Fietsend ben ik opweg naar de klas van een
van mijn tieners. Ik moet schoonmaken, dat is een bijdrage die van de ouders wordt
gevraagd en deze week ben ik van wacht. De hete zonnestralen vallen op mijn gezicht,
het frisse windje doet me deugd. In de lucht zie ik witte wolken varen en de hemel
kleurt koningsblauw. Aan de muren staan gele en blauwe afvalzakken die het
straatbeeld kleuren maar ontsieren en ik ruik een doordringende geur van
stinkend rondslingerend restafval. Doordat een stormpje door het Gentse
dal woedde, liggen zakken en papieren overal in het rond. En dat alles omdat een
werkgever en een werknemer hun werk niet naar behoren hadden uitgevoerd. Er ontstond
een aanvaring en er volgde een protest, met al die rommel tot gevolg.
De tweelingzoon had ook een aanvaring met een
leerkracht van de school. Ook hij vond dat ze haar werk niet naar behoren had uitgevoerd.
Het is iemand die wat kookles probeerde te geven maar ze bakte er niet veel van.
Na afloop van een les wou de zoon haar eens bedanken: bedankt dat ik nu een
appel kan schillen en ook bedankt omdat ik nu weet hoe ik hem in stukken kan
doen. Uiteindelijk heeft hij dat, voor de lieve vrede, toch maar niet gezegd.
Bovendien heeft de leerkracht een wel erg brutale
mond en veel noten op haar zang. Ze durft de kinderen te beledigen en deelt
heel gemakkelijk straffen uit. Op een keer mochten ze koekjes bakken, dezelfde
van in de kleuterklas. De zoon vroeg: Heb ik het deeg stevig genoeg opgeklopt?
Ze sprak: wat denk je er zelf van? en hij antwoordde: ik denk dat het
voldoende is. Toen grinnikte ze zonder gêne: als je dat denkt, waarom vraag
je het dan? Of wanneer een kind het kookgereedschap niet meteen vindt, zegt
ze: doe uw ogen open, wie zoekt die vindt.
Ook vroeg ze eens: Wie heeft thuis al eens wat
gekokkereld : De zoon antwoordde enthousiast: ik bakte eens pannenkoeken en
ze repliceerde: ja, dat zal wel zeker, ik geloof er geen snars van. Ook zei
hij: Ik heb eens wraps klaargemaakt met kaas ertussen en ze antwoordde: en
waren die ook mislukt? Nochtans had dat ventje dat thuis hier heel goed
gedaan. Daarvan kreeg de zoon het dus op zijn heupen en eerlijk gezegd, ik ook.
Die keer kon hij zijn mond niet houden en toen heeft hij eens zijn mening over
haar gedrag geuit. En hij kreeg straf. Achteraf loofden de medeleerlingen hem
om zijn moed en lef: man, wat heb je dat goed gezegd. De zoon kan niet tegen
onrechtvaardigheid en komt op voor zijn recht. Niet alleen ten aanzien van zichzelf,
maar voor alle klasgenoten en voor iedereen.
Ook ik zou wel stilaan eens een praatje willen
slaan met die kokkin. Ik wil mijn kinderen verdedigen zoals een moederkloek dat
voor haar kinderen hoort te doen. Ik bedenk wat ik haar eens zou willen zeggen,
want het probleem sleept al een tijdje aan. Ik zou zeggen dat ze moet opvoeden
zoals het hoort en haar taak als leerkracht moet uitvoeren zoals het moet. Ook
moet ze leren om haar woordenschat te beheersen en ze moet haar giftige tong drie
keer omdraaien voordat ze iets zegt. Indien de stichter van de school haar eens
bezig zou horen tegen de kinderen, hij zou zich omdraaien in zijn graf. Terwijl
ik aan het afstoffen, vegen en dweilen ben, spoken al die gedachten door mijn
hoofd.
Het is heerlijk om de klas te poetsen, je
voelt de geest van de leerlingen hangen in het lokaal. Je kan de tekeningen aan
de muur bewonderen en je voelt een beetje aan wat ze daar allemaal hebben
gedaan. Toch ben ik ook blij en tevreden als de klus weer is geklaard. Het is
akelig stil wanneer ik de klas verlaat. Niemand loopt er en geen enkel kind is aanwezig,
als ik op de speelplaats kom. Toch hoor ik wat gestommel aan de andere kant van
het gebouw. Iemand is er aan het rommelen en dit kan geen toeval zijn: driemaal
raden wie het was.
De kokkin met al haar praatjes merkt me op en
roept hallo, ik beantwoord haar begroeting met een koele hey en stap rechtdoor.
Hoe is dat nu mogelijk dat juist zij daar stond, het was een uitgesproken moment
geweest om haar eens te vertellen wat ik zonet allemaal had bedacht. Ik heb het
niet gedaan, misschien voor de lieve vrede. Toch wens ik mezelf dat ik af en
toe en net iets vaker, eens wat meer zou opkomen voor mijn rechten en wat meer noten
op mijn zang had.
Hoe gaat het werk? vraag ik aan de heren
die de poort van ons huis aan het repareren zijn. De oude poort is wat
versleten, begint te slepen en eigenlijk weegt ze veel te zwaar. Met stalen
staven en een laspost gaan ze renoveren en met wat creativiteit maken ze er
haast een nieuwe van. Hoe gaat het werk? herhaal ik nog een keer en ze
antwoorden: het werk gaat goed en vlot. Ik bedenk opeens hoeveel
kleuterjufgehalte er eigenlijk nog in mijn lichaam leeft. Die uitspraak komt
immers van een verhaaltje dat ik ooit aan de kleuters had verteld, in de tijd
dat ik nog een kleuterjuf was. Hoe gaat het werk? vroeg de dikke, vette, luie
boer aan de dieren van het hof, die heel hard moesten werken, maar zelf deed
hij gene slag. Het leven in de klas als juf vond ik zalig en verhaaltjes vertellen
deed ik het liefst van al.
Ik vertelde sprookjes, van de gebroeders
Grimm, sprookjes die doordrongen zijn van humor en heel wat fantasie. Het is belangrijk
om de fantasie van een kind te stimuleren en dat doe je best met een verhaal. Beter zo dan met het beeld van een computer of een tv. Fantasie en humor zijn noodzakelijk
om obstakels en problemen uit het leven te omzeilen. Zo kan een mens beter
zoeken naar een manier om er creatief mee om te gaan. De sfeer op school was
ook bijzonder, de klasjes waren natuurvriendelijk ingericht en de juffen hadden
respect voor het unieke van elk kind. Nooit werd er geroepen of een klap aan
een kindje uitgedeeld. Ik vond de taak van kleuterjuf echt wel een job naar
mijn hart. Helaas kon ik geen eigen klasje bemachtigen en ik holde voortdurend van
pier naar pol en mijn geduld geraakte langzaam op.
In de namiddag bezoek ik een winkeltje waar
ze stof verkopen, want ik wil ook een deur repareren, eigenlijk een paravent.
Die is nogal versleten nadat Sir George
er zijn klauwen eens heeft ingezet. Ik ga dat niet renoveren met stalen staven
en een laspost, maar wel met een lapje stof en wat creativiteit. Het is een bizar
winkeltje maar ze verkopen er prachtige lappen betaalbare stof. Het ruikt er
muffig en alle rollen liggen gestapeld op een hoop. Maar als je er
binnenwandelt slaat je fantasie op hol. Een commerciële vader en zijn verlegen
zoon houden er de boel recht. De vader lijkt autoritair en de zoon is zeer
beschaamd, hij durft haast niet te kijken in de ogen van de klant. Ik vermoed dat
hij waarschijnlijk als kind, regelmatig een klap in het gezicht of een schop
onder zijn kont van de strenge vader kreeg.
Toevallig loop ik daar een ex-collega
kleuterjuf tegen het lijf, zij werkt nu in een eigen klasje van die zalige
school, dat eigen klasje waar ik zo lang had op gewacht. Heel enthousiast stel
ik haar de vraag: hoe gaat het werk?
Het werk gaat goed antwoordt ze, al heeft ze
af en toe wat last. Die jonge kindjes optillen en heffen doet pijn aan haar rug
en nu zitten die spieren wat verkrampt. Ze vindt het lastig als een kind eindeloos
blijft huilen en steeds maar terug naar zijn mama wil. En vijftien kleine ukjes
samen in een klasje van s morgens vroeg tot aan de noen, geeft stress en daar
krijgt ze een punthoofd van. De kindjes van tegenwoordig zijn mondig en soms
ongehoorzaam en doen graag hun eigen zin. En ze hebben vaak een accident en
plassen op de grond en niet op het toilet. Ook de ouders zijn veeleisend en het
vraagt moed en kracht om altijd goed te doen. Om nog niet te spreken van al de
vergaderingen en al dat naschoolse administratieve werk. Volgens haar is het
werk van een kleuterjuf toch niet zomaar een top job.
Dus ben ik blij dat ik mijn grenzen heb
verlegd en voor een job binnen een andere setting koos. Ik kan daar ook wat creativiteit
gebruiken wanneer ik merk dat de patiënt het lastig heeft. Ook kan ik er knippen
en plakken bijvoorbeeld bij de wondzorg. Soms gebeurt er ook wel eens een accident,
niet op de grond maar wel in hun bed. Een fantasievol vertellinkje of een
zinsnede uit de sprookjes van de gebroeders Grimm komen er ook regelmatig goed van pas, in het bijzonder wanneer de patiënt
het moeilijk heeft en niet meer weet hoe hij het obstakel best verwerkt.
Heel goed en super, het is een job naar mijn
hart. Ik werk als verpleegkundige maar met een kleuterjuf accent antwoord ik met enthousiasme als iemand me vraagt: "hoe
gaat het werk?
Ik ontwaak met een ijl hoofd en een gevoel alsof
ik zweef. Het lukt maar niet om de grond te raken en ik weet ook niet meer hoe
ik hier opnieuw op de aarde beland. Het is omdat ik eigenlijk niet eens meer weet
of dit nu een droom was of een fantastische dag die ik in het echt heb beleefd.
Daarom dit verhaal over een dame en een heer:
Er was eens een dame, heel lief en charmant. Zij
leefde samen met een al even lieflijke, innemende en tedere man. Al drie jaar
waren ze de gelukkige ouders van een heel vriendelijk kind. Een lief meisje dat
liever een jeansbroek met sportschoenen, dan een roze kleedje aantrok. Ze hield
niet van strikjes in haar haar en al helemaal niet van een paardenstaart. Het jonge
gezin woonde sinds kort in een oud en groot kasteel. Zo een met brede, dikke
muren en vensterramen o zo hoog. Het kasteel bevond zich te midden van een enkele
hectaren groot groen bos en in dat bos leefden hertjes en eekhoorns, hazen en konijnen,
ontelbare vogels en zelfs een vos. Achter het kasteel lag een lange diepe
vijver en daarin zwommen vissen, groot en klein en er dreven zwanen rustig in
het rond. Rondom de plas bevonden zich bomen en boomstammen van wel zeker
honderd jaar oud. En in dat bos daar kwamen de jagers en die schoten de herten
en de konijnen en de hazen soms dood.
Op een dag besloot de kasteelvrouw dat het
tijd was om een feestje te geven, een feest voor familie, voor neven en nichtjes
en voor een tweeling die ze bijzonder lief had. De kasteelheer had de poorten
wagenwijd voor hen geopend en de kasteelvrouw ontving de kinderen en hun familie
met open armen en een hartelijke groet, ook ik was erbij. We traden binnen in
de imposante vertrekken en onze mond viel open van verbazing door het
aanschouwen van zoveel schoonheid, pracht en praal.
De gasten mochten plaatsnemen op stoelen met
een Louis quinze look. Ze dronken hemelse dranken uit kristallen bolle glazen,
aten smaakvolle gerechten met een zilveren vork en een zilveren mes. Het dessert:
vers gemaakte ananasijs, verorberden ze met een zilveren spoon. Het was op
een pinksterzondagnamiddag dat het feest plaatsvond en ieder genoot er met
volle teugen van de overweldigende natuur rondom hun kasteel.
Ik zag het bijna kerstekleinkind dat er
ook aanwezig was. Ik hield het jongentje in mijn armen en ik zong een liedje
voor het kind. Ik zong een liedje over moeder kip die haar teen had
gestoten aan een grote steen en dat deed zoveel zeer. Maar toen kwam dokter
haas die er een snel een doekje had omgedaan en toen kon moeder kip weer gaan. Dat vond het vijf maand oude ventje precies
wel heel plezant. Terwijl hij de klank van mijn zingende stem aanhoorde, bleef
hij maar staren met zijn donkere oogjes en zijn blik liet mij niet meer los. Toen
viel hij in slaap en hij werd pas wakker nadat ik, met hem in mijn armen, twee
toertjes rond de vijver had gestapt. Al die tijd was er een stilte zo sterk aanwezig
waar ik naar luisterde en alleen de
vogels maakten een beetje lawaai.
De vriendelijke gastvrouw liet haar familie de
imposante woonruimtes bewonderen en opnieuw vielen de genodigden en ook ik, van
verbazing weer omver. Ze bestegen de brede houten trap en bewonderden de kamers
waar ooit de baron en de barones vertoefden en waar ze met hun zoon en dochter hadden
geleefd. Hier en daar stonden beelden van engelen en aan de wanden hingen schilderijen
uit de vorige eeuw. Ik zag gordijnen uit stijlvolle stoffen die de ramen bekleedden
en die gedrapeerd waren van het hoge plafond tot aan hun vloer van parket. We betraden
de badkamer die helemaal met marmer was omringd.
De
kasteelvrouw vertelde ondertussen over de tijd van toen, van de meid die de was
deed en de kokkin die zorgde voor het dagelijkse verse brood. Ze vertelde van
de naaisters en van de strijksters en van de poetsvrouw die de vloer schrobde
en al het poetswerk deed. Misschien woonde er ooit een Assepoester in het huis
die door de stiefmoeder werd gepest of zat er op een van de zolderkamertjes
iemand aan een spinnewiel te draaien, maar dat heeft de kasteeldame me niet
verteld.
Later op de avond liet de kasteelheer nog een
bijzondere antieken kast aan de echtgenoot zien. Toen hij de deuren opende viel
ook die van verbazing haast omver. Ontelbare flessen whisky, sommigen leeg maar
de meeste nog vol. En ik moest sleuren, trekken en zagen, want de echtgenoot wou
uiteraard niet meer mee naar huis. Maar om middernacht 12 uur precies,
verlieten we het indrukwekkende gebouw. Het koppeltje leefde nog lang en
gelukkig enfin dat is toch wat ik hen van ganser harte wens.
Maar nog steeds kan ik het niet bevatten en
mijn hoofd dat voelt zo ijl. Ik blijf me maar afvragen of dit nu echt was of
heb ik deze pinksterzondagnamiddag in mijn dromen beleefd?
Er was kermis in het dorp, ik las
het op een briefje dat in de brievenbus stak. Ik slenterde er even langs, de
kinderen gingen niet mee, ze hebben niet eens geweten dat er kermis in ons dorp
was. Van kermissfeer was weinig te voelen, het heeft me niet geraakt. Ik
hoorde geen fanfaremuziek, zag geen marionetten marcheren door de straat. Ik kwam
geen vrienden noch buren tegen waar ik een praatje mee kon slaan. Het weer was
druilerig en triest, dat viel tegen. Ik rook geen geur van oliebollen uit een oliebollenkraam.
Er was een paardenmolen maar die schitterde niet, ik zag een autoscooter maar ik
hoorde geen knallende muziek dat mijn hart sneller liet slaan. De ziel van de
kermis is in dit dorp vergaan.
Er was een rommelmarkt, de
verkopers keken triest, kopers waren er veel te weinig en degene die er waren
kochten niets. De meeste spullen waren afgedekt met een folie dus dat was pech.
Daar zag ik een bekend energiek dametje erg druk in de weer. De ex-buurvrouw
met het kleine grijze autootje stond er, ze deed er haar spullen van de hand.
Ze slaagde erin om een bijbel te verkopen aan toevallige passanten, ik stond
versteld van haar overtuigingskracht, de motregen kon haar niet deren, één euro
kreeg ze ervoor. Ze heeft me niet opgemerkt, ze had het te druk, ze had teveel
werk. Ze ging sterk op in haar rommelmarktje en ze meende het helemaal, voor
haar was het echt.
Een uur en vijftien minuten later
stond ik terug in mijn huis, dat was het dan. Kermis 2015 was weer voorbij en
was alweer gedaan.
Niks kan tippen aan de kermis uit
mijn geboortedorp, wat een schitterend feest was dat. Weken van tevoren waren
alle inwoners bezig met het opsmukken van hun gevel, het poetsen van hun trottoir.
Alles moest blinken want er was weldra feest in hun dorp. Ook binnen werd de grote
schoonmaak aangevat, alle familieleden werden trouwens uitgenodigd om samen aan
de feestdis plaats te nemen om er te proeven van de kermismaaltijd: rosbief met
groene erwtjes, verse huisgemaakte kroketjes en als dessert heerlijke taart.
Wat een spanning was er te
voelen, we konden haast niet wachten. Nog zoveel keer slapen en dan stond de kermis
weer opgesteld. Wat een sensatie toen de prachtige indrukwekkende vrachtwagens er
aankwamen met daar achteraan de woonwagens van de kermislui. Iedereen stond op
de uitkijk, het kerkplein stond helemaal vol. Met veel geduld bouwden de
foorreizigers hun attracties op, blokje voor blokje werd de piste opgebouwd. De
volgende dag werd alles opgepoetst en kraaknet opgesteld. Op zaterdagavond
barstte het volksfeest dan los. De felle lichten schoten aan en knallende
muziek was te horen tot ver buiten het dorp.
Onder een stralende zon marcheerden
de marionetten en de fanfare langs de straat. De paardjes van de molen blonken,
het was vechten om een zitje te bemachtigen, de ritjes waren kort, en was veel volk.
Er klonk dansmuziek uit de boxen van de autoscooter en dat liet mijn hart
sneller slaan.
Hoe de foorreizigers het klaarspeelden,
dat begreep ik niet, maar na een nachtje doorwerken was alles weer opgeruimd, of
was het een nachtmerrie, de kermis was weer weg. Alleen de ziel bleef er nog wat
hangen, tot het volgende jaar. Dat feest in mijn geboortedorp was een
indrukwekkende beleving, de kermisziel heeft me diep geraakt.
Er was kermis in het dorp, ik las
het op een briefje dat in de brievenbus stak. Ik slenterde er even langs, de
kinderen gingen niet mee, ze hebben niet eens geweten dat er kermis in ons dorp
was. Van kermissfeer was maar weinig te voelen, het heeft me niet geraakt. Ik
hoorde geen fanfaremuziek, zag geen marionetten die marcheerden door de straat.
Ik kwam geen vrienden noch buren tegen waar ik een praatje mee kon slaan. Het weer
was druilerig en triest, dat viel tegen. Ik rook geen geur van oliebollen uit een
oliebollenkraam. Er was een paardenmolen maar die schitterde niet, ik zag een
autoscooter maar ik hoorde geen knallende muziek dat mijn hart sneller liet slaan.
De ziel van de kermis is in dit dorp vergaan.