Om 8u.35 vertrek ik na een zeer uitgebreid ontbijt in gezelschap van een groepje Fransen uit Perigueux die hun camino hebben beëindigd en dus naar huis moeten sporen. Het afscheid is emotioneel en duurt een tijdje.
Pelgrims keren op allerlei manieren terug: per trein, per bus, met het vliegtuig, per auto, ... of een combinatie van meerdere transportsystemen.
Ik rijd richting Moia en slaag erin veilig Santiago te verlaten. Het is een verschrikkelijk gevaarlijke stad voor fietsers en zeer fietsonvriendelijk. Maar het is zaterdagochtend en dus is er heel weinig verkeer.
De rit is verschrikkelijk zwaar door de vele hellingen. Dan begint het ook nog te regenen. Ik vlucht in een openstaande autogarage en de eigenaar komt direct vragen of ik een handdoek wil om me af te drogen. Hij trakteert met pruimen uit eigen tuin. Hij wil weten hoeveel kilometer ik al heb gereden sinds Belgica en omdat hij geen Engels kan, laat ik hem kijken op de cyclocomputer: bijna 2700.
Ik ga verder richting Cee en daarna Fisterra. Het reliëf blijft erg veeleisend. Ik neem een tweede pauze als het verkeer stilgelegd wordt voor een wielerwedstrijd.
Even voor 15u. kom ik aan in het dorpje Fisterra, aan de kust. Het doet vreemd om al die krijsende meeuwen te horen. Ik ga dadelijk binnen in een herberg (Cabo da Vila) waar ik overnachting en ontbijt krijg voor 12 euro. Ik betaal maar beslis om eerst naar de kaap te rijden alvorens me te installeren in de herberg.
De vuurtoren staat op het uiterste punt, 3,5 km verder en 150 m hoger. Ik klim erheen in de mist. Jammer van het weer want het moet spectaculair zijn bij heldere lucht.
Hier sta ik dan, op het verste punt van mijn tocht, op het punt waarvan de Romeinen en de middeleeuwers dachten dat het het einde van de wereld was. Geen zeeman durfde zich verder westwaarts wagen. Vandaar de naam 'Cabo Fisterra' of Finisterra.
Ik ontmoet een groepje Fransen en vraag of het pad verder loopt voorbij de vuurtoren. Maar daar kom je op de rotsen terecht, in de zone waar de pelgrims symbolisch een schoen in brand steken na de pelgrimstocht. Oké, zeg ik, dan steek ik daar mijn fiets in brand. Ze lachen.
Er hangt een indringende brandgeur en hier en daar smeulen inderdaad vuurtjes. Ik neem een paar foto´s van de rotsen en de zee die lichtjes zichtbaar is in de nevel.
Op de terugweg help ik een paar Noorse dames om een fotosessie te maken bij het bronzen Jacobsbeeld dat tegen de wind in leunt. En begroet ik de studente uit Oekraïne terug van wie ik vanochtend nog afscheid nam in de herberg in Santiago.
Ik ben heel blij dat ik hier ben geraakt. Nu snel naar de herberg want ik ben doorweekt van de regen en het zweet.
Er is Wifi maar voor een computer moet ik naar het plaatselijk café. Een euro per 30 min. internet. Dus haast ik me.
Morgen probeer ik de 105 km terug te rijden naar de herberg in Santiago waar ik een soort kluis heb gehuurd om de spullen in achter te laten die ik hier niet nodig heb.
Nu nog zoeken waar ik mijn tweede compostelaat kan afhalen en een restaurantje zoeken. Dan zit de dag erop. Oef.
Bien arrivé à finisterre mais la journée était très dur à cause du relief et la pluie.
Demain, je retourne á Santiago. Je suis très fatigué. Le retour en train jusqu´`a Irun fera du bien.
|