60. Sterkte
In gebeden tot de Heilige Geest wordt de Derde Goddelijke
Persoon wel eens aangesproken als Geest van sterkte'. Sterkte is de deugd
waardoor de Heilige Geest U standvastigheid en stabiliteit verleent, zodat U
niet te snel uit het lood geslagen wordt wanneer de beproevingen op Uw weg
komen. Hij geeft U de kracht om te volharden in de betrachting van het goede,
om niet te snel op te geven wanneer het moeilijk wordt. De waarlijk bezielde
christen vindt in zich de kracht om weerstand te bieden aan bekoringen, aan
situaties die hem menselijkerwijze zouden kunnen afschrikken, en capituleert
niet wanneer hij tegengewerkt wordt, want hij weet dat hij het goede betracht
en dat God de Zijnen niet in de steek laat: De 'mensen van goede wil' zijn zij
die Gods Plan ten uitvoer moeten helpen brengen, want God verwezenlijkt Zijn
doelstellingen door hun handen, hun mond, hun hart, hun geschriften. Daarom ook
zal Gods Geest de deugd van sterkte vooral in verregaande mate tot ontwikkeling
brengen in hen door wie Hij 'grote dingen wil doen'.
De grootste vijand van deze Goddelijke bedoelingen is de
menselijke zwakheid, zoals dat wel voor elke deugd geldt. In de engere
betekenis van het woord echter, is de zwakheid de neiging van de mens die het
goede opgeeft, het kruis van zijn schouder aflaadt en zich laat afglijden naar
een meer werelds leven zodra de beproevingen hem te zwaar worden, omdat hij
deze in verband brengt met zijn betrachting van het goede, en niet bereid is om
hier op aarde de prijs te betalen die hem later de eeuwige verheerlijking zal
opleveren. Hoewel hij eventueel wel beseft dat zijn lijden een gouden zaak is
voor zichzelf zowel als voor andere zielen en voor de verwezenlijking van Gods
Plan van Heil, begint hij te wankelen. Dit wankelen is op zich een bekoring:
Godsvijandige krachten willen hem doen geloven dat hij zichzelf iets wijsmaakt,
dat hij zijn kansen op een 'goed leven' verspilt om een hersenschim na te
jagen, met andere woorden dat de Eeuwige Gelukzaligheid een fabeltje is, want
'men leeft slechts één maal en moet er het beste van maken'. 'Het beste' is
echter doorgaans niet het beste zoals God dit voor ons heeft voorzien.
Het is de deugd van sterkte die op zulke ogenblikken de bron
van volharding moet worden. Wanneer bijvoorbeeld in het bekend gebed tot Maria
als Moeder van Altijddurende Bijstand wordt gevraagd "bekom ons de
eindvolharding", dan is dit in wezen een smeekgebed om de deugd van
sterkte. Wanneer U bij de geringste tegenslag de moed laat zakken, de armen
laat hangen, bij de pakken gaat neerzitten, ontbreekt het U aan de deugd
van sterkte. Dat overkomt ieder mens wel eens, maar het mag geen herhaalde
toestand worden. Deze deugd is één van de grote eigenschappen die de vurige
christen onderscheidt van de lauwe christen, die de naam 'christen' in wezen
niet waardig is omdat hij in feite het kruis verloochent, of het althans niet
met Liefde in zijn eigen leven aanvaardt.
61. Solidariteit
Solidariteit is een begrip dat U wellicht vooral kent uit de
context van de sociaal-economische relaties. Ook tussen zielen op het
spiritueel vlak leeft de solidariteit. Dit is zelfs een door en door
christelijke deugd. Solidariteit houdt verband met het gevoel van saamhorigheid
tussen mensen, het gevoel van mensen dat zij met elkaar verbonden zijn, dat zij
elkaar onderling tot steun zijn, er voor elkaar zijn, een gevoel van
eensgezindheid, van aan één lijn trekken. Solidariteit is een eigenschap van
bij elkaar horen op elk ogenblik, maar waarbij de saamhorigheid vaak eerder
onmerkbaar aanwezig is en pas echt aan de oppervlakte treedt in ogenblikken van
crisis, strijd of moeilijkheden.
Het is de solidariteit waardoor mensen het gevoel hebben dat
hun lot met elkaar verbonden is, en waardoor zij zich gaan inzetten om samen,
met verenigde krachten, uit de moeilijkheden te komen. Duidelijke voorbeelden
hiervoor zijn: soldaten aan het front, mensen die samen ergens gegijzeld zijn,
werklieden in staking, een politieke partij, alle mensen van een bepaalde
sociale klasse die samen verdrukt worden, mensen in een buurt die samenspannen
om hun buurt te redden tegen afbraak van hun huizen, enzovoort. Solidariteit is
een deugd die in mensen een eigenschap kan bovenhalen die lange tijd verborgen
is gebleven, maar die wel leeft in het verborgene van elke ziel die zichzelf
niet helemaal door de duisternis heeft laten vermoorden: de broederlijke band
van ziel tot ziel, zoals Jezus deze zo vurig heeft gepredikt.
Gebrek aan solidariteit komt tot uiting in de mens die zich
onttrekt aan de strijd voor het gemeenschappelijk belang. Let wel: Het kan
spiritueel lofwaardig zijn, een volledig eigen koers te varen, en zelfs tegen
de stroom op te roeien. Doch wat hier bedoeld wordt, is het zich onttrekken aan
de strijd voor het gemeenschappelijk belang doordat men niet gelooft in de
onderlinge verbondenheid van zielen, dus doordat men te weinig gevoel heeft
voor het spiritueel broederschap van alle mensen.
In het licht van Gods bedoeling dat alle mensen zouden leven
als broeders, kan in feite elke vorm van competitie ook als gebrek aan
solidariteit worden beschouwd. Het is immers niet Gods bedoeling geweest dat
mensen met elkaar zouden wedijveren, op welk vlak dan ook. Mensen willen zich
letterlijk op alle gebieden van het leven, in alle omstandigheden, met elkaar
meten. Zij beconcurreren elkaar in kracht, schoonheid, rijkdom, intelligentie
enzovoort. Vandaar de uitingen van concurrentie in alle onderdelen van het
leven, zoals de schoolprestaties, sport, bedrijfsconcurrentie,
schoonheidswedstrijden, enzovoort. Mensen handelen daarbij alsof de
eigenschappen waarmee zij elkaar bekampen, hun eigen verdiensten waren. Doch in
feite:
- is
ALLES uitsluitend een gave van God;
- is
deze gave uitsluitend bedoeld om aangewend te worden ten dienste van Gods
Heilsplan voor de zielen.
Een rechtstreeks gevolg van de concurrentie waarop de
menselijke samenleving vaak steunt, is het commercialisme. Ik kom hierop nog
terug in punt 64. Die concurrentie blijkt niet alleen in het bedrijfsleven,
maar leidt bijvoorbeeld ook tot de verschrikkelijke verspilling van geld in
politieke verkiezingscampagnes. Binnen elke partij afzonderlijk heeft men de
mond vol over solidariteit, doch tussen de partijen onderling heerst vaak een
oorlog die tot de grootste dwaasheden aanleiding geeft. De voormelde
verspilzucht is daar één uiting van.
62. Openheid
Openheid is de eigenschap van de mens die zichzelf toont
zoals hij werkelijk is. Hij speelt tegenover elke medemens open kaart, hij doet
niet mysterieus, speelt niet op de onwetendheid van zijn medemens (of op het
feit dat deze hem onvoldoende kent) om dingen over zichzelf voor te wenden en
te veinzen. Hij laat zijn medemens niet in het ongewisse over allerlei dingen,
hij maakt niemand onzeker, brengt niemand bewust of opzettelijk in verwarring.
Openheid houdt nauw verband met algemene eerlijkheid. Een voorbeeldje: een arts
die zijn patiënt niet bij voorbaat informeert over nadelige gevolgen van een
therapie of ingreep, hoewel hij deze gevolgen kent, zondigt tegen de openheid
en is bovendien oneerlijk. Openheid en geslotenheid mag niet worden verward met
extravert, respectievelijk introvert zijn. Deze begrippen verwijzen naar een
wijze van leven die ofwel meer naar buiten toe gericht ofwel eerder naar binnen
toe gekeerd is. Zij hebben echter op zich niets te maken met oprechtheid of
eerlijkheid.
Over de gesloten mens in de spirituele zin, zegt de
volksmond wel eens "hij heeft het in zijn mouw". Deze mens heeft
verborgen negatieve 'kwaliteiten' die plots als een onaangename verrassing te
voorschijn kunnen komen. Dat maakt de omgang met een dergelijke ziel
onaangenaam en onaantrekkelijk. Het is alsof U met deze mens steeds op het
ergste voorbereid moet zijn, ook al hoeft er niet noodzakelijk iets te
gebeuren. Dit schept in ieder geval onzekerheden in de relatie, die niet
verenigbaar zijn met de vlotte omgang die tussen zielen in de christelijke zin
mogelijk hoort te zijn. Mensen met een dergelijke gesteldheid scheppen eerder
verdeeldheid en verwijdering dan eenheid en aantrekking.
Dat is in wezen wat gebrek aan openheid tot een ondeugd
maakt: Jezus zegt dat wie verdeeldheid zaait, niet met Hem is. Het ware
christendom is de betrachting van eenheid van alle mensen, zonder enige
afstoting, noch op grote schaal noch in de kleine relaties tussen individuele
mensen. Een bijzondere vorm van gebrek aan openheid is de
vooringenomenheid. De vooringenomen mens houdt er starre, onbuigzame
meningen en opvattingen op na, is bevooroordeeld, vertoont gebrek aan openheid
tegenover de standpunten van anderen, en is niet geneigd om zich eerst op grond
van informatie een oordeel te vormen. Hij is dus ook niet toegeeflijk. Hij
heeft bij voorbaat zijn eigen opvattingen over vele dingen, en gaat heel snel
in de fout door onverdraagzaamheid en door veroordeling van zijn medemens. Hij
duldt geen tegenspraak omdat hij er automatisch van uitgaat dat hij gelijk
heeft.
Eveneens als gebrek aan openheid te beschouwen, is de
eigenzinnigheid, de gesteldheid waarbij U steeds weer Uw eigen mening
doordrijft, niet luistert naar de raad van Uw medemens, zelfs al spreekt deze
wijze woorden die U voor onheil kunnen behoeden, en geen lessen leert uit Uw
fouten. Eigenzinnigheid heeft veel te maken met koppigheid. Het is heel
moeilijk, een eigenzinnig mens tot bekering te brengen, want zelfs indien hij
verstandelijk gesproken wel inziet dat hij een fout heeft gemaakt, zal hij niet
zelden moedwillig dwarsliggen en tegen alle adviezen in zijn eigen zin blijven
doordrijven en volgens zijn eigen methode tewerk blijven gaan. Deze mens drijft
niet zelden zijn medemens tot wanhoop doordat zijn gedrag de vraag uitlokt of
hij 'het niet kan begrijpen, of werkelijk niet wil begrijpen' dat
hij verkeerd zit.
Deze instelling maakt de mens met een gebrek aan openheid
tot een moeilijk mens om mee om te gaan. Door zijn koppigheid om lessen te
trekken uit zijn fouten, loopt hij voortdurend het risico om zich te lenen tot
daden die zelfs tegen zijn eigen geweten indruisen: hij stelt deze daden
niettemin, al was het maar om dwars te liggen of niet te hoeven toegeven dat
zijn eigen opvattingen niet de juiste zijn. Deze mens kan zelfs onmiskenbaar
trekken van Judas in zich krijgen, die in weerwil van het extreem voorbeeld van
deugdzaamheid waarvan hij drie jaar lang getuige was geweest door zijn leven
als apostel van Jezus (en de nabijheid van Maria), niettemin tot verrader werd
en dus alles weggooide wat door God op zijn levenspad was gebracht. Hoe is dit
mogelijk? Doordat de spirituele geslotenheid de ziel afsnijdt van de Levensboom
en de deur opent naar de listige beïnvloedingen der duisternis.
63. Zelfkennis en Zelfbewustzijn
Het spreekwoord zegt "zelfkennis is het begin van de
wijsheid". De mens heeft de neiging, alles te willen doorgronden, doch de
eigen persoonlijkheid, het eigen karakter, de diepten van het eigen wezen kent
hij meestal niet. Niet zelden gaat de mens achteloos voorbij aan zijn eigen fouten,
tekortkomingen, gebreken en ondeugden. Jezus had het reeds over hen die wel de
splinter zien in het oog van hun medemens, doch niet eens de balk in hun eigen
oog: Elke kleine ondeugd van hun medemens valt hen meteen op, doch voor hun
eigen onhebbelijkheden blijven zij blind. Zo menen sommigen dat zij waarlijk
heilig zijn, terwijl hun fouten en gebreken (en vaak niet van de geringste)
niet te tellen zijn. Deze mensen bezitten dus heel weinig zelfkennis, en
bijgevolg ook weinig Wijsheid.
Inderdaad, wie zichzelf begint te doorgronden, ziet hele
werelden opengaan, want hij begint zichzelf te zien zoals God hem ziet. Dat is
een grote genade, want zonder inzicht in Uzelf is geen groei mogelijk. U kunt
geen verbeteringen aanbrengen zolang U de fouten niet hebt gevonden. Het is
opmerkelijk hoezeer de ogen van de geest vooral lang versluierd kunnen blijven
voor het interieur van Uw eigen ziel. Wij moeten dit beschouwen als een
onbewust mechanisme van zelfverdediging. Velen zouden de schok van het zien van
de eigen ziel niet vlot verteren. Nochtans is zelfkennis een belangrijke deugd,
want precies de bewustwording van de eigen zwakke kantjes kan de ziel flinke
aanwijzingen geven om op de best geschikte wijze van koers te veranderen vόόr
het te laat is. Fouten maken, is niet erg, zolang Uw aardse kruisweg duurt,
maar het is een goede zaak indien U erin slaagt, voor de laatste maal onder Uw
kruis te zijn gevallen zodra U geacht wordt, de Calvarie van Uw verheerlijking
te bereiken.
U begrijpt wel wat ik bedoel: Het is beter, zoveel mogelijk
hoekjes en kantjes te kunnen bijwerken vόόr Uw levenseinde hier op aarde. Elke
meter van Uw levensweg geeft U een nieuwe kans om naar zelfvervolmaking te
groeien. Daartoe is zelfkennis noodzakelijk. Om deze te bereiken, moet U wel
bereid zijn om de waarheid over Uzelf onder ogen te zien. Laat U niet te vlug
beïnvloeden door om het even wie pogingen doet om U te 'analyseren': Soms
hangen mensen over hun medemens een beeld op dat niet helemaal met de waarheid
overeenstemt. Maar wees wel alert en eerlijk tegenover Uzelf wanneer U
aanwijzingen krijgt voor het feit dat U fouten hebt gemaakt. Hier speelt het
zelfbewustzijn een grote rol. U moet op een gezonde wijze leren, Uzelf als in
een spiegel te bekijken, zoals een ander mens naar U kijkt, teneinde tijdig de
onvolkomenheden bij Uzelf te ontdekken. De kunst bestaat hierin, dat U zich van
Uzelf bewust wordt zonder daardoor geremd te worden. U mag niet elk ogenblik
van de dag inwendig naar Uzelf lopen kijken, want Uw gedrag zou elke
spontaneïteit verliezen. Een gulden middenweg is deze: Trek elke avond een paar
minuutjes uit voor zelfbeschouwing, zolang U het gevoel hebt dat dit U iets kan
leren over Uzelf, en pas Uw gedrag daarbij aan. Wees steeds ongedwongen, doch
leer te letten op de Uzelf bekende zwakheden. In wezen is dit hele boek op zich
een leidraad naar zelfverbetering door een grotere zelfkennis en een toegenomen
zelfbewustzijn.
Het zelfbewustzijn en de zelfkennis kunnen in hoge mate
ontwikkeld worden wanneer U Uzelf totaal aan Maria toewijdt en Haar ongeremd
aan U laat werken. Zij stelt Zich tot doel, Haar toegewijden naar de
volmaaktheid te leiden, en daartoe is het noodzakelijk dat Zij deze geregeld
voor de spiegel plaatst opdat hij zichzelf zou zien zoals Zij (en God) hem
ziet. Hierdoor worden vele muren in de diepte van de ziel gesloopt, en krijgt U
Uzelf te zien op een wijze die voordien ondenkbaar was. Wanneer de ziel echt
meewerkt en Maria met zich alles laat doen wat Zij wil, is de kans groot dat
zij, nadat zij enige tijd in Marias handen is geweest, zichzelf gewoon niet
meer herkent. Dat is verhoogde zelfkennis op een gezonde, zachte wijze: de ziel
wordt niet gebrutaliseerd, zij voelt gewoon zichzelf veranderen. Dat kan een
tijdje duren, of dat kan onvoorstelbaar snel gebeuren, maar de ervaring van de
zelfbeschouwing is bijzonder genadevol.
Gebrek aan zelfkennis en zelfbewustzijn komt voor bij vele
mensen, vooral bij hen die weinig voeling hebben met het spirituele. Het gevaar
van dit gebrek bestaat hierin dat in dat geval de verleiding groot is om erop
los te leven, alsof er geen levensopdracht, geen toekomst, geen heilsbelofte en
geen Goddelijke Gerechtigheid bestond. Het pijnlijke is echter, vast te stellen
dat er ook onder de regelmatige kerkbezoekers niet weinigen zijn die blijkbaar
een heel geringe zelfkennis bezitten. Onder hen vindt men opvallend genoeg ook
de vurigste verkondigers van de Goddelijke Barmhartigheid, die echter
tegelijkertijd de Goddelijke Gerechtigheid wegvegen als onbestaande. Hoe devoot
deze mensen soms ook pogen te zijn, zij gaan gebukt onder de gevaarlijkste vorm
van verblinding: deze van het 'doen alsof' terwijl zij nochtans beter
geïnformeerd kunnen zijn.
64. Vergeestelijking
Ik zou de bespreking van de deugden willen besluiten met de
vergeestelijking, die beschouwd kan worden als het uiteindelijk doel van een
deugdzaam leven. In het Evangelie gaf Jezus reeds Zijn verlangen te kennen dat
wij ons slechts om één ding zouden bekommeren: het Rijk Gods. En Hij beloofde
dat aan de mens die deze doelstelling koesterde, al het andere erbij gegeven
zou worden. Inderdaad, de ware, vertrouwvolle christen hoeft zich slechts te
bekommeren om de aangelegenheden van de ziel en de noden van Gods Plan. God
zorgt op Zijn beurt voor de menselijke noden.
Uw leven is een onophoudelijke strijd tussen de materiële
behoeften van Uw lichaam en de Wijsheid van Uw ziel. Het lichaam
bestaat zelf uit materie, stof, en is daardoor onderworpen aan de wetten van
het materiële, dus van de wereldse behoeften (eten, drinken, kleding, rust, huisvesting
enz...). Deze behoeften worden constant beïnvloed door de krachten van de
duisternis, die hen tot doelstellingen op zich willen maken opdat U eraan
verslaafd zou worden en Uw hele doen en laten, denken, voelen, spreken en
verlangen rond die behoeften gecentreerd zou worden, teneinde U van het
zielenleven met God weg te leiden. In de greep die deze behoeften op U hebben,
of althans in de mate waarin U die greep aanvoelt, schuilt de macht van de
grote verleider (de satan), en dus de bekoring en de zonde. Uw ziel echter,
heeft van God een ingeboren Wijsheid ontvangen, die U voortdurend influistert
dat de materiële dingen slechts middelen zijn om Uw lichaam in staat te stellen
om te overleven, doch nooit doelstellingen op zich mogen worden. De ware doelstelling
van het leven is de vervolmaking van de ziel, en deze veronderstelt dat U Uzelf
losmaakt uit de macht van het materiële, en steeds meer tijd en inspanningen
gaat besteden aan de noden van de ziel: het nastreven van een groei in
de Wijsheid, het inzicht in de Goddelijke Mysteries, een diepe beleving van
alle deugden, een ononderbroken communicatie met God en met Maria.
Vergeestelijking is één van de edelste vermogens die in de
ziel tot rijping kunnen komen. Het is de eigenschap van de mens die erin
slaagt, zich in verregaande mate van zijn wereldse behoeften en aardse belangen
los te maken om zijn leven zo volkomen mogelijk af te stemmen op de zaken en
behoeften van de ziel. Deze deugd heeft, zoals U reeds hebt kunnen zien,
raakpunten met de deugden van de matigheid, de vrijgevigheid, de
offerbereidheid, de zuiverheid van lichaam. Maar zij heeft ook 'een leven en
belangen op zich'. Vergeestelijking is het vermogen tot onthechting, het
loskomen van materiële banden. De ziel die zoveel mogelijk de vergeestelijking
nastreeft, hecht steeds minder belang aan de dingen der wereld, en deze neiging
kan heel ver gaan: zij kan ertoe leiden dat de ziel begint te beseffen dat
alles wat mensen doen en zeggen, volkomen onbelangrijk is. Zij ziet dit alles
als de 'stem van de mensen', voorbijgaande handelingen en uitspraken van
sterfelijke mensen, dus geïnspireerd door geesten en harten die noch de
absolute Wijsheid noch de absolute zuiverheid noch de absolute Liefde in zich
dragen, en die in vele gevallen zonder meer handelen en spreken vanuit de
ingevingen door de tegenstander van God, die alleen maar wil ontmoedigen. De
ziel die vergeestelijking betracht, leeft in overeenstemming met Gods Wil, Zijn
Plan en Zijn bedoelingen. Zij is niet vlug geneigd, haar materiële behoeften
voorrang te geven op de dingen van de ziel.
Wat is vergeestelijking in wezen? Het is minder leven alsof
U één en al lichaam was, en meer leven alsof U één en al geest was. De mens die
de vergeestelijking betracht, leeft met de blik op de eeuwige waarden gericht.
Hij wordt als het ware constant verlicht door een inwendig Licht dat hem eraan
herinnert dat hij in de eerste plaats een ziel is. De meeste mensen
vergeten dat zij een lichaam hebben maar een ziel zijn. Velen
menen ten onrechte dat zij een lichaam zijn en een ziel hebben.
Dat komt eenvoudigweg omdat het lichaam het enige is wat U van de mens ziet, en
ook hetgeen de ene mens op het zicht van de ander onderscheidt. Wanneer U een
mens ontmoet, is zijn lichaam het eerste wat U ziet. Van de ziel ontdekt U
(eventueel) pas geleidelijk aan stukjes naarmate U hem observeert, hem hoort
spreken, hem ziet handelen, hem 'aanvoelt' enzovoort. Als mens in een lichaam
hebt U automatisch bepaalde behoeften: voeding, drank, onderdak, kleding en
andere.
Aan deze behoeften moet regelmatig voldaan worden. De
ondeugd treedt op vanaf het ogenblik waarop deze behoeften de overhand krijgen
op deze van de ziel, en het nastreven van de bevrediging van deze behoeften een
leven op zich gaat leiden, met andere woorden het grootste gedeelte van Uw tijd
opeist.
Hoe meer de mens zich van de behoeften van zijn lichaam
losmaakt, des te minder gaan deze lijden aan 'overvoeding': Een mens die leeft
met de blik op de behoeften en handelingen voor de eeuwigheid, voedt constant
de ziel en houdt zijn lichaam op de plaats die God ervoor heeft
voorzien, namelijk ondergeschikt aan de ziel. Hij kan zich daarin in de vele
opeenvolgende situaties van elke dag zodanig oefenen dat zijn ziel automatisch
de hoofdbrok van zijn leven uitmaakt. Een oefening om het lichaam te ontwennen
van zijn onterecht opgeëiste status als beheerser van Uw wezen, is het vasten,
vooral wanneer een levenshouding van onthechting ondersteund wordt door
spirituele activiteiten in lectuur, bijwonen van de Heilige Mis, veelvuldig
gebed, meditatie en beschouwing, enzovoort.
Een grote hulp is ook het doorsnijden van overbodige banden
met het stoffelijk leven. Dat kan zijn: beperking van elk contact met de media
(televisie, radio, dagbladen en tijdschriften), geen inhoudsloos gekeuvel met
mensen, sterk relativeren van wat mensen zeggen, ook het sterk relativeren van
Uw eigen verleden! Uw verleden is als een ongedekte cheque, uitgeschreven door
een bank die niet meer bestaat, met andere woorden: het heeft geen waarde meer
voor U. Van tel zijn alleen Uw beleving van het heden en Uw hoop naar de
toekomst toe (in de breedst mogelijke zin, namelijk ook met betrekking tot het
Eeuwig Leven). Uw verleden is niets anders dan de aanloop naar de persoon die U
vandaag bent. Bewaar het goede in Uw hart, en leer uit het minder goede, maar
laat het in geen geval worden tot een ketting die U vastbindt door de
herinnering aan pijnlijke ogenblikken, vroegere zonden, wonden die mensen U
hebben toegebracht enzovoort.
Word niet de slaaf van een tijd en invloeden die voorbij
zijn. Voor God telt louter en alleen wat U nu doet, wie U nu
bent, en welke intenties U voor de toekomst hebt. Was Uzelf vrij van het slijk
van het verleden door berouw, biecht en boete, en leef in de betrachting dat U
vandaag beter zou zijn dan gisteren, en morgen nog beter dan vandaag. Beschouw
elke nieuwe dag als een wedergeboorte, een nieuw begin, en leef elke dag alsof
U niet eens een verleden had, volkomen vrij en onbelast, en met een zo zuiver
mogelijk hart. De band van het eigen verleden vormt samen met de band van de
wereldse invloeden uit Uw omgeving van vandaag en de invloeden vanuit Uw eigen
lichaam de drie kettingen die het meest Uw opgang naar God belemmeren. Breek ze
resoluut, en geniet de ware vrijheid van de zuiveren van hart: zij die leven in
vergeestelijking. In het laatste hoofdstuk kom ik hier nog op terug, wanneer ik
nader zal ingaan op het vermogen tot loslaten.
Vergeestelijking geeft U het vermogen om doorheen de schijn
der dingen te kijken. Wat U om U heen ziet, is een stoffelijk masker. De ware
kern van het leven is datgene wat onder de oppervlakte van het stoffelijk
omhulsel der dingen verborgen zit. Alleen een ziel die op een vergeestelijkt
leven ingesteld is, leert deze kern aanvoelen en laat zich steeds minder om de
tuin leiden door het uiterlijk van de dingen.
Het tegenovergestelde van vergeestelijking is het
aardgebondene, het materialisme, het bij voorkeur nastreven van de
bevrediging van de eigen stoffelijke behoeften, zelfs indien dit ten koste van
de medemens gaat. De voorbeelden hiervoor in het leven van elke dag zijn
ontelbaar. Vaak komt deze neiging aan de oppervlakte in situaties die het op
het eerste gezicht niet laten vermoeden. Een klein voorbeeld: hoevele artsen
schrijven niet een therapie of een ingreep voor die in feite niet nodig, ja
zelfs gevaarlijk is, omdat zij daar financieel gewin in zien? Hoe vaak worden
nog ingrepen uitgevoerd bij een patiënt van wie de arts heel goed weet dat deze
stervende is, zodat de ingreep geen enkel nut meer heeft? (Ik heb het hier wel
degelijk over ingrepen waarvan bekend is dat ze niet levensreddend noch
genezend werken). Hoevele advocaten nemen niet de verdediging aan in zaken
waarvan ze weten dat ze uitzichtloos en zelfs volkomen immoreel zijn, louter
uit winstbejag?
Materialisme is een levenshouding die gemakkelijk wortel
schiet in de ziel wanneer deze het leven op deze wereld als een doel op zich
beschouwt. Genotzucht zet de mens ertoe aan, allerlei materiële snufjes en
situaties na te jagen die hem een 'gemakkelijk', comfortabel leven beloven.
Genotzucht gaat vaak gepaard met een zucht naar materiële verrijking. De mens
maakt geld, eigendom en bezit tot doel op zich, ja zelfs tot afgod die tot in
het oneindige aanbeden en gediend wordt. Alles moet ruimen voor de
vermeerdering van het bezit, en alle waarden die de groei van de ziel
beogen, worden als waardeloos verworpen, omdat zij geen materieel voordeel
garanderen.
Een groot uitvloeisel van het materialisme is de
commercialisering van onze samenleving: alles moet geld opbrengen, van alles
wordt een handel gemaakt. Dat blijkt heel goed in de reclamewereld, die zelfs
in de sport het hoofdelement geworden is. De sport, oorspronkelijk bedoeld als
lichaamsoefening en later nog enigszins onschuldige competitie, is nu een
geldindustrie geworden. Een veel voorkomende uiting van materialisme, die
gepaard gaat met gebrek aan overgave aan Gods Voorzienigheid, is de deelname
aan kansspelen (lotto, loterij, voetbalpronostieken enzovoort), evenals alle
vormen van gokken (met kaarten, roulette, gokautomaten, enzovoort). De
christelijke Leer verbiedt deze activiteiten, en terecht, want zij leiden naar
ondeugd en houden de ziel vast in het nastreven van geldgewin.
Materialisme komt dus hoofdzakelijk tot uiting in een (vaak
op koortsachtige wijze) verheffen van geld tot hoofddoel van het leven. Eén van
de vele ondeugden die hieruit voortvloeien is het feit dat vele mensen zich
gemakkelijk laten omkopen: zij bezwijken vlug onder de verleiding van materiële
voordelen die hen aangeboden of in het vooruitzicht gesteld worden. Omkoperij
aanvaarden, is een even grote ondeugd als zelf een mens omkopen, want hij die
zich laat omkopen, koppelt daarmee een materialistische begeerlijkheid aan
oneerlijkheid. Vaak worden zuivere morele principes onmiddellijk overboord
gegooid onder de verleiding van geld. Om U het gevaar van het materialisme
duidelijk te maken, verwijs ik U graag naar een openbaring die mij is
geschonken in verband met de voetwassing door Jezus op de avond waarop Zijn
Passie begon. Toen zei Jezus dat wie zich niet door Hem de voeten liet wassen,
geen deel kon hebben aan Zijn Rijk, en tot Petrus, die dit aanvankelijk
weigerde, zei Jezus dat hij dit nu nog niet begreep, maar dat het noodzakelijk
was. U moet bedenken dat de voeten symbool staan voor het aardgebondene, het
'met-de-wereld-in-verbinding-staan'. In de diepte betekent de voetwassing
daarom het gereinigd worden van alle materiële banden, het 'loswassen' van de
wereld. Wie zich niet laat reinigen van de materie, kan geen deel hebben aan
het Rijk Gods.
Materialisme is een gevangenis voor de ziel. Laat ik het U
als volgt in een beeld voorstellen: de mens heeft een beperkt aantal echte
stoffelijke behoeften (voedsel, drank, kleding, huisvesting, verwarming,
natuurlijke medicatie, enkele producten voor elementaire lichaamsverzorging, en
al naargelang zijn specifieke levensomstandigheden en leefmilieu misschien nog
enkele andere). Een materialistische levenshouding schept steeds nieuwe
behoeften, die hij telkens weer wil bevredigen. Doch elk van deze behoeften
bindt hem steeds weer aan de wereld vast. Elke behoefte is als een draadje
waarmee een web geweven wordt. Naarmate de materiële verlangens in aantal
toenemen, wordt het web dus groter en groter, tot de ziel zodanig verstrikt zit
dat zij gewoon niet meer loskomt. Zo wordt haar vlucht naar de belevingssfeer
van het Goddelijke volledig belemmerd. Precies hierin schuilt de grote waarheid
dat het materialisme het grote wapen is waarmee Gods tegenstander de zielen
gevangen houdt. Precies om diezelfde reden wordt terecht gesteld dat alle
ontwikkelingen die het materialisme in het leven hebben geroepen, door de
duivel geïnspireerd zijn: de industrialisatie, de vele ontsporingen van de
wetenschap, alle economische stelsels die volledig rond geld gebouwd zijn,
enzovoort.
Een andere vorm van gebrek aan vergeestelijking is de
overmatige aandacht voor uiterlijkheden. Bijvoorbeeld: de veelvuldige
neiging om in een spiegel te kijken; zo zijn er ook mensen die, wanneer ze
bezoek moeten ontvangen, geen rust kennen omdat zij menen dat dit of dat
plooitje in hun kleding storend werkt, enzovoort... Deze mensen verliezen veel
tijd, energie en hartsvrede aan zaken die voor hun ziel onbelangrijk zijn, en
deze tijd en energie roven zij in wezen weg uit hun innerlijke communicatie met
God. U bent het Uw medemens verschuldigd dat U verzorgd bent, doch Uw uiterlijk
voorkomen mag geen obsessie worden. Een zeer veel voorkomende vorm van gebrek
aan vergeestelijking is de nieuwsgierigheid. De nieuwsgierige mens heeft
een overmatige belangstelling voor de dingen der wereld. Niets ontgaat hem,
doch zijn interesse heeft steeds te maken met wereldse zaken. Zijn zintuigen
staan voortdurend op scherp, hij ziet en hoort alles, alles houdt hem bezig, en
zijn geest en hart worden helemaal opgeslorpt door dingen die vergankelijk zijn
in plaats van door de belangen van de ziel.
Hij zoekt zonder ophouden alle nieuwtjes over zijn medemens
en zijn omgeving, en kent rust noch duur wanneer hij de nieuwsuitzendingen op
televisie of de actualiteiten in de krant moet ontberen. Er is een verschil
tussen nieuwsgierigheid en het op een gezonde wijze begaan zijn met het lot van
Uw medemens. Wanneer sprake is van eerlijke belangstelling voor het verloop van
dingen in het leven van Uw medemens, kan deze berusten op naastenliefde.
Nieuwsgierigheid wordt het zodra Uw belangstelling ook dingen betreft die
werkelijk privaat zijn, en U de neiging voelt om er op een ongepaste wijze mee
bezig te zijn en er zelfs over te spreken met anderen. Bij nieuwsgierigheid is
doorgaans een zekere 'koorts' merkbaar: U kunt het niet laten, met die dingen
bezig te zijn, en Uw geest wordt overheerst door gedachten over zaken die U in
feite niet aangaan.
Nieuwsgierigheid kan ook leiden tot een neiging tot
schending van de privacy van Uw medemens: een soms ziekelijke behoefte om alles
over iemands doen en laten te weten te komen, wat bijvoorbeeld hierin tot
uiting kan komen dat U zijn briefwisseling wil lezen, zijn dagindeling
bestudeert, enzovoort, en niet zelden de leemten in die kennis gaat opvullen
door ijle speculaties die door Uzelf of door anderen onterecht voor waarheid
genomen kunnen worden. Een middel om van nieuwsgierigheid te genezen, kan hierin
schuilen, dat U Uzelf voor ogen houdt dat alles wat in het leven van Uw
medemens gebeurt, louter een zaak is tussen hem/haar en God, want alle
gebeurtenissen in een mensenleven zijn leerproeven die Gods Voorzienigheid op
zijn weg brengt. Deze leerproeven zijn beschikt voor de ziel van die
specifieke mens, en voor niemand anders. Precies om die reden gaan de
gebeurtenissen in het leven van Uw medemens U niet aan.
Tot besluit van deze beschouwing over de vergeestelijking,
en tevens van dit hoofdstuk over de deugden, wil ik U een oefening voorstellen
om te leren loskomen van de wereld rondom U. Wat aanvankelijk als een oefening
beleefd kan worden, moet uiteindelijk tot een gewoonte worden. U zult merken
dat het Uw hele geestelijke leven kan veranderen: maak er een gewoonte van,
overal en altijd (niet alleen tijdens Uw gebedsuren) in Uw hart verenigd te
zijn met het Hemels Hof. Zelfs terwijl U door de straat wandelt, kunt U leren,
steeds Uw inwendige blik op Jezus, Maria, de Heilige Jozef (al naargelang de
beelden die in U opkomen) gevestigd te houden. U zult spoedig vaststellen dat U
dan nog wel kijkt naar de dingen om U heen, maar ze niet meer ziet.
Ik bedoel: U zult van de wereld alleen nog voldoende signalen opvangen om
zonder ongevallen ter bestemming te komen, doch niets anders zal Uw geest
bezighouden dan Uw inwendige beschouwing. Deze oefening zal U helpen om
na verloop van tijd volkomen met de blik op de Hemel te leven en U los
te maken uit de zintuiglijke invloeden vanuit de wereld.
Op dezelfde wijze moet U bijvoorbeeld ook leren, gedurende
de Heilige Mis in diepe vereniging met Jezus te treden. U zult niet meer
afgeleid worden door wat om U heen in de kerk gebeurt, en de woorden van de
priester zult U eerder horen in Uw hart dan in Uw oren: het zal
in alle omstandigheden zijn alsof Uw zintuiglijke indrukken steeds meer
uitgeschakeld worden en U God rechtstreeks in Uw hart begint te ervaren.
Op enigszins gelijkaardige wijze gebeurt het tijdens mystieke ervaringen (met
Maria of Jezus), en zo kan het U ook buiten dergelijke ervaringen geleerd
worden om tot een diepere, intensere beleving van God (Maria) in Uw dagen te
komen.
Zolang U op aarde leeft, en dus ook rekening moet houden met
Uw stoffelijke behoeften, zult U onophoudelijk een gulden middenweg moeten zoeken
om tegelijkertijd aan die behoeften te voldoen en niettemin met Uw hart en
geest in de Hemel te leven. In dit verband wijs ik U daarom tot overweging nog
op die passage uit het Evangelie waarin aan Jezus wordt gevraagd of het
geoorloofd is of niet, aan de keizer belasting te betalen. Jezus zegt en doet
daar iets opmerkelijks. Alvorens te antwoorden, laat Hij Zich eerst een
muntstuk geven. Dan vraagt Hij: "Van wie is deze beeltenis en dit
randschrift?". En nadat men Hem ten antwoord heeft gegeven: "Van
de keizer!", zegt Hij eenvoudig: "Geef aan de keizer wat aan de
keizer toekomt, en aan God wat God toekomt". Wat betekent dit, en
waarom zegt Jezus dit pas nadat Hij het muntstuk in de hand heeft gekregen? Hij
bedoelt het volgende: "Voldoe Uw materiële verplichtingen
(geldzaken) tegenover de wereldse autoriteiten, maar voldoe ook Uw niet-materiële
verplichtingen tegenover God". Zo maakte Hij duidelijk dat het heel
goed mogelijk is, voor de ziel te zorgen zonder daarom de wereldse
verplichtingen te verzuimen, met andere woorden dat de wereld de belangen
van de ziel niet in de weg hoeft te staan. Vele mensen verbergen zich
achter hun wereldse verplichtingen om datgene wat echt telt (de ziel) te
verwaarlozen.
48. Vrijgevigheid
Vrijgevigheid is het vermogen om te delen met Uw medemens.
Dit vermogen heeft zeer veel te maken met een groot geloof in Gods
Voorzienigheid, het vertrouwen dat U zelf nooit iets tekort zult hebben, zelfs
al geeft U van Uw eigen bezittingen aan Uw medemens. Het is inderdaad zo dat
hoe meer U geeft, hoe rijker U wordt, en zelfs niet alleen in de ziel: niet
zelden compenseert de Voorzienigheid rijkelijk alles wat U aan anderen
weggeeft. Alleen de mens die twijfelt aan Gods Liefde, of die geen rekening
houdt met het feit dat God bestaat en werkt, kan zo krampachtig aan alles
vasthouden dat hij uiteindelijk in de ondeugd van de gierigheid dreigt te
vervallen. Deze mens heeft niet begrepen, of gelooft niet, dat God alles geeft
wat nodig is om te leven. Vrijgevigheid is een deugd die steunt op het vermogen
tot onthechting, loskomen van het materiële, en tot het kiezen voor het
onstoffelijke, de noden van de ziel.
Vrijgevigheid betekent, aan Uw medemens te kunnen geven
zonder daarbij echt strakke grenzen te trekken. Ware vrijgevigheid is pas
mogelijk op grond van oprechte naastenliefde in combinatie met vertrouwen op
het feit dat God Uw leven in handen heeft. De vrijgevige mens heeft begrepen
dat er grotere waarden in het leven zijn dan het materieel bezit, en dat God
niemand in de steek laat wanneer hij weet te vertrouwen. Ik moet U hier
herinneren aan het Evangelie volgens Mattheüs, waarin Jezus zegt dat de vogels
en de lelies in het veld zich geen zorgen maken over hun materiële leven, en
dat de Vader voor hun noden zorgt. Hij maakt daarbij duidelijk dat de mens zich
slechts om één ding behoort te bekommeren: Om de bevordering van het Rijk Gods
op aarde, de noden van God, want indien de mens zich om Gods behoeften
bekommert, zal God Zich op Zijn beurt om de mens bekommeren.
In sommige gevallen is vrijgevigheid niet zuiver een uiting
van deugd, namelijk indien zij een gevolg is van een geestesstoornis. In dat
geval is sprake van een onverantwoordelijk gedrag waarbij op eerder onbezonnen
wijze dingen weggegeven worden, terwijl de schenker niet ten volle beseft wat
hij doet of een ontoereikende vooruitziendheid naar de dag van morgen toe lijkt
te vertonen. Vrijgevigheid kan ook een ziekelijke graad aannemen, en vervallen
in verspilzucht of verkwisting. Hierbij worden in een overdreven, niet
meer te rechtvaardigen mate dingen weggegeven waardoor de schenker zelf zwaar
in moeilijkheden komt. Het kan daarbij ook gaan om totaal onnodige, overbodige,
nutteloze uitgaven. In deze gevallen is geen sprake meer van handelingen die
voortvloeien uit een gezonde Liefde en een bewust vertrouwen op Gods
Voorzienigheid, doch eerder van roekeloos, onvoorzichtig, ondoordacht handelen.
Gebrek aan vrijgevigheid kan, zoals gezegd, tot gierigheid
worden. Hieronder hoort bijvoorbeeld de neiging om de eigen bezittingen op te
sparen als een doel op zich, vaak met als enige doel de voldoening van het zien
aangroeien van het eigen financieel kapitaal. Hier bestaat de ondeugd uit
diverse elementen. Ten eerste vormt deze gesteldheid een verheerlijking van het
materialisme, waarbij het eigen bezit tot afgod wordt. Ten tweede heeft de gierige
mens doorgaans de neiging, zijn medemens in nood niet te helpen bij het lenigen
van diens nood. Terwijl hij vaak zelf overvloed heeft, leeft hij overdreven
zuinig (op een krampachtige wijze, namelijk onder voortdurende berekening en
afweging van zijn uitgaven tegen het al dan niet trager aangroeien van zijn
bezit dan hij zou willen) en zou hij liever zijn noodlijdende medemens de deur
wijzen dan zijn kapitaal (zijn afgod!) met enkele centen te zien verminderen.
Zeer verwant met de gierigheid, en doorgaans ermee gepaard
gaand, is de hebzucht. De hebzuchtige mens eist alles voor zich op en
stelt zich tot doel, zo veel mogelijk naar zich toe te trekken in de waan dat
elke kruimel die naar een medemens gaat, voor hemzelf een gemiste kans is en
hem vroeg of laat in moeilijkheden (in nood of gebrek) zal brengen. Doordat het
materiële hier een doel op zich is geworden, en vaak de enige drijfveer is voor
elk detail van zijn leven, ontstaan in de belevingswereld van de hebzuchtige
ziel uiteindelijk een eindeloze reeks verlangens, die hij stuk voor stuk
najaagt, en die hem steeds verder van God en van de ware behoeften van zijn
ziel wegleiden. Het is op het fundament van de hebzucht dat de gezindheid van
de concurrentie geboren wordt: de wedijver met de medemens om zichzelf zoveel
mogelijk toe te eigenen ten koste van de ander. Dit is in feite het einde van
alle deugden, want de hebzucht is de moeder van de onverdraagzaamheid, de
onzuiverheid (leugen, bedrog, enz.!), het ongeduld (men wordt gedreven door een
ware koorts om geld en materiële goederen te verwerven), enzovoort.
Hiermee staat de deur open naar zonden van allerlei soort.
Hebzucht kan een zodanige koorts in de geest verwekken dat de mens een
welbepaald iets ten koste van elke prijs wil hebben. Naarmate de ondeugd in de
ziel het zondebesef heeft verdoofd, kan dit aanleiding geven tot vrijmoedige
diefstal, en indien nodig geacht, tot het beroven van de medemens met het
toebrengen van lichamelijke letsels, want alles wat de bevrediging van de
vermeende behoefte in de weg staat, zelfs al is dit een medemens, wordt
beschouwd als een hindernis die opgeruimd moet worden. Hebzucht heeft ten volle
raakpunten met egoïsme, waarover wij het in punt 25 reeds hebben gehad.
De hebzucht en de gierigheid zijn ernstige afwijkingen van
de waardigheid die God aan de mensenziel heeft geschonken. Zij verheffen het
materiële, dat ons door God wordt geschonken om ons het leven op aarde mogelijk
te maken, tot absolute doelstelling op zich, ten koste van de aangelegenheden
van de ziel. Om van deze afwijkingen te genezen, is een vernieuwing van
het bewustzijn ten aanzien van Gods bedoelingen, Zijn werking met de mens en de
ware behoeften van de ziel noodzakelijk.
49. Vergevingsgezindheid
"Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan
onze schuldenaren". Dit verzoek dat wij in het Onzevader zo vaak tot God
richten, betekent in zijn oorspronkelijke betekenis "vergeef ons in de
mate waarin wij onze medemensen vergeven hebben". Vergeving
schenken aan Uw medemens is een voorwaarde om zelf van God vergiffenis te
verkrijgen. Waarom vergeven? Omdat U daardoor te kennen geeft dat U aanvaardt
dat Uw medemens fouten kan maken omdat ook hij, evenals Uzelf, niet alwetend en
niet alvermogend is. Door te vergeven, gaat U ervan uit dat Uw medemens niet
bewust en niet opzettelijk heeft willen dwalen, maar dat hij misleid is geweest
tegenover U. Dat kan Uzelf ook overkomen. Door te vergeven, kunt U een ziel
waarlijk genezen. Vergeven is een heldhaftige daad van naastenliefde. Het is
een daad waarmee U de satan veel wind uit de zeilen neemt, want vergeving
bewerkt verzoening en kan daardoor veel onvrede tussen zielen en binnen in de
harten wegnemen.
Zolang U Uw medemens niet echt in het hart hebt vergeven,
blijven gevoelens van wrevel, wrok of rancune sluimeren: vormen van onvrede die
een normale, ontspannen, spontane communicatie met die medemens in de weg
staan. In dat geval kan tussen U beiden sprake zijn van wat men tussen staten
'koude oorlog' of 'gewapende vrede' zou noemen: toestanden waarin geen conflict
wordt uitgevochten of geen strijd wordt geleverd, en zelfs voor het oog van de
buitenwereld een glimlach wordt uitgewisseld, doch achter de schermen in feite
elkaar niets goeds wordt toegewenst. Sommige mensen koesteren een zodanige
rancune dat zij jarenlang koppig weigeren om een woord te spreken tegen iemand
met wie zij onenigheid hebben gehad. Dat is wat wel vaker gebeurt tussen buren
en zelfs onder familieleden. Deze mensen verbieden daarenboven vaak hun
vrienden of andere familieleden om met de betrokken personen te spreken,
wat de ondeugd nog vergroot, want hierdoor worden gevoelens van haat gevoed en
breiden deze zich soms heel ver uit.
Wanneer de onverzoenlijkheid een ernstige graad aanneemt,
kunt U haatdragend genoemd worden. Deze gesteldheid is een sluipend gif voor Uw
eigen ziel. Dezelfde gesteldheid heerst in een hart dat belust is op
wraak: er is niet alleen geen vergeving, er wordt zelfs gewacht op een
gelegenheid om een kwaad toe te brengen dat minstens even groot is als datgene
wat Uzelf is aangedaan. Onder andere de mens die niet tegen verlies kan, zal
neigen tot wraakzucht. Hij wil zich hierdoor op één of andere wijze revancheren
en als het ware bewijzen dat hij de meerdere is. Het is inderdaad opmerkelijk
hoevele ondeugden op één of andere wijze raakpunten vertonen met die zo grote
ondeugd van de hoogmoed. Eerder zeldzaam is de mens die niet de neiging of de
behoefte bezit om anderen aan zich te onderwerpen of lager dan zichzelf neer te
halen. Zij die in Gods ogen het grootst zijn, voelen zich vaak het meest
onwaardig, terwijl zij wier ziel de grootste poetsbeurt behoeft, er het meest
naar streven om de hele wereld onder hun voeten te leggen. Gebrek aan
vergevingsgezindheid treedt ook te voorschijn bij de mens die er niet kan toe komen,
de eerste stap te zetten om een ruzie bij te leggen.
Het kan heel heilzaam zijn, ook voor Uw eigen ziel, in het
Sacrament van de Biecht elke situatie van Uw hele leven uit te spreken
waarin U met iemand in onmin, onenigheid of ruzie bent geweest, zelfs het
geringste meningsverschil, en U nooit uitdrukkelijk met die mens verzoend hebt.
Wellicht kunt U zich al die situaties niet precies herinneren, maar U kunt ze
wel alle samenvatten in één Biecht, op voorwaarde dat U de oprechte wens hebt
om waarlijk aan al Uw 'vijanden' (verleden en tegenwoordige) in de geest de
hand te reiken.
Het is een hartverwarmend moment, een medemens de hand te
reiken tot verzoening. Kunt U echter om één of andere reden de betwiste zaken
niet uitdrukkelijk met die mens uitpraten of U met hem verzoenen, doe dit dan in
de geest en in het Sacrament van de Biecht, dan staat U in de ziel zuiver
tegenover Uw medemens. Het kan namelijk voorkomen dat een mens die tegen U
heeft misdaan, van Uw levensweg weggenomen wordt, hetzij dat U hem nooit meer
terugziet hetzij dat hij overlijdt, of ook dat hij voor Uw verzoeningspogingen
niet openstaat. In dat geval kunt U in ieder geval Uw vergeving uitspreken in
de geest en in de Biecht.
50. Geestdrift
Letterlijk betekent geestdrift: 'gedreven worden door de
Geest'. Geestdrift, ook enthousiasme genoemd, is een uiting van bezieling door
het Vuur van de Heilige Geest, die blijmoedig en vreugdevol maakt. Geestdrift
geeft uitdrukking aan de golf van energie die over de mens komt wanneer de
Heilige Geest in hem werkzaam is. Het is de blijmoedige gedrevenheid van de
ziel die plots vleugels lijkt te krijgen omdat zij plots haar ware
levensbestemming, haar ware roeping, heeft ontdekt, en nu als door een heilige
wind gedreven afstevent op dat doel. Deze gedrevenheid kan zelfs lijken op een
ware ontploffing van energie in het geval van een plotse mystieke roeping. In
dit geval lijken de geest en het hart letterlijk open te barsten, het hele
wereldbeeld en de kijk op het leven veranderen als bij toverslag, en een onvoorstelbare
energie, Liefde, vreugde, blijheid en spirituele werklust overheersen
plotseling het hele wezen, als door een volkomen wedergeboorte.
Gebrek aan geestdrift komt tot uiting in futloosheid en
doelloosheid. De mens zonder geestdrift dwaalt als het ware rond als een bootje
zonder zeil midden op een windstille oceaan, ten prooi aan elke toevallige
beweging van het water, in welke richting ook, en lijkt niet op een welbepaald
doel gericht. Het is alsof zijn handelingen zonder bezieling voltrokken worden,
zonder motivatie en zonder op een duidelijk punt gericht te zijn. Daarom lijkt
deze mens in al zijn handelen aarzelend en weinig energiek. Hij lijkt niet echt
te weten waartoe zijn handelingen dienen, waar ze goed voor zijn en wat voor
nut ze wel zouden kunnen hebben. Daardoor verspilt hij veel krachten en krijgt
hij ook weinig gedaan, en de dingen die hij toch tot stand brengt, geven hem
weinig bevrediging, want hij ziet ze niet als stappen in een welbepaalde
richting die de verwezenlijking van zijn levensdoel dichterbij brengen, want
hij heeft geen welomschreven doel. Vele dingen worden gedaan in een gesteldheid
van lauwheid, eerder apathisch, zonder veel gevoel, onverschillig, alsof het
allemaal niet veel uitmaakt. De inzet is dan ook bij alle gedragingen laag te
noemen.
De mens met een gebrek aan geestdrift ziet weinig of geen
zin in het leven. Naarmate de bezieling kleiner wordt, neemt ook de levenslust
af. Zo bekeken, wordt het ook duidelijk dat mensen die zelfmoord plegen, geen
levenslust meer hebben doordat het hen aan geestdrift ontbreekt. Zij vinden
niet meer de bezieling door de Heilige Geest waardoor zij de moeilijkheden van
het leven zouden aankunnen, want de Heilige Geest is 'de grote Trooster in de
tijd', de Goddelijke Persoon die troost biedt, met andere woorden die moed
geeft om door de moeilijke fasen heen te komen door te laten zien waartoe zij
dienen. De ziel zonder geestdrift leeft wezenlijk in duisternis. Zij ziet
eerder wolken en nacht dan zonneschijn. Net zoals gebrek aan blijmoedigheid kan
ontaarden in depressiviteit, kan ook een langdurig gebrek aan geestdrift tot
regelrechte depressie uitgroeien. Een ziel zonder geestdrift leeft als het ware
constant met gesloten deuren en ramen. Het Licht van de Heilige Geest komt er
niet meer binnen, en op termijn verstikt deze ziel ook bij gebrek aan
verluchting.
De heiligmakende geuren van de andere deugden krijgen
evenmin nog een kans om de ziel te betreden, en het gebrek aan levenskracht
brengt moedeloosheid met zich mee: de ziel lijkt in zich geen reden meer te
vinden om zich in te zetten, en leeft al spoedig niet echt meer. Deze mens
krijgt het gevoel dat het leven werkelijk aan hem voorbij gaat, dat hij nergens
deel aan heeft, dat hij 'geleefd wordt' (deze mens lijkt 'spiritueel
dood', en wordt nog slechts bewogen door een kracht die mechanisch op hem
inwerkt doch waaraan hijzelf geen deel meer lijkt te hebben). Hij heeft niet
meer de neiging om initiatieven te nemen. Hij vegeteert eerder dan dat hij
leeft, doordat de kanalen van het Ware Leven die hem met God verbinden,
drooggelegd lijken. Alles lijkt dorheid. Zonder het Vuur van de Heilige Geest,
of nauwkeuriger uitgedrukt: zonder het aanvaarden en in zichzelf tot nut maken
van dat Vuur, is geen werkelijk Leven mogelijk. Een uiting van gebrek aan
geestdrift is ook de lusteloosheid en luiheid in alle gedrag. Luiheid kan haar
oorsprong vinden in lichamelijke vermoeidheid, in ziekte, doch heel vaak ook
gewoon in een tekort aan bezieling.
Geestdrift is de kracht die de ziel reeds op aarde deel laat
hebben aan de vreugde van het Leven na dit leven. Het is een kracht die de
heiligen drijft tot hun heldhaftige deugdzaamheid, hun vruchtbare werken, hun
bezielde geschriften, hun vurige Liefde, hun totale toewijding aan Jezus en
Maria, hun spirituele onrust in de zin van "geen rust kennen omdat zij nog
zoveel voor de Hemel willen volbrengen, en de tijd zo kort is". Geestdrift
is overigens een kracht die zowel lichaam als ziel doordringt, want het is
kenmerkend voor een ziel die handelt onder impuls van de Heilige Geest dat zij
ook op het lichamelijk vlak een grote energie lijkt te ontwikkelen (zie wat ik
zo-even nog schreef over de mystieke roeping). Vandaar dat een geestdriftig
mens zodanig verbeten kan ijveren voor zijn ideaal dat hij zichzelf nauwelijks
lijkt te kunnen temperen, zelfs wanneer hij zich op zich niet zo sterk voelt.
Dat is ook een verschijnsel dat bij heiligen opvallend vaak
voorkomt: zelfs bij ziekte zijn hun toewijding, inzet en slagvaardigheid vaak
opmerkelijk. Zegt het Veni Creator niet terecht: "Geef dat ons zwakke
lichaam leeft vanuit de kracht die Gij het geeft"? Uw lichaam is
vergelijkbaar met een wagen: Al is de motor nog zo sterk, al zijn de bedrading
en het hele mechanische overbrengingssysteem nog zo degelijk, hij zal geen meter
rijden zonder benzine. Uw benzine is de bezieling door de Heilige Geest. Het
levensprincipe, datgene wat die verzameling van cellen die samen Uw lichaam
vormen, doet bewegen, is de adem van Gods Geest.
51. Dankbaarheid
Uw hele leven is als een kleed dat door de Goddelijke
Voorzienigheid voor Uw ziel geweven wordt. Dank daarvoor. Het leven in deze
wereld is zo moeilijk en vaak zo teleurstellend geworden, dat het
onwaarschijnlijk klinkt wanneer iemand U zegt dat al Uw doen en laten één
onophoudelijke dankzegging aan God moet zijn. Nochtans bestaat er eerder reden
om te danken voor datgene wat U, menselijk gesproken, als onaangenaam overkomt,
dan voor het vreugdevolle, want precies het minder aangename legt de mooiste
bloemen in Uw ziel, op voorwaarde dat U het draagt in overgave, aanvaarding en
Liefde. Uw hele leven, tot in de kleinste bijzonderheden, is als een breiwerk.
Niets is toeval, alles heeft een reden en een doel, maar deze zijn U niet
bekend.
Danken voor alles, betekent dat U erop vertrouwt dat God met
alles slechts het beste met U voorheeft, dus dat U vertrouwt op Zijn Liefde.
Wanneer iets gebeurt waar U het moeilijk mee hebt, moet U ervan overtuigd zijn
dat God dit toelaat omdat dit binnen Zijn Plan past. Van U wordt slechts
verwacht dat U op elke situatie inpikt op een wijze die in overeenstemming is
met de deugdzaamheid. Danken is in Gods ogen steeds een act van vertrouwen: met
Uw dankbaarheid zegt U in feite tot Hem: "Ik weet dat dit mij een stap
dichter bij mijn Eeuwige Bestemming brengt". En U weet dat die Eeuwige
Bestemming, indien U God laat begaan, alleen de Gelukzaligheid van de Hemel kan
zijn.
Gaat U eens bij Uzelf na in welke mate U de dingen van het
leven vanzelfsprekend vindt, of integendeel beseft hoezeer alles een geschenk
is. Het antwoord op dit kleine zelfonderzoek zal U veel leren over de graad van
Uw dankbaarheid. Let er trouwens ook eens op of U de neiging hebt, alleen
datgene te zien wat in Uw leven niet goed gaat. Ook dàt is een uiting
van ondankbaarheid, want U legt hierdoor de klemtoon op wat U beschouwt als
'punten waarop God tekort schiet'. Dit is een gelijkaardige gesteldheid als
deze waarmee U een medemens zou beledigen, die zich pas een hele dag heeft
uitgesloofd om U werk uit handen te nemen, en die als enige opmerking uit Uw
mond te horen krijgt "Je bent een vaas vergeten af te stoffen". Zo
moet God Zich vaak voelen wanneer Hij in de harten kijkt.
De mens heeft veel meer redenen om dankbaar te zijn dan hij
beseft. Ongeacht hoe zwaar de beproevingen op Uw levensweg, het is steeds Gods
Liefde die U overeind houdt. Elke nieuwe dag is een gelegenheid om verdiensten
te verzamelen voor Uw Eeuwige Gelukzaligheid en voor het Heil van Uw
medemensen, wat ook voor Uzelf heel genadevol is. Bedenk dat een dag van zware
beproeving (waarvoor U dus menselijk gesproken niet vlug zult danken) een groot
verschil kan maken voor Uw Eeuwig Heil. U kunt Uw ziel in een veel grotere
staat van genade brengen door een moeilijke periode met vrucht te doorstaan.
Wees daarom dankbaar voor alles, ook voor het minder gemakkelijke.
Een grote vorm van dankbaarheid is de toewijding. Wanneer U
Uzelf formeel toewijdt (bijvoorbeeld aan Maria), en U leeft er daadwerkelijk
naar, wordt Uw hele leven één en al dankzegging, want ware toewijding is een
heilig verbond waardoor U Uw hele leven en alles wat U hebt, in Marias handen
legt. In wezen dankt U dan automatisch voor alles wat Uw pad kruist, want Uw
hele leven wordt dan één offergave, en echte toewijding is onmogelijk zonder
liefdevolle aanvaarding van lijden en lasten. Indien U tegen de beproevingen
protesteert, is toewijding inhoudsloos en zinloos, en heeft zij geen enkel
fundament. Ondankbaarheid uit zich vaak in een gebrek aan blijmoedigheid.
De mens die niet met zijn eigen hart in het reine is,
verliest gemakkelijk zijn blijmoedigheid, maar geeft hierdoor aan God te kennen
dat hij ondankbaar is voor de lasten die zijn levensweg hebben gekruist.
Dankbaarheid die zich uit in een blij gemoed, is een voortdurende
verheerlijking aan God.
52. Medelijden
Medelijden is een begrip dat enigszins dubbelzinnig is. Als
deugd mag medelijden niet verward worden met meewarigheid, dat een element
in zich draagt van min of meer 'vanuit de hoogte beklagen'. Het echt medelijden
is het 'lijden met', het vermogen om het lijden van de medemens met pijn in Uw
hart aan te voelen en er echt dat eigen lijden mee te verbinden, alsof U er één
gezamenlijk offer van wilde maken. Wanneer U echt medelijden voelt, streeft U
ernaar, het lijden van Uw medemens te verlichten door hem tot bron van troost
te zijn. U laat hem dan voelen dat zijn lijden U werkelijk niet onberoerd laat,
maar dat U een deel ervan in Uw eigen hart hebt gesloten om hem dat kruis te
helpen dragen. Oprecht medelijden is één van de mooiste uitingen van
naastenliefde, en zeker een uiting die U op Jezus doet gelijken, want
medelijden maakt U tot medeverlosser. Medelijden is de gesteldheid waarin U
betreurt dat het Uw medemens zo vergaat, en ernaar verlangt om een
daadwerkelijke bijdrage te leveren tot het verzachten van zijn lot.
Oprecht medelijden is iets heel anders dan het beklagen van
Uw medemens. Wanneer U Uw naaste beklaagt, bewijst U hem weliswaar de
lippendienst waardoor hij verneemt dat U het jammer vindt dat hij dit of dat
lot moet doorstaan, doch U onderneemt niets concreets om dat lot te verlichten.
Wanneer U oprecht medelijden koestert, spreekt U eventueel bemoedigende woorden
tot hem, maar vooral onderneemt U stappen om samen met hem door de zure appel
heen te bijten, door daadwerkelijke hulp, door gebed, door boete en offers die
voor hem genaden kunnen bekomen.
Oprecht medelijden berust op een vermogen tot
inleving. Dit is het vermogen om Uzelf in de plaats te denken van Uw
medemens, U levendig te kunnen voorstellen wat hij doormaakt en wat hij voelt.
Het is als het ware de kunst en de bereidheid om Uw hart in het zijne te
leggen. Dat is op het spiritueel vlak van het grootste belang. Een lijdende
ziel is doorgaans voldoende gevoelig om te merken of U haar met meewarigheid
benadert, of U haar beklaagt, dan wel of er inderdaad medelijden bij U leeft.
Alleen in dit laatste geval zal zij de bereidheid vinden om zich helemaal voor
U open te stellen, en alleen dan kan zij ook werkelijk hulp ontvangen, want in
dit geval zal God U als gezant of werktuig gebruiken om Uw medemens uit de put
te halen of een concrete bijdrage te leveren om zijn lijden te verlichten. God
werkt liever door mensen dan rechtstreeks in te grijpen. Hij vindt Zijn
grootste verheerlijking in de naastenliefde, omdat een leven dat gevuld is met
daden van naastenliefde een spiegelbeeld is van het leven van Jezus.
Medelijden hoeft niet alleen gericht te zijn op lichamelijk
of materieel leed bij Uw medemens. U kunt net zo goed medelijden koesteren met
de toestand van een ziel: De staat van ongenade van een mens die
veelvuldig zondigt, kan voorwerp worden van intens medelijden bij de mens die
door de Heilige Geest voldoende op scherp is gesteld om daar gevoelig voor te
zijn. Wanneer U bedenkt dat een mens in onwetendheid of verblinding het
doodvonnis van zijn ziel kan tekenen door een zware zondelast met zich mee te
dragen, niet te biechten, geen tekenen van berouw te vertonen, geen gebedsleven
te leiden en nog veelvuldig verder te zondigen, kan de gedachte aan zijn
mogelijke eeuwige verdoeming U bevangen. Zelfs zonder een woord met deze mens
te wisselen, kunt U medelijden voelen en dit omzetten in concrete daden door
voor die mens te bidden, te offeren en vergiffenis af te smeken.
Indien U tekort schiet in de deugd van het medelijden, bent
U eerder ongevoelig voor het leed van Uw medemens. Gebrek aan medelijden kan
zich uiten in hardvochtigheid, een hardheid van het hart waarbij het U
onverschillig laat dat Uw naaste het moeilijk heeft. Een andere vorm van tekort
aan medelijden is het leedvermaak, waarbij U zich verheugt over de
tegenslagen van Uw medemens, over het feit dat het hem niet goed gaat, en er in
sommige gevallen zelfs heimelijk naar tracht dat hij 'van zijn voetstuk zou
tuimelen' opdat hij U minder in de schaduw zou stellen door zijn prestaties,
zijn succes, zijn inkomsten, enzovoort. Er zijn mensen voor wie de dag niet
meer stuk kan zodra zij hebben vernomen dat iemand die hen om één of andere
reden een doorn in het oog is, iets heeft meegemaakt dat hem benadeelt. Vaak
verzwaren deze mensen hun zonde nog door geen kans onbenut te laten om de
getroffene nog extra af te kraken in allerlei achterklap. Trachten naar iemands
ondergang komt er in wezen op neer dat U deze mens in sociaal (of soms nog in
ander) opzicht uit de weg wil ruimen, wat in Gods ogen een ernstige overtreding
is.
53. Luisterbereidheid
Van het grootste belang bij de benadering van een mens die
in diepe innerlijke onvrede verkeert, is naar hem te luisteren met
fijngevoeligheid, niet te veroordelen, maar opbouwend op die ziel in te praten,
haar de Ware Liefde te laten voelen en haar opnieuw het Licht te leren zien.
Luisterbereidheid is een deugd die U als het ware een stukje van Gods functie
laat vervullen. De mens in nood kan veel kracht putten uit de ervaring dat een
medemens met hem begaan is. Wanneer U erin slaagt, tijd vrij te maken, dus
Uzelf opzij te schuiven, voor een medemens in zielennood, zal deze waarderen
dat U Uw eigen problemen achter de zijne stelt, dat U Uw tijd beschikbaar stelt
om hem zijn hart te laten luchten. Dat is kwaliteitstijd die U optimaal moet
benutten. Dat betekent dat U niet zichtbaar ongeïnteresseerd naar die mens moet
zitten luisteren, maar dat U hem door Uw woorden, de toon van Uw stem, de blik
in Uw ogen, enzovoort, moet bewijzen dat er U iets aan gelegen is dat hij hulp
ondervindt door eenvoudig reeds met U te praten. U kunt daarbij werkelijk voor
hem zijn als een door God gezondene.
Soms wordt gezegd dat velen kunnen spreken, doch slechts
zeer weinigen kunnen luisteren. Dat is waar, en wel omdat de meeste mensen
slechts oog hebben voor hun eigen lasten, en er geen geheim van maken dat zij
de moeilijkheden van anderen er niet meer bij hoeven te krijgen. Iemand die zo
handelt, denkt en spreekt, is een mens die de verlatenheid van Jezus aan het
Kruis verzwaart. Jezus had ook het gevoel dat Hij in Zijn Lijden alleen stond,
zelfs van de Vader verlaten. Bedenk dat wat U voor de geringste van Gods
kinderen doet, U in werkelijkheid voor Jezus doet, en weet dus dat Uw
luisterbereidheid bij een medemens in nood of in hartenpijn, door Jezus wordt
beschouwd alsof U bij Hem aan het Kruis komt staan om Zijn nood in Uw hart te
sluiten en te zeggen "U bent niet alleen, mijn hart klopt ook voor U".
Dat is van groter nut voor de zielen dan U hier op aarde ooit zult beseffen.
Later, voor Gods troon, zult U begrijpen wat U daarbij werkelijk hebt gedaan.
Door steeds tijd te maken voor Uw lijdende medemens, wordt U
tot medeverlosser in de diepe zin van het woord. Zij die doof blijven voor de
zorgen en problemen van hun medemens, hoeven niet verwonderd te staan indien
God op Zijn beurt doof blijft voor hun gebeden wanneer zij zelf in nood zijn.
54. Trouw
Trouw is de gesteldheid waardoor U volhardt in de naleving
van een verbond dat U met iemand hebt gesloten. Om een duidelijk voorbeeld te geven:
trouw is het vermogen om na het uitspreken van een totale toewijding aan Maria,
de beloften die U daarbij hebt gedaan, werkelijk te respecteren, er niet op
terug te komen, zodat Maria de zekerheid mag hebben dat U Haar zult blijven
dienen. Huwelijkstrouw is volharding in de belofte die een man en een vrouw bij
hun huwelijk wederzijds uitspreken om 'elkaar toe te behoren'. Dit 'toebehoren'
is relatief omdat het tussen twee mensen gaat.
Mensen kunnen elkaar niet 'bezitten'. Maar de belofte is
absoluut in die zin dat deze twee mensen beloven dat zij er steeds voor elkaar
zullen zijn, zonder enige beperking en onvoorwaardelijk. Hierdoor wordt de belofte
tot een gelofte: zij heeft een absoluut en eeuwigdurend karakter. Nog
meer geldt dit voor de trouw tussen de toegewijde en Maria.
De toegewijde legt jegens Maria de gelofte af dat hij Haar
totaal, onvoorwaardelijk en voor eeuwig zal dienen, liefhebben, en Haar zonder
enige beperking alles zal geven waar Zij om vraagt. Dit 'vragen' kan letterlijk
zijn (via openbaringen, ingevingen, visioenen...), maar gebeurt in de meeste
gevallen in de vorm van situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. De
volharding in deze gelofte is de trouw.
De trouw kan vergeleken worden met een eed, of zelfs met het
zegel op een oorkonde. Trouw is een gesteldheid die U het vermogen schenkt om
Liefde, dienstbaarheid, gehoorzaamheid, aanvaarding, offerbereidheid, overgave,
toewijding en nederigheid samen aan Marias voeten neer te leggen als een
onderpand voor het feit dat U Haar dienaar wil zijn en blijven, Wanneer
Maria U in Haar dienst roept, en U aanvaardt, en U doet afstand van alles aan
Haar, dan begint Zij U zodanig te kneden en te vormen dat U steeds méér
geschikt wordt om te volbrengen wat het leven als toegewijde van U verwacht.
Maria neemt U daarbij steeds inniger in Zichzelf op, zodat een steeds intensere
vereniging tussen Haar en U ontstaat (op voorwaarde dat U de genade waardig
blijkt door een deugdzaam leven en volhardende dienst). In dat geval zou U de
trouw kunnen vergelijken met het cement dat het bouwwerk bij elkaar houdt: haal
de trouw uit de vereniging, en het gebouw van Uw toewijding zakt in elkaar
alsof het slechts bestond uit stenen die los op elkaar zijn gelegd. Eén
windvlaag, en alles valt in puin.
Inderdaad, het merendeel van de 'toegewijden' zijn
toegewijden met de mond, niet in daden. Zij zijn Maria niet trouw, en
hun toewijding houdt geen stand. Zij spreken een akte van toewijding uit, doch
geven deze geen invulling door concrete handelingen in hun leven van elke dag.
Het zal hen niet ontbreken aan gelegenheden om een apostolaat voor Maria
gestalte te geven, doch zij geven hun andere belangen de voorrang, zodat van
trouw aan hun verbond geen sprake meer is. Wie zich aan Maria toewijdt, behoort
Haar toe, en onder geen enkele omstandigheid mag iets of iemand anders op Haar
de voorrang krijgen.
Echte trouw vergt een onwankelbare inzet. Daarom mag het
sluiten van een verbond, hetzij met de Hemel hetzij met een medemens, niet op
een lichtzinnige beslissing berusten. Ontrouw is een ondeugd, want het wijst
erop dat U onbetrouwbaar bent, lichtvaardige afspraken maakt, en niet
doordrongen bent van de heiligheid van een gelofte. Wanneer U een gelofte
aflegt jegens Maria (of God), moet U zich tegenover Haar eveneens gedragen
alsof U met Haar in een daadwerkelijke huwelijksrelatie stond, en nog méér dan
dat: het is tevens een relatie van dienaar tot Meesteres. De meest extreme vorm
van relatie met Maria berust op een roeping. Het is deze welke het
voorwerp uitmaakt van het boek De Hemelse Bruiloft. Ik bedoel het spiritueel
huwelijk. De trouw die in een dergelijke relatie van U wordt gevergd, is
extreem omdat de opdracht ook zeer ver reikt.
Het spiritueel huwelijk met Maria is een roeping tot
mystieke vereniging, waarvan de relatie gekenmerkt wordt door drie door elkaar
verweven banden (ik spreek over 'banden' omdat ik de betrekkingen als zeer
intens en onverbrekelijk ervaar): kind tot Moeder, bruidegom tot Bruid, en
liefdesslaaf tot Meesteres. Ik verwijs naar De Hemelse Bruiloft voor de
volledige uitleg, maar wil het U hier in enkele woorden schetsen om U duidelijk
te maken welke essentiële rol de trouw hierbij speelt. De relatie kind tot
Moeder is de meest 'normale': Maria is de Moeder van alle mensen geworden
onder het Kruis van Calvarie. De relatie bruidegom tot Bruid verwijst
naar de fasen van werkelijke mystieke ervaring die dit spirituele huwelijk
'dragen', de fasen van intense eenwording in ziel, geest, hart en zelfs lichaam
(via bovennatuurlijk lijden, aanvoelen van gesteldheden, 'herbeleving' van
pijnen en smarten van Maria en Jezus).
Op bovennatuurlijke wijze is deze toestand als geheel
vergelijkbaar met eenwording zoals in een huwelijk. De relatie liefdesslaaf
tot Meesteres is de meest extreme betrekking van dienstbaarheid. De trouw
die van de geroepene wordt gevraagd, vergt een inzet, een overgave en een
zelfverloochening die zonder de ondersteuning van de mystieke contacten
wellicht niet door een mens opgebracht zouden kunnen worden. De genaden zijn
immens, maar er wordt ook buitengewoon veel van Uw hele wezen gevergd. De trouw
is daarbij één van de domeinen die het zwaarst op de proef worden gesteld. Het
blijkt uiteindelijk steeds weer de Liefde te zijn die hem sterk houdt, net
zoals ook de huwelijkstrouw moet terugvallen op de Liefde.
Gebrek aan trouw in wereldse relaties zien wij bijvoorbeeld
in het huwelijk wanneer U Uw echtgeno(o)t(e) verlaat om met een andere partner
te leven, evenals in het overspel. U beschaamt hierdoor de band die U met
Uw levenspartner had aangegaan en die door God is beschikt en gezegend. U
zondigt hiermee dus niet alleen tegen Uw partner, maar ook tegen God. Zodra
sprake is van overspel, is overigens ook de ondeugd van onzuiverheid in het
geding.
55. Zwijgzaamheid
De zwijgzaamheid is een bijzondere deugd. Het is een deugd
waar vele mensen het moeilijk mee hebben, omdat het de mens nu eenmaal eigen
is, te spreken. Spreken is het voornaamste kanaal voor communicatie met onze
medemens. Nochtans is de zwijgzaamheid niet zonder reden één van de grote
regels van het kloosterleven. Gods Geest spreekt slechts in de stilte
van het hart. Die stilte komt niet alleen in het hart door U af te sluiten van
geluiden van buitenaf (zie punt 31), doch ook door Uzelf leeg te maken van de
koorts van gedachten. Om te spreken, moet U eerst denken, en denken betekent Uw
geest actief houden. Een actieve geest belemmert echter het openstellen van Uw
hart. Precies om die reden is religieuze beleving louter een zaak van het hart,
niet van de geest. Ik zou het ook zo kunnen zeggen: Niet met het verstand doch
alleen met het gevoel verdient men het Eeuwig Leven.
God laat Zijn Mysteries overigens alleen (tot op zekere
hoogte) doorgronden met het hart, het aanvoelen, en nooit met het verstand.
Mensen die de dingen van God stuk redeneren en tot in hun vezels analyseren,
ontheiligen deze daardoor. Ook daarom dankte Jezus de Vader omdat Hij
"deze dingen verborgen heeft gehouden voor verstandigen, en ze geopenbaard
heeft aan kinderen". Een kind aanvaardt zonder meer. Het stelt zich wel
eens vragen, doch begint niet tot in het eindeloze zijn hoofd te breken over
dingen die het toch niet begrijpt. Voor een kind is slechts belangrijk dat
mooie dingen er zijn, niet hoe ze er zijn. Met andere woorden: het geniet
ervan in het hart, maar redeneert er niet te veel over.
Stilzwijgen wordt door de wereld vaak beschouwd als een
uiting van zwakheid of lafhartigheid, doch in werkelijkheid is het één van de
meest heldhaftige deugden. Stilzwijgen in de zin van 'niet reageren' op
gebeurtenissen en uitspraken uit Uw omgeving is méér dan 'niet spreken'.
Stilzwijgen is in wezen totale toewijding en gehoorzaamheid, want het is een
nalaten van protest of opstandigheid tegen Gods regelingen en beschikkingen om op
Zijn tijd en op Zijn manier in toestanden in te grijpen. Het geeft
uiting aan Uw vertrouwen in Gods werking. Wanneer U de neiging vertoont om op
alles te reageren, betekent dit in wezen dat U zich verplicht voelt om zelf de
touwtjes in handen te nemen om 'schot in de zaak' te brengen en de zaak te
regelen zoals U zou willen dat ze afloopt, maar U beledigt hierdoor God door
ongeduld met Zijn Plannen. Ik zeg welbewust 'beledigt', omdat U hierdoor in
feite Gods Wijsheid in twijfel trekt.
Stilzwijgen is ook vaak een uiting van nederigheid, niet de
indruk willen wekken dat U het beter weet en kunt. Door stilzwijgen gaat U
bovendien conflicten uit de weg, die uiteindelijk slechts het geliefkoosd
terrein van de satan zijn. In Gods ogen is het goud waard indien U de moed kunt
opbrengen om dingen die U als negatief ervaart, te laten gebeuren en ze in
stilte aan God (aan Maria) op te offeren om ze te zuiveren en op grond van dat
offer diegene die ze heeft gedaan, tot bekering te helpen brengen.
Is het niet opmerkelijk dat Jezus, toen Hij op de avond vόόr
Zijn Kruisdood voor de hogepriesters werd geleid, met gebonden handen zwijgzaam
naar allerlei valse beschuldigingen stond te luisteren? Nochtans bezat Hij alle
Wijsheid om te spreken, en berustten alle beschuldigingen tegen Hem op leugens.
Bovendien bezat Hij de Goddelijke macht om alle valse tongen het zwijgen op te
leggen. Toch heeft Hij gezwegen, want 'het moest volbracht worden'. Stilzwijgen
tegen alle onrecht in, kan een immense waarde hebben, die wij niet steeds zien
omdat zij nog verborgen ligt in het Goddelijk Mysterie. Jezus kende die waarde.
Ook alles wat U overkomt, moet volbracht worden, want het past ergens in Gods
Plan. Voor ons is het een geloofstest, blind te vertrouwen dat wij er goed aan
doen, Jezus hierin na te volgen.
Vergeet nooit dat U door niet op onrecht of negatieve
toestanden te reageren, het kwaad de wind uit de zeilen neemt, want U ontneemt
de satan elke gelegenheid om tweedracht of een open conflict te scheppen. Een
tweede voorbeeld: Maria, de Zetel van Wijsheid, in wie de inwoning van de
Heiige Geest een absoluut hoogtepunt heeft bereikt, was een toonbeeld van
zwijgzaamheid. Zij sprak slechts wanneer dit noodzakelijk bleek, en elk van
Haar woorden was pure Wijsheid. Haar zwijgzaamheid was een vrucht van Haar
onvergelijkbare heiligheid. De essentie van de zwijgzaamheid als deugd ligt
tevens hierin vervat, dat de ziel in een stil gemoed geopend is voor de stem
van God in het hart.
Geef U er rekenschap van, hoevele inhoudsloze woorden
gesproken worden. Op zich kan ook losse communicatie tussen mensen een smeder
van banden zijn, vaak ook een uiting van liefde, maar wees U ervan bewust dat
God van U zoveel mogelijk stil gebed vraagt. Gebed is spreken met God, maar ook
luisteren naar Gods antwoorden in Uw hart. God spreekt uiterst zelden hoorbaar,
maar zegt heel veel door overdracht van gevoelens in een hart dat stil, rustig
en vredig is en openstaat voor het 'bovenwereldse'. Bidden, kunt U derhalve ook
door stil en zwijgzaam met Uw hart bij het Hemelse te verwijlen, maar dat lukt
niet tijdens holle conversaties zoals er elke dag zoveel plaats hebben.
56. Barmhartigheid
Barmhartigheid is een bijzondere deugd, die in U de
gelijkvormigheid met God moet wekken. Het is het vermogen om niet koel of
onverschillig te zijn tegenover Uw medemens, doch hem te behandelen met
goedheid. Barmhartigheid stelt U in staat om kwaad met goed te vergelden, 'over
Uw hart te strijken' wanneer de situatie in feite zou rechtvaardigen dat U
heftiger zou optreden. Het is de deugd van de barmhartigheid die U in staat stelt
om vergeving te schenken aan hen die tegen U misdoen, want barmhartigheid sluit
vergevingsgezindheid in zich. Het is in het algemeen de gesteldheid die
verhindert dat Uw hart zou verharden wanneer de tegenkantingen vanwege Uw
medemensen U treffen. Indien U in een gezagspositie verkeert, is het de
gesteldheid die U eerder doet vergeven en mildheid doet betrachten dan te
straffen.
De barmhartigheid verhindert dat U meedogenloos zou optreden
in om het even welke situatie. Zij behelst ook een flinke dosis gezond
medelijden. De barmhartige mens heeft medelijden met het lot van zijn medemens
die lijdt in lichaam, geest of ziel. Hij 'heeft met hem te doen' en verstaat de
kunst om zichzelf in het hart in zijn plaats te stellen. Hij heeft begrip voor
de misstappen van zijn medemens omdat hij begrijpt dat elke mens zwak is en dus
ook zonder dat deze dit echt wil, het slachtoffer kan zijn van omstandigheden
die deze zwakheid plots de overhand doen krijgen. Dat maakt de barmhartige mild
in zijn oordeel en in zijn optreden tegen zijn medemens die een fout tegen hem
begaat.
Barmhartigheid is het vermogen om de regels in overweging
van bepaalde omstandigheden terzijde te schuiven en te vervangen door louter
menselijkheid. Barmhartigheid kan bijvoorbeeld een rol spelen in het oordeel
van een rechter die vindt dat het in welbepaalde omstandigheden gerechtvaardigd
is om de letter van de wet 'wat bij te sturen' en enigszins 'aan te passen' bij
een specifiek geval omdat zogenaamde verzachtende omstandigheden in het spel
zijn. In dit geval zou de letter van de wet de gerechtigheid zijn, en het
milderend oordeel van de rechter de barmhartigheid. Zo handelt ook God met ons,
wanneer wij van goede wil blijken te zijn en een zonde niet echt gewild en
opzettelijk bedreven wordt. Barmhartigheid vindt ook haar toepassing in de
woorden van Jezus: "Wat gij aan de minste van de Mijnen hebt gedaan,
hebt gij voor Mij gedaan". Een voorbeeld: een minderbedeelde medemens
te eten geven, uit Uw eigen relatieve overvloed delen met een medemens in de
bedenking dat er altijd mensen zijn die het minder goed hebben dan U.
Gebrek aan barmhartigheid komt tot uiting in
meedogenloosheid, onverbiddelijkheid, strengheid, het onbuigzaam toepassen
van regels of wet in gevallen waarin dit in de ogen van de Liefde eerder
schrijnend lijkt. Dit is bijvoorbeeld dagelijks veelvuldig het geval in de
bureaucratie, het onpersoonlijk benaderen en behandelen van mensen door
ambtenaren in publieke organisaties en instellingen. Dit is ook het geval
telkens wanneer een overste zijn of haar ondergeschikten iets oplegt terwijl
alles erop wijst dat deze laatste (bijvoorbeeld door lichamelijke zwakheid)
niet tegen die taak opgewassen is. Soms wordt de opdracht op één of andere
wijze goedgepraat of uitgelegd, doch indien de situatie vermijdbaar is, geldt
dat er sprake is van onbarmhartigheid.
De gouden regel van de naastenliefde luidt: "Doe je
medemens niet aan wat je niet wil dat jou aangedaan zou worden". Deze
regel vormt de mooiste aansporing tot barmhartigheid, want wanneer U zich
indenkt dat ook U op zeker ogenblik hulpbehoevend, zwak, ziek of noodlijdend
kunt zijn, en U op dat ogenblik dankbaar en verlicht zult zijn indien U een
mens treft die goed is voor U, zult U minder geneigd zijn om Uw medemens
hardvochtig of onverschillig te behandelen. Benader Uw medemens zoals U in een
spiegel zou kijken, en houd U voor ogen dat hij in feite U is. Wanneer U dan
tot hem spreekt of jegens hem handelt, U voorstellend dat Uzelf aan de andere
kant staat, zult U wellicht barmhartiger zijn dan ooit.
57. Gastvrijheid
Gastvrijheid is het vermogen om geen medemens in de kou te
laten, hem te minachten, te verwaarlozen of het gevoel te geven dat hij bij U
niet welkom is. Gastvrijheid is de deugd die U het vermogen schenkt om Uw
medemens naastenliefde te betuigen door hem te laten delen in Uw goederen en
hem in zijn waardigheid hoog te achten. Gastvrijheid is het vermogen, een goede
gastheer (gastvrouw) te zijn, zoals een goede vader (moeder), tegenover een
gast. In een atmosfeer van warme Liefde voor diens noden zorgen, hem het gevoel
geven dat hij bij U welkom is en U niet 'in de weg zit'. Gastvrijheid herinnert
U aan de kern van de Leer van Jezus: Uw broeder bij U opnemen, hem met U laten
aanzitten aan Uw tafel, hem een beker van Uw water te drinken geven, hem
onderdak verschaffen.
Gastvrijheid is dienstbetoon, vriendelijkheid en openheid
jegens Uw medemens. Deze gesteldheid komt in de eerste plaats tot ontwikkeling
bij de mens die ervan doordrongen is dat Jezus in zijn medemens leeft.
Gastvrijheid brengt eerherstel aan de schande van Bethlehem: toen Jezus geboren
moest worden, gingen alle deuren dicht voor Jozef en Maria. De komende Messias
vond nergens onderdak. Wanneer U een medemens bij U opneemt, ook al is het
slechts voor enkele minuten, brengt U een stukje eerherstel voor de
ongastvrijheid van de Judeeërs die Jezus niet in hun huis geboren wilden laten
worden.
Het is goed om er op deze plaats even op te wijzen dat de
beleving, dus de praktische toepassing van elke deugd in Uw alledaagse leven
telkens eerherstel brengt voor welbepaalde zonden en ondeugden (van Uzelf en Uw
medemensen van alle tijden en overal ter wereld), maar ook voor beledigingen en
onteringen die Jezus en/of Maria aangedaan zijn tijdens Hun leven hier op
aarde. Dit vormt een extra reden waarom de strikte beleving van de deugden
heiligend werkt.
Een voorbeeld van gastvrijheid: het regent pijpenstelen, en
U nodigt een mens uit om bij U te komen schuilen, zich even te warmen,
eventueel iets warms te nuttigen, en de herbergzaamheid van Uw hart te
ervaren, met andere woorden: U laat Uw medemens duidelijk voelen dat God hem
liefheeft en voor hem zorgt in een ogenblik van nood, want zonder Uw
welwillende tussenkomst wordt hij misschien ziek. De ongastvrije mens herinnert
Jezus aan Zijn eigen afwijzing te Bethlehem. Tot hem kan Hij in navolging van
de Goddelijke Gerechtigheid bij het oordeel zeggen "Ga weg van Mij, Ik
heb u nooit gekend". Niemand verwacht van U dat U om het even wie in
Uw huis uitnodigt (ook de regel der voorzichtigheid mag in onze moderne wereld
niet buiten spel worden gezet), doch bedenk steeds dat Uw Liefde voor God
grenzeloos moet zijn. Tracht bijvoorbeeld in elke man Jezus, en in elke vrouw
Maria te zien. Wat U aan een mens doet, hebt U in wezen steeds aan Jezus gedaan.
Daarom neemt U met elke mens ook Jezus bij U op.
In verband met deze laatste bemerking kunnen wij zelfs een
bijzondere vorm van gastvrijheid zien in deze jegens God, met name in de
Heilige Communie maar ook in Uw dagelijks leven. Jezus opnemen in de Communie
kan een uiting van gastvrijheid zijn, indien U dit doet in een gesteldheid van
zorgzame Liefde en in bestreving van de deugdzaamheid. Zorgzame Liefde moet
blijken in al Uw daden en woorden: deze moeten 'voorzien in Gods behoeften'.
Bij het ontvangen van de Communie moet U Jezus verwelkomen zoals een huisvader,
en Uw hart tot een aangename verblijfplaats maken.
58. Zorgzaamheid
Zorgzaamheid is het vermogen, nooit slordig of onachtzaam om
te gaan met de dingen en gaven die God U heeft geschonken, in de wetenschap dat
alles U door Gods Voorzienigheid is geschonken. Uw materiële bezittingen mogen
nooit tot afgoden worden. U mag ook niet overmatig aan voorwerpen
gehecht zijn. Zij worden U door God in handen gespeeld opdat U ze zou kunnen
benutten voor de bevrediging van bepaalde stoffelijke behoeften, en dat
betekent automatisch dat zij op zich slechts middelen zijn om het middel
(Uw leven op aarde) te ondersteunen, en onder geen enkel beding mogen zij
verheven worden tot doel op zich. Vergeet nooit dat het enige doel van Uw leven
hier op aarde het Eeuwig Leven is. Maar wel is het zo dat de Goddelijke
Voorzienigheid alles in Uw leven beschikt, en dus ook uiteindelijk bepaalt
welke voorwerpen op Uw levenspad komen. In dit licht beschouwd, getuigt het van
erkentelijkheid jegens Gods goedheid wanneer U Uw bezittingen en alles wat
(zelfs maar voor enkele ogenblikken) in Uw handen komt, met zorg behandelt.
Vele mensen krijgen een speciale gelegenheid om de
zorgzaamheid te beoefenen door de zorg voor huisdieren. Dieren zijn
schepselen van God, die dag aan dag een bijzondere verzorging nodig hebben. Zij
zijn voor alles op U aangewezen. Zij hebben niet alleen elke dag voedsel nodig,
maar ook Liefde en genegenheid, en elk dier heeft zijn eigen persoonlijkheid en
karakter. Zo moet U beseffen dat huisdieren op Uw levensweg komen om U
welbepaalde lessen te leren, bijvoorbeeld zelfverloochening (dieren kunnen op
bepaalde ogenblikken veeleisend zijn), geduld, vooruitziendheid enzovoort. Ook
aan dit voorbeeld kunt U merken hoezeer elk detail van Uw leven, tot en met de
dieren die op Uw pad komen, een welbepaalde betekenis hebben. Alles wordt
zodanig beschikt dat U er de lessen uit kunt trekken die precies voor U van
belang kunnen zijn. Niet zelden krijgt een ongeduldig mens een huisdier op zijn
weg, dat extra aandacht vergt, zodat die mens verplicht wordt om rustiger,
verdraagzamer en geduldiger te worden.
Het tegendeel van zorgzaamheid is slordigheid, verwaarlozing
van de dingen die aan U toevertrouwd zijn. Het nonchalant omspringen met dingen
die aan Uw zorgen toevertrouwd zijn, kan door God worden beoordeeld als
ondankbaarheid jegens Zijn Voorzienigheid. Bedenk wel dat alles afhankelijk is
van de levenssituatie. Bijvoorbeeld: van een mens die chronisch ziek is en
weinig hulp van mensen ontvangt, of die weinig bemiddeld is, of die door zijn
specifieke levensloop zoveel tijd moet besteden aan de activiteiten die met
zijn levensroeping verband houden dat hij weinig andere dingen kan doen, of die
geen aanleg heeft voor bepaalde werkzaamheden, kunnen geen onmogelijke
inspanningen worden gevraagd om grote veranderingen aan zijn woning aan te
brengen.
59. Bedachtzaamheid
Bedachtzaamheid is het vermogen om weloverwogen, met
overleg, tewerk te gaan. Iemand die zich gedraagt 'als een kip zonder kop'
zondigt constant tegen Gods Wijsheid en tegen het hele breiwerk van situaties
die door Hem in het leven geroepen worden. Lichtvaardigheid in Uw optreden is
als een belediging aan de intelligentie die God U heeft gegeven. Wie
oordeelkundig handelt, toont daarmee dat Gods Geest in hem werkzaam is. Een
vorm van onoordeelkundig handelen dat nauw verweven is met een gebrek aan
Wijsheid, is elk gedrag dat blijk geeft van gebrek aan systeem, alsook elk
gebrek aan zin voor prioriteiten: Vele mensen die aan een taak beginnen,
houden zich eerst bezig met dingen die hen weinig vooruit helpen, bepaalde
details die in feite beter eerder op het einde volbracht kunnen worden, als
afwerking. Deze mensen verspillen veel energie, en raken gemakkelijk ontmoedigd
omdat zij (precies door hun eigen gebrek aan systeem) voortdurend het gevoel
hebben dat al hun inspanningen hen in feite geen meter verder helpen. Zij raken
hierdoor snel verstrikt in het gevoel dat hun werkzaamheden zinloos en zijzelf
nutteloos en zelfs waardeloos zijn. Bedachtzaamheid vindt ook een tegenpool in
onbezonnenheid, die tevens een element van onwijsheid en ook van gebrek aan
voorzichtigheid behelst.
Bedachtzaamheid wordt soms verward met besluiteloosheid. Dat
is onterecht. De bedachtzame mens weet alleen het juiste ogenblik af te wachten
om tot een bepaalde handeling over te gaan of een bepaalde beslissing te nemen.
Het juiste ogenblik is over het algemeen niet het ogenblik dat mensen voor
juist houden, het is steeds Gods Tijd. Daarom heeft bedachtzaamheid
ook te maken met geduld, en met voldoende standvastigheid om zich niet te laten
beïnvloeden door het oordeel van medemensen die eventueel handelen vanuit
onwijsheid en opdringerigheid.
Bedachtzaamheid is een vorm van voorzichtigheid die de geest
openhoudt voor leiding door de Heilige Geest, en die aldus verhindert dat
fouten gemaakt zouden worden door toe te geven aan bepaalde impulsen om dingen
vlug af te handelen of bepaalde stappen te zetten die op dat ogenblik
(nog) niet tot het juiste resultaat kunnen leiden. God werkt vaak langzaam en
stapje voor stapje naar de voltooiing van situaties en plannen toe. De mens kan
dit hele opbouwwerk (dat niet zelden over jaren loopt) in één klap teniet doen
door een niet weloverwogen ingrijpen. Bedachtzaamheid betekent dat U de dingen
vanuit zoveel mogelijk verschillende hoeken beschouwt alvorens een beslissing
te nemen. Zo benadert U het best Gods eigen methode, want Hij heeft een
overzicht over alles, ook over datgene wat voor mensenogen verborgen is. De mens
kan zijn natuurlijk gebrek aan alwetendheid ten dele compenseren door
bedachtzaamheid, waarbij hij door rijp overleg zijn eigen gebrek aan overzicht
kan laten aanvullen door de inspiraties van Gods Geest.
38. Voorkomendheid
Voorkomendheid is de deugd die de mens in staat stelt, reeds
voortijdig tegemoet te komen aan de noden van zijn medemens. Het is de
gesteldheid van de ziel die steeds oog heeft voor de behoeften van de naaste
omdat zij bezorgd is dat haar naaste gebrek zou lijden. Het is de gesteldheid
van Maria die op de Bruiloft te Kana tot Jezus zei "Zij hebben geen
wijn meer", omdat het Haar ter harte ging dat Haar medemensen niets
tekort zouden komen. De voorkomende ziel voelt als het ware intuïtief aan
wanneer een medemens een bepaalde nood heeft. Vaak schuilt dit in kleine dingen.
Bijvoorbeeld: U ziet dat een oude dame op een deur toestapt,
en in een flits opent U de deur nog vόόr zij naar de deurknop kan grijpen; of
op een openbaar vervoermiddel (bus, trein, tram) ziet U een zwangere vrouw, of
een mens waarvan U het gevoel hebt dat hij of zij onwel is, en die geen
zitplaats kan bemachtigen, en U staat Uw eigen plaats af. Voorkomendheid is ook
bijvoorbeeld plaats maken voor een voorbijganger op het voetpad, of voor iemand
met wie U samen voor een uitstalraam of voor een spiegel staat, enzovoort. Het
kan ook zijn: iemand een lift geven met de wagen, waardoor U hem misschien een
lastig eindje lopen bespaart. Door deze kleine handelingen 'voorkomt' U dat de
mogelijke nood van die medemens nog groter zou worden. Deze dingetjes, hoe gering
zij ogenschijnlijk ook zijn, kunnen heel wat teweeg brengen in het hart van hem
of haar die er de begunstigde van is. Waarop steunt deze deugd? Op
naastenliefde, inlevingsvermogen, een geopend hart, en soms op een goede dosis
zelfverloochening.
Voorkomendheid is ook bij uitstek een deugd met een
opvoedende waarde, want in bepaalde gevallen verwijst U daardoor voor Uw
omgeving op een fijngevoelige wijze naar de diepste lessen van de christelijke
leer. Deze deugd is echter alleen dan zuivere deugd te noemen wanneer U haar
beoefent zonder ook maar een ogenblik stil te staan bij enig voordeel die zij U
kan brengen: U mag geen beloning verwachten, in welke vorm dan ook, al was het
maar een vriendelijk hoofdknikje als dank. Volgt deze dank wél spontaan, dan
bezegelt deze uiteraard de akte van naastenliefde en flitst Gods Licht tussen
twee harten op, maar U hebt dit niet zo beoogd. De enige drijfveer moet deze
zijn: de bedoeling om Uw medemens spontaan te dienen. Het tegendeel van
voorkomendheid is de onverschilligheid ten aanzien van de moeilijkheden of
noden van een medemens. In dit geval is sprake van een gebrek aan aandacht of
belangstelling voor zijn lasten.
39. Hoffelijkheid
In bepaalde gevallen is er weinig verschil tussen
voorkomendheid en hoffelijkheid. Hoffelijkheid heeft echter veel te maken met
elementaire beleefdheid. Zij behelst het vermogen om Uw medemens met een
zorgzame Liefde te dienen in woord en daad. Hoffelijkheid betekent in de eerste
plaats: Uw medemens niet grof te behandelen, noch met woorden noch met daden.
Het is de eigenschap waardoor U Uw medemens een zekere status van voornaamheid
verleent. Bekend is de hoffelijkheid als onderdeel van de formele etiquette in
vroegere meer welgestelde samenlevingskringen, waarbij over het algemeen een heer
tegenover een dame een bepaalde gedragscode hoorde te volgen waarbij de dame
benaderd en behandeld werd met voorname beleefdheid, een voorkomendheid die
vaak heel ver reikte, een bijna tedere voorzichtigheid en volgens een aantal
regels die zelfs als onderdanigheid omschreven kunnen worden. Daarbij
mocht de heer zich niet uit zijn lood laten slaan in situaties waarbij hij tot
een zekere mate van zelfvernedering moest komen.
In grote trekken vat dit gebruik in feite de kenmerken van
de hoffelijkheid samen. Het is een deugd die U het vermogen schenkt, in alle
omstandigheden beleefd en dienend te zijn, en zonder terughoudendheid de ander
boven U te stellen. In feite kan dienstbaarheid als de kern van deze deugd
worden beschouwd. Hoffelijkheid kunt U ook in Uw eigen dagelijks leven in
praktijk brengen. Een paar voorbeelden: U kunt iemand voorrang geven aan een
winkelkassa, terwijl U in feite vόόr deze mens aan de beurt bent, bijvoorbeeld
indien U het gevoel hebt dat deze mens minder tijd vrij heeft dan U, of dat hij
het moeilijk heeft. Een ander voorbeeld: Bent U een roker? Rook dan niet in de
nabijheid van een zieke, van een bejaarde of van een kind, en zelfs bij
voorkeur helemaal niet in de nabijheid van andere mensen, want U stelt hen
daardoor bloot aan door hen ongewilde negatieve invloeden voor hun gezondheid.
40. Positiviteit
Positiviteit is de gesteldheid waarbij U het goede in U laat
rijpen tot het zich helemaal meester maakt van Uw denken, handelen, spreken en
voelen. Het is het toelaten dat God waarlijk in U werkt en Zijn Werk door U
verder zet. Wanneer een ontmoeting tussen twee mensen plaatsheeft, en tenminste
één van beiden is positief ingesteld, rust Gods Vrede op deze ontmoeting.
Wanneer ze echter allebei negatief ingesteld zijn, kunnen geen goede dingen
tussen hen tot stand komen.
Een negatieve gesteldheid wordt gekenmerkt door
zwartkijkerij, pessimisme (wanneer droefgeestigheid of neerslachtigheid tot een
vaste gesteldheid wordt), de neiging om in alles eerst het slechte te zien
(althans wat de mens zelf als slecht beschouwt, want een negatief ingestelde
mens spreekt ook over vele neutrale dingen met bitterheid, sarcasme, op
neerbuigende toon enzovoort). Hij vertoont eveneens de neiging om op alles wat
hem wordt verteld, een negatief geladen antwoord te geven, een antwoord dat
ontmoedigt of dat op een onvriendelijke toon uitgesproken wordt.
De negatief ingestelde mens heeft de neiging, bewust of
onbewust alle blijmoedigheid bij zijn medemens de kop in te drukken. Zijn
uitstraling is vaak zo mat dat hij zelfs reeds bij het betreden van een kamer
het Licht van blijmoedigheid van zijn medemens met een sluier lijkt te
bedekken. Hij heeft een negatieve ingesteldheid tegenover het leven en zijn
medemensen, hij ziet in alle mensen en dingen overal fouten, gebreken en
tekorten, levert gemakkelijk kritiek, oordeelt en veroordeelt snel en vaak
ondoordacht. Zijn hele gedrag en spreken worden vaak voelbaar gevoed door
bitterheid, niet zelden op grond van onverwerkte ervaringen uit zijn (nabij of
verder afliggend) verleden.
Een negatief ingestelde mens put zijn eigen ziel uit. Maar
er is iets opmerkelijks: hebt U wel eens gemerkt hoe sommige mensen, die
negatief ingesteld zijn en zich werkelijk lusteloos en mat door de dagen lijken
te sleuren, plots tot leven schijnen te komen wanneer zij negatieve dingen
beginnen te vertellen? Het lijkt dan alsof zij één en al energie zijn.
In de kern beschouwd, zou de deugd van de positiviteit
gezien kunnen worden als de overkoepelende gesteldheid waarmee de mens gezegend
was vόόr de erfzonde, in die zin dat zij in feite steunt op het optimisme dat
volkomen ontwikkeld is in de mens die totaal door God bezield wordt,
onbezoedeld door duivelse inmenging. Wanneer de gesteldheid van positiviteit
sterk ontwikkeld is, leeft de mens met zijn hart en geest méér in de Hemel dan
op aarde. Bij elke beproeving gaat hij er zonder moeite van uit dat hij deze
zonder meer zal overwinnen want dat God hem in alles leidt, en dat indien al
niet tijdens dit leven een gunstige vrucht ervan blijkt te rijpen, deze dan
toch onvermijdelijk op hem wacht in het Eeuwig Leven erna. Zo valt het hem niet
moeilijk om alles te relativeren, want hij heeft begrepen dat Gods Gerechtigheid
en Barmhartigheid elke rekening vereffenen. Van alle onrecht weet hij dat ten
laatste in het Eeuwig Leven compensatie volgt. Telkens iets onaangenaams zijn
levensweg kruist, vindt hij spoedig zijn moreel evenwicht terug, want hij heeft
begrepen dat de beproeving gedragen moet worden, dat zij hoe dan ook
vruchtbaar is, en dat hij des te meer draagkracht zal ontwikkelen naarmate hij
haar positiever benadert: één en dezelfde beproeving kan ofwel positief
benaderd worden en daardoor veel lichter en vruchtbaarder worden, ofwel
negatief (onder protest, in neerslachtigheid, met ergernis, nors, met
boosheid...) benaderd worden en daardoor ondraaglijk worden en zelfs lichaam en
ziel naar de afgrond voeren.
Positiviteit is aldus de levenshouding van de ziel die alles
samen met God (Maria) wil doorstaan. Negativiteit daarentegen is de
levenshouding van de ziel die zich in alles door de satan laat ontmoedigen en
beïnvloeden (over het algemeen door te veel belang te hechten aan commentaren
van mensen), haar eigen levensweg daardoor nodeloos laat verzwaren door alle
situaties met een bezwaard hart te benaderen, aldus zichzelf tot grootste
vijand heeft, en bovendien Gods Plan flink in de weg staat door haar eigen
levensopdracht en roeping aan banden te leggen en andere mensen te ontmoedigen.
41. Vertrouwen
Vertrouwen is een gesteldheid van innerlijke rust en
zekerheid over de goede afloop van de dingen in Uw leven. Vertrouwen steunt op
de stille innerlijke wetenschap dat God voor alles zorgt, dat Zijn
Voorzienigheid alles regelt en dat, zelfs al is de weg zwaar, het einddoel
verzekerd is mits men de weg aanvaardt zoals hij is. De vertrouwvolle
ziel houdt rekening met de beproevingen, tegenkantingen, de hindernissen op de
weg, maar hij neemt deze erbij als normale verschijnselen. Zij brengen hem niet
van zijn stuk, want zijn geloof is verweven met zoveel Liefde en een zo groot
vermogen tot volharding dat hij bereid is om slag te leveren wanneer en indien
de gelegenheid of de noodzaak daartoe zich aandienen. Hij maakt zich niet bij
voorbaat zorgen over de weg, omdat hij de innerlijke zekerheid bezit dat hij te
gepasten tijde uitgerust zal zijn met het materiaal dat noodzakelijk is om de
hindernissen de baas te worden.
De vertrouwvolle ziel voelt zich waarlijk een kind van God,
en laat zich daarom niet aan het wankelen brengen: hij zou dit van zichzelf
beschouwen als een belediging aan God, want hij gelooft in Gods macht en in
Zijn Wil om ieder mens die op hem vertrouwt, tot het uiterste bij te staan,
zelfs, indien dit noodzakelijk wordt, op kracht van een wonder. Inderdaad, de
vertrouwvolle ziel geeft zich ook in moeilijke, uitzichtloos lijkende
situaties, niet vlug gewonnen. In zijn gebed aarzelt hij niet om wonderen af te
smeken indien de naastenliefde hem hiertoe beweegt, en hij gelooft ook vast dat
God Zijn Hart laat bewegen tot onverwachte ingrepen wanneer Hij merkt dat de
ziel zich zo totaal naar Hem toe richt. De vertrouwvolle ziel benadert God met
een ingesteldheid die zegt "U moet het doen, want naar wie zou ik anders
gaan?".
In dit verband een woordje over het zogenaamd vermetel
vertrouwen. Vermetel vertrouwen is geen zuiver vertrouwen. Het is de
ingesteldheid van de mens die het niet te nauw neemt met Gods regels in de
veronderstelling dat God automatisch alles zal regelen. Zijn vertrouwen
is niet zuiver, omdat hij ervan uitgaat dat hij zelf geen inspanningen hoeft te
doen, dat Gods tussenkomst er hoe dan ook komt. Een bijzondere uiting van het
vermetel vertrouwen is deze waarbij een mens zich beroept op Gods Barmhartigheid
en deze misbruikt om hem van alle misstappen vrij te pleiten. Deze mens
redeneert Gods Gerechtigheid totaal weg en meent dat God louter en alleen
Barmhartigheid beoefent, geen Gerechtigheid, en hij benut deze veronderstelling
als rechtvaardiging van allerlei fouten. Indien God louter Barmhartigheid is,
kan de mens zichzelf in slaap wiegen in de veronderstelling dat alles automatisch
vergeven wordt.
Deze mensen vergeten dat de Barmhartigheid pas haar volle
uitwerking krijgt voor zover zij blijk hebben gegeven van de wil om volkomen in
overeenstemming met Gods Wet te leven. De mens mag fouten maken, maar hij moet
blijk geven van een vaste wil om die fouten in de toekomst te vermijden en zich
tot het uiterste in te spannen om naar de volmaaktheid te streven. Dàn zal God
het mechanisme van Zijn Gerechtigheid laten compenseren door Zijn
Barmhartigheid. Bij vermetel vertrouwen is er echter sprake van een misbruik
van Gods goedheid, wat door Gods Gerechtigheid aangerekend kan worden als een
belediging: de mens met vermetel vertrouwen meent dat hij Gods Wijsheid om de
tuin kan leiden en Zijn Wet bij zijn eigen behoeften kan aanpassen.
Een vaak voorkomende uiting van gebrek aan vertrouwen
schuilt in de neiging van vele mensen om zelf alles te regelen. De mens die
lijdt aan gebrek aan vertrouwen, maakt zich zorgen over allerlei dingen, hij
piekert, laat zich voortdurend ontmoedigen, begint bij het geringste
windje te twijfelen, verliest gemakkelijk zijn blijmoedigheid, laat zich
gemakkelijk woorden ontvallen zoals "het was natuurlijk te denken dat dit
zou gebeuren". Hij neigt gemakkelijk tot een negatieve ingesteldheid in
alles wat hij doet en zegt. Hij sluit zich wel eens in zichzelf op, doch niet
in een (gezonde) betrachting van stilte in het hart maar wel omdat zijn geest
zodanig warrig is dat hij geen lust meer heeft om te spreken: Het is alsof zijn
geest een leven op zich begint te leiden, waarin allerlei gedachten en
spookbeelden door elkaar heen flitsen, tot hij erdoor uitgeput raakt. De mens
kan zozeer beproefd worden dat hij op zeker ogenblik niet meer gelooft in Gods
Liefde en Barmhartigheid. Ook dit is gebrek aan vertrouwen, want men mag
nooit twijfelen dat God slechts het beste met de mens voorheeft.
Vaak vertonen mensen een gebrek aan vertrouwen door te veel
bezig te zijn met hun lichamelijke gesteldheid, hun gezondheid, en
allerlei kwalen en stoornissen waaraan zij lijden, of ooit hebben geleden, of
waarvoor zij naar de toekomst toe bevreesd zijn. Dit is een vorm van
overbezorgdheid die bij vele mensen heel wat tijd en energie opslorpt. Wanneer
deze bezorgdheid in een hoge graad voorkomt, kan sprake zijn van
hypochondrie, de gesteldheid van de 'ingebeelde zieke' die bij de
geringste pijn of stoornis het ergste vreest. In wezen is dit niets anders dan
een gebrek aan vertrouwen op Gods Voorzienigheid en een te grote aandacht voor
het stoffelijk leven.
Vele mensen komen vroeg of laat in situaties terecht waaruit
zij geen uitweg lijken te vinden, en raadplegen dan waarzeggers, helderzienden,
pendelaars, occulte mediums, samenstellers van horoscopen of andere personen
die praktijken bedrijven die veelbelovend lijken doch in feite doorgaans mensen
bewust misleiden, vaak onder het meest onbeschaamde misbruik van 'Hemelse
krachten': Zij laten mensen geloven dat zij door God geïnspireerd worden, en
richten grote verwoestingen aan in de zielen van de talloze mensen die op zeker
ogenblik beseffen dat zij door deze personen bedrogen zijn. Niet zelden zijn
deze mensen er dan ook van overtuigd dat zelfs God Zelf hen bedrogen heeft. Zij
die deze praktijken bedrijven, misbruiken God voor materialistische
doelstellingen, want zij laten zich betalen voor een prestatie die zij, indien
zij werkelijk door God geroepen zouden zijn, niet anders zouden willen
(en mogen) aanbieden dan uit Liefde en zuiver idealisme, en dus kosteloos.
De mens die dergelijke personen raadpleegt, zondigt tegen
het vertrouwen doordat hij via hun tussenkomst een toekomst of een
lotsbestemming hoopt te achterhalen die God in Zijn Wijsheid uit Liefde
voor hen verborgen houdt: vele dingen zijn mysterie, en het komt de mens niet
toe deze bij voorbaat te kennen. Bovendien zou de mens de kennis van zijn eigen
toekomst veelal niet aankunnen, of zou hij zijn levensloop op die kennis
afstemmen, wat indruist tegen Gods beschikkingen. Uw toekomst willen kennen,
komt neer op onzekerheid, dus op een zelf willen regelen en ingrijpen in
datgene wat de Voorzienigheid voor U heeft beschikt, en dus op gebrek aan
vertrouwen in Gods werking.
In feite gaat onze hele moderne samenleving mank aan een
opmerkelijk gebrek aan vertrouwen op Gods Voorzienigheid. U kunt dit onder
andere vaststellen aan de hand van de mate waarin reclame gevoerd wordt (de
eigen waren op de meest opdringerige wijze aanprijzen, is een uiting van
onzekerheid en van de overtuiging dat men alles zelf moet regelen, uiteraard
naast de doelstelling van de beoogde winst), en de ware revolutie in de branche
van de verzekeringen (dit vormt wellicht de duidelijkste aanwijzing voor de
mate waarin de mens geen vertrouwen heeft in de toekomst die God voor hem
voorziet).
Ik moet Uw aandacht vestigen op de verderfelijke invloed die
deze beide verschijnselen uitoefenen op de zielen, en wel op een onvoorstelbaar
grote schaal. Elke dag worden wij zodanig overspoeld met reclame (met al haar
opdringerigheid, materialisme, onzuiverheid en onbeschaamde leugens) dat vele
zielen erdoor afgestompt worden. Het verzekeringswezen van zijn kant, schept
een atmosfeer van algemene onrust (je weet maar nooit wat er nog allemaal
gebeurt...) en van speculatie over leven en dood. Inderdaad, het leven,
geschenk van God, wordt tot voorwerp van koele berekening, niets méér dan twee
cijfers: een datum (van overlijden, van pensioenleeftijd enzovoort) en een
bedrag (van premie en/of uitkering). Het vangnet schuilt in het feit dat
bepaalde van deze zaken wettelijk verplicht zijn, en dus ook de waarlijk
vertrouwvolle ziel aldus gedwongen wordt om aan dit goddeloze systeem deel te
hebben.
Een uiting van gebrek aan vertrouwen op het vlak van de
samenleving is de neiging die tegenwoordig bestaat om kinderen zo jong mogelijk
psychologisch te begeleiden. Er wordt een ware angstpsychose in het leven
geroepen, waarbij van ouders verwacht wordt dat zij zich bij het
geringste ernstig zorgen beginnen te maken over de intelligentie en de sociale
vaardigheden van hun kinderen. Slechts heel weinig uitzonderingen nemen nog
vertrouwvol en ernstig hun toevlucht tot het gebed, en de oplossingen voor
problemen worden uitsluitend gezocht in wereldse methodes. Ja, wij leven
in een angstmaatschappij. Hoe komt dit? Doordat de mens God de deur gewezen
heeft.
Ik had het reeds over mensen die de neiging hebben om alles
in hun leven zelf te regelen. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om U te
wijzen op de opmerkelijke wegen die Gods Voorzienigheid kan bewandelen in haar
pogingen om de ziel naar de vervolmaking te voeren. Het gebeurt wel eens dat
een mens die absoluut zijn hele leven wil uitstippelen, die nooit op zijn
medemens en nog minder op God wil vertrouwen, en die in alles een onafhankelijk
en vrijgevochten bestaan wil leiden, plots geveld wordt door een ziekte of
gebrek waardoor hij gedwongen wordt om zich aan Gods handen (aan Gods
Voorzienigheid) toe te vertrouwen, bijvoorbeeld door een plotse verlamming,
zodat hij de hulp van medemensen moet aanvaarden. Denk hier even over
na. Gelijkaardige dingen gebeuren niet zelden. God geeft Zijn onderrichtingen
vaak via concrete gebeurtenissen en veranderingen in het leven van de mens.
Vertrouwen heeft (als deugd, en ook in ons taalgebruik) nog
een andere betekenis dan deze van 'het beste verwachten van Gods
Voorzienigheid', namelijk deze waarmee het vermogen wordt aangeduid om 'het
beste te verwachten van Uw medemens'. Wanneer U Uw medemens vertrouwt, betekent
dit dat U ervan uitgaat dat hij het beste met U voorheeft, dat hij eerlijk en
betrouwbaar is, dat U van hem geen kwaad hoeft te vrezen. Uw medemens
vertrouwen, betekent God in hem vertrouwen. Sommige mensen boezemen hun
medemens geen vrede in. Zij houden hem eerder op scherp, als in staat van
alarm, omdat deze zich bij hen niet helemaal op zijn gemak voelt. Dit gevoel: U
'niet helemaal op Uw gemak voelen' bij iemand, wordt ook wel argwaan of
achterdocht genoemd. Van deze gesteldheden is sprake wanneer U het gevoel
krijgt dat Uw medemens U bedriegt, of op grond van zijn gebruikelijk gedrag ten
minste in staat is om U te bedriegen of achter Uw rug om andere dingen te
zeggen of doen dan in rechtstreeks contact met U, en dat hij deze dingen doet
of zegt om U te schaden. Er wordt dan ook gezegd dat U Uw medemens
wantrouwt. In bepaalde gevallen blijkt dit helaas gerechtvaardigd. Zolang
geen aantoonbare redenen voorhanden zijn om achterdochtig, wantrouwend of
argwanend te zijn tegenover Uw medemens, verkeert U echter in ondeugd. Deze gesteldheid
vormt een ernstige rem op alle naastenliefde, zelfs op alle contact, en werpt
vaak een dikke muur op tussen mensen. Laat U niet verleiden tot een snel
oordeel op grond van een oppervlakkig feit zoals een blik of een in haast
gesproken woord, want de omstandigheden kunnen een mens heel anders laten
overkomen dan hij in werkelijkheid is. Zelfs indien U redenen vindt om er vast
van uit te gaan dat een mens niet erg betrouwbaar is, oordeel dan niet, maar
bid voor hem, vermijd contact indien U zich daar niet goed bij voelt, doch
bewaar de Vrede in Uw hart en naar hem toe.
42. Aanvaarding
Aanvaarding is de gesteldheid waarbij U zonder discussie,
zonder opstandigheid, zonder terughoudendheid de lasten van het leven tegemoet
treedt. Het is dus méér dan een lijdzaam ondergaan omdat het nu eenmaal niet
anders kan, het is wel degelijk een bewust aanvaarden van Gods beschikkingen.
Aanvaarding is de eigenschap die U in staat stelt om vrede te hebben met de
wisselende omstandigheden van Uw levensloop. U legt U erbij neer dat niet elke
dag de zon schijnt, want U weet dat regen vandaag nodig kan zijn om morgen de
bloemen te laten bloeien. Zo ligt in aanvaarding het besef dat de beproevingen
noodzakelijk zijn om de vruchten voor de ziel voort te brengen. Aanvaarding is
de absolute voorwaarde om tot dankzegging te kunnen komen. Danken, doet men
gewoonlijk voor iets dat men heeft ontvangen en dat positief, voordelig of
aangenaam is. Dankzegging aan God is in feite als de handtekening op de akte
die God aan U voorlegt en waarin Hij U dag aan dag confronteert met de
bepalingen die Hij voorziet voor het volgende stukje van Uw levensweg. Door Hem
voor alles te danken, ondertekent U als het ware de act van aanvaarding.
De mens die een sterk ontwikkelde deugd van aanvaarding
bezit, beseft dat aanvaarding van beproevingen een act van naastenliefde is.
Alle lijden dat met aanvaarding, dus zonder protest, gedragen wordt, brengt
Heil over de zielen. Het is bovendien een verheerlijking aan de lijdende Jezus,
die U in de aanvaarding van het Kruis is voorgegaan, en aan de Smartvolle
Maria, die reeds bij Haar ja-woord aan de aartsengel Gabriël Haar act van
aanvaarding voor een leven van medeverlossend lijden heeft ondertekend.
Aanvaarding is een uiting van deemoed, nederigheid, en
van gehoorzaamheid. Zij komt neer op de belofte 'ik zal dienen', wat het
tegenovergestelde is van wat de opstandige engelen (dus de duivels) onder
aanvoering van Lucifer uitriepen: 'non serviam' (ik zal niet
dienen). Bedenk steeds dat deze belofte in Gods oren klinkt als engelenmuziek,
want het is op een rotsvaste deugd van aanvaarding dat Hij uiteindelijk Zijn
Rijk op aarde kan funderen. Precies daarom is deze deugd zo genadevol. Net
zoals vele aspecten van de gehoorzaamheid vindt ook de aanvaarding dus haar tegenhanger
in de opstandigheid, het protest.
In zekere zin gaat aanvaarding wel verder dan
gehoorzaamheid: U kunt iemand gehoorzamen omdat hij of zij macht over U heeft,
doch dit betekent niet automatisch dat U zijn of haar bevelen ook werkelijk
aanvaardt. Bij aanvaarding gehoorzaamt U, maar gaat U in Uw hart ook akkoord
met de strekking van het bevel. In zekere zin zou ik dus kunnen zeggen dat
gehoorzaamheid eenzijdig is: God (Maria) laat U een opdracht voelen, en U voert
deze uit. Bij aanvaarding is echter sprake van een overeenkomst in beide
richtingen: U voelt de opdracht, en zegt (met de mond of in Uw hart) dat U
aanvaardt, en dan voert U ze uit. Dit laatste is dus zoals het ondertekenen van
een contract. Bij aanvaarding handelt U méér uit vrije wil dan bij
gehoorzaamheid. Aanvaarding is de voorwaarde om de vruchten van Uw verdiensten
en lijden te plukken, want zonder aanvaarding is het lijden iets dat U opgelegd
wordt. Daar hebt U geen verdienste aan. Bij aanvaarding geeft U te kennen dat U
bereid bent om het kruis te dragen, wat tegenover God ook een grotere
garantie inhoudt dat Zijn Plan met meer overgave uitgevoerd zal worden, want U
hebt als het ware een contract getekend...
43. Overgave en toewijding
Overgave is het vermogen om Uw leven dag na dag zodanig te
laten evolueren dat niet Uw verlangens maar deze van God ermee
gediend worden. Het is het vermogen tot aanvaarding van alles wat gebeurt, in
vertrouwen op de Wijsheid van Gods Voorzienigheid, in het bewustzijn dat
gehoorzaamheid aan Gods schikkingen een vanzelfsprekend gevolg is van het feit
dat Hij alles beter weet en kan dan Uzelf. Toewijding is de levenshouding die
volkomen op dit besef berust. Toewijding is het vermogen om U totaal en zonder
enige beperking aan God (Jezus, Maria) te geven, al Uw doen en laten, werkelijk
alles in Gods handen te leggen. Het is dus afstand doen van Uzelf en van alle
vruchten van Uw handelingen, louter en alleen om daarmee Gods Plannen te
dienen. Het is met andere woorden Uzelf volkomen en vrijwillig ten dienste stellen
van God zodat Hij over U kan beschikken en U naar believen kan gebruiken als
een werktuig om Zijn doelstellingen met de wereld te verwezenlijken.
De meest gebruikelijke vorm van toewijding is deze aan de
Heilige Maagd. De Mariatoewijding als levenshouding is de kern van het
onderwerp van het boek De Hemelse Bruiloft. Vele mensen denken van
zichzelf dat zij de echte toewijding beleven, terwijl dit helemaal niet zo is.
Toewijding is oneindig veel meer dan het uitspreken van een akte of gebed van
toewijding. Ware toewijding is een levenshouding, een levensgesteldheid die
zodanig tot Uw eigen vlees en bloed wordt dat U in alle omstandigheden van Uw
leven tot een volkomen overgave en zelfgave komt, zonder protest, opstandigheid
of verzet tegen de wil van diegene aan wie U zich toewijdt. Gebrek aan overgave
komt veel vaker voor dan U wellicht vermoedt.
Een klein voorbeeld: U hebt een bepaalde dagindeling
vooropgesteld, en om één of andere reden valt deze in duigen, zodat U
onverwachts iets anders moet doen of iets wat U zich had voorgenomen, niet kunt
uitvoeren, hoe reageert U dan? Bent U geërgerd of knorrig, of aanvaardt U dit
in blijmoedigheid en offert U deze toestand op, hoewel U hem misschien
betreurt? Bedenk dat het mogelijk is dat God het wenselijker acht dat U die dag
iets anders met Uw tijd zou doen dan U zich had voorgenomen.
Wees U er steeds van bewust dat, indien U Gods
Voorzienigheid de vrije hand laat, Hij Uw leven elke dag richting kan geven om
alles voor U ten beste te regelen, en dat alles wat gebeurt of juist niet
gebeurt, op het goed van Uw ziel is afgestemd. Wat goed is voor Uw ziel,
is God beter bekend dan U. Daarom is overgave zo belangrijk voor Uw Eeuwig
Heil. Talloos zijn de mensen die krampachtig elk detail van hun leven trachten
te regelen, en ontstemd raken zodra iets anders loopt dan zij hadden gepland of
voorzien. De mens houdt doorgaans graag de touwtjes in handen, en is niet vlug
geneigd om zich in andermans handen te leggen. Nog veel minder gemakkelijk zal
hij zijn leven laten dirigeren door iemand wiens beslissingen hij niet meer kan
controleren (God, Jezus of Maria).
Voor verdere beschouwing in verband met overgave en
toewijding verwijs ik U graag naar De Hemelse Bruiloft, waarin U
zeer uitvoerig de levenswijze van ware toewijding wordt uiteengezet, maar ook
naar punt 5 van hoofdstuk 2. Alleen nog deze bedenking: elk gebrek aan
overgave, elke opstandigheid, komt neer op een weigering om het kruis te dragen
dat van U wordt gevraagd en dat U alleen maar op de schouders wordt gelegd omdat
dit voor Uw Eeuwig Goed zo moet zijn. Het is dus tevens een gebrek aan
vertrouwen op Gods Wijsheid.
44. Plichtsbewustzijn
Plichtsbewustzijn is de deugd die U in staat stelt, te allen
tijde te beseffen wat U moet doen om het goede na te streven. Het kan dus
worden beschouwd als een vorm van aandacht voor de stem van Uw geweten. Deze
deugd houdt ook verband met gehoorzaamheid.
Een gebrek aan plichtsbewustzijn komt voor bij de mens die
wij nalatig, zorgeloos of nonchalant noemen. Deze ondeugd betekent dat de mens
onvoldoende beseft wat gedaan moet worden of wat hoort. Ieder mens heeft in dit
leven een welbepaalde roeping, een opdracht die hij moet vervullen om zijn
aandeel in het volbrengen van Gods Plan te verwezenlijken. Een ziel die
voldoende geopend is voor deze opdracht, wordt door het eigen geweten
gewaarschuwd wanneer zij bezig is, de vervulling van deze ingeboren plicht te
verwaarlozen. Plichtsbewustzijn is dan het vermogen om de positie die God U in
het leven heeft gegeven, zo getrouw mogelijk te bekleden, en de daarmee gepaard
gaande taken zo gewetensvol mogelijk te vervullen. Naarmate een ziel zich
verder van God verwijdert, kan zij ook de voeling met het eigen geweten
verliezen, want het geweten zou in zekere zin vergeleken kunnen worden
met een radio die de instructies van Gods Geest opvangt, evenals de
boodschappen die reeds in de eigen ziel zijn gelegd bij haar schepping. Zodra
het bewustzijn afgesneden wordt van het geweten, voelt de ziel niet meer wat
van haar werkelijk verwacht wordt. De eigen roeping is dan niet duidelijk meer,
de mens stelt zich vragen over de ware zin van zijn leven, en het
plichtsbewustzijn kan volledig uitgeschakeld worden. Het verschil tussen goed
en kwaad wordt eveneens niet meer duidelijk herkend.
In het verlengde van wat ik zopas heb beschreven, wil ik U
erop wijzen dat het eveneens als een ondeugd te beschouwen is wanneer U de
knaging van Uw geweten (wroeging!) tracht het zwijgen op te leggen opdat
het U niet langer zou herinneren aan bedreven zonden. Laat ik wel het volgende
duidelijk stellen: indien U een zonde bedreven hebt en U hebt deze in alle
oprechtheid en met berouw gebiecht en de bijhorende penitentie en eventuele
boetedoening uitgevoerd, mag U er niet meer blijven aan terugdenken noch er op
terugkomen, want God beschouwt dit als twijfel aan Zijn Liefde en
Barmhartigheid. De schuld is vereffend, dus is voor God de rekening afgesloten.
Maar zolang U een zonde niet hebt gebiecht, mag U niet de stem van Uw geweten
trachten te verstikken door te doen alsof er niets gebeurd is. Dit is een
uiting van gebrek aan Liefde voor God en aan plichtsbewustzijn tegenover Hem,
en komt voor God ook over als een bewust afwijzen van de ingevingen van de
Heilige Geest die U er via Uw geweten (dat dienst doet als 'radio-ontvanger'
voor Gods boodschappen) onophoudelijk tracht aan te herinneren dat Uw ziel niet
in staat van genade verkeert. Negeer daarom de stem van Uw geweten nooit, want
de knaging, hoe pijnlijk zij ook is, dient precies om U te herinneren aan het
feit dat God U een kans geeft om Uw Eeuwige Zaligheid te verzekeren: deze kans
neemt de vorm aan van het Sacrament van de Biecht. Houd dit gegeven steeds voor
ogen als een aansporing om regelmatig te biechten.
Het niet nakomen van afspraken, heb ik reeds vermeld
als een overtreding van de deugd van betrouwbaarheid. Het kan ook worden
beschouwd als een gebrek aan plichtsbewustzijn, en het is tevens een vorm van
oneerbiedigheid ten aanzien van Uw medemens. Wanneer U met iemand iets
afspreekt, en zonder dat bepaalde omstandigheden buiten Uw wil U verhinderen om
deze afspraak na te komen, zodat Uw medemens vergeefs op U wacht, komt U
inderdaad Uw plicht jegens hem niet na, en schiet U tevens tekort aan respect
voor deze mens, die wellicht bepaalde regelingen heeft moeten treffen om U
tegemoet te komen.
Gebrek aan plichtsbewustzijn kan optreden in de vorm van
verwaarlozing van mensen of wezens die aan Uw hoede toevertrouwd zijn, zoals
dat het geval is bij kinderverwaarlozing en verwaarlozing van dieren. God
heeft het tot onderdeel van Uw levensopdracht gemaakt, voor deze wezens te
zorgen, en Hij verwacht van U dat U dit doet zoals Hij: met overgave, Liefde,
rechtvaardigheid. Het verzuimen of verwaarlozen van de religieuze opvoeding van
Uw kinderen, is een ander voorbeeld van gebrek aan plichtsbewustzijn:
religieuze opvoeding moet hen de christelijke waarden meegeven die zo
belangrijk zijn om een stevig fundament voor het leven van hun ziel op te
bouwen.
45. Eerbied
De eerbied is een deugd waaronder een heel brede waaier van
gedragingen en toestanden kan vallen. Enkele daarvan behoren tot de zwaarste
overtredingen tegen Gods Wet. Eerbied is, zoals het woord zegt, 'eer bieden',
'de verschuldigde eer betuigen'. Aan wie of wat? Aan God, aan Uw medemens, aan
de Schepping. Waarom eerbetoon geven? Omdat U daarmee de waarde en waardigheid
van God, Uw medemens en de Schepping erkent. Eerbied tegenover God is één van
de elementen van de Liefde tegenover God, en komt ook in de godsvrucht tot
uitdrukking. In feite is elke vorm van eerbied in het diepste van haar wezen
een vorm van eerbied aan God.
Een rechtstreekse zonde tegen de eerbied jegens God ligt in
het misbruiken van Zijn allerheiligste naam, bijvoorbeeld in het
vloeken, dat dagelijks zo veelvuldig gebeurt. Even vaak als door het
vloeken, wordt oneerbiedig jegens God gehandeld door de
godslastering. Godslastering is elke uitspraak waardoor God voornamelijk
beledigd wordt door over Hem een beeld op te hangen dat Zijn ongeëvenaarde
waardigheid neerhaalt in de oren en de geest van de mens die de godslastering
hoort, en door op een negatieve of beledigende wijze over Hem te spreken. Een
hele reeks zonden tegen de eerbied jegens God worden bovendien dagelijks
bedreven in alle kerken ter wereld door allerlei oneerbiedig gedrag, dat
volkomen ongepast is voor een mens die doordrongen zou moeten zijn van Gods
Aanwezigheid: onbetamelijke houding of kleding, spreken in de kerk (hoe vaak
bent U getuige van luidruchtige gesprekken, en daarenboven vaak over
onderwerpen die allerminst thuishoren op een gewijde plaats), verstrooid zitten
rondkijken, enzovoort, om nog niet eens uit te weiden over de hartverscheurende
wijze waarop vele Communies ontvangen worden. Met deze laatste komen wij op het
terrein van de heiligschennis, waarover ik het reeds heb gehad.
U kunt God eerbied bewijzen door Zijn Schepping te
respecteren. Daarom is bijvoorbeeld bewuste milieuvervuiling (gebruik van
pesticiden, roken, laten rondslingeren van zwerfvuil, verbranden van voorwerpen
die chemicaliën aan de lucht afgeven, enz.) een ondeugd. God heeft de Schepping
gemaakt met een ingebouwde harmonie, een evenwicht tussen die ontelbare
elementen (mens, dieren, planten, klimaat enz.) die noodzakelijk is om het
leven van de diverse lichamen mogelijk te maken. Voeding, ademhaling, alle
lichamelijke functies van alle levende wezens, zijn slechts mogelijk zoals God
deze heeft bedoeld, voor zover alle elementen van de Schepping in een
welbepaalde onderlinge harmonie leven, binnen bepaalde schommelingen. Zodra de
onderlinge schommelingen te groot worden, ontstaan onevenwichten die de
levenskracht van diverse soorten ondermijnen. Daarom allerlei afwijkingen,
uitstervende soorten, ziekten, geestelijk en emotioneel lijden, enzovoort.
Bewuste verstoring van de natuur, in welke vorm dan ook, hoort hier eveneens
onder. Mishandeling van dieren, alsook het misbruik en de uitbuiting van
dieren om commerciële redenen en uit winstbejag, zijn eveneens een gruwel in
Gods ogen. Zij zijn uitingen van een groot gebrek aan Liefde voor de wezens in
kwestie, aan eerbied voor Gods Werk, en van een totaal onvermogen om Gods
Schepping te beheren (een taak die aan de mens werd toevertrouwd). Wie zich
hieraan bezondigt, zal voor Gods Gerechtigheid zwaar ter verantwoording worden
geroepen.
Tegen de noodzaak van eerbied voor God wordt vaak en heel
zwaar gezondigd door gebrek aan respect voor het leven. Tot deze vorm behoren
de zwaarste zonden: moord, abortus, euthanasie. Bepaalde vormen van gebrek aan
respect voor het leven worden in de wetgeving van bepaalde landen niet langer
als misdaad beschouwd. Niettemin blijven zij zware overtredingen tegen de Wet
van God, en het is volgens die Wet dat Uw ziel geoordeeld zal worden.
Voor Gods Gerechtigheid kunt U Uzelf niet vrijpleiten door U te beroepen op de
toepassing van een menselijke wet, die geïnspireerd is op een dwaling tegenover
Gods Leerstellingen.
Moord is ook in de menselijke wetgeving ongeoorloofd. Het is
het eigenhandig en op gewelddadige wijze beëindigen van een mensenleven.
Abortus en euthanasie zijn tegenwoordig in diverse landen toegestaan, maar zijn
een vreselijke gruwel in Gods ogen. Waarom is dat zo? Omdat de mens hierdoor
ingrijpt op Gods Plan. In het geval van abortus geldt bovendien dat deze wordt
gepleegd als een 'oplossing' voor de gevolgen van een handeling (de lichamelijke
vereniging) die in Gods ogen vaak als onvoorzichtig kan worden beoordeeld
(alles met het oog op de omstandigheden waarin zij werd gesteld, economische
toekomstvooruitzichten enzovoort). God beschikt op grond van een Eeuwige
Wijsheid over de levensduur en de wijze van leven en sterven van elke mens.
Wanneer een mens daarop ingrijpt, bezondigt hij zich aan een zware overtreding
tegen Gods Plan. De mens heeft er geen idee van hoe zwaar hij Gods Plan
verstoort door dergelijke handelingen. Om die reden zijn en blijven dit zware
zonden van ongehoorzaamheid, onbezonnenheid en gebrek aan Liefde en
eerbied.
Eveneens een gebrek aan eerbied voor het door God beschikte
leven, is het gebruik van anticonceptiemiddelen. Eerbied tussen mensen vindt op
grote schaal reeds haar uitdrukking in alle regels die vervat zitten in de
verklaringen betreffende de mensenrechten. Doch ook op de kleinere schaal,
in de alledaagse betrekkingen tussen mensen, is deze deugd onophoudelijk aan de
orde. Van gebrek aan eerbied tegenover Uw medemens is sprake wanneer U hem van
zijn menselijke waardigheid berooft, of zelfs wanneer U hem opzettelijk of door
onachtzaamheid in een situatie brengt die hem schade kan toebrengen. Een
voorbeeld dat veelvuldig voorkomt: roken in de nabijheid van een mens die U
niet kent. In dat geval kunt U niet weten of deze mens al dan niet lijdt aan
een ziekte of lichamelijke zwakheid waardoor hij geen rook verdraagt. Houd daar
rekening mee.
Eerbied tegenover Uw medemens betekent verder dat U zijn
bezittingen respecteert. Gebrek aan eerbied ligt bijvoorbeeld in
diefstal, bedrog, in woeker, in afperserij en omkoperij. Al
deze handelingen hebben overigens ook te maken met een neiging om zichzelf
materieel te verrijken ten koste van de medemens, en geven dus ook reeds blijk
van een totaal misplaatst waardenbesef: de voorrang geven aan vergankelijke
rijkdom, ten koste van het werk en de stoffelijke verdiensten van een medemens.
Het geeft uitdrukking aan het feit dat U meent gelukkig te kunnen zijn terwijl
een medemens door Uw toedoen in problemen wordt gebracht. Het is een vorm van
de meest verwerpelijke zelfzucht. Iets gelijkaardigs geldt ook voor
vandalisme, opzettelijke verwoesting of beschadiging van de bezittingen
van een medemens, of voor het toebrengen van schade aan de dieren van een
medemens. Elk middel, elke handeling, waardoor men opzettelijk een medemens
schade berokkent of hem iets ontneemt, is een uiting van gebrek aan eerbied en
aan Liefde. Bedenk dat U met dit alles niet alleen de medemens, maar ook God in
die medemens benadeelt.
Een elementaire vorm van eerbied is de beleefdheid, die
reeds tot uiting kan komen in het begroeten van Uw medemens. In onze moderne
wereld is het niet gebruikelijk, iedereen te begroeten die men ontmoet.
Nochtans zou dit niet abnormaal of tegennatuurlijk zijn, wel integendeel, want
God woont in elke medemens. Indien U dus God wil begroeten in Uw medemens doch
dit niet te opzichtig wil doen, zou U Uzelf kunnen aanwennen, elke mens die U
ontmoet in Uw hart te begroeten. In elke ontmoeting, ook in een
'toevallige' voorbijganger op de straat, gaat God Zelf aan U voorbij, evenals
de engelbewaarder van die mens. Door dit voor ogen te houden, zult U Uw
medemensen en zelfs elke vluchtige ontmoeting heel anders beginnen te bekijken.
Onbeleefdheid kan tot uiting komen in de woorden die U spreekt, in de toon
waarmee U de woorden uitspreekt, in handelingen waarmee U Uw medemens stoort of
hindert, maar ook in de wijze waarop U naar hem kijkt, en zelfs in tekenen van
onverholen verveling. Het komt bijvoorbeeld wel eens voor dat U met iemand in
gesprek bent, en dat U aan bepaalde blikken, handelingen of bewegingen van die
mens begint te merken dat hij U in stilte duidelijk tracht te maken dat U hem
verveelt. Dat zijn uitingen van onbeleefdheid, maar ook van tactloosheid in
zoverre die mens zich niet eens de moeite getroost om zijn verveling te
verbergen. Veelvuldig wordt tegen de eerbied gezondigd door het uiten van grove
beledigingen of het uitschelden van een medemens. Nog groter is deze ondeugd
indien U achteraf nooit excuses aanbiedt.
Een veel voorkomende vorm van gebrek aan eerbied, komt tot
uiting in het bespotten van Uw medemens, hem voor de gek houden, hem
imiteren (bepaalde opmerkelijke karaktertrekken, gedragingen, zegswijzen,
gelaatsuitdrukkingen enzovoort van Uw medemens op een zodanige wijze nabootsen
dat deze hierdoor in het belachelijke worden getrokken). Ook het misbruik van
het feit dat Uw medemens minder ontwikkeld is, het misleiden van een medemens
die niet zo verstandig is, het in onrust brengen van Uw medemens, hem iets op
de mouw spelden of hem bedriegen, behoren tot het gebrek aan eerbied.
Hetzelfde geldt wanneer U Uw medemens het leven zuur maakt door allerlei
negatieve gedragingen of woorden.
Gebrek aan eerbied is ook, neerkijken op Uw medemens op
grond van zijn beroep, inkomsten, afkomst enzovoort. Deze dingen zijn zo
beschikt door Gods Voorzienigheid. Indien U daar op neerkijkt, beledigt U God
Zelf, want dit komt neer op kritiek op de Goddelijke Orde. Wanneer U Uw medemens
negeert of doet alsof hij er niet is, bent U eveneens oneerbiedig jegens
hem.
In zekere zin zou ook het misbruik van vertrouwen van een
medemens als vorm van oneerbiedigheid jegens hem beschouwd kunnen worden.
Iemand vertelt U iets in vertrouwen, en keurt U dus waardig om zijn 'geheim' te
vernemen, en achter zijn rug om verklapt U deze vertrouwelijke informatie aan
iemand anders die niet geacht werd, deze te vernemen. Er is wel een grote
uitzondering op deze ondeugd: Wanneer iemand U in het geheim medeplichtig wil
maken aan een onchristelijke daad (bijvoorbeeld een misdaad), is er geen sprake
van gebrek aan naastenliefde wanneer U dit niet geheim houdt, vaak integendeel.
Mensen geven er zich zelden rekenschap van, maar ook het
verspillen van voedsel of van andere goederen (voor zover het opzettelijk
gebeurt, niet in geval van overmacht) is een gebrek aan eerbied jegens God, die
het U heeft gegeven. Verspilzucht is de neiging om bruikbare dingen weg te
gooien. Bedenk bovendien welke kaakslag dit toebrengt aan God, die elke dag
Getuige is van de schrijnende nood van vele mensen, ook in Uw eigen dichte
omgeving.
46. Tact
Tact zou ik willen omschrijven als een fijngevoeligheid voor
de emoties en innerlijke beleving van Uw medemens. Tactloos gedrag is gedrag
dat geen rekening houdt met de gevolgen van dat gedrag in het aanvoelen bij de
medemens, en dat daardoor aanstoot geeft. Dat kan gebeuren door daden of door
woorden. U kunt een medemens schokken door iets te doen of te zeggen dat bij
hem overkomt als een brutale kwetsuur, of dat hem verbijstert door het
onverwacht gevoelloze karakter van Uw handeling of Uw uitspraak, en hem
eventueel zelfs schaadt in zijn waardigheid. Tactloosheid is tevens
onbeleefdheid die gepaard gaat met onwijsheid, en wekt bij de gekwetste de
indruk dat U weinig inzicht of inlevingsvermogen in de gevoelswereld van de
mens in het algemeen bezit. Het is een ondeugd doordat het mensen emotioneel
pijnigt of onbehaaglijk maakt. Tactloosheid vormt in wezen de kern van de
ondeugd waarnaar wordt verwezen in het gezegde dat reeds bij de Romeinen
bestond: "de mens is een wolf voor zijn medemens": Mensen kunnen
wreed zijn voor elkaar, ook met woorden, en verslinden soms elkaars hart.
Tact houdt steeds op één of andere wijze verband met het
sparen van de gevoelens van Uw medemens. Daarbij moet U er steeds op bedacht
zijn dat deze houding gepaard moet gaan met oprechtheid. Zonder oprechtheid is
tact niets anders dan voorgewend begrip voor de ander, wat heel kwetsend kan
zijn doordat deze zich door U bedrogen of zelfs belachelijk gemaakt kan voelen.
Weinige dingen zijn pijnlijker voor Uw hart dan plots tot het besef te komen
dat een medemens U niet ernstig neemt of U met geveinsde lieftalligheid
benadert, zodat U het gevoel krijgt dat hij U voor dom of oppervlakkig houdt.
Iemands gevoelens kwetsen, kan op onvoorstelbaar veel
manieren gebeuren. Bijvoorbeeld: wek tegenover een zieke niet het gevoel dat U
hem vies vindt omdat hij ziek is. Indien iemand zich bezeert, lach dan niet
omdat U de situatie komisch vindt. Indien Uw medemens iets heeft gedaan met de
bedoeling, U een plezier te doen, maak hem dan niet op een weinig fijngevoelige
manier een verwijt omdat hij het niet helemaal volgens Uw inzichten heeft
gedaan (wie garandeert U dat Uw werkwijze de enige juiste is?). Maak
geen grappen in de nabijheid van een overledene of na diens begrafenis, want
zijn dierbaren kunnen hier (terecht) aanstoot aan nemen.
In feite zou men het openlijk onbeantwoord laten van iemands
groet, eveneens een vorm van tactloosheid kunnen noemen, want het is een
gedraging die de medemens schokt: Hij heeft U eerbied betoond door U te
groeten, en U kwetst hem door hem niet waardig te keuren om Uw wedergroet te
ontvangen. Hierdoor plaatst U hem als het ware openlijk beneden Uzelf. Een andere
vorm van gebrek aan tact schuilt in het belerend spreken met Uw
medemens. Wanneer U vaak tot een mens spreekt met woorden of op een toon
alsof U hem voortdurend terechtwijst of instructies moet geven, kan dit
ergernis opwekken en zelfs kleinerend overkomen: U wekt hierdoor bij hem de
indruk alsof hij voor alles Uw aanwijzingen nodig heeft, zelf niets goeds kan
doen, nergens verstand van heeft, of dat U er automatisch van uitgaat dat Uw
eigen handel- en werkwijze de enige juiste zijn. Ik heb deze neiging ook reeds
in punt 28 besproken, omdat zij een duidelijk element van hoogmoed in zich
draagt. Zo ook is het tactloos, Uw medemens die U een vraag heeft gesteld, te
antwoorden op een zodanige wijze dat deze het gevoel krijgt dat hij in Uw ogen
dom is.
Een voorbeeldje van gebrek aan tact in het religieuze leven:
vaak verlaten mensen de kerk nog vόόr of tijdens het zendingswoord of de
priesterlijke zegen tot besluit van de Heilige Misviering. Dat is een gebrek
aan tact tegenover de priester, en bovendien een gebrek aan eerbied tegenover
Uw medemens en tegenover God. Bedenk bovendien dat de Heilige Mis een
gestructureerd geheel uitmaakt waarin elk onderdeeltje een diepe betekenis
heeft. Overweeg daarom goed dat het afbreuk doet aan de waarde van Uw
spirituele oefening indien U zelfs maar een minuut te laat in de kerk aankomt
of deze een minuut voortijdig verlaat.
47. Rouwmoedigheid
Rouwmoedigheid is de gesteldheid waarbij de ziel gedreven
wordt door een liefdevol berouw over bedreven zonden of gemaakte fouten. Ik zou
kunnen zeggen dat het vermogen om berouw te voelen neerkomt op een vermogen om
naar de eigen ziel te kijken vanuit Gods ogen, en op grond daarvan af te meten
in welke mate men God heeft bedroefd. Rouwmoedigheid heeft dus veel te maken
met liefde tot God. Een mens die onverschillig is over zijn eigen zonden,
fouten, tekortkomingen, nalatigheden en onvolkomenheden, heeft niet begrepen
wat elke fout betekent binnen dat zo broze evenwicht tussen genade en ongenade
van de mensheid als geheel. Elke fout, hoe gering ook, heeft een weerslag op
het gewicht van de collectieve zondeschuld van de mensheid als geheel tegenover
Gods Gerechtigheid, evenals elke goede daad, elk gebed, elk offer, elke
boetehandeling deze (in de andere richting) beïnvloedt.
Hoezeer rouwmoedigheid verband houdt met Liefde tot God,
kunt U merken wanneer de beschouwing van het Lijden van Jezus en de Smarten van
Maria in Uw hart een ware pijn veroorzaakt, en een neiging om in Uw eigen ziel
te kijken in het besef dat ieder mens in grotere of geringere mate aandeel
heeft in de noodzaak voor de immense Verlossingsoffers die Jezus en Maria
hebben gedragen voor de afbetaling van de zondeschuld van de hele mensheid.
Rouwmoedigheid kan zich inderdaad uitbreiden tot een diep gevoelde smart over
de zonden van de hele wereld, zelfs van alle tijden, in plaats van louter
betrekking te hebben op eigen zonden.
Rouwmoedigheid is de emotie die de deur opent voor ware
inkeer: het 'in-zichzelf-keren' voor een beschouwing van de eigen
zielentoestand. Wanneer, door het Licht van de Heilige Geest, het hart wordt
geraakt en de geest zich in zichzelf gaat keren in het besef van een begane
zonde of van een ontspoord gedrag (dat eventueel reeds lange tijd in stand
wordt gehouden), kan dit aanleiding geven tot een diepe pijn, die verband houdt
met het bewustzijn van de pijn die dit gedrag het Hart van God heeft aangedaan.
Deze gesteldheid is het berouw, de ware spijt die niet zelden gepaard gaat met
een gevoel van schaamte over de eigen onvolkomenheid, een gevoel van schuld over
de eigen negatieve bijdrage tot de zondeschuld van de mensheid.
Normaal gesproken wordt in deze gesteldheid het hart
ontvankelijk gemaakt voor de genade van zelfverbetering, eerst en vooral een
diep gevoelde behoefte tot goedmaking van de zonde, bijvoorbeeld door een
zekere vorm van boete, en daarna vaak een neiging tot het inslaan van nieuwe
gedragswegen, in de gunstigste gevallen een soort van wedergeboorte voor het
Licht'. Dit proces is wat gebeurt bij de ware bekeringen. Rouwmoedigheid
werkt motiverend: niets is meer in staat om de mens aan te zetten tot een nieuw
en deugdzamer leven dan het berouw op grond van het besef van de draagwijdte
van zelfgemaakte fouten voor de eigen ziel, de invloed ervan op de medemens, en
de wonde die zij toebrengen aan Gods Hart.
Rouwmoedigheid is als een deur die opengaat voor het Licht
en de Liefde. Zij spoort aan om meer in overeenstemming te gaan leven met Gods
verwachtingen, mede doordat de rouwmoedige ziel het gevoel krijgt dat elke
begane zonde een gemiste kans is geweest, verloren tijd die niet optimaal benut
is. Deze ziel heeft begrepen welke schade de duisternis aanricht, en zoekt
daarom met volle teugen te drinken van het Licht om de eigen wonden te genezen.
Van gebrek aan rouwmoedigheid is sprake bij de mens met een
laag zondebesef, die aan zijn eigen fouten, zonden en dwalingen niet zwaar tilt
omdat hij ze ofwel niet als dusdanig herkent, ofwel de gevolgen ervan niet kan
inschatten, ofwel niet de Liefde kan opbrengen om een nieuw leven te beginnen,
ofwel een combinatie van deze factoren in zich verenigt. In dit geval is ook
geen motivatie aanwezig om gebruik te maken van het Sacrament van de Biecht, of
indien wel gebiecht wordt, gebeurt dit zonder oprecht berouw, als een eerder
mechanische handeling, of uit gewoonte, of uit een soort vrees voor straf
vanwege Gods Gerechtigheid, doch zonder de Ware Liefde die nodig is om
werkelijk tot bekering te komen.
'Bekering' is een begrip dat vaak verkeerd wordt ingeschat.
Het heeft niet uitsluitend betrekking op zware zondaars. Bekering is een
bijsturing die elke dag opnieuw nodig kan zijn, doordat de mens geen dag vrij
is van fouten, ook al zijn ze niet altijd ernstig. In De Hemelse
Bruiloft heb ik de vergelijking gemaakt met een auto op een weg. U rijdt op
de levensweg, en begaat een zonde of fout. Deze zonde of fout is een
slippartij. Al naargelang de ernst ervan, kunt U in een afgrond, in een ondiepe
greppel, of gewoon in het gras naast de weg terechtkomen. Bekering is nu de
handeling, het manoeuvre, waardoor U opnieuw op de weg terugkeert om Uw
levensreis naar het Licht van God verder te zetten. Uw wagen kan zware schade
hebben opgelopen, of zonder een schrammetje gewoon even uit koers geslagen
zijn, maar slechts één ding telt in Gods ogen: dat U moeite doet om op de weg
terug te komen en verder te rijden. Niet de zonde is een schande, wel Uw onwil
om op de juiste weg terug te komen en naar het Licht toe te rijden.
|