Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Kwikstaarten zijn levendige en zeer beweeglijke vogeltjes. Zij vliegen in een golvende vlucht en op de grond wipt de sierlijke staart voortdurend rusteloos op en neer. Ze zijn ook tamelijk agressief en houden soms een gevecht met hun eigen spiegelbeeld, bv. in een glimmende wieldop van een auto.
Het kleine onverschrokken vogeltje heeft een opvallend verenkleedpatroon en een lange staart, welke hem zeer wendbaar maakt als hij over het gras rent om uit te vallen of omhoog te springen naar zijn prooi.
De flanken, rug en stuit zijn grijs van kleur; de staartzijden zijn wit; de kruin, keel en een gedeelte van de borst zijn zwart; de rest van de kop [voorhoofd, gezicht en wangen] is helder wit, waaruit zwart glanzende oogjes priemen. Van de dunne snavel- tot staartpunt is hij ongeveer 18 cm lang; de spanwijdte varieert tussen 25 en 30 cm en het gewicht schommelt tussen 19 en 27 g.
De witte kwikstaart is een zeer algemeen en wijdverspreide broedvogel van halfopen gebieden. Men treft hem vaak aan in dorpstuinen in de nabijheid van mensen, ook wel in buitenwijken van steden of op bouwterreinen, maar voornamelijk in land- en tuinbouwgebieden, in houtschuurtjes, bij boerderijen op het platteland.
In de volksmond wordt hij ook wel ploegdrievertje genoemd, omdat hij altijd in de buurt van de tractor of ploeg meeloopt op zoek naar een omgewoeld lekker hapje.
Is er geen trekker in de buurt dan loopt hij tussen de poten door van koeien, paarden en schapen in de hoop dat deze een heerlijk insect of larve opstoten of via hun uitwerpselen ongedierte lokken.
Witte kwikstaarten behoren evenals bv. de roodborst, tot de weinige soorten die ook als zij niet broeden hun voedselterritorium verdedigen. Het zijn hoofdzakelijk insecteneters, die men vaak kan zien rondscharrelen op hoopjes bagger langs slootranden, op strohopen in het akkerland of pikkend op vuilnisbelten. De witte kwikstaart vangt zijn prooi na een korte rennende of halfvliegende achtervolging. Verder eet hij ook nog kleine wormen, larven, poppen en slakken, ook wel eens zaden. In juni zoekt hij graag bospaden af om rupsen te verorberen, die naar beneden zijn getuimeld.
De herfsttrekperiode van deze zomergast loopt van augustus tot oktober met bestemming Zuid-Spanje, zelden verder dan Marokko.
Rond februari/maart komen de witte kwikstaarten weer terug. Tijdens zachte winters gebeurt het wel vaker dat zij zelfs hier overwinteren.
Witte kwikstaarten verzamelen zich dagelijks tegen de avond in groepen om gezamenlijk in de omgeving, bv. op een rietveld, de nacht door te brengen.
Tijdens de balts jagen twee of meer mannetjes in een rechte vlucht met lange dansende golfbewegingen en snelle vleugelslagenreeksen achter een wijfje aan.
De witte kwikstaart nestelt in natuurlijke halve holen en nissen of in schuren, onder dakpannen en spleten in muren, in oude steengroeven, tussen kreupelhout of houtopslagplaatsen, zelfs in oude verlaten nesten van andere vogels,
Het komvormige, eerder rommelige, nest is een bouwsel van mos, twijgjes, stengels, dorre bladeren, droge grashalmen, gevoerd met haar, plukjes wol en veertjes.
Het legsel telt 3 tot 5 bruingrijs gevlekte witachtige eieren per broedsel. Het ouderpaar broedt de eitjes uit en voedt samen de jongen op. Wanneer de jongen twee weken oud zijn, verlaten zij het nest. Zij blijven in de buurt van hun ouders door wie ze in het begin nog worden gevoed. Een week later zijn ze zelfstandig.
De kleine plevier, nauw verwant aan de strand- en de bontbekplevier, is een echte pioniersoort die eens de omstandigheden op de vorige verblijfplek zijn gewijzigd, vrij vaak naar nieuwe geschikte broedplaatsen zoekt.
Door de slanke vorm en lange vleugels toont deze soort minder gedrongen dan de grotere bontbekplevier.
Het verenpak vertoont een vale grijsbruine rug met zandkleurige bovendelen, opvallende heldergele oogringen, een witte baan tussen de bruine kruin en de zwarte voorhoofdstreep [zwart-wit masker], een stompe zwarte snavel. Kenmerkend voor het vleugelpatroon is de smalle zwarte borstband, de helderwitte onderkant en de donkere band over de staart.
De grijzige tot vleeskleurige poten zijn vrij lang.
De kleine plevier haalt een lengte die varieert van 14 tot 15 cm en een spanwijdte van 42 tot 48 cm; het gewicht schommelt tussen 30 en 50 g.
De zomergast verlaat de tropische overwinteringgebieden in Afrika eind maart en verblijft hier tot begin september.
De kleine plevier die zich tevreden stelt met tijdelijk beschikbare, vaak kleinschalige terreintjes, geeft de voorkeur aan drogere plekken, vaak op open kaal terrein van zand of grind langs zoetwater kusten, rivieren, meren, opspuitterreinen of ondergelopen afgravingen.
Nieuw ontstane geschikte biotopen kunnen plotseling worden gekoloniseerd om vervolgens weer massaal te worden verlaten, zodra het leefklimaat wijzigt.
De kleine plevier eet voornamelijk insecten en hun larven, maar ook grote spinnen, kleine weekdieren en wormen, die hij oppikt van vlak boven het oppervlak van de vochtige grond of in het ondiepe water.
De rustige, behoedzame steltloper holt zoals alle plevieren met snelle dribbelpasjes en stopt plotseling om te luisteren en te kijken of er een lekker hapje naar boven kruipt. De oogjagers lokken de prooi door met één poot snel op het natte zand te trommelen.
Het mannetje voert met lage zangceremonies een baltsvlucht uit boven zijn territorium, rollend op stijve, geheel gestrekte vleugels of op de grond met hangende vleugels de zogenaamde paraplu-houding een ritueel waarbij het vrouwtje onder zijn staart door gaat.
Het nest is een ondiep kuiltje gegraven op een kale rustige, meestal onbeschermde plek, maar de eitjes hebben een perfecte schutkleur.
De 4 grote zandkleurige tot geelbruine eieren, bezet met een karakteristieke tekening van fijne spikkels, enkele donkerdere vlekken en bruine, zwarte of lila strepen worden omringd met (kiezel)steentjes, schelpjes of wat plantenmateriaal.
Bebroed door beide ouders komen de goed gecamoufleerde donskuikens na 24 tot 28 dagen tevoorschijn. Kraaien en meeuwen zijn de meest beduchte vijanden. De nestvlieders verlaten het nest na 25 tot 30 dagen.
Jo enWim schoten deze reeks beelden net als de vorige over de watersnip in de Uitkerkse Polder.
Een oase van rust langs de drukkekustlijn
Dit eerste weidevogelreservaat in Vlaanderen is gelegen tussen de drukke badsteden Blankenberge en De Haan en de rustige polderdorpjes Zuienkerke en Nieuwmunster.
Het eeuwenoude weidelandschap is door vele sloten doorweven en door tientallen veedrinkpoelen bezaaid.
In de winter strijken hier duizenden ganzen neer, terwijl de lente het toneel vormt van honderden baltsende weidevogels.
De Uitkerkse Polder, 1 400 ha groot, is een authentieke kustpolder. Zon 1 500 jaar geleden lag er een uitgestrekt slikke- en schorregebied, zoals we vandaag in het Land van Saeftinge aantreffen. Maar menselijke ingrepen herschiepen het getijdenlandschap in polders.
De geulen slibden vanaf de 6de eeuw dicht, waardoor de schorren evolueerden naar zoute weiden, waarop tijdens de middeleeuwen boerderijen werden gebouwd en schapen graasden. Met lokale ringdijkjes werden de erven beschermd. In de strijd tegen het water werd een wirwar van sloten, grachten en greppels aangelegd. Het resultaat van deze fascinerende wisselwerking tussen mens en natuur is dat de Uitkerkse Polder een gevarieerd microreliëf kent, waarin water de hoofdrol speelt. Het landschap bestaat uit laaggelegen zilte graslanden, waar brak water aan het oppervlak opborrelt en hoger gelegen vette graslanden. Dank zij het brakke water, afkomstig uit het veen, de slootjes en het grondwater, zijn hier binnendijks op slikken en schorren unieke planten terug te vinden, zoals melkkruid en zeekraal, wat heel zeldzaam is.
Omwille van de uitzonderlijke natuurwaarden, zijn de kustpolders grotendeels aangeduid als vogel- en of habitatrichtlijngebied. De Uitkerkse Polder is een onderdeel van het netwerk aan Europese natuurgebieden: het Natura 2000-netwerk. De weblinks hieronder tonen de kaarten met daarop het vogel- en habitatrichtlijngebied: bovenaan zie je in het oosten Blankenberge en in het westen Wenduine; het rood en wit gearceerde figuurtje linksonder is het dorp Nieuwmunster, dat ook volledig in het richtlijngebied ligt.
De watersnip is een steltloper van moerassen die bij gevaar vertrouwt op zijn schutkleuren en pas met een luide raspende roep snel hoog opvliegt, wanneer je hem haast vertrapt. Anders dan de meeste steltlopers mengt hij zich niet vaak onder andere soorten.
Zijn gestreepte donkerbruine rug met lange brede, crèmekleurige strepen zijn kenmerkend, maar moeilijk te zien als de waadvogel plots snel en in een zigzagpatroon opvliegt.
De kop vertoont helder beige en zwarte strepen en de donkere vleugels met witte achterrand zijn onderaan grijs-wit. De borst is gestreept en de buik is wit; de staartband is rossig bruin. De extreem lange en rechte snavel neemt een kwart van de totale lengte in. Met de korte, gebogen poten loopt de watersnip schuifelend rond. De watersnip haalt een lengte die varieert van 25 tot 27 cm en een spanwijdte tussen 37 en 43 cm; het gewicht schommelt van 80 tot 120 g.
De watersnip geeft de voorkeur aan modderige poelen of aan met gras, biezen en zeggen begroeide open oevers. Ook foerageert hij op doordrenkte vlaktes, modderige slootkanten, zompige veengraslanden en drassige oevers langs rivieren, meren en reservoirs; s winters foerageert hij vaak op natte weilanden.
De meeste watersnippen migreren over grote afstanden en moeten hun leven goed organiseren om te overleven. In de herfst arriveren ze op hun tropische overwinteringplek. Hier moeten ze vetten en eiwitten opslaan voor hun 5 000 km lange reis. Tijdens de lente trekken ze terug naar de noordelijke broedgronden, waar ze een partner en nestelplek zoeken; watersnippen vormen gedurende de paartijd een trouw paar.
Watersnippen rusten in dichte groepen, maar foerageren niet samen. De watersnip slaapt staande op één poot, met de kop op de rug en de snavel onder zijn veren. Hij brengt veel tijd door met waden in ondiep water. Met zijn gevoelige en buigzame snavelpunt peutert hij diep in de weke slikbodems op zoek naar aardwormen of kleine schaaldieren, weekdieren; hij pikt van het bodemoppervlak ook insecten, zaden en bessen.
De watersnip kent een opmerkelijke baltsceremonie. Eerst klimt hij met snelle vleugelslag hoog de lucht in, waarna hij met uitgespreide staartveren naar beneden duikt. De uitgewaaierde staartveren trillen in de luchtstroom en maken zo een vibrerend, haast blatend geluid. Aan het einde van de duik klimt de vogel weer omhoog en herhaalt zijn vertoning.
Watersnippen broeden op natte weilanden of hoogvennen. Het nest ligt goed verborgen middenin graspollen, biezen of andere moerasplanten op de grond. Het legsel bestaat uit 4 lichte olijfbruine eieren met grijze en donkerbruine vlekken en spikkels, die na zo n 3 weken uitkomen. De jongen hebben een kastanjebruin donsjasje met zwarte strepen en witte spikkels, een perfecte camouflage tegen roofdieren als poolvossen en uilen.
Het Vlaams bezoekerscentrum De Watersnip is een ideale uitvalsbasis voor een bezoek aan de vallei van de Zwarte Beek met zijn vochtige weilanden, hooilanden, moerassen en bossen. Eén van de redenen hiervoor is het voorkomen van de watersnip, die op heel weinig plaatsen in Vlaanderen kan overleven. Bijna de helft van de broedkoppels in Vlaanderen komt voor in de Zwarte Beek. Reden genoeg om de watersnip tot mascotte van het bezoekcentrum te benoemen.
De Zwarte Beek is één van de meest waardevolle beekvalleien in Vlaanderen en zelfs in West-Europa. Het strekt zich uit vanaf de rand van het Kempens plateau te Hechtel tot in Diest, waar de Zwarte Beek samenvloeit met de Demer. De grootste troef van het gebied is de afwisseling in landschappen, waarin heel wat zeldzame planten en bedreigde diersoorten voorkomen. In 1992 werd de vallei uitgeroepen tot ecologisch impulsgebied: een gebied waar natuur extra kansen moet krijgen.
De baardman, oorspronkelijk afkomstig uit Roemenië, is een echte rietvogel, die je makkelijker hoort dan ziet.
Het mannetje heeft karakteristieke bakkebaarden, maar ook vrouwtjes zonder bakkebaarden moeten als baardman door het leven.
Het vederpak van het mannetje is oranjebruin; de lichtblauw asgrijze kop vertoont de unieke zwarte afhangende puntige snorstrepen en felgeel priemende oogjes; de bleke taan kleurige onderkant eindigt in een lange geelbruine staart met zwarte stuit; de vleugels zijn gestreept. Het vrouwtje heeft een helder bruinbeige kruin en rug en een rossige staart
De baardman wordt tot 14 cm lang; haalt een spanwijdte die varieert van 16 tot 18 cm en een gewicht dat schommelt tussen 12 en 18 g.
De baardman verblijft in uitgestrekte moerassen met veel overjarig riet, langs plassen, beken en meren. De rietkragen zijn ideale schuilplaatsen, waar lekker veel insecten rond zoemen.
Tijdens de winter trekken de baardmannetjes vaak op zwerftocht en belanden dan als eens vaker in kleinere rietvelden, waar ze zich aan zaad van riet of rietgras te goed doen.
Buitelend en acrobatisch zwaaiend tussen de dicht opeen staande rietstengels verzamelt deze behendige kleine rietbewoner met zijn dunne, spitse snavel insecten die uit de rietpluimen of van de grond onder het riet worden weggepikt; ook rupsen op de rietstengels ontsnappen niet.
Vaak vliegen baardmannetjes met uitgespreide staart even vlak boven de rietpluimen om dan snel weer in de beschutting weg te duiken.
Strenge winters kunnen de populatie sterk reduceren, maar gelukkig compenseert de baardman dit verlies door fanatiek broedgedrag. In één jaar tijd kan een paartje 2 tot 3 legsels voortbrengen met 5 tot 7 eieren. Het nest is een diepe kom van dorre rietstengels en zeggenbladeren, gevoerd met rietpluimen, goed verborgen in het riet net boven water of in de dichte bladerlaag op neergeslagen rietstengels. Na 12 tot 13 dagen komen de jongen tevoorschijn. De ouders zorgen samen voor nest en kroost en na het broedseizoen blijft de familieband nog lang bestaan.
De kleine boomvalken bij ons zomergasten van eind april tot eind oktober zijn lange afstand trekkers, die de winter in tropisch Afrika doorbrengen. Het schaars aantal broedparen in Vlaanderen blijft beperkt tot een paar tientallen.
De boomvalken zijn ongeveer 28 tot 35 cm lang en halen een spanwijdte van 70 tot 84 cm; het gewicht schommelt tussen 130 en 340 g.
Kenmerkend aan het fraai verenkleed is het opvallend koppatroon met zwarte kap en snor; de lichte vlekken op wangen en keel; de effen leikleurige rug; de dunne zwarte strepen op de lichte onderdelen; een korte smalle effen staart; de felgele tenen voorzien van scherpe klauwen en bij het mannetje de roestrode broek. Qua uiterlijk worden boomvalken al eens vaker verward met de slechtvalk, al zijn ze beduidend kleiner.
In volle vlucht zijn boomvalken te herkennen aan hun ranke gestalte en gestroomlijnde silhouet met lange spitse, lichtgekromde vleugels. Boomvalken zijn supersnelle jagers en de meest wendbare roofvogels onder de valken. Ze hebben dan ook open gelegen nesten nodig doorgaans een ingepalmd oud roeken- of kraaiennest met een betrekkelijke vrije af- of aanvliegroute vanaf hoge boomtoppen [doorgaans naaldbomen] of hoogspanningsmasten.
Het liefst vertoeft de boomvalk in een halfopen landschap met wat bos of boomgroepen, maar zeker met voldoende open veld, heide of moeras. De boomvalk maakt immers handig gebruik van bomen en houtwallen om tijdens zijn ontspannen patrouillevluchten in open ruimte met plotse wendingen en wisselingen van hoogte, richting en tempo, verrassingsaanvallen uit te voeren en feilloos toe te slaan.
Hoewel de boomvalk lang werd geassocieerd met heidevelden is hij in toenemende mate te vinden in gewone agrarische gebieden. De veranderde inrichting van het landschap met meer waterpartijen, niet alleen langs rivieren, maar ook in recreatiegebieden heeft de boomvalken aangelokt, daar deze wetlands precies heel wat libellen en bijgevolg ook zwaluwen aantrekken, het favoriete voedsel van boomvalken.
Boomvalken, die op een aanzienlijke afstand van hun nestplaats [doorgaans 2 tot 3 km] hun territorium verkennen, bejagen hun prooi bij uitstek in het open luchtruim. Hun voorkeur gaat uit naar vliegende insecten, die in de lucht worden gegrepen en al vliegend uit het vuistje worden opgepeuzeld. Zodra een boomvalk een libel te pakken heeft, zweeft hij even verder terwijl hij met één poot het insect vasthoudt en het van de vleugels ontdoet. Vliegende mieren, vlinders, kevers, sprinkhanen en libellen mogen lekkere hapjes zijn, het zijn toch maar borrelhapjes.
De boomvalk balst met inzet en passie; paren zweven samen waarbij het mannetje vaak op het iets grotere vrouwtje af duikt of een prooi vangt en die aan haar doorgeeft in de lucht. Het vrouwtje rolt onderhem op haar rug en strekt een poot uit als de gift wordt geaccepteerd.
In de broedtijd schakelen boomvalken over op vogels [huis-, boeren- en oeverzwaluwen, leeuweriken, spreeuwen, vinken, mezen en huismussen] die eveneens in de vlucht worden geslagen. Veel hiervan worden gevangen als ze s avonds naar hun nestplaatsen vliegen. Eens gegrepen, nemen de boomvalken hun buit naar een plukpost om ze te verorberen.
In het nest worden 2 à 3 eieren gelegd die uitsluiten door het vrouwtje worden bebroed en na 28 tot 31 dagen uitkomen. De jongen vliegen na 28-34 dagen uit.
Ze kennen weinig vijanden maar uilen, kraaien, haviken en buizerds zijn wel geduchte jagers.
Je vindt ook nog info in het op 10/05/09 verschenen artikel Drie valkachtigen.
De putter was vroeger een veelgehouden kooivogel, vertellen peter en meter van het Kille Meutel-gezelschap ons tijdens de jongste reünie.
Toen Jeannine en Georges destijds nog in Diegem-Lo woonden, hadden ze een grote en goed beschutte buitenvolière met dicht begroeide groenblijvende planten, waarin de distelvinken graag toefden. Ze verwenden en verzorgden de putters goed, die het daglicht erg op prijs stellen.
De distelvink was voor hen beiden de vrolijkste gevederde ambassadeur van de Belgische driekleurmet een enthousiast vogellied.
Al is het onmogelijk om in een kooi de natuurlijke omstandigheden van de biotoop te evenaren, toch is het de plicht van elke vogelliefhebber zijn vogels in gevangenschap optimaal te verzorgen en wel op een vogelvriendelijke manier.
Jeannine en Georges weten al langer dat spoorelementen in wilde planten, zoals bitter- en looistoffen, oliën en organische zuren, de preventieve medicijnen zijn om putters gezond te houden en zorgden destijds dat er distels, zuring, theunisbloemzaad, bijvoet, anijs, boekweit, venkel, dille, koriander, lijnzaad, gepelde zonnepitten, weegbreezaad, voorradig was.
Putters zijn sociale en praatgrage vogeltjes die vrijwel altijd in groepen of kleine familieverbanden leven en gezellig met elkaar kwetteren terwijl ze voedsel zoeken in onkruidrijke bermen. Ze houden van verwilderde plekjes, afgelegen hoekjes en verlaten boerderijen, leegstaande fabrieken en verwaarloosde tuinen.
Ook Jeannine en Georges genieten intens van de Kille Meutel-reünies, die uitmonden in gezellige praatcafés.
Acrobatisch talent
Distelvinken verzamelen de zaadjes op een hele subtiele wijze.
De vogel klimt langs een forse bloemstengel omhoog tot deze door zijn gewicht ombuigt.
Om te voorkomen dat de steel terugspringt, bijt hij erin waardoor de bloemsteel doorknakt. Het nog overeind staand deel houdt hij met één poot vast, terwijl hij zich te goed doet aan het zaad.
De techniek van het voedsel met de tenen vast te houden en met de snavel te bewerken, vond de vogelliefhebber vroeger al uiterst amusant, weten Georges en Jeannine.
Daarvoor ontwierp men een speciale kooi; aan de ene kant moest de distelvink met zijn snavel een touwtje, dat was vastgemaakt aan een klein wagentje met voer, op een licht hellend vlak naar zich toe trekken. Telkens hij een stuk van het touwtje had opgetrokken, klemde hij het stevig vast met de poot.
Met het andere koordje kon een vingerhoed gevuld met water worden opgehaald; vandaar de naam putter.
Daar de putter verzot is op de zaadjes van distels en vaak in de buurt ervan wordt opgemerkt, kreeg hij de andere naam distelvink toegewezen.
Portret
De putter oorspronkelijk afkomstig van het Europese noordelijke halfrond komt voor langs de zonnige randen van vochtige loofbossen. Nog niet zo lang geleden zijn putters begonnen zich aan te passen aan door de mens gemaakte landschappen, zoals boomgaarden en parken.
De beste manier om putters in je tuin te lokken, is te zorgen dat er veel uitgebloeide kaardendistels, kliskruid en paardenbloemen te vinden zijn; putters halen ook zaden uit tuinplanten, zoals lavendel.
De opvallende kenmerken van deze uitgesproken bonte vogel zijn de zwartgeel getekende vleugels en de zwart witte kop met het rode masker; de witte stuit en de bruine mantel; de afwisselend wit en bleekbruin getinte buik.
De bleke vrij lange kegelvormige snavel is een scherp precisiewerktuig, ideaal om in de stijf verpakte zaadhoofden van distels, kaarden en klissen te prikken en er het diepliggende fijne, pluizige zaad uit te peuteren.
Het vogeltje haalt een lengte van 12 cm; een spanwijdte die varieert van 21 tot 25 cm en een gewicht dat schommelt tussen 14 en 17 g.
In het voorjaar neemt de mannetjesputter een nestelplaats in een bos of boomgaard in beslag en verdedigt deze tegen indringers. Hij zingt luidkeels vanaf hoge uitkijkposten en imponeert in trage zangvluchten.
Bij de hofmakerij spreiden beide partners hun vleugels en staarten om het prachtig gekleurde verenpak ten toon te spreiden.
Vervolgens bouwt het gecharmeerd vrouwtje een buitengewoon keurig, komvormig nest van mos, geweven gras, haren en spinrag, bekleed met wol en distelpluisjes. Het nest bevindt zich doorgaans op een dunne tak, verscholen tussen het gebladerte. De territoria zijn klein en meerdere paartjes nestelen dicht bij elkaar.
Het vrouwtje broedt de 4 tot 6 lichtblauwe eitjes met bruine spatjes op haar eentje uit en blijft 2 weken op het nest zitten, terwijl het mannetje haar van voedsel voorziet.
De kale jongen zijn vliegvlug als ze zon 2 weken oud zijn en verlaten rond die tijd het nest.
De ouders blijven hen echter nog ongeveer een week voeren, voordat ze vertrekken voor een tweede legsel.
Gedurende het broedseizoen krijgt de putter extra proteïne binnen in de vorm van kleine insecten en spinnen, die hij tussen de bladeren van bomen en struiken en van hoge onkruiden oppikt.
Persbericht: To tsjilp or not to tsjilp? That's the question ...
Hoor jij in jouw buurt nog huismussen tsjilpen of hoor je er helemaal geen meer? Dat is de vraag die Vogelbescherming Vlaanderen zich stelt. Het komende weekend zowel zaterdag als zondag organiseert Vogelbescherming Vlaanderen voor de negende keer een huismussentelling. April is dé uitgesproken maand om huismussen (Passer domesticus) te observeren omdat de mannetjes dan uitbundig zitten te tsjilpen bij hun nestplaats. Hiermee willen ze ofwel een vrouwtje aantrekken ofwel indruk maken op hun eigen vrouwtje. Gegevens over het aantal tsjilpende mussenmannetjes geven duidelijkheid over het op die plaats aantal aanwezige broedparen enerzijds en de locatie van de nestplaatsen anderzijds. Vogelbescherming Vlaanderen en de Universiteit Gent willen hiermee een zicht krijgen op de mussenarme en mussenrijke plaatsen in Vlaanderen. Vogelbescherming Vlaanderen bouwde een gloednieuwe website voor en over de huismus waarop een pak nuttige informatie kan gevonden worden en waar elke teller zijn/haar gegevens online kan invoeren.
Aangezien een kolonie huismussen uiterst plaatsgetrouw is, kan een kleine verandering in de omgeving ervoor zorgen dat deze kolonie verloren gaat. Jaar na jaar verdwijnen op deze manier plekjes waar huismussen leven. Deelnemen is eenvoudig en erg leuk. Ga tijdens het weekend van 17 en 18 april 2010 gedurende een vijftal minuten buiten staan (best in de ochtend) en bepaal het aantal gelijktijdig tsjilpende huismusmannetjes dat je hoort. Je hoeft zelfs niet zaterdag én zondag te tellen; één keer is voldoende. De huismussen van bij de buren mag je ook meetellen. Hoor je er geen? Geen probleem! Ook deze informatie is uiterst belangrijk! Deed je al eens mee aan een vorige editie? Tel dan dit jaar opnieuw jouw huismussen! Alleen op deze manier kunnen de oude gegevens met de nieuwe vergeleken worden. Je kan jouw resultaten online doorgeven via het telformulier op de speciale mussensite van Vogelbescherming Vlaanderen.
Bron: Dirk Draulans in het kielzog van Darwin [KNACK]
Charles Darwin had op het niveau van een lichaam geen flauw idee van welk mechanisme achter het selectieproces schuilde. Hij wist dat er erfelijkheid in het spel was, speculeerde lichtjes over kenmerken van vader en moeder die in een gemengde vorm bij het kind voorkwamen, maar verder kwam hij niet. Dat is niet verwonderlijk.
De wetten van de genetica moesten in zijn tijd nog worden ontrafeld, evenals de chemische manier waarop alles in zijn werk gaat. Het duurde na de publicatie van The Origin of Species nog bijna een eeuw voor het systeem was begrepen met de ontdekking van de dubbele helixstructuur van de DNA-molecule, de belangrijkste chemische drager van erfelijke informatie. In organismen treft men het DNA in de cellen aan in de vorm van chromosomen. Op een chromosoom bevinden zich tientallen tot honderden genen.
De DNA-structuur bestaat uit 2 lange strengen van nucleotiden, die zich om een denkbeeldige as slingeren en met elkaar door de zogenaamde basenparen zijn verbonden, een verbinding tussen twee tegenover elkaar liggende nucleotiden. Deze nucleotiden zijn samengesteld uit drie onderdelen: een stikstofbase, een pentose [suiker met 5 koolstofatomen] en een fosfaatgroep. De volgorde van de nucleotiden in een streng wordt een sequentie genoemd.
Het duurde nog eens een halve eeuw voor er efficiënte methodes werden gevonden om het DNA te lezen.
DNA-Barcode
Een steeds sneller wordende techniek, sequencen geheten, die toelaat de basenvolgorde van een DNA-streng te bepalen, vertalen de informatie op het DNA naar een op computers stockeerbaar geheel. Kunnen lezen betekent evenwel nog niet per definitie begrijpen, want de functie van veel genen is nog onbekend.
Maar sequencers kunnen al wel worden gebruikt om de evolutie van het leven te bestuderen. Van steeds meer soorten worden steeds grotere stukken DNA afgelezen, soms zelfs het volledige genoom. De verschillen zeggen veel over de verwantschap tussen wezens. Het is nu al duidelijk dat de levensboom, die puur op basis van morfologische kenmerken [uiterlijke eigenschappen naar vorm en structuur] werd getekend, op essentiëlepunten zal moeten worden bijgestuurd, omdat genetische verwantschap dikwijls iets anders is dan ogenschijnlijke fysieke verwantschap.
Op het Frans-Polynesische eiland Moorea loopt sinds een 3-tal jaren een uniek experiment, waarmee het gebruik van DNA-sequenties naar een hoger niveau worden getild: dat van het ecosysteem.
Moorea ligt op een half uurtje varen van het recent door een aardbeving getroffen Tahiti, maar het is een wereld van verschil. Moorea is veel kleiner, kent veel minder verkeer, veel minder internationale marketing, bijna geen luxehotels.
Het eiland produceert niet alleen de beste ananassen ter wereld, maar ook een wetenschappelijke wereldprimeur: wetenschappers nemen er van alle soorten dieren en planten die ze vinden een staaltje DNA. Daarvan wordt telkens hetzelfde korte stukje gesequenced. De sequentie volstaat om soorten van elkaar te onderscheiden, als een unieke barcode. De bedoeling van het project Biocode is álle soorten met een barcode te labelen, te koppelen, zodat er voor het eerst een volledige inventaris kan worden gemaakt van een ecosysteem, zowel ter zee als te lande.
De coördinatoren van het project schatten aanvankelijk dat ze zon 5 000 soorten in kaart zouden brengen, maar ze hebben hun voorspelling moeten bijstellen en rekenen er nu op dat ze ergens tussen 8 en 10 000 soorten zullen uitkomen [de microwereld niet meegerekend].
Dat is veel voor een eiland met een omtrek van amper 65 km, dat slechts 1,5 miljoen jaar geleden ontstond na een uitbarsting van een vulkaan op de zeebodem.
Modelsysteem voor biodiversiteit
Het is ook veel in vergelijking met de eerste schatting van het aantal soorten op aarde: deze van de Zweedse taxonoom Karl Linnaeus, de grondlegger van de dieren- en plantensystematiek.
Hij vermoedde destijds, meer dan 2 ½eeuw geleden, dat er 10 000 soorten dieren en planten zouden bestaan. Vandaag houdt men het op een slordige 100 miljoen.
Het leven is véél veelzijdiger dan men ooit durfde te vermoeden, op grond van Darwins evolutieleer over natuurlijke en seksuele selectie.
Van alle door DNA-analyse beschreven soorten op Moorea worden fotos gemaakt en die komen per familie in een indrukwekkend plakboek terecht. Na 3 jaar zijn er meer dan 450 vissoorten beschreven. De staalname is beperkt tot een diepgang van 30 m, daar om dieper te gaan andere technieken zijn vereist. Ronduit onthutsend is het boek met de op basis van hun DNA onderscheiden soorten in zee levende ongewervelden: tientallen garnalen, kreeften, krabben, de meeste vrij klein, maar vaak wonderlijke wezentjes, prachtig gekleurd of versierd met een dikke bos rode haren of andere vreemde uitsteeksels.
De bedoeling is op termijn binnen eenzelfde ecosysteem verder te gaan dan de pure inventaris en ook de relaties tussen zoveel mogelijk dieren en planten te bestuderen. Dat doen de onderzoekers op Moorea overigens niet alleen. De gedigitaliseerde DNA-resultaten kunnen wereldwijd worden geraadpleegd, daar het project tot doel heeft een informatica-infrastructuur, een instrument aan te reiken dat het mogelijk maakt van een gebied een integrale gegevensbank over ecologie, systematiek en genomica [studie van genomen] in kaart te brengen.
Complete genoom van de zebravink ontrafeld
Bron: maandblad voor wetenschap EOS
De zebravink is na de kip de tweede vogel die onder de genoomscanner mocht.
Uit de resultaten blijkt dat 800 genen verantwoordelijk zijn voor het gezang van de zebravink.
Vogelportret
Oorspronkelijk is de zebravink afkomstig uit Australië. De kleine [10 tot 12 cm], lieve vogeltjes die het goed met elkaar en met andere vogels kunnen vinden, leven in groepsverband in met struiken en bomen begroeide grassavannen. Verder zijn ze vaak te vinden in bewoonde en in cultuurgebieden.
Ze hebben weinig vocht nodig, waardoor ze in droge streken gemakkelijk overleven. In hun natuurlijke leefomgeving voeden ze zich hoofdzakelijk met halfrijpe en rijpe gras- en onkruidzaden. Uitgezonderd in de broedtijd worden insecten vrij weinig genuttigd. Nesten worden over het algemeen in de vorken van takken gemaakt of in holen van bomen op een hoogte van 2 à 3 m. Het nest wordt gemaakt van droge en groene grashalmen en bekleed met zachte grassprieten, pluisjes en haartjes. De periode waarin de vogels gaan broeden, wordt bepaald door de temperatuur en de neerslag. De mannetjes onderscheiden zich van de popjes door een oranjebruine wangvlek.
Onderzoek naar evolutionaire en genetische basis van spraak
Een jonge zebravink oefent verschillende deuntjes net zolang hij het liedje van zijn vader kan nabootsen. Als hij het deuntje heeft gememoriseerd, verandert hij nooit meer zijn zangpatroon. Het voorzingen door de vader activeert het gebied voor het zanggeheugen.
Op dezelfde manier moeten mensen leren hun vocale vaardigheden te gebruiken; pas als een kind klanknabootsingen kan opslaan, leert het namelijk ook praten.
Daarom is de zebravink een dankbaar modeldier om de genen voor spraak te onderzoeken.
In het gerenommeerd wetenschappelijk vakblad Nature bericht deze week een internationaal onderzoeksteam dat de hele DNA-volgorde van de vink is ontrafeld.
De opheldering van de complete DNA-volgorde kan het genetisch onderzoek naar spraak- en spraakstoornissen, zoals stotteren, een stap vooruit helpen.
De gemeenschappelijke voorouder van de zebravink en de kip trippelde ongeveer 100 miljoen jaar geleden op de aarde rond. De DNA-structuur van vink en kip is voor een groot stuk nog gelijk, maar de genen die betrokken zijn bij het produceren van gezang zijn heel sterk geëvolueerd in de vinkenlijn. Vinken gebruiken het gezang ook intensief voor communicatie, terwijl kippen geen noten, maar eenvoudige kakelgeluiden voortbrengen. Volgens de onderzoekers zouden zon 800 genen betrokken zijn bij het luisteren en zingen van het vinkenlied.
Regulerende functie
Veel van die genen bij de zebravink behoren niet tot die eiwit-coderende soort, waarvan de informatie in een eiwit wordt omgezet. Het grootste gedeelte van de genen is zogenoemd niet-coderende RNA. Die functioneert als een complexe regelaar, die de activiteit van andere genen aan of uit zet. Enkele jaren geleden dachten wetenschappers nog dat die niet-coderende genen, ook wel junk-DNA genoemd, geen belangrijke rol speelden, maar intussen blijkt junk-DNA bij belangrijke ontwikkelingsprocessen van mens en dier cruciaal te zijn.
Dankzij de mogelijkheid om diep in het genoom van de zebravink te kijken en niet enkel in de genen, die direct betrokken zijn bij het zanggedrag maar ook in deze die dat reguleren, is het niet verwonderlijk dat de publicatie van het genoom van de papegaai later dit jaar wordt verwacht.
Vogelbescherming Vlaanderen organiseert jaarlijks het Mussentelweekend heel binnenkort op 17 en 18 april dat bijdraagt aan het onderzoek naar de verspreiding en dichtheden van de huismus in Vlaanderen. Ook in de Kille Meutel houden de vogelvrienden het mussenbestand goed in de gaten.
Zopas werd een Mussenwerkgroep Vlaanderen opgericht, alsook een handige inventarisatiemethode om voortaan de telgegevens op een communicatieplatform in te voeren en te raadplegen: www.mussenwerkgroep.be
Uit de analyse van de resultaten die de klassieke mussentelweekends opleverden, blijkt enerzijds dat jaarlijks nieuwe tellers zich aanmeldden met telkens ook nieuwe mussenlocaties, maar anderzijds weinig tellers het jaar daarop opnieuw hun gegevens doorstuurden.
Dit maakt een wetenschappelijk lang termijnonderzoek quasi onmogelijk.
De tot heden ingezamelde gegevens zijn nuttig om de verspreiding in kaart te brengen, maar herhaaldelijke tellingen bieden een realistischer beeld van hoe een populatie in een bepaald gebied evolueert.
Uit de gegevens geregistreerd tijdens de periode 2002 2007 blijkt overigens dat men met de jaarlijkse sensibiliseringscampagne niet alle provincies op eenzelfde wijze tot samenwerken prikkelt.
Vooral in de provincies Limburg [Mijnstreek & Haspengouw], West-Vlaanderen [Westhoek & Brugse Ommeland], Oost-Vlaanderen [Meetjesland] en in het oostelijk deel van Antwerpen, wordt er nog relatief weinig deelgenomen.
De nieuwe methode steunt daarom op het engagement om 3 x per broedseizoen elk jaar weer opnieuw de inventarisatie op eenzelfde locatie uit te voeren.
Een ander belangrijk aandachtspunt in het mussenonderzoek is de opsplitsing in verschillende soorten habitats, daar uit onderzoek duidelijk is gebleken dat huismussen in verschillende [naburige] leefgebieden onderling geen of weinig contact hebben.
De methode die tijdens dit lange termijnonderzoek zal worden gehanteerd, is afgeleid van het zogenaamde MUS-project [Meetnet Urbane Soorten] van Vogelonderzoek Nederland en Vogelbescherming Nederland
Naast de jaarlijks aangekondigde mussentelweekends, die wegens het sterke sensibiliserende karakter zullen behouden blijven [het elektronisch telformulier vind je ook op bovenstaande website], zullen de tellers van de mussenwerkgroep via een invoermodule een individueel profiel kunnen aanmaken.
Je kan op 2 manieren meewerken:
·ofwel als 8-puntteller, waarbij je je engageert om jaarlijks tijdens de broedperiode 3 x huismussenpopulaties te inventariseren op 8 verschillende locaties in een gemeente die je zelf uitkiest
·ofwel als 1-puntteller, waarbij je zelf één specifieke locatie uitkiest om de herhaalde tellingen uit te voeren
Wens je meer informatie over de inventarisatiemethode of wens je deel te nemen aan het huismussenonderzoek, neem dan een kijkje op de nieuwe website van de mussenwerkgroep of neem vrijblijvend contact op met Vogelbescherming Vlaanderen via info@vogelbescherming.be of op het telefoonnummer 03/296.26.80
Naast de aankondigingen over de Mussentelweekends, vind je op deze blog nog bijdragen over de huismus in de artikels:
Tijdens het internationaal jaar van de biodiversiteit bestaat de uitdaging voor Vlaanderen om de instandhoudingdoelstellingen te realiseren, te beginnen met de habitat- en vogelrichtlijngebieden.
Wij bezitten in Vlaanderen de nodige kennis om er voor te zorgen dat natuurwaarden en biodiversiteit niet verder achteruitgaan.Alle natuurverenigingen en andere milieuvriendelijke middenveldorganisaties moeten hun expertise samenbundelen om de publieke opinie te mobiliseren en te beroeren.
Wie zich graag in de materie verdiept, kan het natuurrapport, uitgegeven door het Instituut voor natuur- en bosonderzoek, dat vooruitblikt naar 2030, inkijken:
De poëtische benadering van onze natuurfotograaf Wim, in een reeks onuitwisbare mooie indrukken, associeerde ik in een vrije bewerking met de songversie Born free van Frank Sinatra.
Geboren uit het warme nest, zo vrij als de wind waait, zo vrij als het gras groeit vrij om je hart te volgen, je eigen koers te kiezen, zo vrij als een vogel
Geniet in volle vrijheid van de schoonheid die je omringt, de open horizonten, de wereld die je steeds weer verbaast als je naar de sterren opkijkt
Sla je vleugels uit en zweef over de aardse wereld, grijs gestreept in geometrische motieven, verdeeld in een veelkleurige lappendeken en versierd met zilveren kronkelende linten zonder grenzen
Overvlieg het menselijk patchwork, daar waar muren de vrijheid beknotten voel je vrij als de wisselende getijden voel je vrij, want het leven is de moeite waard, maar alleen de moeite waard als je vrij geboren bent
Achtereenvolgens zien jullie een zwarte zwaan, een lepelaar, een Canadese gans, meerkoeten en een knobbelzwaan.
Vroeger moet deze voorvader van de gewone boerengans in onze streken een algemene broedvogel zijn geweest; zijn gegak en geroep tijdens de vlucht zijn nog identiek aan die van de tamme gans.
De grauwe gans onderscheidt zich van zijn verwanten door zijn grootte en lichter grijsbruin verenkleed, met zeer lichtgrijze voorvleugels, vooral goed zichtbaar tijdens de vlucht.
De lichtgekleurde kop mondt uit in een tamelijk grote, stompe, oranje snavel met witte punt; de poten zijn vaal roze en de staartbasis is opvallend wit.
De lengte varieert van 75 tot 90 cm; de spanwijdte wisselt van 1.50 tot 1.70 m en het gewicht schommelt van 2.9 tot 3.7 kg.
Grauwe ganzen houden vooral van half open moerassen met een rijke oevervegetatie, maar zijn tegenwoordig ook te vinden in de buurt van visvijvers. Ze houden zich op in de omgeving van voedselrijk ondiep water met eilandjes, rietlanden, poelen en meertjes; ook in moerasbossen met elzen en wilgenstruweel voelen ze zich thuis.
Grauwe ganzen paren voor het leven en telkens gent en gans elkaar ontmoeten nadat ze elkaar een tijdje uit het zicht hebben verloren voeren ze onder veel gegak een ingewikkeld ritueel uit een triomfceremonie die hun huwelijksband opnieuw bevestigt.
Paren nestelen op de grond tussen de heide of rietlanden en andere oevervegetatie, meestal op een kleine verhoging of in een kuiltje, bekleed met dons.
De 4 tot 8 vuilwitte eieren met een korrelig oppervlak worden ongeveer in een maand uitgebroed. Binnen enkele uren na het uitkomen, gaan de jonge gansjes het water in. Na circa 2 maanden kunnen de jonge gansjes vliegen, maar het gezin blijft nog tot het volgende voorjaar bijeen.
De grauwe gans neemt, net als andere ganzen, een voorovergebogen houding tijdens het grazen en toont zijn helderwitte spiegel.
Eind augustus, wanneer de tarwe en gerst zijn geoogst, verschijnen de grauwe ganzen die zich te goed doen aan de oogstresten, waarbij ze naast eiwitrijk voedsel [graanscheuten, suikerbieten, sla en kool] ook naar wortelstokken graven en verse grassprieten plukken.
Toename zorgwekkend?
Grauwe ganzen kunnen forse schade veroorzaken aan landbouwgewassen; 8 ganzen verorberen evenveel gras als één melkkoe, voor wie het gras eigenlijk bestemd is.
De graslanden waarop men de koeien laat grazen, zijn immers gedekte tafels voor rondtrekkende ganzen, die ze met hun ontlasting vervuilen en voor verdere consumptie onbruikbaar maken.
Om die overlast in te perken, worden wel vaker de eieren geschud, geprikt of met plantaardige olie ingesmeerd, zodat de kuikens niet uitkomen.
Wildbeheerders vangen de ganzen tijdens de rui om ze te vergassen of schieten ze af.
Verschillende natuurbeschermers vinden deze vorm van faunabeheer niet effectief. Elk land krijgt de vogels die het verdient, luidt het. Met andere woorden: de moderne landbouwtechniek heeft het agrarisch gebied geschikt gemaakt voor ganzen, daar waar deze bouwlanden aanvankelijk meer geschikt waren voor weidevogels.
Er bestaan wel diervriendelijkere alternatieven. Bejaging leidt namelijk tot een geboortegolf, daar de ganzen de geleden verliezen zo snel mogelijk willen compenseren.
Natuurorganisaties streven ernaar om excessieve schade te voorkomen door een zorgvuldig beheer van de populaties, waar dat noodzakelijk en effectief is.
De geleiding van ganzen naar speciale natuurgebieden is een mogelijke optie om landbouwschade te verminderen, zeker als je het goede geheugen en het aanpassingsvermogen van de grauwe gans in acht neemt en benut.
De derde exoot naast de Nijlgans en de Canadese gans is de Indische gans of streepkopgans oorspronkelijk een bewoner van de Mongoolse, Chinese en Tibetaanse hoogvlakten die leeft en broedt op de Tibetaanse meren, maar de winter doorbrengt in de laaglanden van Pakistan, Bangladesh en in het noordwesten van India.
Tweemaal per jaar vliegen ze van de ene pleisterplaats naar de andere en moeten daarvoor over de machtigste bergketen, de Himalaya, op een hoogte van ruim 9 km trekken, een spectaculaire onderneming. Het is bekend dat ze over de Mount Everest vliegen, omdat dit de kortste route naar de broedgebieden is.
Door dicht bij elkaar te vliegen in V-formatie bereikt de vlucht vogels een grotere vliegcapaciteit. De ganzen benutten de lift [opstijgende wervelingen] die volgt uit de vleugelslag van de voorganger; dat bespaart maar liefst de helft van de benodigde energie. Door geregeld van positie te wisselen, worden de krachtinspanningen over de groep verdeeld. Tijdens de vlucht communiceren ganzen met elkaar; de achterste ganzen moedigen de voorste aan om op snelheid [tot 45 km/u] te blijven.
Als een gans ziek wordt of gewond geraakt en daardoor niet meer in staat is bij de groep aan te sluiten, dan zullen twee ganzen bij de hulpeloze gans blijven totdat deze hersteld is of overleden. Samen zullen de ganzen trachten hun groep weer in te halen.
Op zon hoogte bevat de ijle lucht slechts 1/3 van de hoeveelheid zuurstof op zeeniveau; een mens zou het er zonder zuurstofflessen niet redden. Het bloed van de vogel heeft een merkwaardige eigenschap: de hemoglobine in de rode bloedlichaampjes die er [ook bij ons] voor zorgt dat de ingeademde zuurstofin de longen naar alle lichaamscellen wordt vervoerd, heeft een aangepaste structuur. Daardoor binden de bloedcellen, zelfs op die extreme hoogte, zich sneller met de zuurstof, waardoor voldoende verbranding en spierkracht kan worden ontwikkeld. Ook het grotere vleugeloppervlak in verhouding tot het gewicht [vergeleken bij andere ganzen] helpt de vogels te migreren op uitzonderlijk grote hoogtes.
Ook in onze streken leeft een groeiende populatie, omdat deze afstamt van ooit ontsnapte of uitgezette vogels.
In de winter zoeken de Indische ganzen gebieden uit waar tarwe, gerst en rijst op verbouwd zijn. De zwaar gebouwde watervogel, gespecialiseerd in het grazen, heeft dan ook sterke, vrij lange, midden onder het lichaam geplaatste poten, om goed te kunnen lopen en een middellange hals en krachtige, kegelvormige snavel met zaagrand aan de bovensnavel.
Ganzen zijn monogaam: paren blijven hun hele leven bij elkaar.
Het verenkleed is voornamelijk vaalgrijs; de kop is wit met twee zwarte hoefijzervormige strepen op het achterhoofd; het wit vlak op de kop loopt in een streep door over de zijkant van de nek; de korte oranjegele snavel vertoont een zwarte punt; ook de poten, voorzien van zwemvliezen zijn oranjegeel. De streepkopgans kan 70 tot 82 cm worden. Het mannetje kan een gewicht bereiken van 3.1 kg en het vrouwtje een gewicht van 2.6 kg.
De broedhabitat bestaat uit rivierdalen en meren met moerassige, rotsige en grazige elementen op een hoogte van 4 000 tot 6 000 m. Het nest, gebouwd in de buurt van bergmeren, bevindt zich op de grond en is bekleed met dons, geplukt uit eigen borst. In mei tot en met juli leggen de vrouwtjes zon 4 tot 8 eieren, welke na28 tot 30 dagen broeden, uitkomen.
Deze broedplaats geniet hun voorkeur omdat er voldoende voedsel voorradig is voor de jongen, er weinig ziekteverwekkende parasieten voorkomen en er maar zelden roofdieren [roofvogels, vossen, ] opduiken.
De ganzen leven s winters in groep, oude en jonge dieren samen, in een hechte band. In zon groep is er altijd wel één waakzame vogel met opgerichte kop die de omgeving in de gaten houdt: de wachter. Bij dreigend gevaar slaakt de wachter een waarschuwingskreet, waarna spoedig nog andere ganzen de kop oprichten en luid gakken. Als het gevaar aanhoudt, vliegt de hele troep op.
In augustus ruien volwassen streepkopganzen alle slagpennen tegelijkertijd, waardoor ze 3 tot 4 weken niet kunnen vliegen, meestal samenvallend met de periode waarin de nestvlieders [reeds een dag na hun geboorte verlaten de jongen het nest om hun ouders te volgen] bewaakt en nog warm worden gehouden. Na de rui in september trekken ze weer weg naar hun overwinteringgebieden.
De kramsvogel, oorspronkelijk afkomstig uit de taiga [uitgestrekte koude en vochtige naaldwouden begroeid met dennen, sparren, zilversparren en lariksen], is een grote opvallend fraaie lijsterachtige met een karakteristieke roep en een unieke combinatie van kleuren.
In de herfst arriveren de zeldzame wintergasten doorgaans afkomstig uit de Scandinavische landen [Noorwegen, Zweden, Finland, Denemarken] en uit Groenland soms zelfs vrij massaal om in ons relatief milde klimaat de winter door te brengen. In onze contreien vertoeft deze zeldzame wintergast, het liefst rond kleinschalig grasland met boomgaarden en populieren, maar je treft ze ook aan in stadsparken en soms verschijnen ze zelfs op voedertafels!
Kenmerkend zijn de blauwgrijze kop met het zwarte masker en de grijze onderrug; het bovenste gedeelte van de rug is overwegend kastanjebruin. De grijze stuit contrasteert fel met de gitzwarte staart. Onderzijde en flanken zijn vaalwit besprenkeld met vele donkerbruine vlekjes. De borst is room- en okerkleurig; de gele snavel heeft een zwarte punt. Poten en ogen zijn donkerbruin. Opvallend herkenningspunt zijn de helderwitte okselvlekken die in volle vlucht 'oplichten' tijdens de vleugelslagen.
De kramsvogel wordt 25 cm lang; haalt een spanwijdte tussen 38 en 42 cm en bereikt een gewicht dat varieert van 80 tot 130 g.
Grote onsamenhangende vluchten kramsvogels, op weg naar een gezamenlijke rustplaats, vormen in ons winters landschap een vertrouwd beeld. Het zijn luidruchtige vogels, die op weilanden zoeken naar zaden en kleine geleedpotigen, zoals spinnen en duizendpoten; junikevers en rupsen of in mei- en duindoorns, vlierstruik en lijsterbes zich tegoed doen aan de bessen. Ze zijn ook dol op rottend fruit.
Temperamentvol gekrakeel
Op kort gemaaide grasveldjes treft men vaak kramsvogels, maar ook de familieleden [koperwieken, zanglijsters, merels] aan die wormen lokaliseren en uit de grond trekken.
Typerend bij de kramsvogels net als bij merels overigens is de enorme territoriumdrift. Vanuit alle mogelijke posities [schutting, boom, nabijgelegen tuin, voederplaats] wordt nauwlettend in de gaten gehouden of er concurrenten vaak merels het wagen op te dagen en zo gauw dat het geval is, worden die als de donder weggejaagd en zelfs nagezeten. Vaak heeft dan een andere sluwe merel de kans gegrepen om wat mee te pikken, al komt heel snel met veel geklapwiek en machtsvertoon de kramsvogel de opportunist verjagen.
De bij ons broedende kramsvogels zoeken bosranden, open plekken in bossen of moerassen, open parkbossen en struweel [een houtrand met laag struikgewas], tuinen, boomgaarden en andere gecultiveerde gebieden met bomen.
Ze nestelen vaak in kolonies - doorgaans tamelijk geëxposeerd - hoofdzakelijk in een vork van dikke takken of tussen een splijtende stam. Het nest is een sterke kom van gevlochten twijgjes en droog gras, bezet met mos, gevoerd met modder en geïsoleerd met fijne grassprieten.
Jaarlijks worden 2 legsels van 2 tot 5 glanzende lichtblauwe eieren geproduceerd, die het wijfje uitbroedt. De jongen verblijven 12 tot 16 dagen in het nest en worden door beide ouders met insecten gevoerd. Na 2 weken zijn ze zelfstandig.
Opnieuw kunnen jullie in een interview met Annelies Becq voorzitter van Vogelbescherming Vlaanderen, Jan Rodts, beluisteren op radio één:
Zowel in de stad als op het platteland zijn wilde eenden de meest algemene soort van onzestreken, hoewel veel ervan kleurpatronen vertonen die in het wild niet voorkomen, als gevolg van een eeuwenlange domesticatie. De wilde eend is de stamvorm van de tamme eenden.
De lengte varieert van 50 tot 65 cm; de spanwijdte van 80 tot 95 cm en het gewicht schommelt tussen 750 g en 1.5 kg.
De wilde eend voelt zich thuis in het park, maar ook in afgelegen, rustige wateren [op meren en langs rivieren]. In de stad is het een echte cultuurvolger, die zich graag door de mens laat voeren, terwijl hij in natuurgebieden vaak onbenaderbaar en een zeer schuwe vogel is; met reden overigens, want er wordt nog heel vaak op ze gejaagd.
De woerd heeft een buitengewoon fraaie groenglanzende kop; een witte halsring; een kastanjebruine borst; op de vleugels blauwpaarse, witomrande spiegels; opvallend witte ondervleugels en in de staart de kenmerkende krullende middelste staartpennen.
s Zomers lijkt het mannetje op het vrouwtje, maar is donkerder roodbruin; heeft een donkere kruin en streep door het oog, gescheiden door een lichte baan en behoudt zijn gele snavel.
De eend heeft een bruine snavel, een gestreept bruin lichaam met donkere buik, een witte staart en een blauwe spiegel.
Veel wilde eenden foerageren s nachts, omdat ze zich dan veiliger voelen op land.
Ze zoeken naar graan op reeds geoogste velden, eikels tussen afgevallen bladeren langs bosranden en slobberen in ondiep water van rivieren en meren op zoek naar zaden die in het water zijn gevallen. Eendenkroos heeft zijn naam niet voor niets gekregen. Ook grondelen ze om scheuten van waterplanten, wortels, waterinsecten en schelpdieren met hun brede, platte snavel uit het water te zeven.
De van vliezen voorziene fel oranje zwempoten staan ver naar achteren [optimale duwkracht], waardoor de wilde eenden zich op land schommelend voortbewegen.
De balts vindt meestal plaats in de late herfst en gedurende de winter, wanneer de woerden op hun mooist zijn. Het begint met bijeenkomsten van de mannetjes, die met stoer vertoon en allerlei pronkdansjes op vrouwtjes proberen indruk te maken. Verschillende aanbidders verzamelen zich rond een vrouwtje, bewegen hun kop op en neer, spatten met hun snavel druppels water in de richting van hun uitverkoren en roepen met hoge fluittonen. Ze zijn nogal agressief en jagen de vrouwtjes vaak na in de lucht om ze meteen weer naar de grond te dwingen. Eens het vrouwtje haar keus heeft bekend gemaakt, jaagt haar geliefde alle concurrenten weg.
Alleen de vrouwtjes brengen de alom bekende reeks kwaaktonen voort.
Als er gevaar dreigt, slaat de woerd met een zachte hees klinkende roep het alarm. Dank zij hun lange en spitse vleugels kunnen de eenden met krachtige vleugelslag haast recht uit het water opstijgen. De grootste vijanden zijn de rat, roofvogels zoals reiger, ekster en kraai en roofvissen zoals de snoek.
Het meestal goed verborgen broednest op de grond, maar soms ook hoog in een bij het water staande boom, wordt van plantendelen gemaakt en met dons gevoerd.
De gewoonlijk 7 tot 12 lichtgroen gekleurde eieren worden soms al eind maart gelegd en door het wijfje in ca 4 weken uitgebroed. De passende schutkleur van het verenkleed bepaalt het meer gecamoufleerd leven van de vrouwtjes. De woerden hebben geen deel in de opvoeding van de jongen, die na 7 tot 8 weken vliegvlug zijn. Ze trekken weg om te ruien, waarbij het fraai prachtkleed wisselt in een vaal eclipskleed [rustkleed dat voor beide seksen quasi gelijk is].
Een veer is een wonderlijk staaltje materiaal: het weegt amper wat, is veerkrachtig, waterafstotend en isolerend, maar slijt wel en daarom ruilen vogels minstens één keer per jaar hun oude verenpak. De vogels kunnen dan korte tijd niet vliegen en houden zich schuil in rustige, waterrijke gebieden met veel begroeiing.
Vogelbescherming Vlaanderen en Natuurpunt schieten de oproep van zowel de Boerenbond (BB) als de Hubertus Vereniging Vlaanderen (HVV) om het komende weekend in heel Vlaanderen massaal houtduiven (Columba palumbus) te bejagen resoluut af. De initiatiefnemers van deze georganiseerde jachtpartij hopen hiermee de populatie van houtduiven in de hand te houden om zo de schade die ze aanbrengen aan groenten, fruit en granen te kunnen beperken. Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen zijn van mening dat het massale afschot van houtduiven op 27 en 28 februari geen enkele invloed zal hebben op de broedvogelpopulatie in Vlaanderen en dus ook niet op het beschermen van land- en tuinbouwgewassen tegen vraatschade later op het jaar. Het grote aantal houtduiven in het (landbouw)landschap in Vlaanderen is overigens door de landbouw zelf veroorzaakt via een overaanbod aan oogstresten van maïs. Het is dus geen probleem dat veroorzaakt wordt door teveel natuur.
Eind februari is daarenboven minder dan 1 houtduif op 10 in Vlaanderen een vogel van de plaatselijke broedpopulatie. Vermits de schadegevoelige teelten houtduiven aantrekken, impliceert dit dat de schade maar kan voorkomen worden via bestrijding op populatieniveau, dus wanneer bijna totale uitroeiing van de houtduif zou gerealiseerd worden. Verder is een geconcerteerde lentejacht in de trekperiode illegaal volgens de bepalingen van art. 7 van de Europese Vogelrichtlijn. Ongeveer de helft van de Vlaamse houtduiven trekt immers weg; de rest is standvogel. Er zijn in de winter 10 maal meer houtduiven in Vlaanderen dan in de zomer. Het aantal houtduiven dat aan het eind van de winter in Vlaanderen verblijft en van eind februari tot in april door Vlaanderen zal trekken, beloopt meerdere miljoenen vogels. Het duivenweekend heeft dus geen enkele zin en zal alleen maar veel dierenleed en een algemene verstoring in de natuur veroorzaken. Vogelbescherming Vlaanderen en Natuurpunt vinden het totaal ongepast om anno 2010 op een dergelijke ondoordachte manier, gebaseerd op te weinig inzicht met onze natuurlijke omgeving om te gaan.
Beide organisaties vragen daarom:
aan de Belgische Boerenbond om de oproep in te trekken voor het duivenweekend eind februari, wegens totaal onnuttig voor het beoogde doel (gewasbescherming), dus hooguit een weerwraakpoging; aan de Vlaamse jagers om niet deel te nemen aan het duivenweekend, wegens een vals argument voor maatschappelijke draagkracht (gewasbescherming) en onwettelijk onder de Europese vogelrichtlijn; aan minister Schauvliege om het duivenweekend te veroordelen en de Vlaamse jachtwetgeving in overeenstemming te brengen met de Europese Richtlijn.
Beluister het interview in het programma 'Feiten en Fillet'
De Canadese gans is in de 17de eeuw als siervogel uit Noord-Amerika geïmporteerd in Engelse, Zweedse en Noorse parken en heeft zich inmiddels in veel Europese gebieden als tamelijk tamme standvogel gevestigd.
Deze opvallend succesvolle, zich snel aanpassende vogel wordt in stadsparken, natuurreservaten en recreatiegebieden soms als vervuilend en agressief ongedierte beschouwd.
De ganzen zijn flinke grazers, die enorme hoeveelheden gras, maar ook wortelstokken, knollen, stengels, bladeren, vruchten en zaden verorberen, zeldzame waterplanten uit de sloten en poelen vreten, andere vegetatie vertrappelen en om de 3 tot 5 minuten heel wat uitwerpselen [800 g / dag] produceren die het water overbemesten en de bodem vervuilen. Tijdens de broedperiode zijn ze behoorlijk agressief en verstoren ze andere broedende inheemsewater- en weidevogels.
Als exoot niet erg welkom
Om de ongewenste gevolgen van de massale aanwezigheid van Canadese ganzen te kunnen verminderen en de broze natuurwaarden in beschermde domeinen te behouden, is het dan ook noodzakelijk deze vogels te bestrijden. Een techniek op niveau van de voortplanting bestaat erin in het voorjaar tijdens de broedperiode de eieren te schudden, waardoor er minder of geen jongen worden grootgebracht en de explosieve aangroei van de populatie wordt afgeremd.
Daar jaarlijks tijdens de zomer ganzen hun verenkleed wisselen waarbij ze hun slagpennen verliezen, kunnen ze gedurendeeen periode niet vliegen. De volwassen vogels worden tijdens hun rui samen gedreven en gevangen. De jacht op Canadese ganzen, die alleen mag worden beoefend met het vuurwapen of met roofvogels is open van 15 augustus tot en met 31 januari. Ter voorkoming van belangrijke schade aan landbouwgewassen, weiden of eigendommen, voor het natuurbeheer of als dat noodzakelijk is voor de veiligheid van het luchtverkeer en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, kunnen Canadese ganzen ook worden bejaagd van 1 februari tot en met 28 februari en van 15 juli tot en met 14 augustus.
De in Europa grootste gans haalt een lengte van 90 tot 110 cm; de spanwijdte varieert tussen 150 en 180 cm en het gewicht schommelt tussen 4.3 en 5 kg. De grote grijsbruine vogel heeft een zwarte kop, hals en snavel met een brede witte scherp afgetekende band die van keel tot over de wangen achter het oog loopt; een vaalwitte borst, een witte onderstaart en zwarte poten.
Eeuwige liefde is sterven naast elkaar
Alvorens ganzen naar hun noordelijke broedgebieden vertrekken, zorgen ze voor extra lichaamsvet om de kou te trotseren; op hun vliegroute zijn stopplaatsen waar ze onderweg rusten en foerageren.
De Canadese ganzen zoeken een partner in de winter; ze maken elkaar ieder jaar het hof en snateren in duet met een diep weerklinkend trompetgeluid om de band te versterken. Deze relatie tussen hen is zo innig dat als een vogel gewond geraakt de trouwe partner hem/haar niet in de steek laat. Als de levensgezel sterft, zal de gans soms liever wegkwijnen tot de dood erop volgt dan de reis te vervolgen met de rest van de groep.
In het begin van de lente komen de ganzen aan in de zoetwatergebieden: plassen in het laagland, vijvers, parken, graslanden en moerassen.
Canadese ganzen verkiezen een open en halfopen weide-, akker- en parklandschap. Alleen voor het nest kiezen ze een dichte oevervegetatie en dan nog het liefst op een eilandje, waar het vrouwtje in een met dons gevoerd kuiltje 5 tot 6 roomwitte eieren leggen, die na een broedtijd van 28 tot 30 dagen uitkomen. Gedurende deze tijd bewaakt het mannetje het nest, steeds bereid om met volle overgave zijn kroost te verdedigen. Doorgaans broeden de ganzen in moerasgebieden in dichte kolonies op amper één tot vijf meter afstand van elkaar.
Fly Away Home is een Amerikaanse familiefilm uit 1996, met buitengewoon mooi gefilmde beelden van natuur en vliegende Canadese ganzen. Het verhaal is fictie, maar geïnspireerd op een aantal ware gebeurtenissen, zoals verhaald in het boek Father Goose van Bill Lishman, over diens belevenissen bij zijn plan om met een ultralight vliegtuig bedreigde vogelsoorten opnieuw te leren migreren.
De krakeend is een middelgrote en elegante grondeleend met een tamelijk onopvallend vaal en kleurloos uiterlijk, althans van op afstand.
Volwassen krakeenden bereiken een lengte van 46 tot 56 cm, halen een spanwijdte van 84 tot 95 cm en wegen van 650 tot 900 g.
Oorspronkelijk is de broedvogel afkomstig van de meren en moerassen in de steppen van Midden- en West-Azië, maar mogelijk door ontginning van deze gebieden heeft de krakeend zijn areaal westwaarts naar gematigde regios uitgebreid.
Als wintergast komt hij veel voor op terreinen met ondiep en voedselrijk zoetwater [moerassen en weidegebieden] of ook langs brakke en zoutwater omgevingen, zoals langs de Zeeschelde en haar bijrivieren met poldersloten en kwelders rijk aan onderwater vegetatie.
In Vlaanderen herbergt de Zeeschelde één van de belangrijke overwinteringgebieden voor watervogels 50 tot 60% van de wintertalingen, ongeveer 30% van de krakeenden en pijlstaarten en 10% van de wilde eenden.
In de herfst en winter verzamelen krakeenden vaak op grote wateroppervlakken samen met meerkoeten, wachtend totdat een meerkoet opduikt met een snavel vol waterplanten [zie foto Wim16/01/10].
Ze stelen het voedsel van de meerkoeten niet, maar nemen genoegen met de restjes die anders zouden wegdrijven. Net als wilde eenden slobberen ze voedsel van het wateroppervlak. Ze filteren het voedsel en persen het water er weer uit door voortdurend de snavel te openen en te sluiten.
Krakeenden duiken nauwelijks, maar zijn ook vaak onder water in de weer, met hun achterlijf net boven het wateroppervlak uit stekend, de kenmerkende zwemeendentechniek of het grondelen.
Krakeenden voeden zich hoofdzakelijk met plantaardig voedsel [zaden, wortels en scheuten van moerasplantjes], behalve in de eerste week, wanneer de kuikens zich met eiwitrijke insecten, slakken en wormen voeden.
Krakeenden danken hun naam aan het licht krakend geluid dat ze voortbrengen.
De subtiele schoonheid van krakeenden verdient alle aandacht. Het vederkleed wordt gekenmerkt door een golvend grijs fijn gestreept marmerpatroon met een opvallende witte vlek bij de vleugelbasis en zichtbaar op de flank [waar de wilde eend een blauw vlekje heeft zitten] en een gitzwarte stuit en onderstaart [spiegel]. Op de rug heeft hij langere spitse lichtbruine sierveren en kastanjebruine vleugeldekveren. De lichtbruine kop met hoog voorhoofd mondt uit in een smalle rechte zwarte snavel; de poten zijn oranjegeel.
Het wijfje lijkt heel sterk op de wilde vrouwtjeseend, op de karakteristieke witte vleugelvlek en de oranje rand langs de donkere snavel na. Het verenpak van het vrouwtje is helderder bruin met forse, grote, zwarte vlekken op de flanken.
De vlucht is krachtig, snel, direct met vooruitgestoken kop, vaak in paartjes. Tijdens de vlucht zorgen de scherpe vleugels en staart voor een sierlijk, puntig uiterlijk, met een kruisvormiger profiel dan de forsere wilde eend. In de vlucht toont het mannetje het zwarte achterlijf met witte streep langs de staart en de opvallend witte ondervleugel en buik.
Als krakeenden paarlustig zijn, laten woerden het kleurcontrast van vleugel en staart goed uitkomen, vliegen het vrouwtje speels achterna en gooien baltsend de kop omhoog, waarbij ze met een trofee uit het water voor de proppen komen.
Voor het broeden is de krakeend afhankelijk van ondiepe waters, ruige oevervegetatie voor de bescherming van het op grond gelegen nest tegen roofdieren. In de ruiperiode (augustus), wanneer de soort niet in staat is te vliegen, is de krakeend afhankelijk van grote waterrijke gebieden met goede schuilmogelijkheden in de oevervegetatie.
De 8 tot 12 eieren worden eind april in een met gras of bladeren gevoerd en met donsveertjes geïsoleerde, goed verborgen nestkom gelegd. Na een broedduur van 24 tot 26 dagen verschijnen de jongen, die zodra ze droog zijn het water opzoeken.
Tiende nationale tuinvogeltelling op 6 en 7 februari 2010
Op 6 en 7 februari organiseert Natuurpunt voor de tiende opeenvolgende winter de telling van tuinvogels op voederplaatsen. In Wallonië gebeurt de telling door zusterorganisatie Natagora. De strenge winter brengt veel vogels naar de voederplaatsen, waaronder veel merels. Tellen is heel eenvoudig, iedereen kan er aan meedoen.
Voor het telweekend van 2009 verzamelden deelnemers aan 'Vogels Voeren en Beloeren' waarnemingen in meer dan 6.600 tuinen, Ze telden samen 280.991 vogels. De topvijf was de huismus, de koolmees, de vink, de merel en de Turkse tortel. Er werden recordaantallen geteld van de vink en de staartmees en ook de zwarte mees en de keep waren talrijk. Brasschaat behaalde het record met 70 vogelkijkende families. Er werden gemiddeld 11 soorten per tuin gemeld.
Met de waarnemingen krijgt Natuurpunt een beeld van hoe de vogelpopulatie van een gemiddelde Vlaamse tuin er uit ziet en hoe die van jaar tot jaar verschilt. Sinds de eerste telling in 2000 wordt vooral de houtduif (van 49 naar 71% van tuinen) en de kauw (van 9 naar 35% van tuinen) in meer tuinen gezien. De ringmus is het sterkst achteruitgegaan in verspreiding van 31% naar 18% van de tuinen. De toptien van de voorbije jaren en de evoluties van de aantallen vind je op www.natuurpunt.be/tuinvogels.
Deelnemen is erg eenvoudig. De waarnemers noteren tijdens een halfuurtje of langer welke soorten en hoeveel vogels van elke soort de voederplaats bezoeken. Voor het herkennen van de soorten heeft Natuurpunt een handige folder met fotos van de meest voorkomende soorten op de website www.natuurpunt.be/tuinvogels. Je vindt er alles over wintervoedering, de actie 'Voeren en beloeren', de downloadbare folder en fotos en tips om de meest voorkomende soorten te herkennen.
Heel wat vogelsoorten kan je helpen in je tuin. Zonnebloempitten en pindanoten zijn energierijk voer en aangevuld met vetbollen, broodkruimels en gemengd zaad heb je veel kans op succes. Het kijken naar vogels op een voederplaats is leuk en afwisselend. Als je voedert, komen de dieren dicht genoeg om de soorten te herkennen en te tellen. Vooral cultuurvolgers zoals de huismus, de Turkse tortel en de koolmees komen in grotere aantallen voor in woonwijken waar gevoederd wordt.
Het was tijdens onze reünie een gezellige bedoening in de taverne met uitzicht op de zonovergoten en nog winters getinte parkvijvers. In gemengde groepjes, jong en minder jong, werden de koppen bij elkaar gestoken om voor de verschillende rubrieken van de quiz zo goed mogelijk te scoren.
Er was een fotoronde, waarbij je de afgebeelde vogels moest kunnen identificeren, een letterwisselronde, waarbij je op basis van een tip uit de letterkering de correcte vogelnaam diende af te leiden. In de sleutelronde kon het speurwerk via een code in diezelfde vogelnamenlijst een trefwoord opleveren. In de weetjesronde werden de vogelvrienden op hun algemene kennis getest en tenslotte volgde nog een creatief luik: een limerickfinale
[met rijmschema a ab ba] uitschrijven waarbij de a-versvoeten [in vrije volgorde] op huismussen kussen sussen en de b-versvoeten op kans balans dienden te rijmen.
De 3 quizgroepen waren aan elkaar gewaagd en haalden ook mooie scores [elke niet minder dan 80%].
Iedereen, met inbegrip van onze gevederde tuingasten, viel dan ook voor het verdienstelijk Kille Meutel-werk in de prijzen, met welgemeende dank aan Vogelbescherming Vlaanderen en aan onze gulle en goedhartige birdwatchers Wim en zoon Jo.
Er werden nog enkele punten onder de aandacht gebracht:
·vogeltelling van natuurvereniging Natuurpunt tijdens het eerstvolgend weekend van 07/02 & 08/02
·aankondiging van de mussentelling van Vogelbescherming Vlaanderen op 17/04 & 18/04 volgens een nieuwe formule, waarbij vrijwilligers worden gezocht om als vaste teller, puntteller of losse teller aan een huismussenonderzoek mee te werken.
De huismussentellingen zullen voortaan verlopen volgens de MUS-methode[Meetnet Urbane Soorten] van SOVON [organisator van landelijke vogeltellingen] en Vogelbescherming Nederland. Meer informatie hierover volgt later!
Limerickfinale
Hieronder lezen jullie welke limericks [opzettelijk in bepaalde geanimeerde stijlen gegoten om de ambiance op te krikken] ons wisten te bekoren.
Ik hoorde geluiden vanonder mijn kussen,
tot mijn verbazing huisden er huismussen.
Ik schrok, stapte achteruit, verloor mijn balans,
zij, in paniek kwetterend, zochten een kans,
ondanks aaien en fluiten waren ze niet te sussen. [Oswald]
Van op haar kussen,
ziet de poes een groep huismussen.
Ze mist een kans,
raakt uit balans
en wij moeten haar sussen. [Arlette]
Neem allemaal een met keien gevuld kussen!
Sla dood allemaal die overtollige huismussen!
Help mee, grijp de geboden kans!
Breng de natuur weer in balans!
Mensen heersen en zijn niet te sussen! [Oswald]
Je zou ze wel alle dagen kussen
die wondermooie huismussen
Bedankt mevrouw de natuur voor deze kans
Het beïnvloedt ons leven als een grootse balans
Dit om onze gemoederen te sussen. [Chris]
Er waren eens twee verliefde jonge huismussen,
blozend bezig mekaars geweten te sussen.
Zittend op een draad, stil en perfect in balans,
grepen ze immers even tevoren een verboden kans
mekaar snel, ongezien en geniepig te kussen. [Oswald]
Het begon allemaal met de bewoners van de Kille Meutel en zijn huismussen,
met Jan Rodts en Vogelbescherming Vlaanderen, steeds bereid om ons te sussen.
Al snel boden de behulpzame birdyfans het vrolijk vedervolkje de kans
om het flink naar hun zin te hebben in hun riante biotoop mooi in balans.
Uit dankbaarheid voor zoveel gastvrijheid zouden de straatketjes ons zo kussen. [Franz]
Daane pei doo, doo! A zit neffes de Susse(n),
das daanen doeidgroaver van dei twie huismusse(n).
Ni geleize? Gesteurve onder een groeite balans.
Ze hadde gielemoal gien kans.
Zee ze do na doeid ligge, op da kante kusse(n). [Oswald]
Het oorspronkelijke leefgebied van de mandarijneend beslaat het oosten van Siberië en Oost-Azië [China, Japan en Korea)
Fotografische kleurenportretten
Het broedkleed van de woerd is bijzonder veelkleurig. Over de oranje kop loopt een groenbruine band tot in de nek en een brede witte wenkbrauwstreep. Aan de keel vormen oranjerode veertjes de zogenaamde baard.
De borst is groenbruin tot paarsbruin, de flanken lichtbruin met een groenige waas; de buik is wit en de spits toelopende staart olijfbruin.
Op de schouder bevinden zich twee witte verticaal verlopende strepen. Opvallend zijn de oranjeroodbruine vanen of waaiers, die rechtop als een soort van zeil op de rug staan.
De snavel van de woerd is rood; de punt van de bovensnavel [de nagel] is witroze.
De ogen zijn donkerbruin en de poten zijn oranjegeel.
Het vrouwtje heeft een grijze kop en een witte ring rond de ogen, die naar achteren uitloopt in een dun lijntje. De vleugels en de rug zijn bruin tot groen gekleurd, de borst en flanken crèmekleurig gevlekt. Op de vleugel van het vrouwtje bevindt zich een blauwgroen veld.
De buik is wit. De snavel is grijs tot grijsachtig rood met een lichtgrijze nagel. De poten zijn olijfbruin of geel van kleur.
Tijdens de broedperiode zijn mandarijneenden te vinden langs rivieren, meren en plassen met dichte oeverbegroeiing van struiken en bomen [loofbossen], in rietbedden en moerassen met een boomgordel.
In deze periode leven mandarijneenden in paren of kleine groepjes. Ze nestelen vaak op grote hoogte, tot wel 15 m hoog, in boomholtes [vaak van spechten] dicht tegen het water.
De legperiode vangt eind maart, begin april aan en kan duren tot en met juni. Het legsel bestaat uit 8 tot 15 witte tot crèmekleurige eieren. Als het legsel bijna compleet is, bedekt het vrouwtje de eieren met dons dat ze uit haar borst plukt. Ze legt iedere dag één ei en als het legsel volledig is, broedt ze de eieren in 28 tot 31 dagen uit, terwijl de woerd vaak de wacht houdt. De eend verlaat het nest alleen om wat te eten en te drinken; de donsveren over de eieren houden ze warm tijdens haar afwezigheid.
De kuikens zijn overwegend bruin, maar hebben een gele borst en gele wangen met een donkere streep vanaf het oog en een iets lichtere streep op de wang. Op basis van de kleur van de snavel kan men de geslachten onderscheiden: woerdjes hebben een rozige snavel, eendjes een grijzige.
De kuikens laten zich al piepend uit de nestholte naar beneden vallen zodra hun moeder ze vanaf de grond uit het boomhol roept. Ze overleven de spectaculaire vrije val doordat ze erg licht zijn en vaak landen op een dikke strooisellaag afgevallen bladeren of in hoog gras.
Na 8 weken kunnen ze vliegen, verlaten ze hun ouders en gaan ze op zoek naar een groep.
Bekijk het verterend filmfragment uit de wonderlijke natuurfilm EARTH over mandarijnkuikens, die aangemoedigd door hun moeder, hun eerste grote sprong in het leven wagen.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.