Deze morgen is Marnix vertrokken uit zijn hotel te Aumont Aubrac. Tussen de weiden vol paaslelies gaat het naar zijn eerste halte bij de kerk van Nasbinals. En ja, al diegenen die al zijn meegeweest naar de "aubrac" voor een wandeling achter een waterval door, het is daarlangs. Daarna is Marnix naar Aubrac gefietst, en ja, het is in de dômerie d'Aubrac dat er schilderijen van Hervé Verhnes hangen. Vanuit Aubrac gaat het kronkelend naar beneden tot in Estaing. Minstens is het er 10°C warmer dan "boven". Een van de vorige dagen kreeg Marnix van een bejaarde man een boekje toegestopt, en in dat boekje heeft hij zijn overnachtingsplaats voor vandaag gevonden. Een vroeger kloosterhuis, nu in lekenhanden, waar pelgrims een onderdak vinden. Er is nog een plaats, het is rond 2u in de middag. Alle bedden zijn nu volzet. Vrijwilligers, maken een maaltijd klaar. Eten en de afwas worden samen gedaan. Een zeer aangename groepssfeer. Met zijn zestienen zijn ze, één grote familie van pelgrims. Marnix, wordt aan de "vaste" telefoon gevraagd, hij verschiet.?.? Jacky, wist blijkbaar dat Marnix in Estaing opgedoken was en heeft er naar de 2 pelgrimshuizen gebeld. Ja, morgen is het de rit met aankomst te Peyrusse. Het is als een beetje thuiskomen daar te Peyrusse-le-Roc. Jacky zei nog iets van een verslag maken voor een krant uit de regio. Omstreeks 21u kreeg ik een telefoontje met dit relaas. Marnix sprak zeer stil want alle anderen lagen al in bed. Morgen 6u45, pelgrims-mis. Marnix denkt dat hij nog niet wakker zal zijn! Ik zou zeggen, geniet ervan, Marnix. De sympathie-betuigingen ivm deze tocht zijn talrijk. Veel talrijker dan dat wij ooit hadden kunnen vermoeden. Deze tocht wordt gedragen met de steun van zoveel mensen en daarom wil ik al deze mensen via deze weg danken. Groetjes, Lieve
Ik verlaat 'Le Calypso' rond 9u. Het onthaal, de vriendelijkheid en de service laten er erg te wensen over. Ik betaalde hier meer dan waar ook en ondervond er alleen maar onverschilligheid vanwege de 'uitbaters'. De eerste slechte ervaring tot nu toe op dat vlak. Ik klim het Aubracplateau op en neem er uitgebreid de tijd om van het landschap te genieten: bloeiende narcissen, rotsen, boerderijen, de aubrackoeien, ... Eindelijk heb ik eens de tijd om het kerkje van Nasbinals te bezoeken. Het staat in alle boeken over het Sint-Jacobspad afgebeeld. We passeren er elk jaar met de leerlingen maar dan is er geen tijd voor een bezoek. Het is een heel sobere romaanse kerk (stijl Auvergne en Velay staat er) die ook een prachtig beschilderd Sint-Jacobsbeeld bezit. Dan klim ik naar het dorp Aubrac en 2 km voor ik daar aankom, passeer ik op de top van de 'Col d'Aubrac' op 1340 m hoogte. Daar is ook de departementale grens tussen de Lozère en de Aveyron. Het is bovendien een 'drielandenpunt' waar drie regio's aan mekaar grenzen: Auvergne, Languedoc-Roussillon en Midi-Pyrenées. Ik ben heel blij dat ik eindelijk het bord zie "Bienvenue dans le département de l'Aveyron". Na 1143 km fietsen. Naast de 'Dômerie d'Aubrac' eet ik mijn picknick op. Hier stond ooit een groot kloostercomplex van de monniken van Aubrac. Het is overigens gesticht door Adalard van Aubrac, een VLAAMSE pelgrim uit de twaalfde eeuw. Natuurlijk is het ook hier moeilijk om de historische werkelijkheid van de legende te onderscheiden. Tijdens de Franse Revolutie werd het grootste deel van het gebouwencomplex met de grond gelijk gemaakt, zoals zowat overal in Frankrijk. Dan begint de duik naar de vallei van de Lot: 21 km dalen om een hoogteverschil van 1000 m te overbruggen. Ook het temperatuurverschil is enorm: minstens 10°C. Op een half uurtje sta ik beneden in St.-Come d'Olt. Daar is het aangenaam warm: 23°C. Maximum snelheid tijdens de afdaling: 57 km/u. Terwijl ik pauzeer om jas en lange broek uit te trekken, spreken twee dames me aan. Ik ontmoette ze eerder al in Le Puy en weet dat ze hier een week als 'hospitalera' komen werken in het klooster, om de pelgrims op te vangen. Ik bel naar de 'Communauté hospitalité St.-Jacques' in Estaing en daar is nog plaats. Nu kan ik op m'n gemak Espalion verkennen voor ik naar Estaing rijd. In mijn nieuwe logeerplaats word ik hartelijk verwelkomd door Elisabeth die me rondleidt en uitlegt hoe alles er in z'n werk gaat. Dan volgt de sleur van elke dag: kleren wassen, bed opmaken, douche nemen, ... Ondertussen wordt er gezellig gekeuveld en gediscussieerd met de vrijwilligers van ter plaatse en met medepelgrims van allerlei origine. Het is hier geniaal: een groot kloosterhuis waar je overal vrij in en uit mag: bibliotheek, salon, eetkamer, tuin, kapel, ... Om 19u.30 dient men het avondmaal op aan een lange tafel, met alle pelgrims samen. We zijn met zestien. Om 21u. zijn we welkom op een dienst in de kapel. Prijs van het verblijf: donativo. Elk geeft wat hij missen kan.
Ik neem het ontbijt in gezelschap van twee Fransen, een Libanees met een Zwitsers paspoort en een Italiaans sprekende Zwitser. Zij zijn van plan om van hieruit het Stevensonpad te lopen. Dwars door de Cévénnes. Wij nemen allen 'Le petit déjeuner costeau' want voor ieder van ons is het een zware etappe. Voor hen bijna 30 km te voet en voor mij 92 per fiets.
Als ik de gîte wil verlaten, komt een knappe parisienne mij zeggen:"Er zijn minstens tien mensen naar jouw fiets komen kijken en minstens elf ervan hebben gezegd dat het een fantastische bolide is. Ik bedank haar en zeg "qu'il faut tout de même pédaler".
Het gaat direct steil bergop, ongeveer tot in Saugues, dertig km ver en dwars door het massief van de 'Monts Devès'. Ik klim van 600 m tot 1100 m.
Dan stort ik mij in de vallei van de Allier en vanaf Monistrol gaat het weer bergop, door op de bergen van de Margeride, tot op een hoogte van 1300 m. Het is zo koud dat ik in een klein dorpje, op aanraden van andere pelgrims, in de plaatselijke bar binnen ga om daar op te warmen terwijl ik mijn picknick opeet.
Dan blijft het op en af gaan tot ik in de vallei van de Truyères kom waar ik kennis maak met forellenvissers. Het gaat tamelijk vlak tot in Aumont-Aubrac en ik blijf op een hoogte van ongeveer 1000 m fietsen.
Vandaag kom ik heel veel pelgrims tegen en in Aumont is nagenoeg alles volgeboekt voor vanavond. Tenslotte beslis ik om een hotelkamer te nemen.
Ondertussen ben ik geïnstalleerd en de uitbater zegt me dat ik in het toerismebureau terecht kan om op internet te gaan. Dat doe ik dus.
Ik haast me want het is al na sluitingstijd en de bediende hier wacht tot ik klaar ben met mijn verslag. Dus als er nog een foutje in staat, sorry want ik heb niet meer de tijd gehad om na te lezen.
Vandaag is het rustdag. Niet omdat ik te moe ben maar omdat er hier, in Le Puy en Velay, te veel te bezoeken is. Ik neem het ontbijt in gezelschap van een Zwitserse dame die helemaal alleen het Stephensonpad loopt, ongeveer 250 km dwars door de Cévennes. Er is ook een jongen van 21 uit Ciney die zijn studies van kunstgeschiedenis heeft stopgezet en nu op de GR 65 komt lopen (de volle 1522 km tot in Compostela) om na te denken over hoe het nu verder moet met zijn leven. Ik laad mijn fiets en stap voorzichtig, met de fiets aan de hand, over de natte, glibberige straatstenen bergaf naar de volgende logeerplaats (gîte des Capucins). Die is nauwelijks 1 km verder, net buiten de oude stad. Ik krijg er nog geen kamer maar mag er de fiets al veilig in de kelder zetten. Dan ga ik op verkenning. Eerst beklim ik de steile rots met bovenop de kapel van 'Saint-Michel l'Aiguilhe', vanwaar je een mooi uitzicht hebt over de stad en omgeving. De kapel dateert van rond het jaar 960. Daarna beklim ik de andere rots met bovenop het 17 m hoge stalen beeld van 'Notre-Dame de France'. Via een draaitrap klim ik tot in het hoofd van Onze-Lieve-Vrouw. De 'schedel' is vervangen door een doorzichtige koepel zodat men daar kan genieten van een panorama van 360°. Maar je staat er wel wat onzeker op een wiebelend laddertje. Het beeld dateert van rond 1850. De beide rotsen bestaan uit basalt en zijn overblijfselen van oude vulkanen waarvan de wanden zijn weggeërodeerd. De hele stad is opgebouwd uit lavasteen. De indrukwekkende kathedraal is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw en vormt het startpunt van de 'Via Podiensis', één van de 4 historische pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela. Alles in de stad verwijst naar het pelgrimeren: overal zie je Sint-Jacobsschelpen of -beelden en ook de winkels, cafés, restaurants, ... spelen handig in op de 'pelgrimsgekte'. Gisteren ging ik een 'assiette du pélerin' eten en ook vanavond zal dat het geval zijn. Nu ga ik nog wat inkopen doen en daarna het 'Centre européen Saint-Jacques' bezoeken. Ik deel hier de kamer met 5 andere pelgrims. Hopelijk zijn er geen snurkers bij want morgen wil de bergen van de Margeride en de Aubrac beklimmen.
Het echtpaar Piccand zijn heel lieve mensen. Zwitsers die hier in Montbrison 7 jaar geleden een 'Crêperie' hebben overgenomen. Ik neem het ontbijt samen met hen en verlaat hun huis rond half negen. Het gaat direct steil bergop, tot in Saint-Bonnet-le-Château. Ik voel dat ik te zwaar geladen ben en besluit om in het eerstvolgende postkantoor binnen te stappen en de bagage die ik de afgelopen 10 dagen niet heb gebruikt, naar Peyrusse te sturen. Ik ben meteen 5 kg lichter. Ik klim verder en merk aan de flora dat ik op grotere hoogte fiets. De loofbossen hebben plaats gemaakt voor naaldbomen. Om half één heb ik al 55 km afgelegd. Tijd voor een eet- en drinkpauze. Dan gaat het door een prachtig berglandschap met ruwe rotsen steil bergaf richting Retournac. Daar kom ik in de Loirevallei. Aanvankelijk had ik gedacht hier te moeten overnachten maar het is nog maar 14u. Ik fiets dus verder richting Le Puy en Velay. Gedurende meer dan 30 km rijd ik langs de Loire, stroomopwaarts maar tamelijk vlak. Hier en daar leidt een brug me naar de andere oever. Door het natte voorjaar is de rivier een kolkende watermassa die van alle kanten wordt gevoed door kleine en grotere bijriviertjes. Als ik 75 km ver ben, vind ik eindelijk mijn goede benen terug en om kwart voor 4 kom ik aan in Le Puy. In het 'office de tourisme' helpen ze mij een slaapplaats te vinden. Ik ben dadelijk onder de indruk van de schoonheid van de middeleeuwse stad en beslis om hier een rustdag in te bouwen en één en ander te bezoeken. In de 'Gîte d'accueil Saint-François' krijg ik kamer 35. Prachtig gelegen tussen het 'Hôtel Dieu' en de kathedraal. Na de was en een verkwikkend stortbad bel ik naar Jacky om te zeggen dat er een doos met overbodige spullen op komst is. Nu ga ik iets betaalbaars eten in de stad. En dan op tijd naar bed want ik voel dat ik over de 100 km in de benen heb.
Ik schrijf terug in Marnix zijn naam. Na het rotweer tijdens zijn vorige rit, die maakte dat hij het eindpunt van die dag niet kon halen, was het vandaag een windvrije,aangenaam warme zonnige dag. Hij is helemaal tot in Le Puy-en-Velay gereden. Een zware rit met meer berg op dan af. Na meer dan 100km vandaag en in het totaal nu 1020km kwam hij in Le Puy aan. Marnix is een postkantoor binnengestapt en heeft wat bagage naar Jacky in Peyrusse gezonden. Hij heeft dit wel aan het begin van de dag gedaan nog voor de zwaarste beklimmingen. Marnix logeert nu in een gewezen klooster van de "zusters van Franciscus van Assisi". Hij logeert er in kamer 37. Hij weet niet hoeveel kamers er in totaal zijn maar het is een groot gebouw die nu volzet is met pelgrims. Hij is daarnet in de stad gaan eten en heeft er de plat van de pelgrim gekozen=linzen met een saucisse. Elke morgen om 7u is er de pelgrimszegen in de kathedraal. Marnix moet voor acht het gebouw verlaten maar heeft al een ander adres waar hij heen kan. Morgen wordt een snipperdag. De stad is te mooi om hem niet uitvoerig te bezoeken. Hij logeert in de oude middeleeuwse binnenstad. Richting kathedraal is het heel steil omhoog. Een beetje boetedoening te voet. Er zijn veel Santiago-pelgrims die vanuit Le Puy vertrekken. Daarnet sprak Marnix met iemand uit Australië, dan met 2 jonge vlaamse meisjes, ik hoorde hem net aan de telefoon bonsoir zeggen tegen enkele passanten die hij in het restaurant tegen het lijf gelopen was. Alles ademt pelgrims in Le Puy-en-Velay. Groetjes, Lieve
De nachtrust wordt erg verstoord door hevig onweer boven Roanne. Doodsbang lig ik in mijn isba want het onweer passeert echt vlakbij. Even denk ik eraan om in mijn pyjama naar buiten te vluchten maar waar kan ik heen? Het huis is op slot. Om negen uur neem ik afscheid van de familie Kaliba en zet mijn tocht verder zuidwaarts. Eerst moet ik de Loire oversteken via een stuwdam en dan een steile helling beklimmen. Boven krijg ik een prachtig uitzicht over het stuwmeer. De tocht gaat langs het meer en het is voortdurend klimmen en dalen. In Saint-Jodard regent en onweert het zo erg dat ik verplicht ben te gaan schuilen in een hokje bij het spoorwegstation. Daar zit ik een uur vast. Ik trek de k-way en de waterdichte schoenovertrekken aan en zet mijn tocht verder in barre weersomstandigheden. In het volgende dorp koop ik in de '8 à 8' frisdrank en peperkoek. Het is heel kalm want op 1 mei is alles gesloten. Ik bereik Balbigny in de hevige regen. Ik kruip over de omheining van de lagere school om te kunnen eten en drinken onder het afdak, uit de wind en de regen. Via de N 82 haast ik me naar Feurs. Gelukkig kan ik me weer opwarmen door een stevig tempo aan te houden. In Feurs schuil ik in de inkom van de kliniek. En dan klaart de hemel uit en krijg ik weer moed. Ik zet koers richting Montbrison en zie de sneeuw op de toppen van de 'Mont du Forez' blinken in de zon. Ik zie in dat ik deze etappe moet inkorten en in Montbrison een onderkomen zoeken, na amper 73 km. Het toerismekantoor is op slot en bejaarden van ter plaatse verwijzen mij naar het 'Monastère de Sainte-Claire'. Daar word ik vriendelijk te woord gestaan door een zuster. Ze biedt me koffie en koekjes aan en geeft me een lijst met onthaalgezinnen. Ik begin te bellen en ook de zuster haalt haar 'portable' van onder haar gewaad en helpt telefoneren. Uiteindelijk vind ik gehoor op een adres in het historische stadscentrum, in de 'Rue des pénitents', bij de familie Piccand. Ik vind het niet direct maar behulpzame Duitse pelgrims, die een stadsplan bij hebben en ook op weg zijn naar hun 'famille d'accueil', zetten me op de goede weg. Nu zit ik hier helemaal alleen in de woonkamer. Mijn was hangt te drogen in de zon. Ik voel me herboren na een douche. De bewoners zijn vertrokken naar het restaurant dat ze uitbaten enkele straten verder. Daar kan ik straks eten voor een democratisch prijsje. En mijn overnachting met ontbijt kost hier 15,-. Nu ga ik nog even op wandel door de oude stad alvorens op restaurant te gaan. Maar eerst de fiets smeren want die kreeg het hard te verduren in die stortregen.
Eindelijk kan ik nog eens zelf op internet omdat ik bij particulieren overnacht en die mensen zo lief zijn om me hun privécomputer te laten gebruiken. Hier volgt het verslag met de gebeurtenissen van de dag: Ik verlaat "Les soeurs de Saint-Joseph de Cluny" rond negen uur en begin al dadelijk te klimmen via smalle wegen. De natuur is schitterend met heel veel bossen en weiden vol met de bekende Charollaiskoeien die daar vredig grazen samen met hun kalfjes. Bijna steeds volg ik een kolkende beek of riviertje want met het regenweer van de laatste weken is er overal water te over. In Anost pauzeer ik om eten en frisdrank te kopen. Als ik het eerste rozijnenbroodje opeet, vraagt een inboorling waar ik vandaan kom. Als ik uitleg dat ik van België kom en vandaag aan mijn negende etappe bezig ben richting Roanne, antwoordt hij gewoon met 'Putain'. Ik klim verder in een steeds dichtere mist en bij een temperatuur van 10°. De weg zit vol haarspeldbochten en met al die plassen is het in de regen uitkijken geblazen. Na 2 colletjes van ongeveer 570 meter bereik ik veilig Chauffailles waar ik weer pauzeer om bij te tanken. Dan gaat het voortdurend in dalende lijn en kan ik dubbel zo snel rijden, zo tussen 25 en 35 per uur. Om kwart voor twee ben ik al in Charlieu waar ik wacht tot het museum opent en ik de abdij kan bezoeken. Ik krijg er een prachtige stempel in mijn stempelboekje en mag voor een gunstprijs ( 2.70) de abdij bezoeken omdat ik een echte pelgrim ben. De pandgang van het klooster is er verbluffend mooi gerestaureerd en samen met de verzorgde binnentuin straalt het geheel een grote rust en evenwicht uit. Ik ben heel blij dat ik de moeite gedaan heb om hier even te wachten tot openingstijd. Ik steek de Loire over in Pouilly-sous-Charlieu en volg een vlakke weg tot in Roanne. Ik klop er aan in het hypermoderne toerismegebouw rond 15u.30. Ze zeggen er dat er geen 'Communauté religieuse' in Roanne is die pelgrims opvangt en verwijzen me naar een kamer met ontbijt in een dorp op 7 km afstand. Ze bellen voor me en er is nog plaats. Na meer dan een uur zoeken met een onduidelijk stadsplan van ongeveer 1 m² groot bereik ik in de gietende regen mijn verblijfplaats 'Le coin fleuri', na 95 km fietsen. Hier overnacht ik in een 'Isba', een zeshoekig huisje achter in de tuin. Isba is het Russische woord voor 'huis' en het schijnt dat deze huisjes vooral in Finland voorkomen. Het ziet er heel speelgoedachtig uit. Voor toilet en douche moet ik in het huis zelf gaan. Om acht uur eet ik samen met de familie en nog ander gasten. Benieuwd wat het wordt.
Na een verkwikkende nachtrust en een zeer stevig ontbijt verlaat ik de Benedictijnerzusters van Autun. Ik breng een kort bezoek aan de kathedraal en begin dan aan een stevige klim door het 'Forêt de Planoise' om vervolgens via Le Creusot en Monceau-les-Mines naar Cluny te rijden. Ik moet zuinig omspringen met mijn krachten. Bergop is de snelheid soms maar 8 km/u. om bergaf, als het wegdek prima is en er geen scherpe bochten zijn, tot boven de 50 km/u. te klimmen. De tocht gaat door een landschap met bijna uitsluitend veeteelt. Hier kweekt men het beroemde 'race charollaise', witte koeien die nu samen met hun kalfjes in de weiden grazen. De weiden zijn afgezoomd met hagen en dat levert een rijk geschakeerd landschap op. Na 82 km bereik ik Cluny waar ik dadelijk de enige nog resterende abdijtoren opmerk. In het toerismebureau krijg ik een heel mooie stempel in mijn pelgrimsboekje. Voor overnachting verwijst men er naar 'Séjour Cluny', een soort jeugdherberg. Ik dring aan en vraag of er geen 'Communauté réligieuse' is die onderdak biedt aan pelgrims en ze zeggen dat er een Recollettenklooster is maar dat je daar wellicht niet kan slapen. Ik dus daarheen. Er wordt iemand opgebeld en twee minuten later is het geregeld. Wel moet ik alle tassen van de fiets nemen en met de fiets de trappen op naar de eerste verdieping. Daar staat hij veilig in een afgedankt toilet. Er is hier ook nog een school van het 'Heilig Hart'. Ik zie spelende kinderen op de speelplaats. Op het leegstaande internaat krijg ik een kamer en badkamer toegewezen. Als mijn kleren hangen te drogen, ga ik de stad verkennen. Hier stond tot in de zestiende eeuw de grootste (abdij)kerk van het christendom, tot de Sint-Pieterskerk in Rome werd gebouwd. Nu blijven er nog slechts 2 torens over: 'La tour de l'Eau Bénite' en 'La tour de l'Horloge'.Via maquettes en informatieborden krijg je een idee van de macht en grootsheid die de abdij uitstraalde. Tijdens de Franse Revolutie werden de gebouwen verkocht als 'Bien national' en dienden ze als steengroeve om er andere gebouwen mee op te trekken. Nu staat er op de plaats van het vroegere klooster onder ander een paardenstoeterij die Napoleon in 1807 liet bouwen. En die is nog steeds in gebruik. Ik zorg dat ik om 19u.30 aan tafel ben voor het avondmaal. Ik eet in gezelschap van een zuster die allerlei vragen stelt. Daarna doen we samen de afwas in een oude lavabo.
Ik schrijf terug in Marnix naam. Hij slaapt deze avond terug in een klooster, eigenlijk in het gewezen internaat die bij klooster hoort. De kleuterschool en de lagere school zijn nog in gebruik. Er is één ingang voor school en klooster. Marnix mocht zijn fiets daarom niet achterlaten in deze gang omdat hij te zeer de weg zou versperren. Een verdiep hoger was er wel plaats dus tassen van de fiets en trappen op. Deze keer hield een zuster hem gezelschap gedurende de maaltijd en ze hebben samen de afwas gedaan. Vandaag reed Marnix door een landschap vol met weiden en hier en daar een boerderij. Berg op, berg af. De streek is gekend voor zijn Charolais koeien. De kalfjes lopen bij de koe in de wei. Het was Taizé of Cluny vandaag maar het is het laatste geworden. Cluny was zeer belangrijk voor de katholieke kerk. Van St.-Pieters in Rome was er nog geen sprake. Er resten nu nog twee torens en diegene die ze wil bezoeken moet langs een stoeterij passeren. De brokstukken van het complex werden namelijk gebruikt om deze stoeterij te bouwen. 82 km op de teller en hij klinkt nog fit. Terug geen p.c. ter beschikking maar hij belooft als hij op tijd in Peyrusse geraakt van er daar eens werk van te maken om zelf ne keer iets te bloggen. Groetjes, Lieve