Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
De Canadese gans is in de 17de eeuw als siervogel uit Noord-Amerika geïmporteerd in Engelse, Zweedse en Noorse parken en heeft zich inmiddels in veel Europese gebieden als tamelijk tamme standvogel gevestigd.
Deze opvallend succesvolle, zich snel aanpassende vogel wordt in stadsparken, natuurreservaten en recreatiegebieden soms als vervuilend en agressief ongedierte beschouwd.
De ganzen zijn flinke grazers, die enorme hoeveelheden gras, maar ook wortelstokken, knollen, stengels, bladeren, vruchten en zaden verorberen, zeldzame waterplanten uit de sloten en poelen vreten, andere vegetatie vertrappelen en om de 3 tot 5 minuten heel wat uitwerpselen [800 g / dag] produceren die het water overbemesten en de bodem vervuilen. Tijdens de broedperiode zijn ze behoorlijk agressief en verstoren ze andere broedende inheemsewater- en weidevogels.
Als exoot niet erg welkom
Om de ongewenste gevolgen van de massale aanwezigheid van Canadese ganzen te kunnen verminderen en de broze natuurwaarden in beschermde domeinen te behouden, is het dan ook noodzakelijk deze vogels te bestrijden. Een techniek op niveau van de voortplanting bestaat erin in het voorjaar tijdens de broedperiode de eieren te schudden, waardoor er minder of geen jongen worden grootgebracht en de explosieve aangroei van de populatie wordt afgeremd.
Daar jaarlijks tijdens de zomer ganzen hun verenkleed wisselen waarbij ze hun slagpennen verliezen, kunnen ze gedurendeeen periode niet vliegen. De volwassen vogels worden tijdens hun rui samen gedreven en gevangen. De jacht op Canadese ganzen, die alleen mag worden beoefend met het vuurwapen of met roofvogels is open van 15 augustus tot en met 31 januari. Ter voorkoming van belangrijke schade aan landbouwgewassen, weiden of eigendommen, voor het natuurbeheer of als dat noodzakelijk is voor de veiligheid van het luchtverkeer en op plaatsen waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, kunnen Canadese ganzen ook worden bejaagd van 1 februari tot en met 28 februari en van 15 juli tot en met 14 augustus.
De in Europa grootste gans haalt een lengte van 90 tot 110 cm; de spanwijdte varieert tussen 150 en 180 cm en het gewicht schommelt tussen 4.3 en 5 kg. De grote grijsbruine vogel heeft een zwarte kop, hals en snavel met een brede witte scherp afgetekende band die van keel tot over de wangen achter het oog loopt; een vaalwitte borst, een witte onderstaart en zwarte poten.
Eeuwige liefde is sterven naast elkaar
Alvorens ganzen naar hun noordelijke broedgebieden vertrekken, zorgen ze voor extra lichaamsvet om de kou te trotseren; op hun vliegroute zijn stopplaatsen waar ze onderweg rusten en foerageren.
De Canadese ganzen zoeken een partner in de winter; ze maken elkaar ieder jaar het hof en snateren in duet met een diep weerklinkend trompetgeluid om de band te versterken. Deze relatie tussen hen is zo innig dat als een vogel gewond geraakt de trouwe partner hem/haar niet in de steek laat. Als de levensgezel sterft, zal de gans soms liever wegkwijnen tot de dood erop volgt dan de reis te vervolgen met de rest van de groep.
In het begin van de lente komen de ganzen aan in de zoetwatergebieden: plassen in het laagland, vijvers, parken, graslanden en moerassen.
Canadese ganzen verkiezen een open en halfopen weide-, akker- en parklandschap. Alleen voor het nest kiezen ze een dichte oevervegetatie en dan nog het liefst op een eilandje, waar het vrouwtje in een met dons gevoerd kuiltje 5 tot 6 roomwitte eieren leggen, die na een broedtijd van 28 tot 30 dagen uitkomen. Gedurende deze tijd bewaakt het mannetje het nest, steeds bereid om met volle overgave zijn kroost te verdedigen. Doorgaans broeden de ganzen in moerasgebieden in dichte kolonies op amper één tot vijf meter afstand van elkaar.
Fly Away Home is een Amerikaanse familiefilm uit 1996, met buitengewoon mooi gefilmde beelden van natuur en vliegende Canadese ganzen. Het verhaal is fictie, maar geïnspireerd op een aantal ware gebeurtenissen, zoals verhaald in het boek Father Goose van Bill Lishman, over diens belevenissen bij zijn plan om met een ultralight vliegtuig bedreigde vogelsoorten opnieuw te leren migreren.
De krakeend is een middelgrote en elegante grondeleend met een tamelijk onopvallend vaal en kleurloos uiterlijk, althans van op afstand.
Volwassen krakeenden bereiken een lengte van 46 tot 56 cm, halen een spanwijdte van 84 tot 95 cm en wegen van 650 tot 900 g.
Oorspronkelijk is de broedvogel afkomstig van de meren en moerassen in de steppen van Midden- en West-Azië, maar mogelijk door ontginning van deze gebieden heeft de krakeend zijn areaal westwaarts naar gematigde regios uitgebreid.
Als wintergast komt hij veel voor op terreinen met ondiep en voedselrijk zoetwater [moerassen en weidegebieden] of ook langs brakke en zoutwater omgevingen, zoals langs de Zeeschelde en haar bijrivieren met poldersloten en kwelders rijk aan onderwater vegetatie.
In Vlaanderen herbergt de Zeeschelde één van de belangrijke overwinteringgebieden voor watervogels 50 tot 60% van de wintertalingen, ongeveer 30% van de krakeenden en pijlstaarten en 10% van de wilde eenden.
In de herfst en winter verzamelen krakeenden vaak op grote wateroppervlakken samen met meerkoeten, wachtend totdat een meerkoet opduikt met een snavel vol waterplanten [zie foto Wim16/01/10].
Ze stelen het voedsel van de meerkoeten niet, maar nemen genoegen met de restjes die anders zouden wegdrijven. Net als wilde eenden slobberen ze voedsel van het wateroppervlak. Ze filteren het voedsel en persen het water er weer uit door voortdurend de snavel te openen en te sluiten.
Krakeenden duiken nauwelijks, maar zijn ook vaak onder water in de weer, met hun achterlijf net boven het wateroppervlak uit stekend, de kenmerkende zwemeendentechniek of het grondelen.
Krakeenden voeden zich hoofdzakelijk met plantaardig voedsel [zaden, wortels en scheuten van moerasplantjes], behalve in de eerste week, wanneer de kuikens zich met eiwitrijke insecten, slakken en wormen voeden.
Krakeenden danken hun naam aan het licht krakend geluid dat ze voortbrengen.
De subtiele schoonheid van krakeenden verdient alle aandacht. Het vederkleed wordt gekenmerkt door een golvend grijs fijn gestreept marmerpatroon met een opvallende witte vlek bij de vleugelbasis en zichtbaar op de flank [waar de wilde eend een blauw vlekje heeft zitten] en een gitzwarte stuit en onderstaart [spiegel]. Op de rug heeft hij langere spitse lichtbruine sierveren en kastanjebruine vleugeldekveren. De lichtbruine kop met hoog voorhoofd mondt uit in een smalle rechte zwarte snavel; de poten zijn oranjegeel.
Het wijfje lijkt heel sterk op de wilde vrouwtjeseend, op de karakteristieke witte vleugelvlek en de oranje rand langs de donkere snavel na. Het verenpak van het vrouwtje is helderder bruin met forse, grote, zwarte vlekken op de flanken.
De vlucht is krachtig, snel, direct met vooruitgestoken kop, vaak in paartjes. Tijdens de vlucht zorgen de scherpe vleugels en staart voor een sierlijk, puntig uiterlijk, met een kruisvormiger profiel dan de forsere wilde eend. In de vlucht toont het mannetje het zwarte achterlijf met witte streep langs de staart en de opvallend witte ondervleugel en buik.
Als krakeenden paarlustig zijn, laten woerden het kleurcontrast van vleugel en staart goed uitkomen, vliegen het vrouwtje speels achterna en gooien baltsend de kop omhoog, waarbij ze met een trofee uit het water voor de proppen komen.
Voor het broeden is de krakeend afhankelijk van ondiepe waters, ruige oevervegetatie voor de bescherming van het op grond gelegen nest tegen roofdieren. In de ruiperiode (augustus), wanneer de soort niet in staat is te vliegen, is de krakeend afhankelijk van grote waterrijke gebieden met goede schuilmogelijkheden in de oevervegetatie.
De 8 tot 12 eieren worden eind april in een met gras of bladeren gevoerd en met donsveertjes geïsoleerde, goed verborgen nestkom gelegd. Na een broedduur van 24 tot 26 dagen verschijnen de jongen, die zodra ze droog zijn het water opzoeken.
Tiende nationale tuinvogeltelling op 6 en 7 februari 2010
Op 6 en 7 februari organiseert Natuurpunt voor de tiende opeenvolgende winter de telling van tuinvogels op voederplaatsen. In Wallonië gebeurt de telling door zusterorganisatie Natagora. De strenge winter brengt veel vogels naar de voederplaatsen, waaronder veel merels. Tellen is heel eenvoudig, iedereen kan er aan meedoen.
Voor het telweekend van 2009 verzamelden deelnemers aan 'Vogels Voeren en Beloeren' waarnemingen in meer dan 6.600 tuinen, Ze telden samen 280.991 vogels. De topvijf was de huismus, de koolmees, de vink, de merel en de Turkse tortel. Er werden recordaantallen geteld van de vink en de staartmees en ook de zwarte mees en de keep waren talrijk. Brasschaat behaalde het record met 70 vogelkijkende families. Er werden gemiddeld 11 soorten per tuin gemeld.
Met de waarnemingen krijgt Natuurpunt een beeld van hoe de vogelpopulatie van een gemiddelde Vlaamse tuin er uit ziet en hoe die van jaar tot jaar verschilt. Sinds de eerste telling in 2000 wordt vooral de houtduif (van 49 naar 71% van tuinen) en de kauw (van 9 naar 35% van tuinen) in meer tuinen gezien. De ringmus is het sterkst achteruitgegaan in verspreiding van 31% naar 18% van de tuinen. De toptien van de voorbije jaren en de evoluties van de aantallen vind je op www.natuurpunt.be/tuinvogels.
Deelnemen is erg eenvoudig. De waarnemers noteren tijdens een halfuurtje of langer welke soorten en hoeveel vogels van elke soort de voederplaats bezoeken. Voor het herkennen van de soorten heeft Natuurpunt een handige folder met fotos van de meest voorkomende soorten op de website www.natuurpunt.be/tuinvogels. Je vindt er alles over wintervoedering, de actie 'Voeren en beloeren', de downloadbare folder en fotos en tips om de meest voorkomende soorten te herkennen.
Heel wat vogelsoorten kan je helpen in je tuin. Zonnebloempitten en pindanoten zijn energierijk voer en aangevuld met vetbollen, broodkruimels en gemengd zaad heb je veel kans op succes. Het kijken naar vogels op een voederplaats is leuk en afwisselend. Als je voedert, komen de dieren dicht genoeg om de soorten te herkennen en te tellen. Vooral cultuurvolgers zoals de huismus, de Turkse tortel en de koolmees komen in grotere aantallen voor in woonwijken waar gevoederd wordt.
Het was tijdens onze reünie een gezellige bedoening in de taverne met uitzicht op de zonovergoten en nog winters getinte parkvijvers. In gemengde groepjes, jong en minder jong, werden de koppen bij elkaar gestoken om voor de verschillende rubrieken van de quiz zo goed mogelijk te scoren.
Er was een fotoronde, waarbij je de afgebeelde vogels moest kunnen identificeren, een letterwisselronde, waarbij je op basis van een tip uit de letterkering de correcte vogelnaam diende af te leiden. In de sleutelronde kon het speurwerk via een code in diezelfde vogelnamenlijst een trefwoord opleveren. In de weetjesronde werden de vogelvrienden op hun algemene kennis getest en tenslotte volgde nog een creatief luik: een limerickfinale
[met rijmschema a ab ba] uitschrijven waarbij de a-versvoeten [in vrije volgorde] op huismussen kussen sussen en de b-versvoeten op kans balans dienden te rijmen.
De 3 quizgroepen waren aan elkaar gewaagd en haalden ook mooie scores [elke niet minder dan 80%].
Iedereen, met inbegrip van onze gevederde tuingasten, viel dan ook voor het verdienstelijk Kille Meutel-werk in de prijzen, met welgemeende dank aan Vogelbescherming Vlaanderen en aan onze gulle en goedhartige birdwatchers Wim en zoon Jo.
Er werden nog enkele punten onder de aandacht gebracht:
·vogeltelling van natuurvereniging Natuurpunt tijdens het eerstvolgend weekend van 07/02 & 08/02
·aankondiging van de mussentelling van Vogelbescherming Vlaanderen op 17/04 & 18/04 volgens een nieuwe formule, waarbij vrijwilligers worden gezocht om als vaste teller, puntteller of losse teller aan een huismussenonderzoek mee te werken.
De huismussentellingen zullen voortaan verlopen volgens de MUS-methode[Meetnet Urbane Soorten] van SOVON [organisator van landelijke vogeltellingen] en Vogelbescherming Nederland. Meer informatie hierover volgt later!
Limerickfinale
Hieronder lezen jullie welke limericks [opzettelijk in bepaalde geanimeerde stijlen gegoten om de ambiance op te krikken] ons wisten te bekoren.
Ik hoorde geluiden vanonder mijn kussen,
tot mijn verbazing huisden er huismussen.
Ik schrok, stapte achteruit, verloor mijn balans,
zij, in paniek kwetterend, zochten een kans,
ondanks aaien en fluiten waren ze niet te sussen. [Oswald]
Van op haar kussen,
ziet de poes een groep huismussen.
Ze mist een kans,
raakt uit balans
en wij moeten haar sussen. [Arlette]
Neem allemaal een met keien gevuld kussen!
Sla dood allemaal die overtollige huismussen!
Help mee, grijp de geboden kans!
Breng de natuur weer in balans!
Mensen heersen en zijn niet te sussen! [Oswald]
Je zou ze wel alle dagen kussen
die wondermooie huismussen
Bedankt mevrouw de natuur voor deze kans
Het beïnvloedt ons leven als een grootse balans
Dit om onze gemoederen te sussen. [Chris]
Er waren eens twee verliefde jonge huismussen,
blozend bezig mekaars geweten te sussen.
Zittend op een draad, stil en perfect in balans,
grepen ze immers even tevoren een verboden kans
mekaar snel, ongezien en geniepig te kussen. [Oswald]
Het begon allemaal met de bewoners van de Kille Meutel en zijn huismussen,
met Jan Rodts en Vogelbescherming Vlaanderen, steeds bereid om ons te sussen.
Al snel boden de behulpzame birdyfans het vrolijk vedervolkje de kans
om het flink naar hun zin te hebben in hun riante biotoop mooi in balans.
Uit dankbaarheid voor zoveel gastvrijheid zouden de straatketjes ons zo kussen. [Franz]
Daane pei doo, doo! A zit neffes de Susse(n),
das daanen doeidgroaver van dei twie huismusse(n).
Ni geleize? Gesteurve onder een groeite balans.
Ze hadde gielemoal gien kans.
Zee ze do na doeid ligge, op da kante kusse(n). [Oswald]
Het oorspronkelijke leefgebied van de mandarijneend beslaat het oosten van Siberië en Oost-Azië [China, Japan en Korea)
Fotografische kleurenportretten
Het broedkleed van de woerd is bijzonder veelkleurig. Over de oranje kop loopt een groenbruine band tot in de nek en een brede witte wenkbrauwstreep. Aan de keel vormen oranjerode veertjes de zogenaamde baard.
De borst is groenbruin tot paarsbruin, de flanken lichtbruin met een groenige waas; de buik is wit en de spits toelopende staart olijfbruin.
Op de schouder bevinden zich twee witte verticaal verlopende strepen. Opvallend zijn de oranjeroodbruine vanen of waaiers, die rechtop als een soort van zeil op de rug staan.
De snavel van de woerd is rood; de punt van de bovensnavel [de nagel] is witroze.
De ogen zijn donkerbruin en de poten zijn oranjegeel.
Het vrouwtje heeft een grijze kop en een witte ring rond de ogen, die naar achteren uitloopt in een dun lijntje. De vleugels en de rug zijn bruin tot groen gekleurd, de borst en flanken crèmekleurig gevlekt. Op de vleugel van het vrouwtje bevindt zich een blauwgroen veld.
De buik is wit. De snavel is grijs tot grijsachtig rood met een lichtgrijze nagel. De poten zijn olijfbruin of geel van kleur.
Tijdens de broedperiode zijn mandarijneenden te vinden langs rivieren, meren en plassen met dichte oeverbegroeiing van struiken en bomen [loofbossen], in rietbedden en moerassen met een boomgordel.
In deze periode leven mandarijneenden in paren of kleine groepjes. Ze nestelen vaak op grote hoogte, tot wel 15 m hoog, in boomholtes [vaak van spechten] dicht tegen het water.
De legperiode vangt eind maart, begin april aan en kan duren tot en met juni. Het legsel bestaat uit 8 tot 15 witte tot crèmekleurige eieren. Als het legsel bijna compleet is, bedekt het vrouwtje de eieren met dons dat ze uit haar borst plukt. Ze legt iedere dag één ei en als het legsel volledig is, broedt ze de eieren in 28 tot 31 dagen uit, terwijl de woerd vaak de wacht houdt. De eend verlaat het nest alleen om wat te eten en te drinken; de donsveren over de eieren houden ze warm tijdens haar afwezigheid.
De kuikens zijn overwegend bruin, maar hebben een gele borst en gele wangen met een donkere streep vanaf het oog en een iets lichtere streep op de wang. Op basis van de kleur van de snavel kan men de geslachten onderscheiden: woerdjes hebben een rozige snavel, eendjes een grijzige.
De kuikens laten zich al piepend uit de nestholte naar beneden vallen zodra hun moeder ze vanaf de grond uit het boomhol roept. Ze overleven de spectaculaire vrije val doordat ze erg licht zijn en vaak landen op een dikke strooisellaag afgevallen bladeren of in hoog gras.
Na 8 weken kunnen ze vliegen, verlaten ze hun ouders en gaan ze op zoek naar een groep.
Bekijk het verterend filmfragment uit de wonderlijke natuurfilm EARTH over mandarijnkuikens, die aangemoedigd door hun moeder, hun eerste grote sprong in het leven wagen.
Evenals de verwante kuifeend nestelt de tafeleend, die wel groter en breder is, bij voorkeur in rietvelden van laaggelegen moerassig terrein met rijke oever- en onderwater vegetatie of dicht in de buurt van plantenrijke meren met open water. Duikeenden die vrij diep naar voedsel duiken (tot 4 m) hebben voor dat doel wijd uit elkaar staande poten, waarmee ze onder water goed kunnen peddelen en bijsturen.
Tafeleenden zijn duikeenden, maar soms zie je ze ook grondelen als een wilde eend. Op die manier zoeken ze voedsel, onder meer jonge scheuten, bladeren, knoppen en wortelstokken van onderwaterplanten en kranswieren en wat zich daar aan dierlijke hapjes ophoudt, zoals vlokreeftjes, zoetwater weekdieren, waterinsecten en muggenlarven (ruiperiode), amfibieënlarven, kikkervisjes en kleine visjes.
Karakteristiek bij de woerd zijn de dieprode kop met middenin een knalrood oog, de puntige kruin en het hoog voorhoofd, de lichtgrijze vlek op de loodgrijze snavel met een gitzwart uiteinde, de glanzend zwarte borst, de donkere spiegel en de lichtgrijze rug en flanken, alsook de brede band over de middenvleugel, lichter van kleur dan de voorvleugel. De eend bereikt een lengte van 42 tot 49 cm; haalt een spanwijdte van 72 tot 82 cm en heeft een gewicht dat schommelt tussen 700 en 1000 g.
De tafeleend kiest zijn broedplaats zeer zorgvuldig uit en zoekt een open voedselrijke waterplek zonder drijfplanten.
De balts is weinig opvallend; de woerd werpt soms zijn kop achterover en laat dan verschillende ijle, stijgende, dubbele aawoe-tonen horen, terwijl de gegeerde partner een zacht hijgend gefluit voortbrengt.
Het nest dat je langs de oevers aantreft, bestaat uit een met riet, bladeren en mos beklede kom in de grond of een platform van planten, opgebouwd op een drassige ondergrond, telkens gevoerd met een dikke bruingrijze donslaag.
De eieren zijn groenachtig grijs en een legsel telt meestal 8 tot 10 stuks. Het mannetje van de tafeleend trekt al in juni weg als het vrouwtje nog (gedurende 23 tot 26 dagen) aan het broeden is. In grote aantallen trekken ze naar grote meren in Europa, waaronder het IJsselmeer om er te ruien. De jongen verlaten meteen na de geboorte het nest en kunnen na circa 8 weken uitvliegen.
Tafeleenden zoeken in hun leefgebieden dagrustplaatsen, waar ze de dag ronddrijvend in groepen, vaak samen met kuifeenden slapend, doorbrengen. Bij het invallen van de duisternis vliegen ze naar voedselgebieden die meestal tot op 5 km (soms tot op 15 km) van de rustplaats vandaan kunnen liggen. Bij zonsopgang keren ze terug naar de dagrustplaatsen.
De kuifeend is in de afgelopen decennia enorm in aantal toegenomen. Zelfs op allerlei vijvers in stadsparken is het een algemeen voorkomende eend, die met de wilde eend om het brood van de wandelaars wedijvert. De eendensoort beschikt over een bijzonder aanpassingsvermogen; andere oorzaak van die aanzienlijke toename is de snelle verspreiding van de driehoeksmossel.
De geelbruine gestreepte daarom ook zebramossel genoemd bestaat uit 2 kleppen in de vorm van een driehoek en is een voedselbron voor veel watervogels en vissen.
Het weekdier voedt zichzelf door water te zuiveren. Via de kieuwen onttrekt ze dan zuurstof uit het water en via de mondopening neemt ze de voedseldeeltjes op, waarna het gefilterde water weer uit de schelp wordt geperst.
De kuifeend neemt als broedvogel ook toe in gebieden, waar dit mosseltje, dat overigens in de winter een belangrijk onderdeel van zijn voedsel vormt, in het geheel niet voorkomt.
Zo treft men kuifeenden even goed aan op beschutte baaien en in estuaria (mondingen) als in afgelegen vennen en moerassen.
Kenmerkend zijn de zwarte kop en de lange borstelige kuif met paarsgroene glans; het heldergele oog, de grijsblauwe snavel met grote zwarte punt. Zelfs van op grote afstand is de woerd herkenbaar aan zijn sneeuwwitte flanken en zijn lange witte vleugelbaan.
De kuifeend bereikt een lengte die varieert van 40 tot 47 cm; bereikt een spanwijdte van 67 tot 73 cm en haalt een gewicht dat schommelt tussen 450 en 1000 g.
De duikeenden hebben alle moeite om op te stijgen en nemen dan ook een korte aanloop watertrappelen.
De kuifeend zwemt en foerageert in groep, die zich vaak mengt met tafeleenden en meerkoeten. Kuifeenden zijn halftam en laten zich gemakkelijk benaderen; bij verstoring zwemmen ze gewoon rustig weg.
Kuifeenden, die met een parmantig hupje net als dodaars onderduiken om even later weer op te veren, eten voornamelijk dierlijk voedsel, waaronder schelpdieren, kreeftachtigen en insecten, maar ook allerlei plantaardig materiaal. Doorgaans vinden de duikactiviteiten plaats tijdens de nacht, waarbij tot 500 keer met een gemiddelde duikduur van 20 sec op de tast naar voedsel wordt gespeurd: dat is ruim 3 uur zuivere duiktijd om het begeerde kostje op te vissen.
De voorkeur gaat uit naar kleine mosselen want de prooien worden met meerdere tegelijkertijd naar binnen gezogen en onder water verorberd. Grote mosselen zijn voedzamer, maar moeten worden meegenomen naar het wateroppervlak en dat kost te veel tijd. Door dit nachtelijk gedrag vermijden kuifeenden ook de concurrentie van meeuwen.
Mannetjes zwemmen tijdens de baltstijd zwijgzaam rond de vrouwtjes, hun kop op en neer bewegend en roepend met prettige, laag fluitende geluiden.
Na de paring neemt de woerd een karakteristieke houding aan, met de snavel omlaag.
De kuifeend nestelt in de buurt van vaarten en kanalen met een brede rietzoom of langs brede rivieren en ondergelopen afgravingen (polders en duinen), maar daarnaast ook op drogere terreinen, mits de afstand tot het water niet te groot is.
Het nest is een met vegetatie bekleed en met dons gevoerd kuiltje tussen hoge begroeiing, vlak bij water. Het legsel bestaat uit 8 tot 11 eieren die circa 25 dagen lang door het vrouwtje worden uitgebroed. De jongen zijn zeer levendige, bezige en nieuwsgierige eendjes die na ongeveer 7 weken kunnen vliegen.
De woerd van het nonnetje is met zijn onmiskenbare verenkleed één van onze fraaiste wintergasten. Zijn sneeuwwitte en gitzwarte veren contrasteren opvallend en van dichtbij ziet men de witte afhangende kuif en de zwarte achterhoofdsstreep, de zwarte schouderveren, zwarte oogvlekken en borststrepen; de lichtgrijze flanken. Het vrouwtje heeft een roestbruine kap, ronde witte wangen en een donkergrijs bovenlijf.
Tijdens de vlucht zijn grote witte vlekken op de zwarte vleugels duidelijk merkbaar, alsook de brede witte delen aan de voorkant en op de uitgestrekte hals.
Het compact gebouwd duikeendje wordt 36 tot 44 cm lang, haalt een spanwijdte van 55 tot 69 cm en bereikt een gewicht dat schommelt tussen 500 en 800 g.
Het is een broedvogel afkomstig van het noorden van Skandinavië, Finland, Rusland en Siberië, die in Noordwest Europa overwintert.
In onze streken komt het nonnetje voor in de buurt van beboste gebieden met open waters: voedselrijke meren, zoetwaterplassen; tijdens de trek ook aan stroommondingen van grote rivieren en kustlagunes aan de Noordzee.
Het nonnetje is een heel verdraagzame en snel vliegende vogel die nogal schuw is en zich niet zo lawaaierig gedraagt als vele andere eendensoorten. Toch is het een levendige vogel wanneer je hem kan waarnemen in een groep van soms wel honderden soortgenoten. Ze zijn dan voortdurend actief en er zijn wel altijd nonnetjes aan het duiken, elkaar aan het achtervolgen of in kleine formaties heen en weer aan het vliegen.
Het nonnetje eet soms plantaardig materiaal, maar doorgaans bestaat het voedsel uit vis, schelpdieren, kreeftachtigen en insectenlarven. De scherpe zaagranden van zijn snavel met een kleine haak aan de punt zijn van nut bij het grijpen en vasthouden van glibberige vissen. Het meeste voedsel vangt hij door te duiken. Gewoonlijk duurt een duik zelden langer dan 30 sec, waarbij een maximale diepte van 4 m wordt bereikt. De prooi wordt meestal meteen aan het wateroppervlak naar binnen gewerkt.
Mannetjes baltsen vaak in de winter, soms naast baltsende brilduikers, waarbij ze hun kop in de nek gooien en op en neer bewegen.
Het nest wordt gebouwd in holen van bomen, vlak in de buurt van water en niet zelden in de nestholten van de zwarte specht of in houten nestkasten. De bodem wordt bedekt met een laagje grauwwit dons. Het legsel bestaat uit 4 tot 6 roomkleurige en lichtglanzende eieren, die gedurende 28 dagen worden uitgebroed. Na 10 weken gaan de jongen op de wieken.
Deze ruziezoekende gedrongen eendachtige watervogels komen in onze streken en ook elders in Europa veel voor op open watervlakten, reservoirs of ondergelopen land omringd door een begroeiing van riet, zeggen, biezen, Geregeld foerageren ze ook op grasoevers. Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie, ook kraggen genoemd en wortels van riet- en lismoerassen.
De meerkoet kan zich uitstekend handhaven en breidt zich zelfs nog uit, ondanks de verstedelijking en recreatiedruk; je treft hem vaker aan in grote tuin- en parkvijvers, grachten, sloten en vaarten. In de zomer zie je meerkoeten alleen of in stellen, maar in de winter vormen ze vaak grote groepen. Zo zijn ze beter beschermd tegen roofvogels en bovendien kunnen ze in de vrieskou het water openhouden en zorgen dat een wak niet dichtvriest.
Kenmerkend voor de meerkoet is de hagelwitte snavel en het voorhoofdschild (bles), het rode oog, de antraciet zwarte rug, de grote grijsgroene voeten met brede gelobde (huidflappen aan weerszijden) tenen. Bij een achterwaartse beweging van de poot gaan de flappen wijd open staan; wordt de poot naar voor bewogen dan klappen de flapjes dicht.
Vanwege de relatief korte vleugels met een lichtere achterrand en het gedrongen lijf vliegen meerkoeten niet graag; als er gevaar dreigt rennen ze liever weg over het water. Als ze toch voor het luchtruim kiezen, nemen ze eerst een flinke aanloop over het water, waarbij ze fladderen voor ze opstijgen.
De vlucht is meestal laag, snel maar zwoegend, weinig wendbaar, met lange hangende poten. De lengte varieert van 36 tot 38 cm; de spanwijdte reikt van 70 tot 80 cm en het gewicht schommelt tussen de 600 en 900 g.
De meerkoet bezet vroeg in het voorjaar zijn leefgebied en verdedigt dat op gewelddadige wijze tegen soortgenoten en belagers. Tijdens de paartijd houden de vechtersbazen agressieve territoriumgevechten, waarbij ze met laag boven het water naar voren gestrekte kop en uitgezette veren en vleugels op elkaar afzwemmen. Onder het slaken van een schelle strijdkreet richten de kemphanen zich op en proberen elkaar met de borst omver te duwen terwijl ze met snavel en poten fel te keer gaan.
Meerkoeten duiken vaak op zoek naar voedsel. Door de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed moeten ze echter nogal wat moeite doen om onder water te geraken. Ze maken dan een sprongetje bij het duiken en zetten zich met hun poten flink af. Kort daarop komen ze als een grote dobber weer naar boven.
Ze eten rietscheuten, gras, zaden, insecten (kevers, torren, waterspinnen en watervlooien), slakken en kikkervisjes, maar duiken ook naar waterplanten.
Het baltsritueel gaat gepaard met veel waterspatten, waarbij het lichaam klapperend met de vleugels en trappelend met de poten uit het water wordt getild.
Het nest is een grote kom van nat plantenmateriaal vast geankerd in overhangende takken of tussen het riet of nog op een slordige berg drijvend afval met stukken plasticzakjes, blikjes en karton vlakbij de waterkant.
Het legsel bestaat uit 6 tot 9 gestippelde bruingele eieren, die na een broedtijd van 21 tot 24 dagen uitkomen. Na de geboorte blijven de jongen nog een paar dagen in het nest, waar ze door beide ouders worden verzorgd en beschermd. Al snel zwemmen ze mee met de ouders en leren ze voedsel zoeken, hoewel ze van beide ouders nog steeds hapjes krijgen toegestopt. Wanneer de jongen aanslagen van reigers, meeuwen, vossen en hermelijnen overleven, kunnen ze na ongeveer 8 weken uitvliegen.
De laatste weken werden in Vlaanderen tonnen wegenzout (natriumchloride) uitgestrooid op onze wegen om ze sneeuw- en ijsvrij te maken of te houden. Dit kost naar schatting 250.000 euro per nacht. Er is dit jaar al zoveel zout gestrooid dat de voorraden zo goed als uitgeput zijn. Zout in het water doet het vriespunt dalen. Als water 10% zout bevat, bevriest het bij -6° C, met 20% pas bij -16° C en zo kan je doorgaan tot het water verzadigd is en geen zout meer kan oplossen; dan kom je aan -21,1° C. Naargelang de grootte van de korrel heeft het zout een ander effect. Fijne korrels lossen sneller op en worden daarom preventief aangewend. Grove korrels (diameter 3 mm) lossen trager op en hebben een langer effect. Ze dringen dieper in het sneeuwtapijt en worden daarom meer gebruikt als er al sneeuw ligt. Zout is echter slecht voor het milieu en zelfs levensgevaarlijk voor vogels. Door de opname van zout of pekelwater uit de afvoergeulen van straten en wegen kunnen ze een zoutintoxicatie oplopen. Het wordt tijd dat er naar natuurvriendelijke alternatieven gezocht wordt.
Nieren
Dieren hebben een natuurlijke behoefte aan natrium. Het is een wateroplosbaar element dat tussenkomt in veel normale fysiologische processen. Het lichaam houdt de concentratie aan natrium binnen nauwe grenzen. Specifiek voor natrium is dat het water aantrekt. In het jargon noemt men dit osmotisch actief. Bij een verhoogde inname zal ook het watergehalte toenemen omdat het lichaam altijd streeft naar dezelfde zoutconcentratie. Een volwassen persoon die na een zoutrijke maaltijd op de weegschaal staat, kan hierdoor gemakkelijk één kilogram zwaarder wegen. Gewervelde dieren filteren en zuiveren hun bloed in de nieren. Het eerste filtraat in de nieren is zeer waterachtig. Moest het in die vorm als urine uitgescheiden worden, zou uitdroging snel volgen. Daarom beschikken nieren over duizenden uiterst fijne kanaaltjes die het water terug opnemen in het lichaam.
Hierdoor concentreert de urine zich. Bij vogels is die zo geconcentreerd dat ze een vaste vorm aanneemt. Vogels hebben trouwens geen urineblaas. Ook in dit proces volgt water gewoon de terugname van natrium. Vogels die op zee leven, kampen regelmatig met een overaanbod aan zout. Zij hebben een bijkomend hulpmiddel onder de vorm van een kleine klier die zich in de schedel bevindt, net boven de ogen, en het overtollige zout afvoert via de neus. Bij landvogels is deze klier niet ontwikkeld. Het wordt duidelijk dat het wegwerken van een overaanbod aan natriumchloride (NaCl) uit het lichaam geen eenvoudige opdracht is. Het proces komt pas na enkele dagen goed op gang. Wanneer vogels op zeer korte termijn veel zout opnemen, hebben ze een ernstig gezondheidsprobleem.
Vogels
Tot voor kort beperkte de wetenschappelijke literatuur zich tot een aantal anekdotische beschrijvingen van eerder toevallig gevonden slachtoffers. Vaak was het zelfs niet duidelijk of de gevonden dieren stierven nadat ze versuft op de weg zaten en aangereden werden door autos dan wel rechtstreeks stierven door intoxicatie. Een onderzoeksploeg uit Canada analyseerde in 2005 de impact van toxische concentraties op de gezondheid van verschillende vogelsoorten in het algemeen en van Huismussen (Passer domesticus) in het bijzonder. De onderzoekers stelden vast dat vooral groen- en zaadetende vogels zich aangetrokken voelen tot zout. Vermoedelijk ontstaat door het mineraalarme voedingspatroon een natuurlijke behoefte aan zout. Vooral vinken van de Carduelis-soort (Kneu, Barmsijs, Putter, Groenling en Sijs) voelen zich er het meest tot aangetrokken en zijn vaker het slachtoffer van een zoutintoxicatie. Maar ook andere vogels zullen bij vriesweer hoogst waarschijnlijk graag hun dorst lessen met pekelwater uit de afvoergeulen van straten en wegen. Om tot juiste statistische besluiten te komen, beperkte het onderzoek zich tot Huismussen. Zowel het gewicht (ongeveer 28 gram) als het voedingspatroon (zaden) is immers vergelijkbaar met dat van vinken. Door een nauwkeurige beschrijving van de klinische en pathologische effecten slaagt het onderzoeksteam er in om een toxische concentratie te bepalen.
Ernstige klinische symptomen doen zich voor vanaf een opname van 2.000 mg/kg lichaamsgewicht (een theelepel keukenzout bevat ongeveer 5.000 milligram zout). De dieren zijn dan suf, reageren weinig op prikkels, laten zich gemakkelijk benaderen, vliegen niet meer weg en worden gemakkelijk overreden door auto's. Vergiftigde vogels die deze fase zes uur kunnen overbruggen, herstellen volledig. De voldoende beschikbaarheid van zowel drinkwater als voedsel is een belangrijke schakel in het herstel. Bij de lijkschouwing van dode dieren troffen de onderzoekers oedeem van de spiermaagwand en de hersenstam aan. Gezien gezonde vogels de natriumconcentratie in hun bloed binnen zeer nauwe grenzen houden, kan men besluiten dat vanaf een opname van meer dan 266 mg/kg lichaamsgewicht het risico op vergiftiging toeneemt.
Sommige vogels nemen zand- en steenkorrels op om aan hun calciumbehoefte te voldoen en om de werking van hun spiermaag (tweede maag van vogels waarin het ongekauwd ingeslikte voedsel wordt fijngewreven en tot een brijachtige massa gekneed, alvorens door te gaan naar de darm) te stimuleren. Dit doen ze vooral s ochtends. Dit gruis helpt insectenetende vogels het chitinekapsel van bijvoorbeeld kevers te breken en zaadetende vogels harde zaden fijn te malen. Ze kiezen gruis op basis van grootte, kleur en vorm. De gemiddelde spiermaag van bijvoorbeeld mussen bevat ongeveer 580 korreltjes. Waarschijnlijk maken ze niet het onderscheid met zoutkorrels en lopen zo een intoxicatie op. Bij een korrelgrootte van 0,5 mm werd de toxische grens bereikt vanaf 52 zoutkorrels. Als de korrelgrootte 2,4 mm diameter was, volstond minder dan één korrel, namelijk 0,47 korrel, vóór de eerste toxische effecten zich manifesteerden.
Besluit
Ook zonder het strooien van zout zouden sommige vogels naar de wegbermen afzakken om gruispartikels op te nemen. Maar voor zaadetende vogels is de verleiding te groot. Ze vinden het zout een echte lekkernij. Vergiftigde vogels zijn verdoofd en worden sneller overreden door autos. Het direct toxische effect spruit vooral voort uit de afwezigheid van water (vriesweer!). Het is dus zinvol om altijd vers drinkwater ter beschikking te stellen van vogels, zeker bij vriesweer als zuiver water schaars is. En voeg vooral geen zout toe aan drinkwater om het bevriezen te beletten; vervang het gewoon regelmatig. Het is misschien utopisch om te pleiten voor minder zout op de wegen; koning auto lost zijn greep immers niet! Maar op kleine landelijke wegen en vlakbij bosranden kan overwogen worden om wat minder kwistig met strooizout om te springen. Het is hoog tijd dat er naar alternatieven gezocht wordt die minstens even efficiënt zijn als zout maar onschadelijk voor het milieu en de dieren.
Bron: tekst & illustratie Vogelbescherming Vlaanderen
Dodaarzen [familie: futen] zijn kleine, donkerbruine vogeltjes met een korte rechte en puntige bek, die aan de snavelbasis een lichtgele vlek vertoont. Kenmerkend aan de kop zijn de zwarte kap en de roodbruine wangen. Ze hebben vrijwel geen staart, waardoor het rolronde lichaam met het stompe achterlijf hen een guitig uitzicht bezorgen.
De lengte varieert tussen 25 en 29cm; de spanwijdte reikt van 40 tot 45cm en het lichtgewicht schommelt tussen de 100 en 120g.
De ver naar achteren geplaatste poten met gelobde tenen [geen zwemvliezen zoals bij eenden] laten de dodaars toe zich in water gestroomlijnd te verplaatsen, maar erg onbeholpen op het land, waarbij ze steeds lijken voorover te vallen.
De dodaars vliegt weinig en maakt een moeizame indruk, waarbij hij haastig klapwiekend met de kleine vleugels rakelings over het wateroppervlak scheert.
In tegenstelling tot duikers leven dodaars op ondiepe, vegetatierijke zoetwaterpoelen [met gevarieerde plantengroei van rietkragen, lisdodde en biezen] en ondiepe zilte moerassige baaien.
In de winter trekken ze naar grotere wateren, die minder snel dichtvriezen en soms ook naar beschutte duinmeren aan de kust. Ze mengen zich dan onder andere soorten watervogels, maar blijven toch in kleine groepjes in hun eigen hoekje van het meer.
De oogjager duikt naar kleine visjes, waterinsecten, weekdieren, amfibieën, waarbij hij met een klein sprongetje onderduikt en net als een ondergeduwde kurk weer opveert.
Bij onraad laten dodaars zich zo diep in het water zakken dat alleen nog het kopje boven het oppervlak uitsteekt, net als de periscoop van een duikboot. Waakzaam spiedt het schuwe vogeltje vanuit de dichte oeverbegroeiing om zich heen.
Overlevingsdrang
De balts is minder extravagant dan die van andere futen, maar bestaat uit kopschudden en naast elkaar zwemmen, waarbij ze vaak luid hinnikend roepen; dodaarzen worden vaker gehoord dan gezien. Ze maken zich graag dik door hun veren uit te zetten, zowel tijdens de rust als tijdens het baltsgedrag.
Dodaars, die in kleine dichtbegroeide sloten en plassen broeden, bouwen een drijvend platform van rottend plantmateriaal, verankerd aan een stengel van een waterplant of overhangende tak.
Die rottende planten geven warmte af, wat helpt bij het broedproces. Bovendien kleurt het uit de kletsnatte troep wegsijpelende bruingroene sap de oorspronkelijk witte eieren zodanig dat ze amper nog te onderscheiden vallen. Maar zelfs wanneer het legsel wordt afgedekt, als de ouders het nest even verlaten, laten hongerige nestrovers zoals reigers, kiekendieven, kraaien en meeuwen zich door die camouflagetruc niet misleiden. De piepkleine dodaarsjes zijn dan weer een lekkere buit voor de sluipende rivierhaai: de snoek.
De volwassen vogels blijven echter met de moed der wanhoop zorgen voor het nageslacht.
Drie broedsels per jaar, waarbij telkens 4 tot 6 eieren worden gelegd, is een normaal gemiddelde. De jongen die na ca 1 maand verschijnen en het overleven, verlaten al snel het nest.
De winterkoning is wijd verspreid en haast overal talrijk aanwezig.
Niet groter dan een pingpongbal en met een gewicht van amper 10g, lijkt het energiek vogeltje op een rondhobbelend balletje veren.
Zijn domeintje is niet groter dan een boerenerf, een begrensd perceeltje grond waarop een (voormalige) boerderij, schuren, tal van kleine bouwsels, een mestvaalt en moes- en siertuin liggen. Doorgaans is zon boerenerf door beplanting (een rij knotwilgen bv.), hekken of sloot afgescheiden van de rest van het akker- of weideland.
Niet meteen de landschapskenmerken van de Kille Meutel, al vertoont de habitat wel een variatie aan vogelvriendelijke stads- en natuurtuinen, waarin die het winterkoninkje als een muisje langs heggen en struiken wegglipt, vlakbij het tuinhuisje rond hipt, langs houtstapels rondscharrelt, rondneust in wilde en gezellig rommelige hoekjes met oude bloempotten en andere tuinspullen.
Levenslust en optimisme
Het geluid dat het winterkoninkje produceert, tettert in je oren, terwijl het lijfje schokt en danst. Zingt het vogeltje niet dan is het aan het klussen: sleept met bouwmaterialen, past en meet, verzint steeds weer nieuwe inrichtingen. Eigenlijk zou het vogeltje aan twee nesten genoeg hebben, maar het weet van geen ophouden; met een onverwoestbaar optimisme en ontembare ijver bouwt het speelnesten, slaapnesten en pronknesten.
Dat is het moment ook, waarop de winterkoning in zijn lied verkondigt dat een handige haan naar een zorgzaam hennetje zoekt en haar diverse verblijven kan aanbieden. Als zij komt, verandert het driftig baasje in een royale charmeur die opgewonden het volledige assortiment broedholletjes laat zien.
Eens de keuze gemaakt, mag zij er haar intrek nemen, maar hoeft verder niet vaak meer te rekenen op zijn gezelschap. Het broeden is haar taak en hij heeft het alweer druk met opknappen en versieren van een 2de hennetje. Hij voelt zich inderdaad mans genoeg om vrachten insecten aan te voeren voor de dubbele kroost, die gemakkelijk kan oplopen tot acht snaveltjes per broedhol en dat wel twee keer in het seizoen.
Vijandige winters
Aan het eind van het broedseizoen telt de vrolijke bende een aanzienlijk koninkrijkje nakomelingen, dat jaarlijks riskeert te worden gehalveerd als het weer echt grimmig wordt met behoorlijke sneeuwval en ijzel.
Onder zulke barre weersomstandigheden gaat als het ware de provisiekast dicht voor deze insecteneters, die leven van larfjes, eitjes, weggekropen luizen, spinnetjes en torretjes tussen schors, spleten en onder afgevallen bladeren.
Al is hij kwetsbaar in de winter toch ontbreekt het de kleine holbewoner niet aan levenskracht en blijmoedigheid die het hele jaar door blijft zingen om iedereen te laten weten waar zijn jachtgebied is. Onvermoeibaar gaat hij elke dag op speurtocht en onderzoekt alle hoeken en gaten op iets eetbaars. s Nachts vergeet hij desnoods de grensgeschillen met de buren en kruipt dicht bij soortgenoten om zich te warmen, soms tientallen bij elkaar.
Voor het vogelportret kan je nog eens het artikel van 15/03/08 raadplegen!
De fotos hieronder zijn van Vogelbescherming Vlaanderen.
Al zaten de weersomstandigheden niet echt mee, toch waren Jo & Wim onze inmiddels erg gewaardeerde blogboosters bereid om voorbije zondag vanuit een alternatieve kijkhut een toiletraampje en een hondenluikje in de keukenberging beelden te schieten van de stamgasten. Gewapend met verschillende zoomobjectieven wachtten zij geduldig op de komst van de gevederde tuinbezoekers, die voor de gelegenheid een rijk gevarieerd menu voorgeschoteld kregen: fijne broodkruimels, een speciaal geselecteerde zaad- en graanmix in de silo, aaneengeregen vetranden op de boomstam, fijngesneden pindakaas, rozijnen, ongekookte havermout op de voedertafeltjes en enkele mezenbollen.
Een systeem ontwikkelen dat het mogelijk maakt vogelwaarnemingen in te voeren op geografische locatie en in tijd, is al langer de bedoeling van enkelen uit de vogelliefhebberbende. Iedere waarnemer zou via een gebruiksvriendelijke observatiefiche in de eigen omgeving zijn vaststellingen moeten kunnen wegschrijven naar een centrale databank.
Ook zou de vogelspotter de plattegronden, waar de vogels vaak worden opgemerkt of zelfs nestelen, moeten kunnen bekijken.
De tuinpercelen met hun eigen specifieke begroeiing die deel uitmaken van de Kille Meutel zijn als aparte biotoopjes.
Op deze manier zou je heel wat gegevens kunnen inzamelen en exporteren naar een rekenblad een overzichtstabel zeg maar waarin je zowel meldingen van andere waarnemers als eigen notities zou kunnen terugvinden.
Uiteraard moet voor iedereen duidelijk zijn welke de voordelen zijn; het is immers moeilijk input van derden te vragen als zij zich geen idee kunnen vormen van de tool en de talrijke mogelijkheden via internet. Vandaar het belang om met vrijwilligers en meedenkers overleg te plegen over de wijze waarop die input gebruiksvriendelijk kan worden geïnventariseerd en geraadpleegd.
Als je Zaventem als standaardlocatie instelt, kan je inzoomen op de groene oaseKille Meutel, begrensd door de Steenokkerzeelstraat in het oosten, de Watertorenlaan in het zuiden, de Van Dijcklaan in het westen en de Handelsstraat in het noorden.
In uithoeken van de lappendeken vertonen de groenzones hier en daar een rijkdom aan rommel- en schuilplaatsen die het uitverkoren jachtterrein vormen van een paar bekende vleeseters: het roodborstje en het winterkoninkje.Immers daar wemelt het van spinnen, slaperige muggen en kevertjes.
Hierbij kan worden vermeld dat na de boerenzwaluw, die met glans werd verkozen tot vogel van het jaar 2009, de uitslag van deze editie andermaal leert dat vogelliefhebbers, waaronder wellicht veel tuineigenaars een uitgesproken voorkeur hebben voor kleine zangvogels. Het op één na kleinste vogeltje van Europa [het kleinste is het goudhaantje], haalde het gemakkelijk van alle andere genomineerden.
De winterkoning kaapte niet minder dan 16 % van alle stemmen weg, gevolgd door de grote bonte specht met 11 % en de ringmus met 9.6 %.
De veldleeuwerik haaldede top drie net niet [gegevens Vogelbescherming Vlaanderen].
Wens je veel vogelsoorten te spotten dan komt het er op aan een gastvrij onderkomen te bieden waar via begroeiing veiligheid en voedsel gewaarborgd zijn.
Tuinvogels beschouwen het dichte struikgewas immers als een betrouwbare habitat en wel voor een aantal goede redenen:
·ze kunnen er voor rivalen, roofvogels en katten in wegvluchten;
·het is ook een ideale plek om de omgeving vanuit een veilige uitkijkpost te bespieden;
·het takkenbos doet ook nog dienst als een fastfood restaurant waar het gehele jaar door en niet tegelijk kleine spinnen, rupsen, slapende nachtvlinders, bladluizen, bessen, vliegjes, mugjes en kevertjes beschikbaar zijn;
·op deze beschutte donkere plek verstopt in dichte coniferen, doorn- of hulststruiken, kunnen ze na het uitkomen van de eieren gedurende een paar weken in een gevlochten mandje veilig hun kroost grootbrengen;
·als je tuin als favoriete woongebied wordt uitgekozen, dan zingen de meeste tuinvogels hun lied vanaf een zangpost in de top van een struik of boom, vlak in de buurt;
·verder zoeken merels, mussen en mezen er een veilige slaapplaats.
Het alleenheersertje
Het roodborstje dat zich heer en meester waant in zijn territorium kan zich stierlijk opwinden, waarbij het dan de rode borst opzet die heftig heen en weer wordt bewogen. Imponeert deze dreighouding de indringer niet, dan aarzelt het heethoofd niet op zijn rivaal in te hakken. Een gevecht tussen twee roodborstjes die van geen wijken willen weten, is een duel tussen twee houwdegens. Als er eentje stervend bij neervalt, blijft de ander hem fanatiek bewerken tot er geen oranje meer te zien is en alles hem rood voor de ogen schemert.
De gewone vink en de huismussen trippelen graag over de grond in een graslandje op zoek naar de voornamelijk door koolmezen kwistig rondgestrooide nootjes-en zadenmix, terwijl de zwartdassen zelf doorgaans enkel oog hebben voor de olierijke zonnepitten in het silomengsel.
Acrobatische pimpelmezen, die ook graag struinen langs kamperfoelie, braambessenstruiken of stekelige hulst, hakken al bengelend vaak in op de mezenbollen of pindaslingers, waar ze zelf aan hangen.
De merels ons even vertrouwd als de huismussen die vaak de eigendomsrechten over de foerageerplekken in hun territorium betwisten, pikken af en toe een rozijn of een hap uit wat rot fruit mee.
Toch gaan de spreeuwen, die vaak massaal neerstrijken, met de grootste buit lopen. Spreeuwen zijn de grapjassen onder de vogels, veelzijdige imitators, maar ook rustverstoorders, die als niets ontziende slokkoppen te keer gaan en de voederplek in razziastijl inpalmen.
De charmante lachbekjes of Turkse tortelduiven met hun kenmerkende tred van 6 buiginkjes na elkaar, stellen zich tevreden met de gemorste graanmix en de broodkruimels, die ook wel bij de goedgemutste en levenslustige straatketten, onze huismussen, in de smaak vallen. Ook strijken geregeld de grote opvallende houtduiven neer om deel te nemen aan de feestdis.
Eksters wonen graag dicht bij mensen omdat hun aartsvijand, de zwarte kraai, daar niet goed durft te komen, alhoewel er zich voorbije zondag een onheilsbode erg dicht in de buurt waagde.
Vanuit de geënsceneerde schuilhut passeerden de tortelduif, de houtduif, de gewone vink, de spreeuw, de koolmees, de pimpelmees, de merel, de huismus, de roodborst, de ekster en de kraai de revue; groenling, winterkoninkje, heggenmus lieten zich niet opmerken. Wie meer wenst te lezen over reeds verschenen en gedetailleerdere bijdragen over deze gevederde tuinbezoekers kan ze in het archief terugvinden.
De verrassend haarscherpe momentopnames van Wimen zoon Joweten al geruime tijd onze fascinatie voor gevleugeld natuurschoon te prikkelen; beiden verdienen dan ook een dikke pluim.
De fraaie aanblik van het broze lijnenspel van bevroren takkenbosjes, besuikerd met rijp heeft een betoverend effect de mooie opnames van Monique & Luc Bogaerts illustreren beeldend deze winterhaiku.
Als biotoop gaat de voorkeur van de slobeend uit naar drassige boezemlanden, die hoofdzakelijk voorkomen in rivieren- en laagveengebieden [dit zijn laaggelegen stukken weiland die onder water kunnen worden gezet], kleine ondiepe voedselrijke sloten of natuurlijk ondergelopen polders.
Bij de woerd, wiens vederpak veel gelijkenis vertoont met dat van de wilde eend, zijn kop met felgeel oog en hals zwart met een groene glans; de veren op de rug zijn zwart met lichtgrijze zoom; de borst is wit; flanken en buik zijn kastanjebruin; de spiegel is groen; de vleugel heeft een lichtblauwe voorvleugel en groene achtervleugel, gescheiden door een sneeuwwitte band en de poten zijn helder oranje gekleurd.
De lengte varieert van 48 tot 52 cm; de spanwijdte wisselt tussen 70 en 84 cm; het gewicht schommelt tussen 400 en 1000g.
Het opvallendste kenmerk van de slobeend, is zijn grote spatelvormige snavel, die hij op de typische manier van grondeleenden gebruikt voor het uitzeven van voedseldeeltjes uit grote hoeveelheden water. Hiertoe behoren knoppen en zaden van waterplanten als riet, zeggen en algen, maar ook dierlijk voedsel zoals kikkerdril, insectenlarven, wormpjes, slakjes en kleine zoetwater schaaldiertjes vallen in de smaak. Het zeefapparaat is zo fijnmazig dat het zelfs de fijnste plankton kan opnemen.
Bouillon-slurpers
Met slobberen wordt het typische geluid bedoeld dat ontstaat als de eend voedseldeeltjes uit de drabbige sloten en poelen opslurpt. De zeefsnavel wordt steeds een beetje geopend en weer dicht gedaan; de vlezige en zeer gevoelige getande tong zuigt het modderwater door de snavelpunt en perst het er, bij het sluiten van de snavel aan de achterkant tussen de randen van boven- en ondersnavel weer uit. Daarbij worden uit het dunne soepje de kleine voedseldeeltjes door de gevoelige tastpapillen herkend en door de hoornplaatjes of kamvormige lamellen op die randen aan weerskanten van de snavel gefilterd.
Slobeenden zwemmen langzaam voorwaarts tijdens het foerageren en dit met hun schouders bijna onder water. Soms verzamelen ze zich in dichte groepen, die als een groot wiel in het rond draaien. Om bij iets dieper gelegen voedsel te geraken, gaat de eend in kopstand, waarbij de lange vleugelpunten gekruist over de korte staart te zien zijn.
Paren en kleine groepen vliegen in de lente over de broedgebieden, waarbij de mannetjes in acrobatische vluchten achter een vrouwtje aanzitten. Een paartje slobeenden sluit een monogaam huwelijk voor één seizoen.
Het nest doorgaans te vinden in betrekkelijk open terrein, vlak in de buurt van water, is een met bladeren en grasstengels, veren en dons gevoerde ondiepe kom.
De 8 tot 12 lichtgroene eieren worden vanaf eind april gelegd en in circa 23 dagen uitgebroed. De jongen verlaten het nest direct na het uitkomen en vertonen al snel een kanjer van een sneb. Na 6 tot 7 weken kunnen ze vliegen. Als ze van het water opstijgen, hoor je het karakteristieke gezoem van hun vleugels. In de vlucht is de slobeend onmiddellijk herkenbaar aan de merkwaardige gebochelde rug, omdat de vogel kop en hals lager houdt dan andere eendensoorten. Hij staat bekend als een betrekkelijk langzame vlieger, maar hij kan even snel wenden en keren als de kleinere zomer- en wintertaling.
De smient, ook wel eens fluiteendgenoemd en vroeger gekend als een typische poldereend, tref je nu vaker aan op zoetwaterplassen.
De kenmerkendebiotoop van smienten is ondiep, rustig water, hoewel ze ook bij rivieren en in kustmoerassen nestelen. Zo mogelijk maken ze gebruik van eilandjes, daar deze bescherming bieden tegen roofzuchtige zoogdieren. Ze zijn immers erg schuw en vliegen op als men ze nadert; grote aantallen overvliegen dan een moeras op zoek naar een goed beschutte plek.
De smient heeft een rond geblokte silhouet; de rug en flanken zijn fijn grijs gestreept; de kastanjebruine kop vertoont een karakteristieke brede crèmegele band van de snavelbasis over het voorhoofd tot op de kruin. Kenmerkend ook is de korte, brede, driehoekige en licht grijsblauwe snavel met zwarte punt. De borst is grijs met een roze zweem; buik en onderlijf zijn helderwit.
De grijze vleugels met een opvallend wit vleugelveld en een vaal groen-zwarte achtervleugel houden smienten hoog op de rug gevouwen; tijdens de vlucht vallen de witte schouders en de groene vleugelspiegels op; bij agressief vertoon worden de vleugels omhoog geheven.
De blauwgrijze poten zijn voorzien van donkere zwemvliezen.
De eend wordt 45 tot 51 cm lang; haalt een spanwijdte van 75 tot 86 cm en bereikt een gewicht dat schommelt tussen 640 en 720 g.
Een echte grazer
Anders dan de meeste eenden grazen smienten net als ganzen in voorover gebogen houding weilanden af met hun snavel die is aangepast voor het versnijden van gras. Ook slobbert de grondeleend drijvende waterplanten op. De smient foerageert in dichte groepen op het water die dan gezamenlijk oprukken naar een zoutmoeras of weiland met kort gras.
s Winters eten deze wintergasten op kreekruggen en kwelders zoutminnend zeekraal, zeegras, maar ook nog grasstengels, zeggen en biezen, gras op natte weilanden en grazige moerassen nabij de kust.
Al zijn smienten doorgaansvegetarisch, toch eten de vrouwtjes grote aantallen muggen, die meer en betere eiwitten leveren.
Na het voedsel zoeken voornamelijk s nachts rusten en slapen grote groepen smienten overdag op grote wateroppervlakken: binnenlandse meren, riviermondingen of zelfs op open zee.
De balts is relatief onopvallend met uitzondering van de achtervolgingen in de lucht. De paren worden gevormd wanneer de woerden nog in volle ornaat zijn. Paren broeden geïsoleerd of hooguit in losse kolonies.
De broedgebieden omvatten Ijsland, Schotland, Noord-Engeland en een brede Arctische en subarctische gordel die van Noorwegen via Azië tot de Beringstraat loopt. In onze streken is het een uiterst zeldzame broedvogel.
De broedgebieden bestaan uit poelen in afgelegen hoogveengebieden en moerassen, ver verwijderd van de groene weiden, die ze zo effectief begrazen.
Het nest is een ondiep kuiltje, gevoerd met bladeren, gras en dons, verstopt onder overhangende pollen of struiken in de buurt van water. Het legsel telt 8 tot 9 eieren, die het wijfje bebroedt gedurende 24 tot 25 dagen. Na de broedtijd of amper 6 weken later vliegen de smienten in formaties van honderden exemplaren in de buurt van riviermondingen en in kustgebieden. Ze vormen in de vlucht vaak lijn- of V-formaties, zeer snel vliegend, hoewel ze niet de wendbaarheid hebben van de kleine wintertaling.
Het KMI voorspelt vanaf zondag temperaturen die overdag flirten met het vriespunt en er s nachts flink onderduiken. Het temperatuurverschil zal dus duidelijk voelbaar zijn, vooral voor de vogels. Vogelbescherming Vlaanderen roept daarom iedereen die een tuin heeft op de komende dagen voedsel en vers drinkwater voor de vogels te voorzien. Het zoeken naar voedsel is immers veruit de belangrijkste bezigheid van vogels om te overleven. Met een lichaamstemperatuur van meer dan 40°C hebben ze zeer veel calorieën nodig, vooral de kleinere soorten. Normaal gezien sterft een vogel in onze streken niet rechtstreeks van de koude, maar een langdurige voedselschaarste doet hen verzwakken en verstoort hun stofwisseling. Ze lopen dan meer kans op allerlei ziekten. De dagen zijn zeer kort en daardoor ook de beschikbare tijd om het nodige voedsel bijeen te zoeken. Bovendien hebben vogels ook nog een hoger calorieverbruik, zodat hun vetreserves sneller uitgeput geraken. Vooral in perioden van grote koude, waarbij de vogel genoeg energiereserve moet hebben om gedurende de lange, koude nachten zijn temperatuur op peil te houden, kan hij in een acute gevaarsituatie belanden.
Tijdens de middeleeuwen was de roerdomp in moerasstreken een alom bekende broedvogel en geliefd jachtwild bij de edellieden. De reigerachtige vogel stelt zich tevreden met een territorium van één tot twee hectaren aan de rand van natte en dichte rietkragen met verborgen poeltjes, mits het er maar rustig is en er genoeg te eten valt.
Met zijn gedrongen romp en lange, maar dik beveerde en half ingetrokken hals, geeft hij een plompe indruk. Ook wanneer hij opvliegt met brede gebogen vleugels doet zijn compacte silhouet wat denken aan deze van uilen.
Zelden overvliegt hij zijn domein, uitgezonderd wanneer hij buurmannen verdenkt mededingers te zijn van zijn harem. Hij voert s avonds inspectievluchten uit en als hij een concurrent aantreft, komt het tot een regelrechte en soms zelfs erg agressieve afrekening.
Met zijn dolscherpe snavel en offensief karakter weet hij zelfs een bruine kiekendief, die zijn territorium binnendringt, te intimideren.
Tussen het riet is hij subliem gecamoufleerd en vrijwel onzichtbaar. Zijn verenkleed vertoont overlangs en overdwars gerichte zwartbruine vlekken, banden en strepen op een goudbeige ondergrond. Met zijn korte groene poten, voorzien van lange tenen grijpt hij zich stevig vast aan enkele hoge rietstengels tegelijk.
De grote groene voeten bieden ook houvast tijdens het vissen wanneer het lichaam zijdelings heen en weer wordt bewogen en tegelijk ver naar voren wordt gebogen.
De lichaamslengte varieert tussen de 70 en 80 cm; de spanwijdte reikt tussen de 120 en 140 cm en het gewicht schommelt van 900 tot 1 100 g.
Paalhouding
Bij gevaar neemt hij de paalhouding aan, waarbij hij zich uitgestrekt met naar boven gerichte snavel roerloos tussen de rietstengels net als een kameleon met het natuurlijk decor weet te versmelten. Terwijl volgt hij nauwlettend elke verdachte beweging op met zijn voorwaarts gerichte ogen, laag aan de zijkant van de kop. Het bijzonder scherp gezichtsvermogen laat toe prooien heel precies te lokaliseren.
De rietvisser leidt een verborgen leventje tussen de riethalmen en laat zich zelden opmerken.
Uiterst behoedzaam sluipt hij meer dan hij loopt, waarbij hij alles in de gaten houdt en aan zijn kostje denkt. Een onvoorzichtige kleine karekiet of een onoplettend baardmannetje rijgt deze reigerachtige al gauw aan zijn dolksnavel. Als het mogelijk is, trakteert hij zichzelf ook op een waterhoentje of een waterral; een spitsmuis of waterrat. Verder vist hij langzaam wadend tussen het riet in ondiep water en spiest een snoek of een argeloze paling, snapt een kikker.
Zijn kenmerkende doffe baltsroep, waarbij hij zijn hals recht naar voren strekt, bezorgt hem de bijnaam whoempvogel (het geluid verwekt door kort boven de hals van een fles heen te blazen, zoals bij een panfluit). Hiermee verkondigt het mannetje tot ver in de omtrek dat hij over een eigen territorium beschikt. Tegen veelwijverij heeft hij geen bezwaar.
Het breed nest van rietstengels, bekleed met fijner plantenmateriaal, wordt tussen riet en zeggen gebouwd. Aan zijn vrouwtje(s) en jongen besteedt hij nauwelijks aandacht; hij is verre van een zorgzame en attente kostwinner. Het wijfje broedt de 4 tot 6 olijfbruine eieren alleen uit, die na 25 tot 26 dagen uitkomen.
Al laat deze mysterieuze bewoner van dichte rietvelden zich zelden fotograferen, toch wist Wimhem beeldend te strikken.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.