Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Evenals de verwante kuifeend nestelt de tafeleend, die wel groter en breder is, bij voorkeur in rietvelden van laaggelegen moerassig terrein met rijke oever- en onderwater vegetatie of dicht in de buurt van plantenrijke meren met open water. Duikeenden die vrij diep naar voedsel duiken (tot 4 m) hebben voor dat doel wijd uit elkaar staande poten, waarmee ze onder water goed kunnen peddelen en bijsturen.
Tafeleenden zijn duikeenden, maar soms zie je ze ook grondelen als een wilde eend. Op die manier zoeken ze voedsel, onder meer jonge scheuten, bladeren, knoppen en wortelstokken van onderwaterplanten en kranswieren en wat zich daar aan dierlijke hapjes ophoudt, zoals vlokreeftjes, zoetwater weekdieren, waterinsecten en muggenlarven (ruiperiode), amfibieënlarven, kikkervisjes en kleine visjes.
Karakteristiek bij de woerd zijn de dieprode kop met middenin een knalrood oog, de puntige kruin en het hoog voorhoofd, de lichtgrijze vlek op de loodgrijze snavel met een gitzwart uiteinde, de glanzend zwarte borst, de donkere spiegel en de lichtgrijze rug en flanken, alsook de brede band over de middenvleugel, lichter van kleur dan de voorvleugel. De eend bereikt een lengte van 42 tot 49 cm; haalt een spanwijdte van 72 tot 82 cm en heeft een gewicht dat schommelt tussen 700 en 1000 g.
De tafeleend kiest zijn broedplaats zeer zorgvuldig uit en zoekt een open voedselrijke waterplek zonder drijfplanten.
De balts is weinig opvallend; de woerd werpt soms zijn kop achterover en laat dan verschillende ijle, stijgende, dubbele aawoe-tonen horen, terwijl de gegeerde partner een zacht hijgend gefluit voortbrengt.
Het nest dat je langs de oevers aantreft, bestaat uit een met riet, bladeren en mos beklede kom in de grond of een platform van planten, opgebouwd op een drassige ondergrond, telkens gevoerd met een dikke bruingrijze donslaag.
De eieren zijn groenachtig grijs en een legsel telt meestal 8 tot 10 stuks. Het mannetje van de tafeleend trekt al in juni weg als het vrouwtje nog (gedurende 23 tot 26 dagen) aan het broeden is. In grote aantallen trekken ze naar grote meren in Europa, waaronder het IJsselmeer om er te ruien. De jongen verlaten meteen na de geboorte het nest en kunnen na circa 8 weken uitvliegen.
Tafeleenden zoeken in hun leefgebieden dagrustplaatsen, waar ze de dag ronddrijvend in groepen, vaak samen met kuifeenden slapend, doorbrengen. Bij het invallen van de duisternis vliegen ze naar voedselgebieden die meestal tot op 5 km (soms tot op 15 km) van de rustplaats vandaan kunnen liggen. Bij zonsopgang keren ze terug naar de dagrustplaatsen.
De kuifeend is in de afgelopen decennia enorm in aantal toegenomen. Zelfs op allerlei vijvers in stadsparken is het een algemeen voorkomende eend, die met de wilde eend om het brood van de wandelaars wedijvert. De eendensoort beschikt over een bijzonder aanpassingsvermogen; andere oorzaak van die aanzienlijke toename is de snelle verspreiding van de driehoeksmossel.
De geelbruine gestreepte daarom ook zebramossel genoemd bestaat uit 2 kleppen in de vorm van een driehoek en is een voedselbron voor veel watervogels en vissen.
Het weekdier voedt zichzelf door water te zuiveren. Via de kieuwen onttrekt ze dan zuurstof uit het water en via de mondopening neemt ze de voedseldeeltjes op, waarna het gefilterde water weer uit de schelp wordt geperst.
De kuifeend neemt als broedvogel ook toe in gebieden, waar dit mosseltje, dat overigens in de winter een belangrijk onderdeel van zijn voedsel vormt, in het geheel niet voorkomt.
Zo treft men kuifeenden even goed aan op beschutte baaien en in estuaria (mondingen) als in afgelegen vennen en moerassen.
Kenmerkend zijn de zwarte kop en de lange borstelige kuif met paarsgroene glans; het heldergele oog, de grijsblauwe snavel met grote zwarte punt. Zelfs van op grote afstand is de woerd herkenbaar aan zijn sneeuwwitte flanken en zijn lange witte vleugelbaan.
De kuifeend bereikt een lengte die varieert van 40 tot 47 cm; bereikt een spanwijdte van 67 tot 73 cm en haalt een gewicht dat schommelt tussen 450 en 1000 g.
De duikeenden hebben alle moeite om op te stijgen en nemen dan ook een korte aanloop watertrappelen.
De kuifeend zwemt en foerageert in groep, die zich vaak mengt met tafeleenden en meerkoeten. Kuifeenden zijn halftam en laten zich gemakkelijk benaderen; bij verstoring zwemmen ze gewoon rustig weg.
Kuifeenden, die met een parmantig hupje net als dodaars onderduiken om even later weer op te veren, eten voornamelijk dierlijk voedsel, waaronder schelpdieren, kreeftachtigen en insecten, maar ook allerlei plantaardig materiaal. Doorgaans vinden de duikactiviteiten plaats tijdens de nacht, waarbij tot 500 keer met een gemiddelde duikduur van 20 sec op de tast naar voedsel wordt gespeurd: dat is ruim 3 uur zuivere duiktijd om het begeerde kostje op te vissen.
De voorkeur gaat uit naar kleine mosselen want de prooien worden met meerdere tegelijkertijd naar binnen gezogen en onder water verorberd. Grote mosselen zijn voedzamer, maar moeten worden meegenomen naar het wateroppervlak en dat kost te veel tijd. Door dit nachtelijk gedrag vermijden kuifeenden ook de concurrentie van meeuwen.
Mannetjes zwemmen tijdens de baltstijd zwijgzaam rond de vrouwtjes, hun kop op en neer bewegend en roepend met prettige, laag fluitende geluiden.
Na de paring neemt de woerd een karakteristieke houding aan, met de snavel omlaag.
De kuifeend nestelt in de buurt van vaarten en kanalen met een brede rietzoom of langs brede rivieren en ondergelopen afgravingen (polders en duinen), maar daarnaast ook op drogere terreinen, mits de afstand tot het water niet te groot is.
Het nest is een met vegetatie bekleed en met dons gevoerd kuiltje tussen hoge begroeiing, vlak bij water. Het legsel bestaat uit 8 tot 11 eieren die circa 25 dagen lang door het vrouwtje worden uitgebroed. De jongen zijn zeer levendige, bezige en nieuwsgierige eendjes die na ongeveer 7 weken kunnen vliegen.
De woerd van het nonnetje is met zijn onmiskenbare verenkleed één van onze fraaiste wintergasten. Zijn sneeuwwitte en gitzwarte veren contrasteren opvallend en van dichtbij ziet men de witte afhangende kuif en de zwarte achterhoofdsstreep, de zwarte schouderveren, zwarte oogvlekken en borststrepen; de lichtgrijze flanken. Het vrouwtje heeft een roestbruine kap, ronde witte wangen en een donkergrijs bovenlijf.
Tijdens de vlucht zijn grote witte vlekken op de zwarte vleugels duidelijk merkbaar, alsook de brede witte delen aan de voorkant en op de uitgestrekte hals.
Het compact gebouwd duikeendje wordt 36 tot 44 cm lang, haalt een spanwijdte van 55 tot 69 cm en bereikt een gewicht dat schommelt tussen 500 en 800 g.
Het is een broedvogel afkomstig van het noorden van Skandinavië, Finland, Rusland en Siberië, die in Noordwest Europa overwintert.
In onze streken komt het nonnetje voor in de buurt van beboste gebieden met open waters: voedselrijke meren, zoetwaterplassen; tijdens de trek ook aan stroommondingen van grote rivieren en kustlagunes aan de Noordzee.
Het nonnetje is een heel verdraagzame en snel vliegende vogel die nogal schuw is en zich niet zo lawaaierig gedraagt als vele andere eendensoorten. Toch is het een levendige vogel wanneer je hem kan waarnemen in een groep van soms wel honderden soortgenoten. Ze zijn dan voortdurend actief en er zijn wel altijd nonnetjes aan het duiken, elkaar aan het achtervolgen of in kleine formaties heen en weer aan het vliegen.
Het nonnetje eet soms plantaardig materiaal, maar doorgaans bestaat het voedsel uit vis, schelpdieren, kreeftachtigen en insectenlarven. De scherpe zaagranden van zijn snavel met een kleine haak aan de punt zijn van nut bij het grijpen en vasthouden van glibberige vissen. Het meeste voedsel vangt hij door te duiken. Gewoonlijk duurt een duik zelden langer dan 30 sec, waarbij een maximale diepte van 4 m wordt bereikt. De prooi wordt meestal meteen aan het wateroppervlak naar binnen gewerkt.
Mannetjes baltsen vaak in de winter, soms naast baltsende brilduikers, waarbij ze hun kop in de nek gooien en op en neer bewegen.
Het nest wordt gebouwd in holen van bomen, vlak in de buurt van water en niet zelden in de nestholten van de zwarte specht of in houten nestkasten. De bodem wordt bedekt met een laagje grauwwit dons. Het legsel bestaat uit 4 tot 6 roomkleurige en lichtglanzende eieren, die gedurende 28 dagen worden uitgebroed. Na 10 weken gaan de jongen op de wieken.
Deze ruziezoekende gedrongen eendachtige watervogels komen in onze streken en ook elders in Europa veel voor op open watervlakten, reservoirs of ondergelopen land omringd door een begroeiing van riet, zeggen, biezen, Geregeld foerageren ze ook op grasoevers. Van oorsprong zijn meerkoeten echte moerasvogels, met poten die bijzonder geschikt zijn om te lopen op drijvende vegetatie, ook kraggen genoemd en wortels van riet- en lismoerassen.
De meerkoet kan zich uitstekend handhaven en breidt zich zelfs nog uit, ondanks de verstedelijking en recreatiedruk; je treft hem vaker aan in grote tuin- en parkvijvers, grachten, sloten en vaarten. In de zomer zie je meerkoeten alleen of in stellen, maar in de winter vormen ze vaak grote groepen. Zo zijn ze beter beschermd tegen roofvogels en bovendien kunnen ze in de vrieskou het water openhouden en zorgen dat een wak niet dichtvriest.
Kenmerkend voor de meerkoet is de hagelwitte snavel en het voorhoofdschild (bles), het rode oog, de antraciet zwarte rug, de grote grijsgroene voeten met brede gelobde (huidflappen aan weerszijden) tenen. Bij een achterwaartse beweging van de poot gaan de flappen wijd open staan; wordt de poot naar voor bewogen dan klappen de flapjes dicht.
Vanwege de relatief korte vleugels met een lichtere achterrand en het gedrongen lijf vliegen meerkoeten niet graag; als er gevaar dreigt rennen ze liever weg over het water. Als ze toch voor het luchtruim kiezen, nemen ze eerst een flinke aanloop over het water, waarbij ze fladderen voor ze opstijgen.
De vlucht is meestal laag, snel maar zwoegend, weinig wendbaar, met lange hangende poten. De lengte varieert van 36 tot 38 cm; de spanwijdte reikt van 70 tot 80 cm en het gewicht schommelt tussen de 600 en 900 g.
De meerkoet bezet vroeg in het voorjaar zijn leefgebied en verdedigt dat op gewelddadige wijze tegen soortgenoten en belagers. Tijdens de paartijd houden de vechtersbazen agressieve territoriumgevechten, waarbij ze met laag boven het water naar voren gestrekte kop en uitgezette veren en vleugels op elkaar afzwemmen. Onder het slaken van een schelle strijdkreet richten de kemphanen zich op en proberen elkaar met de borst omver te duwen terwijl ze met snavel en poten fel te keer gaan.
Meerkoeten duiken vaak op zoek naar voedsel. Door de grote hoeveelheid lucht in hun verenkleed moeten ze echter nogal wat moeite doen om onder water te geraken. Ze maken dan een sprongetje bij het duiken en zetten zich met hun poten flink af. Kort daarop komen ze als een grote dobber weer naar boven.
Ze eten rietscheuten, gras, zaden, insecten (kevers, torren, waterspinnen en watervlooien), slakken en kikkervisjes, maar duiken ook naar waterplanten.
Het baltsritueel gaat gepaard met veel waterspatten, waarbij het lichaam klapperend met de vleugels en trappelend met de poten uit het water wordt getild.
Het nest is een grote kom van nat plantenmateriaal vast geankerd in overhangende takken of tussen het riet of nog op een slordige berg drijvend afval met stukken plasticzakjes, blikjes en karton vlakbij de waterkant.
Het legsel bestaat uit 6 tot 9 gestippelde bruingele eieren, die na een broedtijd van 21 tot 24 dagen uitkomen. Na de geboorte blijven de jongen nog een paar dagen in het nest, waar ze door beide ouders worden verzorgd en beschermd. Al snel zwemmen ze mee met de ouders en leren ze voedsel zoeken, hoewel ze van beide ouders nog steeds hapjes krijgen toegestopt. Wanneer de jongen aanslagen van reigers, meeuwen, vossen en hermelijnen overleven, kunnen ze na ongeveer 8 weken uitvliegen.
De laatste weken werden in Vlaanderen tonnen wegenzout (natriumchloride) uitgestrooid op onze wegen om ze sneeuw- en ijsvrij te maken of te houden. Dit kost naar schatting 250.000 euro per nacht. Er is dit jaar al zoveel zout gestrooid dat de voorraden zo goed als uitgeput zijn. Zout in het water doet het vriespunt dalen. Als water 10% zout bevat, bevriest het bij -6° C, met 20% pas bij -16° C en zo kan je doorgaan tot het water verzadigd is en geen zout meer kan oplossen; dan kom je aan -21,1° C. Naargelang de grootte van de korrel heeft het zout een ander effect. Fijne korrels lossen sneller op en worden daarom preventief aangewend. Grove korrels (diameter 3 mm) lossen trager op en hebben een langer effect. Ze dringen dieper in het sneeuwtapijt en worden daarom meer gebruikt als er al sneeuw ligt. Zout is echter slecht voor het milieu en zelfs levensgevaarlijk voor vogels. Door de opname van zout of pekelwater uit de afvoergeulen van straten en wegen kunnen ze een zoutintoxicatie oplopen. Het wordt tijd dat er naar natuurvriendelijke alternatieven gezocht wordt.
Nieren
Dieren hebben een natuurlijke behoefte aan natrium. Het is een wateroplosbaar element dat tussenkomt in veel normale fysiologische processen. Het lichaam houdt de concentratie aan natrium binnen nauwe grenzen. Specifiek voor natrium is dat het water aantrekt. In het jargon noemt men dit osmotisch actief. Bij een verhoogde inname zal ook het watergehalte toenemen omdat het lichaam altijd streeft naar dezelfde zoutconcentratie. Een volwassen persoon die na een zoutrijke maaltijd op de weegschaal staat, kan hierdoor gemakkelijk één kilogram zwaarder wegen. Gewervelde dieren filteren en zuiveren hun bloed in de nieren. Het eerste filtraat in de nieren is zeer waterachtig. Moest het in die vorm als urine uitgescheiden worden, zou uitdroging snel volgen. Daarom beschikken nieren over duizenden uiterst fijne kanaaltjes die het water terug opnemen in het lichaam.
Hierdoor concentreert de urine zich. Bij vogels is die zo geconcentreerd dat ze een vaste vorm aanneemt. Vogels hebben trouwens geen urineblaas. Ook in dit proces volgt water gewoon de terugname van natrium. Vogels die op zee leven, kampen regelmatig met een overaanbod aan zout. Zij hebben een bijkomend hulpmiddel onder de vorm van een kleine klier die zich in de schedel bevindt, net boven de ogen, en het overtollige zout afvoert via de neus. Bij landvogels is deze klier niet ontwikkeld. Het wordt duidelijk dat het wegwerken van een overaanbod aan natriumchloride (NaCl) uit het lichaam geen eenvoudige opdracht is. Het proces komt pas na enkele dagen goed op gang. Wanneer vogels op zeer korte termijn veel zout opnemen, hebben ze een ernstig gezondheidsprobleem.
Vogels
Tot voor kort beperkte de wetenschappelijke literatuur zich tot een aantal anekdotische beschrijvingen van eerder toevallig gevonden slachtoffers. Vaak was het zelfs niet duidelijk of de gevonden dieren stierven nadat ze versuft op de weg zaten en aangereden werden door autos dan wel rechtstreeks stierven door intoxicatie. Een onderzoeksploeg uit Canada analyseerde in 2005 de impact van toxische concentraties op de gezondheid van verschillende vogelsoorten in het algemeen en van Huismussen (Passer domesticus) in het bijzonder. De onderzoekers stelden vast dat vooral groen- en zaadetende vogels zich aangetrokken voelen tot zout. Vermoedelijk ontstaat door het mineraalarme voedingspatroon een natuurlijke behoefte aan zout. Vooral vinken van de Carduelis-soort (Kneu, Barmsijs, Putter, Groenling en Sijs) voelen zich er het meest tot aangetrokken en zijn vaker het slachtoffer van een zoutintoxicatie. Maar ook andere vogels zullen bij vriesweer hoogst waarschijnlijk graag hun dorst lessen met pekelwater uit de afvoergeulen van straten en wegen. Om tot juiste statistische besluiten te komen, beperkte het onderzoek zich tot Huismussen. Zowel het gewicht (ongeveer 28 gram) als het voedingspatroon (zaden) is immers vergelijkbaar met dat van vinken. Door een nauwkeurige beschrijving van de klinische en pathologische effecten slaagt het onderzoeksteam er in om een toxische concentratie te bepalen.
Ernstige klinische symptomen doen zich voor vanaf een opname van 2.000 mg/kg lichaamsgewicht (een theelepel keukenzout bevat ongeveer 5.000 milligram zout). De dieren zijn dan suf, reageren weinig op prikkels, laten zich gemakkelijk benaderen, vliegen niet meer weg en worden gemakkelijk overreden door auto's. Vergiftigde vogels die deze fase zes uur kunnen overbruggen, herstellen volledig. De voldoende beschikbaarheid van zowel drinkwater als voedsel is een belangrijke schakel in het herstel. Bij de lijkschouwing van dode dieren troffen de onderzoekers oedeem van de spiermaagwand en de hersenstam aan. Gezien gezonde vogels de natriumconcentratie in hun bloed binnen zeer nauwe grenzen houden, kan men besluiten dat vanaf een opname van meer dan 266 mg/kg lichaamsgewicht het risico op vergiftiging toeneemt.
Sommige vogels nemen zand- en steenkorrels op om aan hun calciumbehoefte te voldoen en om de werking van hun spiermaag (tweede maag van vogels waarin het ongekauwd ingeslikte voedsel wordt fijngewreven en tot een brijachtige massa gekneed, alvorens door te gaan naar de darm) te stimuleren. Dit doen ze vooral s ochtends. Dit gruis helpt insectenetende vogels het chitinekapsel van bijvoorbeeld kevers te breken en zaadetende vogels harde zaden fijn te malen. Ze kiezen gruis op basis van grootte, kleur en vorm. De gemiddelde spiermaag van bijvoorbeeld mussen bevat ongeveer 580 korreltjes. Waarschijnlijk maken ze niet het onderscheid met zoutkorrels en lopen zo een intoxicatie op. Bij een korrelgrootte van 0,5 mm werd de toxische grens bereikt vanaf 52 zoutkorrels. Als de korrelgrootte 2,4 mm diameter was, volstond minder dan één korrel, namelijk 0,47 korrel, vóór de eerste toxische effecten zich manifesteerden.
Besluit
Ook zonder het strooien van zout zouden sommige vogels naar de wegbermen afzakken om gruispartikels op te nemen. Maar voor zaadetende vogels is de verleiding te groot. Ze vinden het zout een echte lekkernij. Vergiftigde vogels zijn verdoofd en worden sneller overreden door autos. Het direct toxische effect spruit vooral voort uit de afwezigheid van water (vriesweer!). Het is dus zinvol om altijd vers drinkwater ter beschikking te stellen van vogels, zeker bij vriesweer als zuiver water schaars is. En voeg vooral geen zout toe aan drinkwater om het bevriezen te beletten; vervang het gewoon regelmatig. Het is misschien utopisch om te pleiten voor minder zout op de wegen; koning auto lost zijn greep immers niet! Maar op kleine landelijke wegen en vlakbij bosranden kan overwogen worden om wat minder kwistig met strooizout om te springen. Het is hoog tijd dat er naar alternatieven gezocht wordt die minstens even efficiënt zijn als zout maar onschadelijk voor het milieu en de dieren.
Bron: tekst & illustratie Vogelbescherming Vlaanderen
Dodaarzen [familie: futen] zijn kleine, donkerbruine vogeltjes met een korte rechte en puntige bek, die aan de snavelbasis een lichtgele vlek vertoont. Kenmerkend aan de kop zijn de zwarte kap en de roodbruine wangen. Ze hebben vrijwel geen staart, waardoor het rolronde lichaam met het stompe achterlijf hen een guitig uitzicht bezorgen.
De lengte varieert tussen 25 en 29cm; de spanwijdte reikt van 40 tot 45cm en het lichtgewicht schommelt tussen de 100 en 120g.
De ver naar achteren geplaatste poten met gelobde tenen [geen zwemvliezen zoals bij eenden] laten de dodaars toe zich in water gestroomlijnd te verplaatsen, maar erg onbeholpen op het land, waarbij ze steeds lijken voorover te vallen.
De dodaars vliegt weinig en maakt een moeizame indruk, waarbij hij haastig klapwiekend met de kleine vleugels rakelings over het wateroppervlak scheert.
In tegenstelling tot duikers leven dodaars op ondiepe, vegetatierijke zoetwaterpoelen [met gevarieerde plantengroei van rietkragen, lisdodde en biezen] en ondiepe zilte moerassige baaien.
In de winter trekken ze naar grotere wateren, die minder snel dichtvriezen en soms ook naar beschutte duinmeren aan de kust. Ze mengen zich dan onder andere soorten watervogels, maar blijven toch in kleine groepjes in hun eigen hoekje van het meer.
De oogjager duikt naar kleine visjes, waterinsecten, weekdieren, amfibieën, waarbij hij met een klein sprongetje onderduikt en net als een ondergeduwde kurk weer opveert.
Bij onraad laten dodaars zich zo diep in het water zakken dat alleen nog het kopje boven het oppervlak uitsteekt, net als de periscoop van een duikboot. Waakzaam spiedt het schuwe vogeltje vanuit de dichte oeverbegroeiing om zich heen.
Overlevingsdrang
De balts is minder extravagant dan die van andere futen, maar bestaat uit kopschudden en naast elkaar zwemmen, waarbij ze vaak luid hinnikend roepen; dodaarzen worden vaker gehoord dan gezien. Ze maken zich graag dik door hun veren uit te zetten, zowel tijdens de rust als tijdens het baltsgedrag.
Dodaars, die in kleine dichtbegroeide sloten en plassen broeden, bouwen een drijvend platform van rottend plantmateriaal, verankerd aan een stengel van een waterplant of overhangende tak.
Die rottende planten geven warmte af, wat helpt bij het broedproces. Bovendien kleurt het uit de kletsnatte troep wegsijpelende bruingroene sap de oorspronkelijk witte eieren zodanig dat ze amper nog te onderscheiden vallen. Maar zelfs wanneer het legsel wordt afgedekt, als de ouders het nest even verlaten, laten hongerige nestrovers zoals reigers, kiekendieven, kraaien en meeuwen zich door die camouflagetruc niet misleiden. De piepkleine dodaarsjes zijn dan weer een lekkere buit voor de sluipende rivierhaai: de snoek.
De volwassen vogels blijven echter met de moed der wanhoop zorgen voor het nageslacht.
Drie broedsels per jaar, waarbij telkens 4 tot 6 eieren worden gelegd, is een normaal gemiddelde. De jongen die na ca 1 maand verschijnen en het overleven, verlaten al snel het nest.
De winterkoning is wijd verspreid en haast overal talrijk aanwezig.
Niet groter dan een pingpongbal en met een gewicht van amper 10g, lijkt het energiek vogeltje op een rondhobbelend balletje veren.
Zijn domeintje is niet groter dan een boerenerf, een begrensd perceeltje grond waarop een (voormalige) boerderij, schuren, tal van kleine bouwsels, een mestvaalt en moes- en siertuin liggen. Doorgaans is zon boerenerf door beplanting (een rij knotwilgen bv.), hekken of sloot afgescheiden van de rest van het akker- of weideland.
Niet meteen de landschapskenmerken van de Kille Meutel, al vertoont de habitat wel een variatie aan vogelvriendelijke stads- en natuurtuinen, waarin die het winterkoninkje als een muisje langs heggen en struiken wegglipt, vlakbij het tuinhuisje rond hipt, langs houtstapels rondscharrelt, rondneust in wilde en gezellig rommelige hoekjes met oude bloempotten en andere tuinspullen.
Levenslust en optimisme
Het geluid dat het winterkoninkje produceert, tettert in je oren, terwijl het lijfje schokt en danst. Zingt het vogeltje niet dan is het aan het klussen: sleept met bouwmaterialen, past en meet, verzint steeds weer nieuwe inrichtingen. Eigenlijk zou het vogeltje aan twee nesten genoeg hebben, maar het weet van geen ophouden; met een onverwoestbaar optimisme en ontembare ijver bouwt het speelnesten, slaapnesten en pronknesten.
Dat is het moment ook, waarop de winterkoning in zijn lied verkondigt dat een handige haan naar een zorgzaam hennetje zoekt en haar diverse verblijven kan aanbieden. Als zij komt, verandert het driftig baasje in een royale charmeur die opgewonden het volledige assortiment broedholletjes laat zien.
Eens de keuze gemaakt, mag zij er haar intrek nemen, maar hoeft verder niet vaak meer te rekenen op zijn gezelschap. Het broeden is haar taak en hij heeft het alweer druk met opknappen en versieren van een 2de hennetje. Hij voelt zich inderdaad mans genoeg om vrachten insecten aan te voeren voor de dubbele kroost, die gemakkelijk kan oplopen tot acht snaveltjes per broedhol en dat wel twee keer in het seizoen.
Vijandige winters
Aan het eind van het broedseizoen telt de vrolijke bende een aanzienlijk koninkrijkje nakomelingen, dat jaarlijks riskeert te worden gehalveerd als het weer echt grimmig wordt met behoorlijke sneeuwval en ijzel.
Onder zulke barre weersomstandigheden gaat als het ware de provisiekast dicht voor deze insecteneters, die leven van larfjes, eitjes, weggekropen luizen, spinnetjes en torretjes tussen schors, spleten en onder afgevallen bladeren.
Al is hij kwetsbaar in de winter toch ontbreekt het de kleine holbewoner niet aan levenskracht en blijmoedigheid die het hele jaar door blijft zingen om iedereen te laten weten waar zijn jachtgebied is. Onvermoeibaar gaat hij elke dag op speurtocht en onderzoekt alle hoeken en gaten op iets eetbaars. s Nachts vergeet hij desnoods de grensgeschillen met de buren en kruipt dicht bij soortgenoten om zich te warmen, soms tientallen bij elkaar.
Voor het vogelportret kan je nog eens het artikel van 15/03/08 raadplegen!
De fotos hieronder zijn van Vogelbescherming Vlaanderen.
Al zaten de weersomstandigheden niet echt mee, toch waren Jo & Wim onze inmiddels erg gewaardeerde blogboosters bereid om voorbije zondag vanuit een alternatieve kijkhut een toiletraampje en een hondenluikje in de keukenberging beelden te schieten van de stamgasten. Gewapend met verschillende zoomobjectieven wachtten zij geduldig op de komst van de gevederde tuinbezoekers, die voor de gelegenheid een rijk gevarieerd menu voorgeschoteld kregen: fijne broodkruimels, een speciaal geselecteerde zaad- en graanmix in de silo, aaneengeregen vetranden op de boomstam, fijngesneden pindakaas, rozijnen, ongekookte havermout op de voedertafeltjes en enkele mezenbollen.
Een systeem ontwikkelen dat het mogelijk maakt vogelwaarnemingen in te voeren op geografische locatie en in tijd, is al langer de bedoeling van enkelen uit de vogelliefhebberbende. Iedere waarnemer zou via een gebruiksvriendelijke observatiefiche in de eigen omgeving zijn vaststellingen moeten kunnen wegschrijven naar een centrale databank.
Ook zou de vogelspotter de plattegronden, waar de vogels vaak worden opgemerkt of zelfs nestelen, moeten kunnen bekijken.
De tuinpercelen met hun eigen specifieke begroeiing die deel uitmaken van de Kille Meutel zijn als aparte biotoopjes.
Op deze manier zou je heel wat gegevens kunnen inzamelen en exporteren naar een rekenblad een overzichtstabel zeg maar waarin je zowel meldingen van andere waarnemers als eigen notities zou kunnen terugvinden.
Uiteraard moet voor iedereen duidelijk zijn welke de voordelen zijn; het is immers moeilijk input van derden te vragen als zij zich geen idee kunnen vormen van de tool en de talrijke mogelijkheden via internet. Vandaar het belang om met vrijwilligers en meedenkers overleg te plegen over de wijze waarop die input gebruiksvriendelijk kan worden geïnventariseerd en geraadpleegd.
Als je Zaventem als standaardlocatie instelt, kan je inzoomen op de groene oaseKille Meutel, begrensd door de Steenokkerzeelstraat in het oosten, de Watertorenlaan in het zuiden, de Van Dijcklaan in het westen en de Handelsstraat in het noorden.
In uithoeken van de lappendeken vertonen de groenzones hier en daar een rijkdom aan rommel- en schuilplaatsen die het uitverkoren jachtterrein vormen van een paar bekende vleeseters: het roodborstje en het winterkoninkje.Immers daar wemelt het van spinnen, slaperige muggen en kevertjes.
Hierbij kan worden vermeld dat na de boerenzwaluw, die met glans werd verkozen tot vogel van het jaar 2009, de uitslag van deze editie andermaal leert dat vogelliefhebbers, waaronder wellicht veel tuineigenaars een uitgesproken voorkeur hebben voor kleine zangvogels. Het op één na kleinste vogeltje van Europa [het kleinste is het goudhaantje], haalde het gemakkelijk van alle andere genomineerden.
De winterkoning kaapte niet minder dan 16 % van alle stemmen weg, gevolgd door de grote bonte specht met 11 % en de ringmus met 9.6 %.
De veldleeuwerik haaldede top drie net niet [gegevens Vogelbescherming Vlaanderen].
Wens je veel vogelsoorten te spotten dan komt het er op aan een gastvrij onderkomen te bieden waar via begroeiing veiligheid en voedsel gewaarborgd zijn.
Tuinvogels beschouwen het dichte struikgewas immers als een betrouwbare habitat en wel voor een aantal goede redenen:
·ze kunnen er voor rivalen, roofvogels en katten in wegvluchten;
·het is ook een ideale plek om de omgeving vanuit een veilige uitkijkpost te bespieden;
·het takkenbos doet ook nog dienst als een fastfood restaurant waar het gehele jaar door en niet tegelijk kleine spinnen, rupsen, slapende nachtvlinders, bladluizen, bessen, vliegjes, mugjes en kevertjes beschikbaar zijn;
·op deze beschutte donkere plek verstopt in dichte coniferen, doorn- of hulststruiken, kunnen ze na het uitkomen van de eieren gedurende een paar weken in een gevlochten mandje veilig hun kroost grootbrengen;
·als je tuin als favoriete woongebied wordt uitgekozen, dan zingen de meeste tuinvogels hun lied vanaf een zangpost in de top van een struik of boom, vlak in de buurt;
·verder zoeken merels, mussen en mezen er een veilige slaapplaats.
Het alleenheersertje
Het roodborstje dat zich heer en meester waant in zijn territorium kan zich stierlijk opwinden, waarbij het dan de rode borst opzet die heftig heen en weer wordt bewogen. Imponeert deze dreighouding de indringer niet, dan aarzelt het heethoofd niet op zijn rivaal in te hakken. Een gevecht tussen twee roodborstjes die van geen wijken willen weten, is een duel tussen twee houwdegens. Als er eentje stervend bij neervalt, blijft de ander hem fanatiek bewerken tot er geen oranje meer te zien is en alles hem rood voor de ogen schemert.
De gewone vink en de huismussen trippelen graag over de grond in een graslandje op zoek naar de voornamelijk door koolmezen kwistig rondgestrooide nootjes-en zadenmix, terwijl de zwartdassen zelf doorgaans enkel oog hebben voor de olierijke zonnepitten in het silomengsel.
Acrobatische pimpelmezen, die ook graag struinen langs kamperfoelie, braambessenstruiken of stekelige hulst, hakken al bengelend vaak in op de mezenbollen of pindaslingers, waar ze zelf aan hangen.
De merels ons even vertrouwd als de huismussen die vaak de eigendomsrechten over de foerageerplekken in hun territorium betwisten, pikken af en toe een rozijn of een hap uit wat rot fruit mee.
Toch gaan de spreeuwen, die vaak massaal neerstrijken, met de grootste buit lopen. Spreeuwen zijn de grapjassen onder de vogels, veelzijdige imitators, maar ook rustverstoorders, die als niets ontziende slokkoppen te keer gaan en de voederplek in razziastijl inpalmen.
De charmante lachbekjes of Turkse tortelduiven met hun kenmerkende tred van 6 buiginkjes na elkaar, stellen zich tevreden met de gemorste graanmix en de broodkruimels, die ook wel bij de goedgemutste en levenslustige straatketten, onze huismussen, in de smaak vallen. Ook strijken geregeld de grote opvallende houtduiven neer om deel te nemen aan de feestdis.
Eksters wonen graag dicht bij mensen omdat hun aartsvijand, de zwarte kraai, daar niet goed durft te komen, alhoewel er zich voorbije zondag een onheilsbode erg dicht in de buurt waagde.
Vanuit de geënsceneerde schuilhut passeerden de tortelduif, de houtduif, de gewone vink, de spreeuw, de koolmees, de pimpelmees, de merel, de huismus, de roodborst, de ekster en de kraai de revue; groenling, winterkoninkje, heggenmus lieten zich niet opmerken. Wie meer wenst te lezen over reeds verschenen en gedetailleerdere bijdragen over deze gevederde tuinbezoekers kan ze in het archief terugvinden.
De verrassend haarscherpe momentopnames van Wimen zoon Joweten al geruime tijd onze fascinatie voor gevleugeld natuurschoon te prikkelen; beiden verdienen dan ook een dikke pluim.
De fraaie aanblik van het broze lijnenspel van bevroren takkenbosjes, besuikerd met rijp heeft een betoverend effect de mooie opnames van Monique & Luc Bogaerts illustreren beeldend deze winterhaiku.
Als biotoop gaat de voorkeur van de slobeend uit naar drassige boezemlanden, die hoofdzakelijk voorkomen in rivieren- en laagveengebieden [dit zijn laaggelegen stukken weiland die onder water kunnen worden gezet], kleine ondiepe voedselrijke sloten of natuurlijk ondergelopen polders.
Bij de woerd, wiens vederpak veel gelijkenis vertoont met dat van de wilde eend, zijn kop met felgeel oog en hals zwart met een groene glans; de veren op de rug zijn zwart met lichtgrijze zoom; de borst is wit; flanken en buik zijn kastanjebruin; de spiegel is groen; de vleugel heeft een lichtblauwe voorvleugel en groene achtervleugel, gescheiden door een sneeuwwitte band en de poten zijn helder oranje gekleurd.
De lengte varieert van 48 tot 52 cm; de spanwijdte wisselt tussen 70 en 84 cm; het gewicht schommelt tussen 400 en 1000g.
Het opvallendste kenmerk van de slobeend, is zijn grote spatelvormige snavel, die hij op de typische manier van grondeleenden gebruikt voor het uitzeven van voedseldeeltjes uit grote hoeveelheden water. Hiertoe behoren knoppen en zaden van waterplanten als riet, zeggen en algen, maar ook dierlijk voedsel zoals kikkerdril, insectenlarven, wormpjes, slakjes en kleine zoetwater schaaldiertjes vallen in de smaak. Het zeefapparaat is zo fijnmazig dat het zelfs de fijnste plankton kan opnemen.
Bouillon-slurpers
Met slobberen wordt het typische geluid bedoeld dat ontstaat als de eend voedseldeeltjes uit de drabbige sloten en poelen opslurpt. De zeefsnavel wordt steeds een beetje geopend en weer dicht gedaan; de vlezige en zeer gevoelige getande tong zuigt het modderwater door de snavelpunt en perst het er, bij het sluiten van de snavel aan de achterkant tussen de randen van boven- en ondersnavel weer uit. Daarbij worden uit het dunne soepje de kleine voedseldeeltjes door de gevoelige tastpapillen herkend en door de hoornplaatjes of kamvormige lamellen op die randen aan weerskanten van de snavel gefilterd.
Slobeenden zwemmen langzaam voorwaarts tijdens het foerageren en dit met hun schouders bijna onder water. Soms verzamelen ze zich in dichte groepen, die als een groot wiel in het rond draaien. Om bij iets dieper gelegen voedsel te geraken, gaat de eend in kopstand, waarbij de lange vleugelpunten gekruist over de korte staart te zien zijn.
Paren en kleine groepen vliegen in de lente over de broedgebieden, waarbij de mannetjes in acrobatische vluchten achter een vrouwtje aanzitten. Een paartje slobeenden sluit een monogaam huwelijk voor één seizoen.
Het nest doorgaans te vinden in betrekkelijk open terrein, vlak in de buurt van water, is een met bladeren en grasstengels, veren en dons gevoerde ondiepe kom.
De 8 tot 12 lichtgroene eieren worden vanaf eind april gelegd en in circa 23 dagen uitgebroed. De jongen verlaten het nest direct na het uitkomen en vertonen al snel een kanjer van een sneb. Na 6 tot 7 weken kunnen ze vliegen. Als ze van het water opstijgen, hoor je het karakteristieke gezoem van hun vleugels. In de vlucht is de slobeend onmiddellijk herkenbaar aan de merkwaardige gebochelde rug, omdat de vogel kop en hals lager houdt dan andere eendensoorten. Hij staat bekend als een betrekkelijk langzame vlieger, maar hij kan even snel wenden en keren als de kleinere zomer- en wintertaling.
De smient, ook wel eens fluiteendgenoemd en vroeger gekend als een typische poldereend, tref je nu vaker aan op zoetwaterplassen.
De kenmerkendebiotoop van smienten is ondiep, rustig water, hoewel ze ook bij rivieren en in kustmoerassen nestelen. Zo mogelijk maken ze gebruik van eilandjes, daar deze bescherming bieden tegen roofzuchtige zoogdieren. Ze zijn immers erg schuw en vliegen op als men ze nadert; grote aantallen overvliegen dan een moeras op zoek naar een goed beschutte plek.
De smient heeft een rond geblokte silhouet; de rug en flanken zijn fijn grijs gestreept; de kastanjebruine kop vertoont een karakteristieke brede crèmegele band van de snavelbasis over het voorhoofd tot op de kruin. Kenmerkend ook is de korte, brede, driehoekige en licht grijsblauwe snavel met zwarte punt. De borst is grijs met een roze zweem; buik en onderlijf zijn helderwit.
De grijze vleugels met een opvallend wit vleugelveld en een vaal groen-zwarte achtervleugel houden smienten hoog op de rug gevouwen; tijdens de vlucht vallen de witte schouders en de groene vleugelspiegels op; bij agressief vertoon worden de vleugels omhoog geheven.
De blauwgrijze poten zijn voorzien van donkere zwemvliezen.
De eend wordt 45 tot 51 cm lang; haalt een spanwijdte van 75 tot 86 cm en bereikt een gewicht dat schommelt tussen 640 en 720 g.
Een echte grazer
Anders dan de meeste eenden grazen smienten net als ganzen in voorover gebogen houding weilanden af met hun snavel die is aangepast voor het versnijden van gras. Ook slobbert de grondeleend drijvende waterplanten op. De smient foerageert in dichte groepen op het water die dan gezamenlijk oprukken naar een zoutmoeras of weiland met kort gras.
s Winters eten deze wintergasten op kreekruggen en kwelders zoutminnend zeekraal, zeegras, maar ook nog grasstengels, zeggen en biezen, gras op natte weilanden en grazige moerassen nabij de kust.
Al zijn smienten doorgaansvegetarisch, toch eten de vrouwtjes grote aantallen muggen, die meer en betere eiwitten leveren.
Na het voedsel zoeken voornamelijk s nachts rusten en slapen grote groepen smienten overdag op grote wateroppervlakken: binnenlandse meren, riviermondingen of zelfs op open zee.
De balts is relatief onopvallend met uitzondering van de achtervolgingen in de lucht. De paren worden gevormd wanneer de woerden nog in volle ornaat zijn. Paren broeden geïsoleerd of hooguit in losse kolonies.
De broedgebieden omvatten Ijsland, Schotland, Noord-Engeland en een brede Arctische en subarctische gordel die van Noorwegen via Azië tot de Beringstraat loopt. In onze streken is het een uiterst zeldzame broedvogel.
De broedgebieden bestaan uit poelen in afgelegen hoogveengebieden en moerassen, ver verwijderd van de groene weiden, die ze zo effectief begrazen.
Het nest is een ondiep kuiltje, gevoerd met bladeren, gras en dons, verstopt onder overhangende pollen of struiken in de buurt van water. Het legsel telt 8 tot 9 eieren, die het wijfje bebroedt gedurende 24 tot 25 dagen. Na de broedtijd of amper 6 weken later vliegen de smienten in formaties van honderden exemplaren in de buurt van riviermondingen en in kustgebieden. Ze vormen in de vlucht vaak lijn- of V-formaties, zeer snel vliegend, hoewel ze niet de wendbaarheid hebben van de kleine wintertaling.
Het KMI voorspelt vanaf zondag temperaturen die overdag flirten met het vriespunt en er s nachts flink onderduiken. Het temperatuurverschil zal dus duidelijk voelbaar zijn, vooral voor de vogels. Vogelbescherming Vlaanderen roept daarom iedereen die een tuin heeft op de komende dagen voedsel en vers drinkwater voor de vogels te voorzien. Het zoeken naar voedsel is immers veruit de belangrijkste bezigheid van vogels om te overleven. Met een lichaamstemperatuur van meer dan 40°C hebben ze zeer veel calorieën nodig, vooral de kleinere soorten. Normaal gezien sterft een vogel in onze streken niet rechtstreeks van de koude, maar een langdurige voedselschaarste doet hen verzwakken en verstoort hun stofwisseling. Ze lopen dan meer kans op allerlei ziekten. De dagen zijn zeer kort en daardoor ook de beschikbare tijd om het nodige voedsel bijeen te zoeken. Bovendien hebben vogels ook nog een hoger calorieverbruik, zodat hun vetreserves sneller uitgeput geraken. Vooral in perioden van grote koude, waarbij de vogel genoeg energiereserve moet hebben om gedurende de lange, koude nachten zijn temperatuur op peil te houden, kan hij in een acute gevaarsituatie belanden.
Tijdens de middeleeuwen was de roerdomp in moerasstreken een alom bekende broedvogel en geliefd jachtwild bij de edellieden. De reigerachtige vogel stelt zich tevreden met een territorium van één tot twee hectaren aan de rand van natte en dichte rietkragen met verborgen poeltjes, mits het er maar rustig is en er genoeg te eten valt.
Met zijn gedrongen romp en lange, maar dik beveerde en half ingetrokken hals, geeft hij een plompe indruk. Ook wanneer hij opvliegt met brede gebogen vleugels doet zijn compacte silhouet wat denken aan deze van uilen.
Zelden overvliegt hij zijn domein, uitgezonderd wanneer hij buurmannen verdenkt mededingers te zijn van zijn harem. Hij voert s avonds inspectievluchten uit en als hij een concurrent aantreft, komt het tot een regelrechte en soms zelfs erg agressieve afrekening.
Met zijn dolscherpe snavel en offensief karakter weet hij zelfs een bruine kiekendief, die zijn territorium binnendringt, te intimideren.
Tussen het riet is hij subliem gecamoufleerd en vrijwel onzichtbaar. Zijn verenkleed vertoont overlangs en overdwars gerichte zwartbruine vlekken, banden en strepen op een goudbeige ondergrond. Met zijn korte groene poten, voorzien van lange tenen grijpt hij zich stevig vast aan enkele hoge rietstengels tegelijk.
De grote groene voeten bieden ook houvast tijdens het vissen wanneer het lichaam zijdelings heen en weer wordt bewogen en tegelijk ver naar voren wordt gebogen.
De lichaamslengte varieert tussen de 70 en 80 cm; de spanwijdte reikt tussen de 120 en 140 cm en het gewicht schommelt van 900 tot 1 100 g.
Paalhouding
Bij gevaar neemt hij de paalhouding aan, waarbij hij zich uitgestrekt met naar boven gerichte snavel roerloos tussen de rietstengels net als een kameleon met het natuurlijk decor weet te versmelten. Terwijl volgt hij nauwlettend elke verdachte beweging op met zijn voorwaarts gerichte ogen, laag aan de zijkant van de kop. Het bijzonder scherp gezichtsvermogen laat toe prooien heel precies te lokaliseren.
De rietvisser leidt een verborgen leventje tussen de riethalmen en laat zich zelden opmerken.
Uiterst behoedzaam sluipt hij meer dan hij loopt, waarbij hij alles in de gaten houdt en aan zijn kostje denkt. Een onvoorzichtige kleine karekiet of een onoplettend baardmannetje rijgt deze reigerachtige al gauw aan zijn dolksnavel. Als het mogelijk is, trakteert hij zichzelf ook op een waterhoentje of een waterral; een spitsmuis of waterrat. Verder vist hij langzaam wadend tussen het riet in ondiep water en spiest een snoek of een argeloze paling, snapt een kikker.
Zijn kenmerkende doffe baltsroep, waarbij hij zijn hals recht naar voren strekt, bezorgt hem de bijnaam whoempvogel (het geluid verwekt door kort boven de hals van een fles heen te blazen, zoals bij een panfluit). Hiermee verkondigt het mannetje tot ver in de omtrek dat hij over een eigen territorium beschikt. Tegen veelwijverij heeft hij geen bezwaar.
Het breed nest van rietstengels, bekleed met fijner plantenmateriaal, wordt tussen riet en zeggen gebouwd. Aan zijn vrouwtje(s) en jongen besteedt hij nauwelijks aandacht; hij is verre van een zorgzame en attente kostwinner. Het wijfje broedt de 4 tot 6 olijfbruine eieren alleen uit, die na 25 tot 26 dagen uitkomen.
Al laat deze mysterieuze bewoner van dichte rietvelden zich zelden fotograferen, toch wist Wimhem beeldend te strikken.
Leden van Vogelbescherming Vlaanderen en natuurliefhebbers kregen vandaag de kans in het bioscoopcomplex Siniscoop te Sint-Niklaas op groot scherm met surround system de verbluffende natuurfilm EARTH te bewonderen, het unieke en adembenemende portret van onze planeet.
Malta buigt
Voorzitter Jan Rodts meldde in een inleidend voorprogramma dat sinds de toetreding van Malta (1 mei 2004) door Vogelbescherming Vlaanderen onafgebroken campagne werd gevoerd tegen de trekvogeljacht. Malta ligt op de zogenaamde Middellandse Zeeroute tussen het Europese vasteland en Afrika en fungeert voor langeafstandstrekkers als tussenstop om er te rusten, te foerageren of te overnachten. Ieder jaar werden hier tienduizenden trekvogels geschoten en gevangen. Via verzoekschriften, een petitie met 300 000 handtekeningen werd de druk opgevoerd en kwam er een resolutie die de Maltese regering opriep de Europese Vogelrichtlijn inzake het behoud van de vogelstand na te leven. Inmiddels is het zo ver; de voorjaarsjacht op trekvogels is verboden.
Laakbare jachtmethode
Dan had de heer Jan Rodts het over de duivencarrousel. Deze ronddraaiende molen waarop houtduiven als lokvogels vast worden gespietst, heeft een magisch effect op passerende houtduiven, die dan massaal worden neergeknald. Inmiddels is het gebruik van deze duivenlokmachine verboden zowel bij de jacht als bij de bestrijding van houtduiven omwille van aangerichte wildschade.
Claude Velter helpt olievogels
De voorzitter van het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren in Oostende werd al vaker voor zijn expertise inzake de behandeling van met olie besmeurde zeevogels opgeroepen en zo geschiedde dat ook bij de Noorse olieramp van vrijdag 30 juli met een bulkcarrier Full City die aan de grond liep en waardoor zijn brandstoftanks lek liepen.
Vele honderden zeevogels, waaronder voornamelijk eidereenden en grauwe ganzen zaten van kop tot teen onder de olie.
Onder leiding van Claude Velter werd een reddingsoperatie opgezet, waarbij lokale natuurverenigingen werden aangespoord zoveel mogelijk olieslachtoffers op een deskundige wijze op te vangen en te reinigen. Bij eerdere olierampen in Noorwegen werden olieslachtoffers gewoon doodgeschoten.
Als een vogel in aanraking komt met olie die op het wateroppervlak drijft, plakt de olie aan zijn veren, waardoor ze aan elkaar vastklitten en er openingen in het verenpak ontstaan. Als dat gebeurt, is het verenkleed niet langer waterdicht waardoor de dieren door het koud water onderkoeld geraken.
De heer Claude Velter wist ons te overtuigen dat het natuurhart bij de Vlamingen op de juiste plaats zit.
De veelgeprezen makers Alastair Fothertgill en Mark Linfield (Deep Blue) zijn erin geslaagd een spectaculaire documentaire af te leveren die de immense schoonheid en diversiteit van onze aarde laat zien.
De film bevat indrukwekkende lucht- en natuuropnamen met nieuwe, speciaal voor deze film ontwikkelde opnametechnieken. Gedurende maar liefst 5 jaar filmden 45 cameracrews met HD cameras op 200 verschillende locaties in 62 landen op alle 7 continenten om een onvergetelijke ontdekkingsreis te maken.
Het budget van 40 miljoen dollar maakte het mogelijk te filmen op locaties waar nooit eerder gefilmd is, zoals op de ijzingwekkende hoogte van de Mount Everest.
In ruim een anderhalf uur tijd maakt de kijker samen met verteller Patrick Stewart (X-men in Startrek) in elf afleveringen een tocht van Noordpool tot Zuidpool,waarbij hij van de ene unieke plek naar het andere verborgen paradijs wordt meegesleept, van de hoogste bergen tot de diepste zeeën, langs woestijnen en regenwouden, steppen en savannes, grotten en koraalriffen.
De documentaire volgt hiertoe een ijsberenfamilie, een kudde olifanten en twee bultrugwalvissen in hun vaste leefomgeving en toont de invloed van seizoenswisselingen hierop. Op indringende wijze wordt duidelijk hoe de opwarming van de aarde de overlevingskansen van vele diersoorten bedreigt.
Energievriendelijke windturbines, âgehaktmolensâ van vogels
Vlaanderen moet meer groene stroom opwekken en dus klinkt de vraag naar meer windturbines steeds luider. Omwonenden klagen over slagschaduw en het lawaai, veroorzaakt door de bewegende delen in de gondel van de windturbine en de ronddraaiende rotorbladen (90 tot 100 dB). Ook vogels leven niet vreedzaam samen met de reusachtige turbines.
Het Instituut voor natuur- en bosonderzoek (Inbo) heeft 6 jaar lang onderzoek gedaan naar de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen. Het was het eerste langlopende onderzoek in zijn soort in Vlaanderen.
Op sommige locaties hebben de turbines met grote wieken een verstorend effect. Het aantal vogels dat in de wieken terechtkomt en sterft, schommelt voor de windparken gemiddeld tussen 1 en 42 per turbine per jaar.
Er zijn niet alleen de aanvaringsslachtoffers, ook treden er nog meer verstorende effecten op.
Vogels durven niet meer in de buurt te komen wanneer zij op zoek zijn naar voedsel of naar een rust- of broedplaats.
Samen met de druk die al op de vogels bestaat door hoogspanningslijnen, het verkeer, de bevolkingsdichtheid en de aantasting van natuurgebieden, zorgt dat mogelijk voor een cumulatief effect. De verstoring is het grootst bij watervogels, weidevogels en ganzen; kleine zangvogelsoorten ondervinden minder last.
Onderzoeker bij het Inbo, Joris Everaert: Het komt er allereerst op aan te zoeken naar zones voor windturbines waarbij gebieden waar vogels broeden, rusten of doorheen trekken, zoveel mogelijk worden vermeden. Goed gekozen locaties voor windmolenparken kunnen voorkomen dat er voor vogels nadelige gevolgen ontstaan. Er kan bovendien worden gekozen voor methodes om de negatieve impact te beperken. Zo staan de turbines best op één lijn in plaats van in een cluster.
In Nederland ziet men windenergie als de best mogelijke manier om de duurzame energieambities te halen. Voor 2020 wil men 6 000 Megawatt aan wind op land opwekken. Hiervoor is het noodzakelijk vele honderden windturbines extra te plaatsen.
Vogelbescherming Nederland is ook een voorstander van duurzame energie, maar levert met de risicokaart een constructieve bijdrage voor een evenwichtig besluitvormingsproces, waarbij kerngebieden windmolenvrij moeten blijven.
Afstand nemend van de cynische titel van dit Garage TV filmpje, is dit helaas wel een keiharde getuigenis van de werkelijkheid.
Van origine is de krooneend afkomstig van de Aziatische steppemeren. Aanvankelijk broedde de soort in Europa alleen in het Middellandse Zeegebied, maar sedert het begin van deze eeuw breidde de krooneend zijn verspreidingsgebied in noordelijke en westelijke richting uit.
Toch is deze forse en opvallende eend, die de kenmerken van zowel duik- als grondeleenden combineert, bij ons een zeldzame siereend.
Woerden hebben een vosrode kop, die groot en dikrond lijkt als gevolg van de kort opstaande goudbruine kuifveertjes en het hoge voorhoofd. Kenmerkend ook zijn de rode ogen, de vermiljoenrode snavel; nek, borst, bovenste staartveren en onderzijde zijn glanzend zwart, terwijl de flanken met rafelige rand wit zijn; de grijsbruine rug vertoont een smalle witte schoudervlek; de vleugels zijn grijsbruin met witte uiteinden. De vrouwtjes zijn effen bruin met witte wangen.
Ze bereiken een lengte van 53 tot 57 cm en een spanwijdte die varieert van 85 tot 90 cm; ze halen een gewicht dat schommelt tussen 900 g en 1.4 kg
Hoewel hij goed kan duiken foerageert de krooneend toch vaak aan het wateroppervlak, slobberend en zelfs grondelend als een wilde eend wanneer hij op zoek is naar scheuten en bladeren van waterplanten. De voorkeur gaat naar gebieden waar kranswieren (primitieve planten die zich net als mossen en varens met sporen vermeerderen) en fonteinkruid (uitstekende zuurstofleveranciers van vijvers) goed gedijen. Het dierlijk voedsel, zoals slakjes, waterinsecten, kleine visjes en kikkers vormt slechts een aanvulling op de vegetarische hoofdmoot.
Standvastige huwelijkspartner
Mannetjes achtervolgen in het voorjaar vrouwtjes boven het nestgebied, zoals de meeste grondeleenden en waarbij hun brede, witte vleugelbanen goed te zien zijn. Ze richten dan hun roestbruine kruinveren op en brengen typische geluiden voort die het midden houden tussen niezen en hijgen.
In de paartijd kunnen mannetjes die pas een wijfje hebben veroverd, agressief worden tegenover een al of niet vermeende mededinger. De aanval bestaat uit het dreigen met open snavel, waarbij kop en hals horizontaal boven het water worden gehouden. Dan volgt met veel gebruis een charge en gaat de vijand er al gauw met grote spoed vandoor.
Mannetjes en vrouwtjes sluiten monogame huwelijken en zijn daarin standvastiger dan de meeste andere soorten, waarvan de mannetjes nogal eens vreemdgaan, als ze de kans krijgen.
Het vrouwtje kiest de nestplaats en beiden bouwen zij met halmen, bladeren en andere plantendelen zorgvuldig een behaaglijke nestkom.
De nesten worden verborgen onder dichte vegetatie vlak in de buurt van zoetwatermeren, poelen en moerassen met een overvloedige oeverbegroeiing.
Meer dan andere eenden is het mannetje van de krooneend betrokken bij de verzorging en bewaking van het nest en de jongen. De 8 tot 10 eieren komen na 26 tot 28 dagen uit. Als het vrouwtje van het nest gaat, escorteert het waakzame mannetje het gezinsvlootje.
Toch gebeurt het dat het wijfje koekoeksmanieren vertoont en haar legsel wordt aangetroffen in het nest van een wilde eend of witoogeend, zelfs een tafeleend. Soms leggen krooneenden hun legsels bij elkaar, waardoor het nest meer dan 30 eieren telt.
Waarom dit gebeurt is niet helemaal duidelijk, maar men stelt vaker vast dat het vooral voorkomt bij gebrek aan nestgelegenheid.
Van oorsprong is de tureluur een vogel van steppen, venen en toendras, die zich hier in de zomer tot een weidevogel heeft ontwikkeld en het liefst vertoeft op drassige terreinen in de buurt van meertjes, op nat hoogveen en op natte weilanden langs slootkanten.
s Winters verzamelen tureluurs en bonte strandlopers vaak in kustgebieden vlak bij de vloedlijn, waar zij zich voeden met vlokreeften en zeeduizendpoten, die zij hoofdzakelijk uit het slib halen op zilte kwelders en schorren terwijl zij met de snavelpunt juist het oppervlak raken.
s Zomers eet de tureluur allerlei insecten zoals oorwormen, eendagsvliegen, libellen, wantsen, doodgravers, ritnaalden, mestkevertjes, bladhaantjes, emelten, pissebedden, waterinsecten, maar ook dikkopjes en stekelbaarsjes in slootjes of slakken en regenwormen.
In de weidegebieden treedt de Tureluur op als een soort schildwacht. Zodra een indringer in het broedgebied opduikt, laat hij een stroom van schelle doordringende waarschuwingskreten horen en voert hij een karakteristieke alarmvlucht uit.
In prachtkleed is de vaalwitte buik met zwarte stippels besprenkeld; de donkerbruine rug vertoontzwarte vlekken en de donkerbruine kop mondt uit in een rechte snavel met oranjerode basis; een dunne witte oogring omrandt het oog; de poten zijn fel oranjerood; de staart is zwart en wit gestreept; aan de bovenzijde vormen de helderwitte stuit en de witte achterranden van de vleugels een uniek patroon.
De tureluur haalt een lengte tussen de 27 en 29 cm; de spanwijdte varieert van 45 tot 52 cm; het gewicht schommelt tussen de 85 en 155 g.
Kenmerkend voor de vlucht zijn de trekkerige vleugelslagen en de glijdende vliegstijl op stijve vleugels tijdens de baltsvlucht. Gedurende deze demonstratievlucht stijgt en daalt de tureluur met sidderende vleugels. Na het neerkomen, houdt het mannetje zijn vleugels vaak in verticale stand hoog boven de rug om met de helderwitte onderzijde te pronken. Hij maakt schokkende bewegingen met de vleugels en buigt nadien neer, danst en huppelt met hangende vleugels en knikkend kopje om het wijfje heen.
De tureluur broedt vanaf half april en nestelt tussen het gras in een ondiep, gevoerd kuiltje op de grond, vaak met een dakje van gevlochten grassprieten erboven.
Het legsel bestaat uit 3 tot 4 donker gespikkelde, roomkleurige peervormige eieren.
Beide ouders broeden en de jongen verschijnen na circa 24 dagen.
De jongen, bewaakt door de moeder, blijven tussen de dichte begroeiing totdat ze na 25 tot 35 dagen kunnen uitvliegen.
Onderaan deze fotoreeks zie je een tureluurkuiken van 5 dagen oud in de hand van de Nederlandse weidevogelbeschermer en onderzoeker, Wim Tijsen
De wintertaling is een wijdverspreide eend die hoofdzakelijk voorkomt in vegetatierijke zoetwatergebieden, zoals moerassen, voedselarme vennen, duinmeren, stuwmeren, kleiputten en langs oevers van rivieren.
Als kleinste en behendigste van alle grondeleenden doet de wintertaling soms denken aan een steltloper, vooral wanneer vanuit een modderige poel een groepje opvliegt, draaiend en kerendvoordat ze er op topsnelheid vandoor gaan.
De lichaamslengte varieert van 34 tot 38 cm, de spanwijdte van 58 tot 64 cm en het gewicht schommelt tussen 250 en 400 g.
De fraaie zwemeend, waarbij het mannetje veel opvallender is gekleurd, heeft een grijs verenkleed; een brede groene band op de roodbruine kop; een smalle horizontale witte streep op de flanken; een witte streep midden op de vleugel; een felgroene vlek op de vleugels; een roomkleurige bovenborst met donkere vlekjes; een glanzend groene en zwarte spiegel, afgezet met witte strepen; de dekveren op de middelste onderstaart zijn zwart; aan weerszijden van de stuit is een roomkleurige vlek; aan het achtereind (anale streek) valt onder de staart de gele driehoek op; de smalle snavel is donkergrijs, evenals de korte poten.
Wintertalingen zoeken het vaakst hun voedsel in ondiepe plassen, vijvers en meren; in de late zomer en herfst kunnen ze zich verzamelen in groepen van honderden vogels, vooral op plekken waar het waterniveau is gedaald en er uitgestrekte moddervlaktes zijn ontstaan vol met ontkiemende zaden van oeverplanten.
s Winters foerageren groepen op ondergelopen weilanden, moerassen en langs estuaria.
Met knabbelende snavelbewegingen zeven ze allerlei zaden, worteltjes en scheutjes van moerasplanten uit het water; ook happen ze naar waterinsecten (lente/zomer).
De wintertaling is wendbaar en snel in de vlucht; zijn bewegingen doen denken aan die van een steltloper. Nerveuze groepen strijken neer op een beschutte baai, waarna ze alleen even over het wateroppervlak scheren en direct weer opvliegen; soms herhaalt dit zich enkele malen voor ze tot rust komen. Wintertalingen komen soms bij honderden voor maar zijn meestal met 20 tot 40, verspreid over dichtbegroeide oevers of natte moerassen.
Bij het baltsvertoon houdt de woerd tijdens de paringsdans op karakteristieke wijze zijn kop en staart omhoog. Paren achtervolgen elkaar boven hun grondgebied. Het mannetje heeft een prachtige melodieuze roep, die ver draagt in de stille winterlucht en weerklinkt als een krik of kriek; vrouwtjes hebben een hoge kwaak en een laag grommend geluid.
Wintertalingen zijn grondbroeders, die nabij water een kuiltje maken op een droog plekje, goed verborgen tussen gras, onkruid, heide, varens of lage struiken. Het kommetje is bekleed met plantendelen en donsveren. Het wijfje broedt alleen in 3 weken de 8 tot 11 roomkleurige eieren uit. De kuikens met een donker olijfgroen tot groenig bruin donspakje, verlaten het nest snel, maar kunnen pas na 25 tot 30 dagen vliegen. De mannetjes spelen geen rol bij het grootbrengen van de jongen.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.