Daarnet Marnix aan de telefoon gehad. Ik heb hem wakker gebeld. Hij is vandaag van Vézelay naar Autun gereden, 93 km. Hij heeft bijna 700 km op de teller staan, na 7 dagen fietsen. Deze keer logeert marnix in een klooster van de Zusters Benedictijnen. Het toerismebureau en het gemeentehuis waren dicht dan maar naar een museum gefietst. De persoon aan de kassa heeft de hele stad rondgebeld om een bed voor Marnix te vinden. Hij heeft zowaar een volledige flat ter beschikking. Hij heeft er zijn fietsoutfit kunnen wassen en vooral kan hij zijn wasje er ook drogen. Vandaag heeft hij gereden met gesloten handschoenen met verschillende lagen op zijn lichaam want het decor was er één van onze Ardennen in het kwadraat. Bij bergaf met de fiets bij temperaturen rond het vriespunt krijg je het kouder dan een volledige winter met de fiets in België richting school. De maaltijd die de zuster hem hebben bezorgd heeft hem helemaal opgekikkerd. Deze keer kon hij niet samen bij de kloosterlingen eten, heel de maaltijd stond klaar in een afzonderlijke ruimte. Zelf de Vespers werden gevolgd afgezonderd van de zusters. Twee zusters hebben wel voor hem de poort open gedaan, zodanig dat hij zijnen moto op de binnenkoer kon plaatsen. Met de tassen aan de fiets en Marnix helemaal ingeduffeld waren de beide nonnetjes ervan overtuigd dat het een motorfiets was. De komende dagen worden volgens de franse weerberichten ook fris. Hopelijk komt hij op de Aubrac niet in de sneeuw terecht?! Groetjes en tot later Lieve
Gisterenavond had ik Marnix aan de telefoon. Hij is niet bij een pc geraakt dus schrijf ik in zijn plaats. Hij is van Auxerre naar Vézelay getrokken. Ijskoud was het. Na 67 km stond hij te Vézelay, net na het middaguur. Hij heeft uitvoerig de basiliek bezocht. Hij kon maar om 16u aankloppen aan het klooster. Wat bleek, er was een communicatiefout tussen het toerismebureau en het klooster want wegens verbouwingswerken kon men er geen pelgrims ontvangen. Terug naar het toerismebureau en van daar vertrokken naar een jeugdherberg. Reikhalzend uitkijkend om hem te kunnen verwarmen kwam hij bij een volzette jeugdherberg aan. Ondertussen was het beginnen regenen. Een moment van ontreddering maar een aantal vriendelijke Hollandse pelgrims hebben hem het resterende bed in hun kamer van 8 personen aangeboden. Oef, Marnix kon toch in de jeugdherberg blijven. De solidariteit onder de pelgrims is groot. Persoonlijk ben ik verwondert dat er op dit moment al zoveel mensen onderweg zijn naar Santiago. Mensen die hun vakantiedagen opgespaard hebben, jonggepensioneerden, een aannemer waarvan de orders met de crisis serieus teruggelopen zijn en er al jaren van droomde om de tocht te maken maar er nooit de tijd had voor gehad enz.. Ieder met zijn eigen doelstellingen maar met één ding gemeen, ze willen Santiago halen. Groetjes Lieve
Om 6u.30 loopt de eerste wekker af. Het is een groezelige bedoening in de gîte waar we slapen: 2 Vlamingen en 5 Nederlanders, overwegend dames op rijpere leeftijd. Geleidelijk komt iedereen in beweging en elkeen begint zijn spullen bij elkaar te harken voor het vertrek.De Hollanders zijn in 5 dagen van Autun naar Vézelay gelopen (noordwaarts dus) en vertrekken vandaag terug naar huis. Veel te kort, jammert er eentje. Ik rijd diagonaal door het schitterende natuurpark van de Morvan, van Vézelay in het noord-westen naar Autun in het zuid-oosten. De eerste pauze is in Lormes waar ik rozijnenbroodjes koop. Als ik in de plaatselijke 'Casino' frisdrank ga kopen, staan twee bejaarde heren van ter plaatse mijn fiets te bestuderen. "Non, c'est pas du carbon, c'est soudé", zegt de ene. "C'est de la technologie avancée avec ces freins hydraulique", vult de andere aan. "Vous allez où, monsieur?" Het is winters koud. Ik vlucht in de loods van een meststoffenverkoper om te kunnen eten en drinken. En de koershandschoenen ruil ik in voor gesloten handschoenen. Ik doseer mijn krachten want het gaat steeds meer bergop, tot ongeveer 750 m hoogte. Gelukkig heb ik mijn winteruitrusting aan en regent het niet vandaag. De natuur is prachtig. Aan de rotsen merk ik dat het hier een oud vulkanisch massief is. Door de weiden met witte koeien en schapen (zwart en wit) kronkelen er talloze beken en riviertjes. In Anost test ik voor het eerst mijn bankkaart. Ze doet het, oef! Een inwoner vraagt me waar ik heen wil en als ik 'Autun' zeg, antwoordt hij:"A partir d'ici, tu n'auras plus que du plat". Om kwart voor drie kom ik aan in Autun, na 93 km. Het toerismebureau is op slot en alle voorbijgangers die ik aanspreek lijken Engelstalig te zijn en kunnen me niet helpen. Ten einde raad volg ik de pijltjes naar het 'Musée Rolin' in de hoop daar hulp te krijgen. Een vriendelijke, grijze meneer luistert naar mijn verhaal en besluit:"Alors, c'est dimanche, ce ne sera pas facile". Dan neemt hij de telefoon en begint te bellen. Iemand belt even later terug met het nummer van 'Les Soeurs bénédictines' en dan is het gauw geregeld. Als ik daar aankom, is er al een kamer in gereedheid gebracht. Er komen twee zusters aan de deur en de ene vraagt aan de andere:"Qu'est-ce qu'on fait avec la moto?" "Un vrai pèlerin n'est jamais à moto", antwoord ik. Ik krijg een ruime slaapkamer+salon+eetkamer+keuken+badkamer toegewezen. Voor mij alleen. Hier kan ik mijn fietskledij wassen en te drogen leggen op de enorme ouderwetse gietijzeren radiatoren. Na een kop koffie wil ik de stad verkennen. Maar als ik de poort van het klooster open trek, belt er net een hoogbejaarde priester aan. Hij schrikt als hij mij ziet staan in trainingsbroek en fietsjas. Maar hij herpakt zich snel en vraagt:"A 5h30, il y a les vêpres, vous revenez?" Ik voel me moreel verplicht om 'Bien sûr' te antwoorden. Ik neem snel de tijd om het tympaan van de kathedraal te gaan bekijken. Het lijkt heel erg op dat van de basiliek van Vézelay en is ook door dezelfde beeldhouwers gemaakt. Om 17u.30 zit ik dus voor het eerst in 50 jaar op de 'vespers' naast een priester die me behulpzaam de juiste pagina's in het missaal aanwijst.
Ik deelde de kamer met een Nederlandse collega, een fietsende pelgrim. Samen nemen we een stevig ontbijt. We wisselen ervaringen uit en geven elkaar tips wat voeding, uitrusting, slaapplaatsen en dergelijke betreft. Ik neem een schilderachtige weg stroomopwaarts langs de Yonne en sla rechts af om het wijnbouwdorp Coulanges-la-Vineuse (heel toepasselijke naam)te bezoeken. Men maakt er Bourgognewijn van de pinot noirdruif. Ik vervolg mijn weg verder zuidwaarts. Voor het eerst sinds mijn vertrek in België heb ik de wind in de rug. In plaats van 20 km/u. met de mond wijd open rijd ik nu 25 km/u. met de vingers in de neusgaten. Na talrijke pauzes om foto's te maken, te eten en met voorbijgangers kennis te maken, kom ik aan het 'Canal du Nivernais' waarlangs een mooi fietspad is aangelegd ten behoeve van het fietstoerisme. Een circuit van ruim 600 km fietspaden langs de Bourgondische kanalen staat beschreven in een Nederlandtalige fietsgids. Maar dat zal ik later eens doen. Even na de middag kom ik aan in Vézelay, na 67 km. In het toerismebureau verwijzen ze mij naar de monniken (naast de basiliek) om onderdak te vragen maar ik kan er pas vanaf 16u. terecht. Dus ga ik eerst de basiliek bezoeken. Daar loop ik mijn Hollandse kamergenoot van vorige nacht weer tegen het lijf. Die heeft mijn raad opgevolgd en hetzelfde eten (rozijnenbroodjes) en drinken gekocht. Ik volg een heel theologische uitleg van een officiële gids onder het tympaan en ga vervolgens de kerk binnen. In de crypte steek ik een kaars aan bij de relieken van de heilige Maria Magdalena, de patroonheilige van de basiliek. Als ik het aanpalende klooster bezoek, word ik terecht gewezen door een kloosterzuster omdat ik mijn fietshelm nog op heb. Aan het onthaal van de basiliek vraag ik aan een strenge dame een stempel voor in mijn pelgrimsboekje. Ze zegt dat ik niet bij de monniken terecht kan voor onderdak 'parce qu'ils sont en travaux'. En dat ik naar de jeugdherberg moet. Ik fiets erheen en krijg te horen dat alles volzet is. Tenzij Nederlandse pelgrims mij een vrij bed in hun kamer willen geven. Wat ze dadelijk toestaan. Ik installeer me en zet mijn fiets in het droge want het is intussen stevig gaan regenen. Na wat bijpraten met lieve Hollandse collega's ga ik boodschappen voor ze doen en een goedkoop restaurantje opsporen. Ca y est: trouvé: Auberge de la Coquille! Toeval of niet maar ik zit hier weer in gezelschap van een stel Hollanders. Jonggepensioneerden. Ze hebben 4 1/2 maand uitgetrokken om naar Santiago de Compostela te stappen. De maaltijd is heel verzorgd: 3 gangen voor slechts 18,50 euro. Morgen probeer ik Autun te bereiken aan de overkant van het natuurpark van de Morvan.
Ik zit nu in de stadsbibliotheek van Auxerre waar ik enkele minuten gratis op internet mag. Vanmorgen ben ik in de gietende regen vertrokken bij de monniken van de abdij van Mesnil St.-Loup waar ik gratis kon overnachten en met de monniken mee-eten. Een hele belevenis. Toen ik hen vroeg hoe ik hen kon bedanken, zeiden ze: "Priez pour nous à Saint-Jacques de Compostelle". Het is de hele dag blijven regenen, 80 km lang. Onderweg kwam ik door mooie oude stadjes zoals Saint-Florentin en Pontigny waar een fenomenale gotische abdij werd gebouwd in de 13de eeuw. Ik kon ze gratis bezoeken. En de natuur waar ik doorheen rijd, is ook heel groen en gevarieerd. Af en toe gebruik ik mijn fietsbel om de koeien in de wei te laten schrikken. Ik heb gelukkig een goede k-way mee maar was toch blij dat ik in Auxerre (hoofdstad van het departement Yonne) niet te lang moest zoeken naar een plek om te overnachten. In het toerismebureau verwees men mij direct naar het "Maison des randonneurs" waar ik vriendelijk werd onthaald. Intussen heb ik een verkwikkende douche genomen en kennis gemaakt met een vriendelijke Nederlander met wie ik de kamer deel en die ook op weg is naar Compostela. Maar dan via een heel andere route dan ik want hij gaat natuurlijk niet langs Peyrusse-le-Roc. Straks zoek ik een goedkoop restaurantje want ik ben te moe om zelf te koken. Nu ben ik al door 5 departementen gefietst: Nord, Aisne, Marne, Aube en nu de Yonne. En bijna staat de teller op 500 km. Na de landstreek Champagne ben ik nu al in de Bourgogne. De Yonne is de rivier die door Auxerre stroomt. Hoog boven de oever torent een indrukwekkende kathedraal, samen met nog 3 andere kerken. De oude binnenstad is zeer schilderachtig en dat hoop ik vanavond nog te mogen ontdekken. Ik wil iedereen bedanken die op mijn GSM een berichtje heeft ingesproken of een sms'je gestuurd maar ik ben niet zo handig om die te beantwoorden en daarom doe ik het via dit blog. Als ik in Peyrusse ben, zal ik de computer van Jacky mogen gebruiken om een verslag te schrijven van gisteren en eergisteren (24 en 25 april) want toen had ik geen computer ter beschikking en maakte ik een tekstje in een schriftje. Ik hoop dat de leerlingen van het 6de leerjaar van de 'Polyglot' ondertussen bezig zijn met de voorbereiding van de reis naar Peyrusse. In elk geval ben ik er volop mee bezig, vooral om er te geraken. Bedankt voor de leuke reacties op mijn blog in elk geval. Voilà, dat is het voor vandaag. Hopelijk is het morgen niet nog slechter weer en geraak ik in Vézelay!
Ik probeer reeds een tijdje contact te krijgen met Marnix maar blijkbaar is het niet mogelijk. Wat het probleem mag zijn is mij een raadsel. Ik hoop dat ik gauw kan antwoord geven.
Rond 8u.30 verlaat ik het aftandse hotel. In Esternay koop ik fruit, energiedrankjes en rozijnenbroodjes. Dan gaat het door zonovergoten, verlaten landschappen naar de vallei van de Seine die ik oversteek in Romilly-sur-Seine. Het reliëf is veel zachter dan gisteren en ik kom sneller vooruit. Als ik zit te eten naast het mooie kerkje van Rigny-la-Nonneuse, zie ik de eerste zwaluw van het jaar. De lente gaat wild tekeer. Alle planten haasten zich om te ontluiken en te bloeien. Ik heb de armen en bovenbenen grondig ingesmeerd en voel me toch als een gekookte kreeft. In Aix-en-Othe ga ik binnen in het stadhuis om er onderdak te vragen maar men stuurt me naar het toerismebureau dat op slot blijkt te zijn. Ik keer terug naar het stadhuis maar men is er niet van plan om me te helpen. Ook de 'presbytère' (pastorie) is op slot maar er hangt een lijst uit van de leden van de parochieraad en die begin ik op te bellen. Ook hier stuurt men mij van het kastje naar de muur. Ik vraag naar de camping maar die blijkt opgedoekt. Hulpeloos rijd ik rondjes tot ik voor een 'auberge de charme' terecht kom. De prijzen zijn er veel te hoog voor een arme pelgrim. Ik rijd terug naar de presbytère en daar komt net de secretaresse van de parochieraad aan. Ze laat me binnen en geeft me te eten en te drinken. Dan begint ze te bellen om me onderdak te bezorgen. Ik word uiteindelijk gastvrij onthaald in het 'Monastère bénédictin' in Mesnil Saint-Loup, 10 km ten noord-oosten van Aix-en-Othe. Ze hebben er een speciaal voor bezoekers ingericht minipaviljoen met douche, bed, toilet, ... Om 19u.30 komt een monnik me halen voor het avondmaal. Dat verloopt helemaal volgens vaste rituelen. Eén monnik dient het eten op terwijl een andere monnik dierenverhalen voorleest. Helemaal geen bijbelteksten. Verder spreekt men geen woord aan tafel. Ik was heel moe na 110 km fietsen en zoeken naar een onderkomen maar na deze zonderlinge maaltijd voel ik me weer springlevend.
Daarnet had ik Marnix aan de lijn. Hij was in slaap gevallen. Hij heeft 93 km in de benen. Het was warm vandaag en de huid op armen en benen heeft het te verduren gekregen. Hij wist niet dat er zonnecrème in zijn bagage zat. Hij heeft moeten zoeken naar een slaapplaats, vanaf nu is er niets meer geboekt. Hij is in een aftands hotelletje terechtgekomen waar je een douche neemt met de deur open want het licht doet het al een tijdje niet meer. Hij is vandaag door de champagnestreek gereden, berg op, berg af. Een verslag van de rit heeft hij op papier gezet en vanaf het moment dat hij ergens een p.c. kan gebruiken laat hij ons wel iets weten.
Ik neem een heel stevig ontbijt. Alle andere gasten zijn hier voor hun werk: zakenlui of mannen die openbare werken uitvoeren. Om tien voor negen vertrek ik zuidwaarts. Het is zonnig en fris. Overal hoor ik vinken zingen. Echte vinken zoals bij ons want ze zingen hun liedje helemaal tot en met de 'Suskewiet'. En overal hoor ik veldleeuweriken boven mijn hoofd hangen. Het lijkt wel of één en dezelfde leeuwerik me begeleidt tot in Peyrusse. Na tienen krijg ik het te warm en op een mooi dorpsplein naast een wasplaats (lavoir) doe ik de lange broek en fietsjas uit. Zo kan ik in korte mouwen en 'blote benen' fietsen. Het is een lastige dag met heel veel klim- en daalwerk maar wel door de prachtige Champagnestreek. Eerst klim en daal ik door de vallei van de Ardres en dan doorkruis ik de wijngaarden van de Marnevallei. Liefhebbers van de Champagnestreek weten dat het hier nergens vlak is. 's Middags picknick ik bij het wondermooie romaanse kerkje Saint-Martin in Jonquery. Ik fiets ook heel eenzaam over eindeloze, stille wegen door bossen en akkers. Als ik achterom kijk of vooruit blik: niemand in de buurt. Ik stop in Orbais l'Abbaye waar ik de gotische basiliek bezoek. Omdat het gemeentehuis er op slot is en er geen 'syndicat d'initiative' is, zet ik mijn weg verder richting Montmirail. Daar kom ik aan rond 16u.30. In het toerismebureau kan men voor mij geen pelgrimsslaapplaats vinden. Men verwijst naar hotels... wat ik afwijs! Ik trek naar het stadhuis en na enig aandringen vind ik de secretaresse bereid om te helpen zoeken. Maar de priester die ze opbelt is niet thuis en een vrijwilligster van de parochie kan geen onthaalgezin vinden. Dus kan ik niet anders dan toch naar het goedkoopste hotel trekken: "Le Vert Galant". Voor 32,- krijg ik er een kamer, douche inbegrepen. Ik neem een douche met de deur open want het licht doet het niet. Ik eet een 'côte de boeuf' voor 12,- om wat op krachten te komen. Eigenlijk ben ik doodmoe na 92 km zwoegen in de zon en met kopwind. Mijn onderarmen, gezicht en bovenbenen zijn vuurrood verbrand. Morgen moet ik vooraf smeren om erger te voorkomen want men voorspelt nog een dag zomers warm.
Vandaag was het heel andere koek om te fietsen: een dichte, plakkende motregen, wind op de kop en ijskoud. Het was dus veel zwaarder dan gisteren. Pas rond twee uur in de namiddag bleef het droog en kon ik een beetje genieten van de mooie landschappen en de prachtige architectuur van de landhuizen en boerderijen. Tijdens de middagpauze vluchtte ik in een bushokje om te picknicken en werd ik aangesproken door een hoogbejaarde boer die me vertelde dat het daar een heel kalme streek was, veel te kalm volgens hem; er viel niets te beleven. Maar dat is natuurlijk iets wat ik opzoek, die rust! In Liesse Notre-Dame bezocht ik de mooie basiliek waar er tussen de lampen ook een maquette van een middeleeuwse oorlogsboot aan het plafond omlaag hing. Ik ging er ook mijn geliefkoosde gebakje kopen (pain au raisins) en toen ik op een trapje ging zitten om die dadelijk op te eten, stapte er een dame uit een auto die me kwam vragen of ik een pelgrim was en of ik al een slaapplaats had voor vannacht. Ik mocht gerust bij haar overnachten. Maar omdat ik al een slaapplaats heb en die dame in een dorpje woont waar ik een paar uur tevoren ben gepasseerd, gaat dat niet door. Rond 16u.30 kwam ik aan in het hotel "Le Chemin des Dames" in Corbeny, moe na 102 km fietsen in moeilijk weer. Ondertussen heb ik al gedoucht en mijn fietskleren gewassen. De bazin van het hotel steekt mijn natte kleren nu in de droger en ondertussen probeer ik het blog aan te vullen met een aftandse computer. Maar het lukt. Staks ga ik eten in het restaurant van het hotel dat niet hier maar aan de andere kant van het dorp is gelegen. Morgen zal ik het kalmer aan doen. Anders zullen mijn benen het begeven.
Rond kwart voor acht vertrok ik met de tranen in de ogen en een klein hartje richting Scheldepad. Klokslag 8u.30 was ik aan het sas van Spiere waar Anne Demeester me opwachtte om een foto te nemen voor de krant. Ik nam daar ook afscheid van Lieve en zette, haar nawuivend, mijn weg voort langs de Schelde. Met een strakke zuiderbries op kop vorderde ik amper aan 20 km/u. Voorbij Doornik volgde ik het kanaal Nimy - Blaton en in de buurt van Péruwelz stopte ik om de reisroute te controleren. Daar stopte ook een andere fietser die me vroeg waar ik heen wilde. Toen ik hem de kaart liet zien, zei hij:"Mij is het gelijk waar ik naartoe fiets, als ik mijn 80 km maar haal vandaag." Hij stelde me voor om me de weg te tonen tot in Bavay en dus reden we 50 km samen. Ik hoefde niet meer te zoeken op de kaart. We stopten af en toe om te eten en te drinken. Hij vertelde over zijn leven en ik over het mijne. Soms gaf hij wat info over de streek. We reden zelfs door een weide en via een smal, gammel bruggetje staken we de Belgisch - Franse grens over. In Bavay gingen we samen op een terras zitten. Hij dronk 2 Jenlains (het bier van de streek, amberkleurig en 7.5°) en ik hield het bij 2 grote koffies. We namen afscheid nadat hij me zijn e-mailadres had gegeven want hij wil dat ik hem op de hoogte houd van mijn tocht. Ik trok naar de grandioze Gallo-Romeinse site van Bavay waar ik foto's maakte en even binnen wipte in het moderne museum. Vervolgens zette ik mijn weg verder dwars door het mooie 'Fôret de Mormal' waar ik bij dit prachtige weer de natuur traag voelde ontwaken uit een veel te lange winterslaap. Op een kruispunt midden in het bos merkte ik , na ruim 115 km, aan de linker kant 'La Touraille', de gîte waar ik een kamer heb gereserveerd. Ik kon me rustig installeren, mijn fiets in veiligheid brengen en een douche nemen. Als ik klaar ben met mijn blog, brengt mevrouw me naar een restaurant in het dorp waar ik een soort quiche op basis van de kaas van de streek (Maroilles) kan eten. Het ziet er dus naar uit dat de eerste dag op alle vlakken geslaagd is.