting Roncevaux.
Bien arrivé à Saint-Jean Pied de Port où il fait beau. Il y a beaucoup de pèlerins ici. Presque la folie.