Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    28-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Energievriendelijke windturbines, ‘gehaktmolens’ van vogels
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vlaanderen moet meer groene stroom opwekken en dus klinkt de vraag naar meer windturbines steeds luider. Omwonenden klagen over slagschaduw en het lawaai, veroorzaakt door de bewegende delen in de gondel van de windturbine en de ronddraaiende rotorbladen (90 tot 100 dB). Ook vogels leven niet vreedzaam samen met de reusachtige turbines.

     

    Het Instituut voor natuur- en bosonderzoek (Inbo) heeft 6 jaar lang onderzoek gedaan naar de effecten van windturbines op vogels en vleermuizen. Het was het eerste langlopende onderzoek in zijn soort in Vlaanderen.

    Op sommige locaties hebben de turbines met grote wieken een verstorend effect. Het aantal vogels dat in de wieken terechtkomt en sterft, schommelt voor de windparken gemiddeld tussen 1 en 42 per turbine per jaar.

    Er zijn niet alleen de aanvaringsslachtoffers, ook treden er nog meer verstorende effecten op.

    Vogels durven niet meer in de buurt te komen wanneer zij op zoek zijn naar voedsel of naar een rust- of broedplaats.

    Samen met de druk die al op de vogels bestaat door hoogspanningslijnen, het verkeer, de bevolkingsdichtheid en de aantasting van natuurgebieden, zorgt dat mogelijk voor een cumulatief effect. De verstoring is het grootst bij watervogels, weidevogels en ganzen; kleine zangvogelsoorten ondervinden minder last.

     

    Onderzoeker bij het Inbo, Joris Everaert: “Het komt er allereerst op aan te zoeken naar zones voor windturbines waarbij gebieden waar vogels broeden, rusten of doorheen trekken, zoveel mogelijk worden vermeden. Goed gekozen locaties voor windmolenparken kunnen voorkomen dat er voor vogels nadelige gevolgen ontstaan. Er kan bovendien worden gekozen voor methodes om de negatieve impact te beperken. Zo staan de turbines best op één lijn in plaats van in een cluster.”

     

    In Nederland ziet men windenergie als de best mogelijke manier om de duurzame energieambities te halen. Voor 2020 wil men 6 000 Megawatt aan wind op land opwekken. Hiervoor is het noodzakelijk vele honderden windturbines extra te plaatsen.

    Vogelbescherming Nederland is ook een voorstander van duurzame energie, maar levert met de risicokaart een constructieve bijdrage voor een evenwichtig besluitvormingsproces, waarbij kerngebieden windmolenvrij moeten blijven.

     

    Afstand nemend van de cynische titel van dit Garage TV filmpje, is dit helaas wel een keiharde getuigenis van de werkelijkheid.

     

    http://www.garagetv.be/video-galerij/stefke1985/buizerd_0_windmolen_1.aspx

     

    28-11-2009 om 16:03 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    27-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De krooneend

    Van origine is de krooneend afkomstig van de Aziatische steppemeren. Aanvankelijk broedde de soort in Europa alleen in het Middellandse Zeegebied, maar sedert het begin van deze eeuw breidde de krooneend zijn verspreidingsgebied in noordelijke en westelijke richting uit.

    Toch is deze forse en opvallende eend, die de kenmerken van zowel duik- als grondeleenden combineert, bij ons een zeldzame siereend.

     

    Woerden hebben een vosrode kop, die groot en dikrond lijkt als gevolg van de kort opstaande goudbruine kuifveertjes en het hoge voorhoofd. Kenmerkend ook zijn de rode ogen, de vermiljoenrode snavel; nek, borst, bovenste staartveren en onderzijde zijn glanzend zwart, terwijl de flanken met rafelige rand wit zijn; de grijsbruine rug vertoont een smalle witte schoudervlek; de vleugels zijn grijsbruin met witte uiteinden. De vrouwtjes zijn effen bruin met witte wangen.

    Ze bereiken een lengte van 53 tot 57 cm en een spanwijdte die varieert van 85 tot 90 cm; ze halen een gewicht dat schommelt tussen 900 g en 1.4 kg

     

    Hoewel hij goed kan duiken foerageert de krooneend toch vaak aan het wateroppervlak, slobberend en zelfs grondelend als een wilde eend wanneer hij op zoek is naar scheuten en bladeren van waterplanten. De voorkeur gaat naar gebieden waar kranswieren (primitieve planten die zich net als mossen en varens met sporen vermeerderen) en fonteinkruid (uitstekende zuurstofleveranciers van vijvers) goed gedijen. Het dierlijk voedsel, zoals slakjes, waterinsecten, kleine visjes en kikkers vormt slechts een aanvulling op de vegetarische hoofdmoot.

     

    Standvastige huwelijkspartner

     

    Mannetjes achtervolgen in het voorjaar vrouwtjes boven het nestgebied, zoals de meeste grondeleenden en waarbij hun brede, witte vleugelbanen goed te zien zijn. Ze richten dan hun roestbruine kruinveren op en brengen typische geluiden voort die het midden houden tussen niezen en hijgen.

    In de paartijd kunnen mannetjes die pas een wijfje hebben veroverd, agressief worden tegenover een al of niet vermeende mededinger. De aanval bestaat uit het dreigen met open snavel, waarbij kop en hals horizontaal boven het water worden gehouden. Dan volgt met veel gebruis een charge en gaat de vijand er al gauw met grote spoed vandoor.

    Mannetjes en vrouwtjes sluiten monogame huwelijken en zijn daarin standvastiger dan de meeste andere soorten, waarvan de mannetjes nogal eens vreemdgaan, als ze de kans krijgen.

     

    Het vrouwtje kiest de nestplaats en beiden bouwen zij met halmen, bladeren en andere plantendelen zorgvuldig een behaaglijke nestkom.

    De nesten worden verborgen onder dichte vegetatie vlak in de buurt van zoetwatermeren, poelen en moerassen met een overvloedige oeverbegroeiing.

    Meer dan andere eenden is het mannetje van de krooneend betrokken bij de verzorging en bewaking van het nest en de jongen. De 8 tot 10 eieren komen na 26 tot 28 dagen uit. Als het vrouwtje van het nest gaat, escorteert het waakzame mannetje het gezinsvlootje.

    Toch gebeurt het dat het wijfje koekoeksmanieren vertoont en haar legsel wordt aangetroffen in het nest van een wilde eend of witoogeend, zelfs een tafeleend. Soms leggen krooneenden hun legsels bij elkaar, waardoor het nest meer dan 30 eieren telt.

    Waarom dit gebeurt is niet helemaal duidelijk, maar men stelt vaker vast dat het vooral voorkomt bij gebrek aan nestgelegenheid.









    27-11-2009 om 21:41 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    21-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tureluur

    Van oorsprong is de tureluur een vogel van steppen, venen en toendra’s, die zich hier in de zomer tot een weidevogel heeft ontwikkeld en het liefst vertoeft op drassige terreinen in de buurt van meertjes, op nat hoogveen en op natte weilanden langs slootkanten.

    ’s Winters verzamelen tureluurs en bonte strandlopers vaak in kustgebieden vlak bij de vloedlijn, waar zij zich voeden met vlokreeften en zeeduizendpoten, die zij hoofdzakelijk uit het slib halen op zilte kwelders en schorren terwijl zij met de snavelpunt juist het oppervlak raken.

    ’s Zomers eet de tureluur allerlei insecten zoals oorwormen, eendagsvliegen, libellen, wantsen, doodgravers, ritnaalden, mestkevertjes, bladhaantjes, emelten, pissebedden, waterinsecten, maar ook dikkopjes en stekelbaarsjes in slootjes of slakken en regenwormen.

     

    In de weidegebieden treedt de Tureluur op als een soort schildwacht. Zodra een indringer in het broedgebied opduikt, laat hij een stroom van schelle doordringende waarschuwingskreten horen en voert hij een karakteristieke alarmvlucht uit.

     

    In prachtkleed is de vaalwitte buik met zwarte stippels besprenkeld; de donkerbruine rug vertoont zwarte vlekken en de donkerbruine kop mondt uit in een rechte snavel met oranjerode basis; een dunne witte oogring omrandt het oog; de poten zijn fel oranjerood; de staart is zwart en wit gestreept; aan de bovenzijde vormen de helderwitte stuit en de witte achterranden van de vleugels een uniek patroon.

    De tureluur haalt een lengte tussen de 27 en 29 cm; de spanwijdte varieert van 45 tot 52 cm; het gewicht schommelt tussen de 85 en 155 g.

     

    Kenmerkend voor de vlucht zijn de trekkerige vleugelslagen en de glijdende vliegstijl op stijve vleugels tijdens de baltsvlucht. Gedurende deze demonstratievlucht stijgt en daalt de tureluur met sidderende vleugels. Na het neerkomen, houdt het mannetje zijn vleugels vaak in verticale stand hoog boven de rug om met de helderwitte onderzijde te pronken. Hij maakt schokkende bewegingen met de vleugels en buigt nadien neer, danst en huppelt met hangende vleugels en knikkend kopje om het wijfje heen.

    De tureluur broedt vanaf half april en nestelt tussen het gras in een ondiep, gevoerd kuiltje op de grond, vaak met een dakje van gevlochten grassprieten erboven.

    Het legsel bestaat uit 3 tot 4 donker gespikkelde, roomkleurige peervormige eieren.

    Beide ouders broeden en de jongen verschijnen na circa 24 dagen.

    De jongen, bewaakt door de moeder, blijven tussen de dichte begroeiing totdat ze na 25 tot 35 dagen kunnen uitvliegen.

     

     

    Onderaan deze fotoreeks zie je een tureluurkuiken van 5 dagen oud in de hand van de Nederlandse weidevogelbeschermer en onderzoeker, Wim Tijsen

     









    21-11-2009 om 12:12 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (7 Stemmen)
    13-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wintertaling

    De wintertaling is een wijdverspreide eend die hoofdzakelijk voorkomt in vegetatierijke zoetwatergebieden, zoals  moerassen, voedselarme vennen, duinmeren, stuwmeren, kleiputten en langs oevers van rivieren.

    Als kleinste en behendigste van alle grondeleenden doet de wintertaling soms denken aan een steltloper, vooral wanneer vanuit een modderige poel een groepje opvliegt, draaiend en kerend  voordat ze er op topsnelheid vandoor gaan.

    De lichaamslengte varieert van 34 tot 38 cm, de spanwijdte van 58 tot 64 cm en het gewicht schommelt tussen 250 en 400 g.

     

    De fraaie zwemeend, waarbij het mannetje veel opvallender is gekleurd, heeft een grijs verenkleed; een brede groene band op de roodbruine kop; een smalle horizontale witte streep op de flanken; een witte streep midden op de vleugel; een felgroene vlek op de vleugels; een roomkleurige bovenborst met donkere vlekjes; een glanzend groene en zwarte spiegel, afgezet met witte strepen; de dekveren op de middelste onderstaart zijn zwart; aan weerszijden van de stuit is een roomkleurige vlek; aan het achtereind (anale streek) valt onder de staart de gele driehoek op; de smalle snavel is donkergrijs, evenals de korte poten.

     

    Wintertalingen zoeken het vaakst hun voedsel in ondiepe plassen, vijvers en meren; in de late zomer en herfst kunnen ze zich verzamelen in groepen van honderden vogels, vooral op plekken waar het waterniveau is gedaald en er uitgestrekte moddervlaktes zijn ontstaan vol met ontkiemende zaden van oeverplanten.

    ’s Winters foerageren groepen op ondergelopen weilanden, moerassen en langs estuaria.

    Met knabbelende snavelbewegingen zeven ze allerlei zaden, worteltjes en scheutjes van moerasplanten uit het water; ook happen ze naar waterinsecten (lente/zomer).

     

    De wintertaling is wendbaar en snel in de vlucht; zijn bewegingen doen denken aan die van een steltloper. Nerveuze groepen strijken neer op een beschutte baai, waarna ze alleen even over het wateroppervlak scheren en direct weer opvliegen; soms herhaalt dit zich enkele malen voor ze tot rust komen. Wintertalingen komen soms bij honderden voor maar zijn meestal met 20 tot 40, verspreid over dichtbegroeide oevers of natte moerassen. 

     

    Bij het baltsvertoon houdt de woerd tijdens de paringsdans op karakteristieke wijze zijn kop en staart omhoog. Paren achtervolgen elkaar boven hun grondgebied. Het mannetje heeft een prachtige melodieuze roep, die ver draagt in de stille winterlucht en weerklinkt als een “krik” of “kriek”; vrouwtjes hebben een hoge kwaak en een laag grommend geluid.

     

    Wintertalingen zijn grondbroeders, die nabij water een kuiltje maken op een droog plekje, goed verborgen tussen gras, onkruid, heide, varens of lage struiken. Het kommetje is bekleed met plantendelen en donsveren. Het wijfje broedt alleen in 3 weken de 8 tot 11 roomkleurige eieren uit. De kuikens met een donker olijfgroen tot groenig bruin donspakje, verlaten het nest snel, maar kunnen pas na 25 tot 30 dagen vliegen. De mannetjes spelen geen rol bij het grootbrengen van de jongen.

     







    13-11-2009 om 20:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    08-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Chileense arend

    Deze imposante en zeldzame Zuid-Amerikaanse roofvogel behoort eigenlijk niet tot de arenden maar tot de familie van de buizerds.

    De lichaamslengte varieert tussen 70 en 80 cm en de lange brede vleugels halen een gemiddelde spanwijdte van 1,80 m; het gewicht schommelt rond de 3 kg.

    Hij lijkt wel een donkere grijsblauwe bivakmuts te dragen die tot op de borst reikt en waarvan de veertjes uitmonden in fel afgetekende  witte driehoekjes. Op de buikzijde is het prachtig verenkleed lichtgrijs met fijne zwarte dwarse streepjes; de donkergrijze bovendelen hebben lichtbruine en blauwgrijze dekveren met eveneens een opvallende zilverwitte parelende zone op de schouders.

    Doorgaans voedt hij zich met knaagdieren (chinchilla’s en konijnen), kleine vogels of reptielen, die hij al zwevend over grote open en droge landvlakten, steppen of dun beboste gebieden en bergen opmerkt, tenminste wanneer wind en thermiek het toelaten. Soms leeft hij wekenlang van aas.

    Het is een zeer weerbare, strijdlustige en beweeglijke jager. Toch zijn de indrukwekkende roofvogels  gemakkelijk af te richten; vandaar ook dat valkeniers hen geregeld tijdens roofvogelshows opvoeren.

    Oproep aan de lezer:

    Wie mij meer info kan bezorgen over deze toch wel merkwaardige vogel, zou ik heel dankbaar zijn; je  kan hiervoor de dropbox gebruiken.









    08-11-2009 om 17:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    31-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fuut

    De bij ons vrij algemene voorkomende broedvogel en wintergast vertoeft in de nabijheid van grote stilstaande wateren, zoals plassen en meren met een ondiepe randzone en rijke oevervegetatie, maar ook in sloten, beken en grachten, vaarten, kanalen en parken.

    De fuut heeft een prachtig en opvallend waterdicht verenkleed, waar hij veel tijd aan besteedt om het glad te strijken.

    Zijn wit gezicht, zijdeachtige witte keel en fel witte borst en buik, zwarte tweedelige kuif (oorpluimen), roodbruine kopveren en unieke kastanjebruine wangkraag, die tijdens het baltsritueel wordt opgericht, geven hem een karakteristiek uiterlijk.

    De rugzijde varieert van donker- naar roestbruin.

    Tijdens de vlucht vallen de grote witte vleugelvlakken op en steken de donkergrijze poten uit. Bij het opvliegen, neemt hij eerst een aanloop over het water en het lijkt wel of de snel bewegende vleugels de lange afhangende hals en het zware lichaam nauwelijks kunnen dragen.

    De fuut haalt een lengte tussen 45 en 50 cm; een spanwijdte die reikt van 85 tot 90 cm en een gewicht dat varieert tussen 800 en 1000 g.

     

    Fascinerend baltsvertoon

    Voor verliefde futen is de wereld niet groter dan een drijvend nest waarin het geluk voor het grijpen ligt. Ernaast en erop wordt dagenlang een hartverwarmende romance opgevoerd, boordevol gracieuze baltsrituelen. Al die gelukzaligheid bereikt een hoogtepunt als op een dag de jongen worden geboren.

     

    Het baltsgedrag van futen is erg bijzonder: voor futen die net een partner in de gaten hebben, geldt een vaste volgorde in de opvoering van de rituelen: de ontdekking, het kopschudden, het angstig wegzwemmen en de ‘plantendans’. Pas daarna is er sprake van een relatie.

     

    Futen die al eerder paarden, voeren dit ceremonieel ieder voorjaar weer op maar omdat zij elkaar reeds kennen, slaan ze bepaalde plichtplegingen over.

    Bij de ontdekkingsceremonie richt de ene fuut zich hoog boven het wateroppervlak op, de bakkenbaarden wijd uitgespreid en met platte kuif, terwijl de ander een bang en onderdrukte houding aanneemt.

    Dan volgt de eerste confrontatie, waarbij de vogels in een voorwaartse  dreighouding naar elkaar toe zwemmen.

    Nu begint het kopschudden – het meest voorkomende baltsritueel bij futen – dat ook buiten de paartijd frequent plaatsgrijpt. Als de kuif daarbij overeind staat en de snavels naar beneden wijzen, is de onzekerheid nog niet helemaal verdwenen.

    Hoogtepunt van de kennismaking is de plantendans; hierbij duiken beide partners naar de bodem op zoek naar plantenresten. Boven gekomen, zwemmen ze in rechte lijn met snel peddelende pootbewegingen naar elkaar toe en botsen met de borsten, waarbij beide vogels watertrappelend oprijzen en elkaars spiegelbeeld wel lijken (de zogenaamde ‘pinguïndans’ of het ‘schijnpoetsen’). Hiermee is de wederzijdse bereidwilligheid bevestigd. Schuddend met de kop zwemmen ze nu dicht naast elkaar.

     

    De wederzijdse waardering is een feit; de onderlinge agressie is onderdrukt. Het wordt tijd om voortaan de zaken samen aan te pakken. Ze bouwen stoeinesten als vrijersplekken en een nest waarop uiteindelijk zal worden gebroed, want al meteen na de kennismaking popelen beide partners om het voorspel in te zetten en driftig de liefde te bedrijven.

     

    Stevig drijvend vlot

     

    Na veel dartelen, dollen en minnekozen, bouwen ze met vereende krachten een drijvend platform van vervlochten rietstengels en half verrotte plantendelen, dat meestal op een goed verborgen plaats tussen een uitstekende rietkraag verankerd ligt.

    Het grootste deel van het nest ligt onder water, dat dank zij de lucht in de rietstengels blijft drijven, maar ook doordat de futen de plantendelen zo stevig en dicht in elkaar hebben gevlochten, dat gassen die bij rotting vrijkomen niet kunnen ontsnappen. Doorgaans wordt de stengelstructuur nog aangesmeerd met modder.

    Wanneer een ouder die beurtelings broedt, het nest verlaat, worden de eieren afgedekt met wat fijn plantaardig materiaal.

    Het legsel bestaat uit 3 tot 4 matwitte tot blauwgroene langwerpige en ellipsvormige eieren, die na 3 tot 4 weken later uitkomen. Soms zit er tussen de geboorte van het eerste en het laatste jong een tussenpauze van een week. De kuikens die al zijn geboren, kruipen dan weg tussen de opgeheven vleugels en de lange schouderveren en wachten op het moment dat het laatste ei is uitgekomen. Na 10 weken zijn de jongen zelfstandig en kunnen dan al meteen uitstekend zwemmen.

    Toch liften de lichtgrijze kuikens met zwartbruine strepen op de witte kop en hals (zebrastrepen) vaak mee op de rug van één van de ouders om alzo bescherming te genieten tegen snoeken, nertsen en reigers. Futen zijn uitstekende duikers en kunnen soms enkele minuten onderwater blijven, een goede manier om vijanden af te schudden.

     

    Zwemkampioen

     

    De slanke watervogel heeft een lange hals en ver naar achteren gerichte zwempoten – zonder zwemvliezen, maar wel met gelobde tenen – wat ideaal is voor de voortstuwing.

    Terwijl hij uitademt en de veren plat legt, zodat hij minder blijft drijven, duikt hij vanaf het wateroppervlak naar beneden met de kop naar voren om gestroomlijnd door het water te klieven. Onder water stopt hij zijn vleugels weg of corrigeert er af en toe de zwemkoers mee. Met zijn lange spitse roze snavel en soepele nek kan hij vele soorten zoetwatervis verschalken, zoals voorn, zeelt en baars, maar ook paling.

    ’s Winters wanneer de fuut in brakke en zoute watergebieden vertoeft, jaagt hij zelfs op zeevis, zoals haring en jonge kabeljauw.

    Futen duiken vooral naar vis, maar vullen dit menu ook aan met waterplanten, waterinsecten, larven,  kikkervisjes, kikkers, week- en schaaldieren.

    Om de spijsvertering te bevorderen, slikt de fuut veertjes in. Deze vormen ballen in zijn maag die onverteerbaar materiaal zoals botten verzamelen en door het spijsverteringsstelsel heen helpen.









    31-10-2009 om 07:35 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (11 Stemmen)
    24-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wulp

    De grootste Europese steltloper haalt een lengte tussen 50 en 60 cm, bereikt een spanwijdte van  80 tot  100 cm en het gewicht schommelt rond de 575 en 950 g.

    Wulpen, die voornamelijk voorkomen in kustgebieden, riviermondingen en rond binnenwateren, verzamelen vaak op vaste rustplaatsen en in gezelschap van andere waadvogels.

    De wulp is onopvallend gekleurd. Het verenkleed is grijsbruin bedekt met een donker vlekkenpatroon en strepen en vertoont gespikkelde zandkleurige flanken. Een effen gekleurde kruin soms doorstreept met vage banden. Tijdens de vlucht, vaak in V-formaties, valt de witte stuit op en de donkere vleugeltippen.

    Het ecologisch handboek leert dat de wulp zijn lange dunne omlaag gebogen snavel te danken heeft aan de strijd voor zijn bestaan. Hij moet concurreren tegen miljoenen andere steltlopers die ook wel een zeepier of een slijkgaper lusten.

    De sabelsnavel (9 tot 15 cm) is een precies instrument waarmee de wulp in getijdengebieden schaaldieren, zoals kleine strandkrabben en kreeftachtige; weekdieren, zoals zeepieren en alikruiken uit door water overspoelde rotsen en wierhopen of andere schuilhoeken vandaan peutert en met gulzige schrokbewegingen opslokt.

    Behendig zwaaiend met het kromme wapen snapt hij ook naar strandvlooien of slurpt hij zeeduizendpoten op. Via de gevoelige punt van de lange snavel kan de wulp dieper in de bodem foerageren dan de andere steltlopers (bv. scholekster en de reiger, die een dolkvormige snavel hebben). Buiten het broedseizoen langs slikachtige terreinen en binnenlandse weilanden worden ook wel regenwormen, larven van langpootmuggen (emelten), kevers en pissebedden gesmaakt.

     

    Moeilijke jeugd

     

    In de broedtijd bakenen de mannetjes hun territoria af door boven een groot gebied te cirkelen en hun aanwezigheid luid en duidelijk kenbaar te maken. In deze tijd is de zang van de wulp met zijn rijk crescendo aan tonen, op zijn fraaist.

    Als het mannetje met snelle vleugelslag verticaal opstijgt, begint de zang met lage tonen, waarna de zang en het tempo hoger worden. Dan sterft het jodelend gezang weer weg wanneer de vogel met sidderende vleugels sierlijk naar omlaag glijdt (der Grosser Brachvogel).

    Het mannetje graaft meerdere kuiltjes in laagveenmoerassen, kleine kreken, vochtige heidevelden, open kustduinen of nat grasland, doorgaans beschut door wat laag struikgewas, om als nest te dienen.

    Zodra het vrouwtje één van deze ondiepe kuiltjes kiest tot uitverkoren nestkommetje en dit bekleedt met plantenresten, is het gedaan met vrolijk zingen en laat de grotere ‘wulpse’ vrouw zich niet lang bewonderen als lustobject. Na de paring ontfermt zij zich over het legsel, dat 4 lichtgroene eieren met donkergroene, bruine en paarse vlekken telt.

    Het wijfje broedt vrijwel alleen, maar na het uitkomen van de eieren vertrekt ze naar het zuiden of bemoeit ze zich doorgaans niet meer met haar jongen; niks van een veilig warm nest onder moeders warme vleugels. De kleintjes (nestvlieders) moeten meteen het huis uit, rondhuppelen en voedsel zoeken om na 5 tot 6 weken te kunnen vliegen. De vogels keren jaren na mekaar terug naar hetzelfde broedgebied.

    Van de vogels van getijdengebieden is de wulp de voor verstoring gevoeligste soort.







    24-10-2009 om 09:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    18-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rietvogels

    Allerlei bedreigde en kwetsbare vogelsoorten leven in riet (landriet, waterriet, rietzomen en rietland) en op vloedvlakten (oevers van rietmoeras en vennen).

    Rietkragen (rietranden) in het water worden smaller door de slechte waterkwaliteit en doordat de natuurlijke variaties van de waterstand (’s winters hoge en ’s zomers lage waterpeilen) zich haast niet meer voordoen. Als gevolg van verdroging en vermesting van het oppervlaktewater wordt riet verdrongen door struiken en bomen. Het jaarlijks intensief maaien van rietvelden, dat terecht versnelde en spontane verbossing  (bosuitbreiding) tracht te voorkomen, is wel nadelig voor rietvogels.

    Ook stelt men vast dat via het doordringen van rivierwater ten behoeve van de waterwinning meer open water in de duinen aanwezig is en wel in de vorm van infiltratiekanaaltjes en kleine plassen, waar riet welig kan groeien.

    Al is de natuurlijke dynamiek weggevallen toch kan kennis en evaring, die rekening houdt met de biotoopeisen van de vogelsoorten, herstel- en inrichtingsmaatregelen helpen vormgeven.

    Een ideale moerasbiotoop bestaat uit een afwisselend gebied met een groot oppervlak cultuurrietland, een deel rietruigte, verlandingszones (moerassen, wetlands of draslanden, plassen en ondiepe meren die via natuurlijke weg in land veranderen) grienden (bossen met een moerassige ondergrond), jong moeras, vochtige ruigten (kruidachtige vegetaties waarin bij gebrek aan beheer een sterke strooiselophoping optreedt) en graslanden.

    Oud rietland dient afgeplagd (natuurbeheersmaatregel, waarbij de onnatuurlijke verrijkte of anderszins vervuilde bovenste bodemlaag wordt verwijderd) om rietverjonging mogelijk te maken.

    Ook dient het moerasbos geregeld gekapt, de oevers afgevlakt, visbaaien aangelegd, verzande en nieuwe watergangen uitgegraven en in droge rietlanden het maaiveld verlaagd.

     

    Economie versus ecologie

     

    Als men niet meteen geneigd is hier werk van te maken dan ligt dit aan het feit dat het riet dat een hoge ecologische waarde heeft ook toevallig de rietsoort is met de hoogste commerciële waarde.  Eens te meer een moeilijke evenwichtsoefening tussen economische belangen en ecologische troeven.

    Nochtans is duurzaam maaibeheer nodig en ook mogelijk. Via pilootprojecten en met medewerking van landbouwers tracht men natuurlijk slootbeheer te bevorderen. Men laat zoveel mogelijk oud riet in sloten staan, wat een geschikt leefmilieu oplevert voor onder meer rietvogels, zoals de kleine karekiet, de rietzanger, de rietgors en de blauwborst, maar ook voor insecten, amfibieën en kleine zoogdieren.

    Meerjarig onderzoek wijst uit dat een gedragsverandering in het slootonderhoud in harmonie met agrarische bedrijfsvoering, positieve effecten oplevert voor de natuur, het milieu en het landschap. Het onderzoek leverde een schat aan gegevens op over  de optimale biotopen voor rietvogels, in relatie tot het rietvoorkomen (dichtheid, stengellengte, vitaliteit), kenmerken van de sloot (waterpeil, sliblaag), de broedvochtigheid en uiteraard de invloed van het schoningsregime op de natuurwaarden. Duidelijk is gebleken dat een nieuw alternerend watergangenbeheer, waarbij men nog meer oud riet laat staan in afvoerkanaaltjes een opmerkelijke stijging van het aantal rietvogels teweegbrengt. Hierbij wordt elk jaar een kant geschoond terwijl aan de overzijde oud riet blijft staan.

    Het jaar daarop wordt gewisseld, waardoor elk jaar in het broedseizoen oud riet in de watergang aanwezig is. Dank zij dit alterneren beheer stijgt het aantal broedparen riet- en watervogels haast met 50% vergeleken bij het klassieke beheer (elk jaar schonen van oud riet).

     

    De rietgors

     

    De rietgors leeft in natte gebieden met riet, zeggen (rietgras), biezen (dun hoog opgroeiend oevergewas), wilgenstruiken, oevers van meren en rivieren; ook op venen en drogere hellingen met heide.

    In zomerkleed heeft het mannetje een opvallend zwarte kop en witte keel met een zwarte baardstreep en een roomkleurige wenkbrauwstreep. De rug vertoont vaal bruine bovendelen met zwarte strepen; de buikzijde is grijzig witgestreept. Kenmerkend zijn ook de witte buitenste staartpennen en de flinke zwarte staart met eveneens brede witte zijkanten.

    ’s Winters vervagen de kleuren wel.

    Zich vastklemmend aan een rietstengel met zijn flets roodbruine poten laat de vogels zijn tsjilpende gezang horen. Hierbij knikt hij af en toe met zijn staart en zijn vleugels, alvorens hij in en onregelmatige, golvende vlucht naar een volgende rietbundel vliegt.

    De rietgors heeft inmiddels zijn woongebied uitgebreid met drogere plaatsen, zoals graanvelden en zelfs met heidegebieden.

    ’s Winters zoeken rietgorzen vaak in gemengde groepen met geelgorzen op stoppelvelden (na het maaien op de akker achtergebleven stukjes van de halmen) of in open weilanden nabij water naar zaden en granen.

    Toch blijven de favoriete nestelplaatsen rietkragen en moerassen, waar het wijfje op of direct boven de grond in een biezenpol of tussen dichte vegetatie haarkomvormig nest bouwt, van zegge en andere stengels, gras en mos, gevoerd met fijn gras, rietpluimen en haar.

    De rietgors produceert jaarlijks 2 tot 3 legsels, die per legsel doorgaans 4 tot 5 eieren opleveren. De jongen verschijnen na 2 weken en blijven, verzorgd door beide ouders, nog 2 weken in het nest.

     

    De blauwborst

     

    De musgrote vogel met zijn fraai gekleurde bef die middenin een witte ster vertoont, is een schaars broedende vogel in onze streken, die voorkomt op vochtige terreinen, zowel in rietvelden met struwelen (houtrand met laaggroeiend struikgewas) als in geleidelijke overgangen van rietvegetaties naar moerasbossen. Door ontginning en drooglegging zijn veel geschikte biotopen verloren gegaan.

    De blauwborst heeft een witte wenkbrauwstreep boven het oog; een dunne spitse snavel. Onder de blauwe keel tekent zich een zwarte en roestrode borstband af.

    Bij de vliegende vogel valt naast de donkerbruine rug en de effen gekleurde vleugels, de donkere roestbruine getekende staartbasis op.

    De blauwborst zoekt zijn hoofdzakelijk dierlijk voedsel tussen de vegetatie op de grond, zoals insecten en hun larven, spinnen en slakjes.

    Tijdens de balts vliegt het mannetje op uit het riet men een melodieuze zang om elders met gespreide staart en vleugels neer te strijken.

    De blauwborst nestelt op een goed verborgen plekje op de grond in een kommetje van gras bij voorkeur op een dicht met struikgewas begroeide helling.

    Voornamelijk broedt het wijfje tijdens de legperiode mei-juni de 5 tot 7 eieren uit. De broedduur bedraagt 13 tot 14 dagen. De door beide ouders gevoerde jongen verlaten na ca 2 weken het nest.

     

    De rietzanger

     

    De rietzanger is een klein, heel herkenbaar, actief vogeltje met een luide, snelle en gevarieerde zang. Het opvallende gekwetter, met en stortvloed aan verschillende geluiden en tonen, verklapt meteen waar hij zit. De vogel is verre van zeldzaam, maar komt het meest voor in natte of drassige omgevingen. De rietzanger beperkt zich niet tot rietvelden en moerassige gebieden, maar houdt ook van netels, wilgen, meidoornstruiken, wilgenroosjes en schermbloemigen. Vak wordt hij ook opgemerkt in heggen naast drassige sloten of droge plekken met dikke verticale stengels.

    De rietzanger heeft boven het oog een duidelijke brede witte zilverkleurige wenkbrauwstreep. Op de kop lopen twee donkere banen en midden op de kruin weer een lichte baan. De vleugels zijn beige bruin met donkere vlakken en strepen.

    De rietvogel leeft vooral van luizen die van de rietstengels worden gepikt.

    Hij vliegt laag en rechtlijnig van bosje tot bosje; opvallend hierbij zijn de geelbruine stuit en de uitgespreide staart.

    Tijdens de bruiloftsvlucht vliegt het mannetje zingend haast verticaal omhoog, waarna hij met uitgespreide vleugels en staart weer daalt. Rietzangers broeden in laagveenmoerassen die niet al te nat zijn. In de kuststreek zijn natte duinvalleien, rietvelden langs duinmeren en ruige kwelders eveneens ideale broedplaatsen.

    De vogel maakt een diep en omvangrijk nest van gras, mos, spinnenwebben en plantenafval, waarin tussen april-juli 1 tot 2 legsels van 5 tot 6 eieren worden gelegd.

     

    De kleine karekiet

     

    De kleine karekiet is één van de meest verspreide en bekendste rietvogels van ons land.

    Vanaf het vroege ochtenduur is het in de rietmoerassen een kakofonie van karre-karre-kie-kie-kie, karre-karre-kie-kie. Het zijn er soms zoveel bij elkaar dat totaal niet meer te onderscheiden valt hoeveel het er nu precies zijn. Rietlanden en –kragen vormen het favoriete woongebied van de kleine karekiet, maar hij komt ook in wilgenbosjes of andere dichte begroeiing bij water voor.

    Voor een gedetailleerde identiteitskaart van de geliefde waardvogel van de koekoek …

    verwijs ik naar het artikel verschenen op 17/09/09, geïllustreerd door  Jo









    18-10-2009 om 17:14 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (9 Stemmen)
    11-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ecologie en economie verzoenen, een evenwichtsoefening

    Kunnen ecologische rijkdom van het Schelde-estuarium en de economische functie als maritieme toegangsweg samen blijven bestaan?

     

    Eeuwen geleden zag het Scheldebekken en de Noordzee er heel anders uit. Na de laatste ijstijd steeg het zeeniveau en overstroomde het gebied tussen de Britse eilanden en het continent Europa.

    Zo’n 5 000 jaar gelden ontstond er voor de Nederlandse kust een lagune (baai) door de afzet van sedimenten als gevolg van overstromingen. Deze lagune werd tijdens de Romeinse overheersing almaar kleiner.

    Voor de toekomst verwacht men een toenemende afzet van sedimenten, alsook een stijgend zeeniveau als gevolg van de klimaatveranderingen. Dit proces bepaalt de natuurlijke morfologische evolutie van de Schelde.

    Nederland kende in het verleden zware overstromingen aan Wester- en Oosterschelde en met de bouw van afsluitdijken [het Deltaplan] werd de strijd tegen de dreiging van het water bedwongen.

    Evenzo trachtte Vlaanderen met het Sigmaplan dankzij de aanleg van dijken en gecontroleerde overstromingsgebieden waterstromen te beheersen en overstromingsrampen te vermijden.

     

    Europees denken

     

    Heel terecht hechtte Europa de laatste jaren heel wat belang aan milieubescherming, waaruit de MER-richtlijn en de vogel- en habitatrichtlijn volgden om broed- en nestbiotopen van zeldzame vogelsoorten te beschermen.

    De Scheldemonding is gekend voor zijn open water, slikken, schorren, ondiepe watergebieden met bijhorende vegetatie en als geschikt doortrek- en overwinteringgebied voor tal van vogelsoorten.

    Alle middelen dienen aangewend om  de unieke getijdennatuur in het Scheldebekken te herstellen en te behouden.

    Deze natuurvriendelijke regelgeving misbruiken om verdere infrastructuurwerken op de Schelde a priori uit te sluiten, getuigt van enige kortzichtigheid.

    De Antwerpse havenautoriteiten doen heel wat om tegemoet te komen aan de verzuchtingen van de milieubeweging in Vlaanderen: zo werden tal van projecten opgestart met het oog op milieubehoud: natuurontwikkeling aan de Tijsmanstunnel, het visdieveneilandje, de nestkasten voor slechtvalken, de paardenschor als compensatie voor het Deurganckdok en het windmolenpark.

    De Technische Scheldecommissie stelde eerder al een langetermijnvisie op in een open en constructieve sfeer tussen de zogenaamde oeverstaten. Vlaanderen en Nederland hebben er alle belang bij zich te ontfermen over de veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid van het Schelde-estuarium, daar de waterloop één van de belangrijkste levensaders is voor de gehele regio over de landsgrenzen heen. Een landsgrensoverschrijdende benadering van een langetermijnvisie kan overigens tot voorbeeld strekken in een integrerend Europa.

    Technische aspecten

    Tot de economische functie van de Schelde behoren ook de binnenvaartactiviteiten, de visserij en de pleziervaart.

    Een betere toegankelijkheid laat meer schepen toe om, onafhankelijk van het tij, de haven te bereiken of te verlaten. Hierdoor wordt het verkeer gespreid en daalt het risico op aanvaringen.

    De verruiming van de vaargeul heeft slechts betrekking op het aftoppen van de drempels.

    Het staat buiten kijf dat bij het dimensioneren van de vaarweg naast sociaaleconomische overwegingen die maritieme toegankelijkheid moeten verbeteren ook de fysieke en natuurlijke estuariumkenmerken in aanmerking dienen te worden genomen en dit in samenhang met een maximaal haalbare veiligheid.

    Zelfs zonder baggerwerken om de scheepvaart te vergemakkelijken, zou men vandaag worden geconfronteerd met een verhoogd risico voor overstromingen en een verarming van de natuurlijkheid van de Westerschelde. De getijdenamplitude neemt gestaag toe, sneller dan de gemiddelde  stijging van de zeespiegel.

    De verdiepingswerken hoeven geen negatieve gevolgen te hebben als men erover waakt dat het meergeulenstelsel behouden blijft en de baggerspecie oordeelkundig wordt gestort.

    Uit de veelvuldige wetenschappelijke studies blijkt dat het huidige overstromingsgevaar van de Schelde vooral afkomstig is van de ongebreidelde bouw in het estuarium door de Nederlanders.

    De mensen trachten zich zo goed en zo kwaad mogelijk tegen overstroming te beschermen door inpoldering, staketselbouw, aanleg van kribben, dijkbouw, …

    In hun strijd tegen het water beseften ze niet dat het risico op overstromingen hierdoor toenam.

     

    Herstel van de interne dynamiek van de Scheldemorfologie

     

    De alternatieve strategie heeft o.m. als doel de vorm van geulen en platen gunstig te beïnvloeden; dit kan o.a. door het zand te herverdelen en de baggerspecie te storten op plaatsen waar er een tekort aan is, zodat de vloedstroming beter kan worden verdeeld tussen eb- en vloedgeulen. Wel moet permanente en nauwkeurige monitoring de efficiëntie ervan blijven opvolgen.

    De operatie is bilateraal verdragrechterlijk vastgelegd en is van kapitaal belang voor de toekomst van de Antwerpse haven. Na een eis van de Zeeuwse milieufederatie schortte de Nederlandse Raad van State de baggerwerken op. Het centrale probleem is de ontpoldering van de Hedwige-Prosperpolder op Nederlands grondgebied.

     

    Bron: De Belgisch-Nederlandse verkeersverbindingen – De Schelde in de XXIste eeuw &

    “Fysische aspecten van de Scheldeverdieping” van professor Jean-Jacques Peters:

     

    “As a consequence of the continuing changes in morphology and tidal dynamics, it is evident that in terms of safety from flooding, the conservation or improvement of navigation and the sustainable management of the environment, a “do nothing” or “keep things as they are” management strategy for morphology and ecology is neither a viable nor sustainable option.”

     

    De knappe opnames van Wim  tonen ons lepelaars en een scholekster







    11-10-2009 om 11:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    04-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zeggingskracht van het beeld

    Of natuurfotografen beroeps- of amateursfotografen zijn, ze delen samen dezelfde passie om de verbluffende schoonheid en diversiteit van de natuur om ons heen in beeld te brengen.

    Men vergeet wel eens dat de sfeervolle en unieke pareltjes tot stand zijn gekomen na een urenlange geduldige observatie, waarbij voor de originele pose, de juiste lichtinval en de mooiste invalshoek wordt gekozen.

    Wim (en zoon Jo) die zo accuraat mogelijk de werkelijkheid willen weergeven en een mix van techniek, biologie en poëzie beheersen, weten ons steeds weer te laten genieten van hun unieke beelden. Recent verbleef Wim in de Balearen.

     

    Menorca

     

    De Balearen vormen een eilandengroep in de Middellandse Zee, voor de kust van Spanje. 

    De belangrijkste eilanden zijn Majorca, Menorca, Ibiza en Formentera. Deze eilanden zijn allemaal populaire toeristenbestemmingen.

    De dierenwereld op Menorca bestaat uit kleine zoogdieren, reptielen, insecten en heel veel vogels. Onder de zoogdieren vallen marters, fretten, wezels, konijnen, vleermuizen, enkele soorten veldmuizen en de schuwe egel.
    Reptielen zijn onder andere de Middellandse-Zeeschildpad, hagedissen en wat kleine ongevaarlijke slangensoorten.
    Alle biotopen die op Menorca te onderscheiden zijn, hebben hun eigen vogelwereld. In de ravijnen of ‘barrancs’ leven hout- en tortelduiven en merels.

    Op de klippen en in de haventjes komen meeuwen, stormvogels, pijlstormvogels en aalscholvers voor.

    In de bossen en op de akkers woudsnippen, goudhaantjes, nachtzwaluwen, vliegenvangers, patrijzen en kwartels. Verder zijn er nog veldleeuweriken, kuifleeuweriken, gorzen en raven te zien.
    De toeristen zijn dol op langoesten, zeeduivels, zwaardvissen, zaagbaarzen, stokvissen, poon, tandbrasems en zeebrasems en verder inktvis, garnalen, mosselen, hommer, zeespinnen en zeedadels; bijzonder is de venusmossel.
    Tussen Playa de Son Bou en het vakantieoord Sant Jaume strekt zich het natte gebied Marisma de Son Bou uit, een belangrijke habitat voor wilde eenden, allerlei trek- en watervogels en reptielen.

    In de lente en in de herfst is Menorca een tussenstation voor duizenden trekvogels: o.a aalscholvers, reigers, lepelaars, oeverzwaluwen, bijeneters, meerkoeten, waterrallen, karekieten, steltlopers, futen, strandlopers, tafeleenden, grielen en sternen.

    De beste plaats om veel van deze soorten te bekijken zijn de 70 ha grote S’Albufera des Grau-moerassen, de kustgebieden en de zuidelijke ravijnen. Daarnaast komen er verschillende roofvogels en aaseters op het eiland voor, zoals visarenden, dwergarenden, rode wouwen, valken, buizerds, sperwers, aasgieren, kiekendieven en steenuilen. Vele soorten kleine insecteneters sluiten deze rij.
    De S’Albufera lagune wordt van de zee gescheiden door een zandbarrière, die zorgt voor zoutwatermoerassen naast een zoetwatermeer. In de zoutwatermoerassen leven o.a. alen en waterschildpadden; 400 meter van de kust verwijderd, ligt het eiland Ille d’en Colom, waar een beschermde hagedissensoort voorkomt. Bijzonder zijn de zwarte paarden van het Menorcaanse ras.

    Bron: Wim

    Onderstaande foto’s tonen ons achtereenvolgens een:

     

    ·         rode wouw

    ·         zwarte ooievaar

    ·         kleine zilverreiger







    04-10-2009 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    27-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kerkuil

    Deze middelgrote uil, de meest nachtelijke vogel onder de uilen, haalt een lengte van 33 tot 39 cm, bereikt een spanwijdte die varieert tussen 85 en 93 cm en een  gewicht dat schommelt tussen 290 en 460 g.

    De kerkuil jaagt hoofdzakelijk op kleine knaagdieren zoals ratten, veldmuizen, huis- en bosspitsmuizen, die hij meestal ’s nachts of tijdens de avondschemering vangt en naar zijn nest brengt; ook mussen en spreeuwen vallen in de smaak.

    De kerkuil komt voor in open en halfopen laaglandgebieden, zowel in landelijke als stedelijke  cultuurlandschappen. In de buurt van menselijke omgevingen worden nestplaatsen gezocht in boomholten, ruïnes, oude graanschuren en bijgebouwen, oude fabriekschoorstenen en graansilo’s, verlaten duiventillen en zelfs in luchtkokers; ook wel in moerassige gebieden, zoals in ruig grasland of heiden langs rietkragen, slootkanten of gebieden langs rivieroevers.

    De grote kop vertoont een hartvormige vrijwel witte gezichtssluier. De zwarte ogen zijn omcirkeld met een rood- tot lichtbruin gekleurde rand. De vleugels zijn asgrijs tot oranjebruin besprenkeld met langwerpige zwart-witte druppelvlekjes, die vanaf de kruin naar de dekveren van de vleugels steeds groter worden. Over de slag- en armpennen lopen duidelijke brede oranjebruine tot grijze dwarse banden. Borst- en buikzijde zijn oranjegeel tot roestbruin, gespikkeld met donkerbruine ruitvormige vlekjes. Bij het uitslaan van de vleugels zijn op de lichtgekleurde ondervleugels ook de stippen te zien. De poten zijn tot aan de tenen bedekt met witte haren en de staart is vrij kort.

    De kerkuil kent een 3-tal jachtmethoden: naast een uitstekend gezichtsvermogen en gehoor is het geruisloos vliegen van groot belang voor de kerkuil. Vaak wordt de techniek van het laagvliegen benut: de kerkuil vliegt dan met minder diepe vleugelslagen, afgewisseld met korte glijvluchten, op een hoogte van 1 tot 3 meter over een vaste vliegroute. Tijdens die scheervlucht wordt de omgeving nauwkeurig afgespeurd op prooidieren.

    Ook jaagt de uil van op vaste uitkijkposten, zoals paaltjes aan de rand van een weiland, kilometerpaaltjes langs verkeerswegen of vanaf een laaghangende tak in een boom van waaruit hij geduldig wacht tot nietsvermoedende prooidieren opdagen.

    De derde jaagmethode is het ‘bidden’, waarbij de kerkuil, als hij een prooidier heeft opgemerkt, even in de lucht blijft hangen en zelfs een stukje achterwaarts kan terugvliegen. Eens het slachtoffer precies is gelokaliseerd, duikt hij, voorover met de vleugels naar achteren gestrekt, op het doel af.

    Op vaste tijdstippen vroeg in de avond, brengt hij prooien op het nest die hij later opeet.

    Hun aanwezigheid wordt meestal dan ook verraden door de massa braakballen of de onverteerbare resten van hun prooi, die in de buurt van hun verblijfplaats op de bodem liggen.

     

    Uilenliefde

     

    Vroeg in het voorjaar begint de balts. In maart en soms al in februari, wanneer de dagen langer worden en de temperatuur wat aangenamer, laat het mannetje zich zo nu en dan al eens horen.

    De baltsroep, een ijselijk luid gekrijs dat tot honderden meters ver hoorbaar is, is het meest indrukwekkend geluid dat het mannetje in de vlucht laat horen. Het mannetje maakt aan mogelijke rivaliserende indringers zijn aanwezigheid in het uitverkoren gebied en dominantie over het territorium duidelijk kenbaar. De baltsvluchten van beide uilen zijn indrukwekkend. Ze vliegen vaak met grote snelheid achter elkaar aan en laten daarbij veelvuldig “vleugelklappen” horen. Nachtenlang probeert het mannetje zijn toekomstige partner naar de nestplaats te lokken.

    Het bruidsgeschenk heeft hij dan al bij zich: een onthoofde muis. Na het liefdesspel duurt het nog minstens 6 weken alvorens het eerste ei wordt gelegd. Geregeld vinden paringen plaats – haast elke nacht – die in de eerste plaats dienen voor de bevruchting van de eieren, maar ook om de echtelijke band tussen beide uilen te versterken.

    Het mannetje kiest de nestplaats, tussen hooibalen, in boomholten, in invlieggaten. Blazen is het karakteristieke geluid van de jongen. Bij zonsondergang produceren de jongen op het nest een monotoon geluid. Afhankelijk van de leeftijd en de voedselbehoefte blaast een jong 5 tot 30 keer per minuut. Behalve de jongen blaast het wijfje ook geregeld; het is de contactroep met de jongen.

    Vlak voor het leggen van het eerste ei blaast het wijfje veelvuldig [bedelgedrag] met als gevolg dat het mannetje voedsel brengt. Zowel volwassen als jonge uilen laten bij gevaar een langgerekt blazen horen. Het is een dreigend geluid, dat 2 tot 10 seconden kan aanhouden. Dit geluid werkt aanstekelijk; zodra één van de nestjongen begint te blazen, valt de rest van het nest in.

    Ongetwijfeld zal het agressieve geblaas van alle uilen indruk maken op de indringer; in dreighouding drukt de kerkuil zich plat op de zoldervloer en spreidt daarbij zijn vleugels horizontaal uit.

    Zijn langhalzige jongen verschuilen zich achter hem. Bij naderend gevaar laat het jong naast het blazen “tongklikken” horen: het slikt als het ware de tong in, waardoor de boven-en ondersnavel op elkaar klappen. Het tongklikken wordt vaak afgewisseld met een sissend geluid, waarbij de snavel licht geopend is.

    Het broedseizoen duurt van vroeg in het voorjaar tot laat in de herfst. Soms worden op donkere plaatsen 2 broedsels grootgebracht. Het legsel varieert van 4 tot 7 glansloze witte ovalen eieren, afhankelijk van de voedselsituatie. Het wijfje broedt 32 tot 34 dagen en het mannetje brengt haar dan voedsel. De jongen hebben 2 donskleden: eerst een wit, dat na 12 dagen door een roomkleurige wordt vervangen.  Na 8 à 10 weken kunnen de uilskuikens uitvliegen. Vele kerkuilenparen blijven in de winter in hun voortplantingsgebied. De paarband is sterk en de koppels zijn meestal trouw aan een eenmaal gekozen nestplaats, al kunnen weersomstandigheden en voedselschaarste er soms de oorzaak van zijn dat uilen tijdens de wintermaanden gaan zwerven.

     

    Kerkuilenwerkgroep Vlaanderen

     

    In de jaren zeventig leek de kerkuil in Vlaanderen ten dode opgeschreven.

    Dank zij een langdurige en structurele bescherming is de kerkuil inmiddels terug uit het dal gekropen en vliegt hij vandaag opnieuw rond de kerktoren. Biotoopverbeterende maatregelen en het plaatsen van speciale nestkasten in de omgeving van broedplaatsen zijn hieraan niet vreemd, al was het een moeizaam proces dat van honderden vrijwilligers 30 werkingsjaren volgehouden inspanningen vergde.

    De achteruitgang van de kerkuil werd destijds ingezet met de strenge winter van 1962 – 1963.

    Toen lag er een dik pak sneeuw en vroor  het wekenlang, waardoor de uilen geen muizen meer vonden. De kerkuilenpopulatie had toen wellicht ook te lijden onder het toenemende gebruik van DDT en andere bestrijdingsmiddelen in de landbouw. In heel West-Europa daalde het aantal kerkuilen tot minder dan 10 % van de oorspronkelijke populatie.

    De al gehavende kerkuilenpopulatie kreeg bijkomende klappen toen de kleinschalige landbouw plaats maakte voor intensieve landbouwmethoden en het uitzicht van het platteland –

    het favoriete jaaggebied van de kerkuil – drastisch veranderde.

    In kleinschalige gebieden verdwenen gras- en bouwlanden begrensd door kruidenrijke akkerranden, houtwallen, heggen of bosjes, die veel muizen herbergen waardoor de kerkuil minder gemakkelijk voedsel vond.

    Vanaf de jaren tachtig begon men steeds vaker gebouwen hermetisch af te sluiten om verwilderde duiven en kauwen buiten te houden. Invliegopeningen van kerktorens, boerderijen en schuren – die de kerkuil al jarenlang gebruikt als broedplaats – werden met gaasdraad ontoegankelijk gemaakt. Toen werd de kerkuilenwerkgroep Vlaanderen opgericht die nestkasten plaatste in kerktorens en boerderijgebouwen. Elk jaar worden de nestkasten gecontroleerd en de nieuwgeboren jongen geringd. Momenteel broedt 80 % van de kerkuilen in nestkasten.

    In Vlaanderen was 2007 een absoluut topjaar. Er werden haast 1 000 broedparen geregistreerd, die samen voor bijna 4 000 uitgevlogen jongen zorgden. De kerkuil kent dus een opmars, maar toch zijn de gevaren niet helemaal geweken. Nieuwe vijand  zijn de voorbijrazende wagens, die de kerkuilen grijpen wanneer zij langs de ruige grasstroken en muizenrijke wegbermen jagen.

     

    Bronnen: EOS-magazine / Vogelbescherming Vlaanderen - http://www.kerkuilwerkgroep.be/






    27-09-2009 om 15:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (10 Stemmen)
    21-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herfsthaiku

    Straks roesten bomen,

    trekken grauwe ganzen naar

     Zuiderse oorden

     

                              Foto's van natuurfotografe Monique Bogaerts





    21-09-2009 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    19-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Nijlgans, een opdringerige exoot

    Oorspronkelijk komt de Nijlgans alleen voor in Jordanië en Israël [stroomgebied van de Nijl], alsook in enkele delen van Afrika ten zuiden van de Sahara. Al in de 17deE werd de eend in Europa ingevoerd als siervogel. Ontsnapte vogels uit particuliere watervogelcollecties of uitgezette dieren zijn de aanstichters geworden van de enorm snel groeiende populatie.

    Het is echter een algemeen biologisch gegeven dat zogenaamde invasiesoorten, na een aanvankelijk explosieve groei een stabiele fase doormaken, niet zelden gevolgd door een numerieke terugval van de populatie. Een afname van de jongerenproductie door toegenomen concurrentie om voedsel en nestplaatsen te veroveren en een toename van de verliezen door voedselgebrek, ziekten en jacht, liggen hier aan de grondslag. De Nijlgans leeft voornamelijk op land, hoewel hij goed kan zwemmen. Ondanks zijn afkomst uit zeer warme streken, gedijt de Nijlgans zeer goed in ons klimaat; ze overleven zelfs de strengste winters.

     

    De Nijlgans eet vooral zaden, grassen en stengels. Ze prefereren het malse groen van zwaar bemeste weilanden boven de taaie grassen van schrale natuurterreintjes . Ook insecten en wormen vallen in de smaak. Als de vogels naar de duinvalleien trekken en lekkere orchideetjes vreten, verpesten ze de waterkwaliteit in het moerasgebied vanwege de uitwerpselen.

     

    Buiten de broedtijd leeft de Nijlgans in troepen van een dozijn tot honderden vogels.

    Hoewel de bouw van de Nijlgans doet denken aan een kleine gans is de vogel net zoals de verwante bergeend, een echte eend. Het is een prachtige vogel met een verenkleed dat verloopt van lichte grijsgroene tinten aan de onderzijde naar oker en roodbruine schakeringen aan de bovenzijde.

    Ze hebben een donkerbruine vlek op de onderborst. De kop is bleker van kleur en om hun hals dragen ze een donkerbruine kraag. De iris is rood, de poten en snavel zijn roze. Kenmerkend is de roodachtige ‘bril’ rond de ogen. Tijdens de vlucht vallen vooral de witte bovenste vleugeldelen op.

     

    De vogels trekken in de winter even weg, maar zijn al vroeg terug om reeds in januari met het broeden te beginnen. De Nijlgans broedt bij voorkeur in halfopen landschappen, zoals landgoederen, weilanden en stadsparken. Daar zoeken ze in bomen grote nesten van andere vogels, in de vork van stevige boomtakken of tussen dichte vegetatie langs slootkantjes. Het nest wordt gemaakt met takken en twijgen, gevoerd met wat donsveren. Het vrouwtje legt tussen de 6 tot 8 eieren.

    De ouders beschermen hen met een aan fanatisme grenzende agressie. Agressie is trouwens het handelsmerk van de Nijlgans. Ze ‘kraken’ nesten van andere watervogels, zoals deze van grauwe ganzen, maar tevens deze van ooievaars, kraaien in hoge bomen en zelfs van roofvogels, waaronder haviken en buizerds of torenvalken. Eenden en meerkoeten – toch ook geen lieverdjes – worden zonder pardon aangevallen. Nijlgansen hakken met hun sterke snavels op de jonge vogels in, net zo lang tot ze verdrinken. Het zijn ware killers vooral in de broedtijd en in de periode dat ze zelf kuikens hebben. Al kunnen kraaien zich wonderwel weren als het gaat om het verdedigen van hun territorium, tegen de tactiek van de Nijlgansen zijn ze niet opgewassen. Het geduld waarmee deze Nijlgansen iedere keer weer op het nest gaan zitten en de kraaien uitdagen is eigenlijk onvoorstelbaar. Ze doen dat net zo lang tot wanneer het kraaienechtpaar de moed opgeeft en elders een nest gaat bouwen. Ze kiezen voor een uitputtingsslag waarbij zij zo lang de tegenstander uitdagen, dat die geen zin meer heeft om de strijd aan te binden. 

     

                                                  Foto’s van Jo & Monica [Belgium Digital]







    19-09-2009 om 17:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    13-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De struisvogel

    De struisvogel is een ware recordbreker. Met een hoogte van 2.5 m is hij de grootste; met zijn 150 kg de zwaarste en met zijn renvermogen van 65 km/u de snelste loopvogel. Rennend maakt hij stappen van soms wel 3 m, terwijl het bovenlichaam onbeweeglijk blijft. Deze topsnelheid kan hij wel een half uur lang volhouden.

    Struisvogels hoeven dan ook weinig beducht te zijn voor vijandelijke roofdieren. Bovendien geven hun poten, uitgerust met messcherpe nagels die bij een stevige trap een tegenstander kunnen openrijten, nog eens een extra zekerheid.

    Het verenpak van het mannetje is grotendeels zwart met witte staart- en vleugelpluimen.

    Het verenkleed van de hen is egaal grijsbruin.  Ze hebben een kleine kop (een hersengewicht van 30 tot 40 g), maar erg grote ogen. De lange nek vertegenwoordigt bijna de helft van de lichaamslengte.

    Desondanks zijn het extreem schuwe dieren, een kenmerk waarmee ze zichzelf in een belangrijke waakrol hebben gedrongen, want door hun enorme hoogte, uitstekende zintuigen en alertheid zijn ze de wachtposten van de steppe geworden, waar antilopen overigens stellig op rekenen.

     

    Omwille van diezelfde schuwheid is het bestuderen van deze vogel een haast onmogelijke opdracht.

    Toch wisten zoölogen via spitsvondige observatietechnieken de fratsen van de struisvogels van zeer dichtbij mee te maken. Ze ontdekten dat struisvogels er ‘Indiaanse verkenningstechnieken’ op nahouden.

    Als een groep een drinkplaats nadert, worden een paar jonge struisvogels door de oudere als verkenners vooruit gedreven om te kijken of er geen hinderlaag in de bosjes wacht, een bedenkelijke manier om zelf buiten schot te blijven.

    Weinig mannetjesvogels blijken zo ontrouw als de struisvogelhaan. Hij legt als hij de kans krijgt een hele harem aan, maar net als in een echte harem zwaait zijn eerst gekozen partner de scepter.

    Naast zich duldt de ‘first lady’ een 4 of 5-tal ‘bijhennen’, die niets in de melk te brokkelen hebben; ze  mogen nadat ze bevrucht zijn een aantal eieren leggen, maar meer niet. Dat doen ze allemaal in hetzelfde nest, een enorme kuil van 3 m doorsnede. Elk haremvrouwtje legt tussen de 6 en 10 eieren, om de 2 dagen één. Deze zijn 15 cm hoog en wegen tussen de 1 à 2 kg. Als ze allemaal gelegd zijn, jaagt de ‘hoofdhen’ de rivales weg. Alleen zij – meestal overdag – en haar partner – doorgaans ’s nachts – broeden de eieren uit. Soms liggen er wel 50 eieren in één nest. Dat vindt het vrouwtje al snel teveel en dan kiepert ze er zo’n 30-tal uit, natuurlijk niet die van haarzelf. Sommige van de overgebleven 20 liggen na verloop van tijd een beetje apart alsof ze verlaten zijn, maar dat is niet zo. Het zijn de eerst gelegde eieren, die op deze manier in hun ontwikkeling worden vertraagd, zodat het hele legsel tegelijk zal uitkomen. De struisvogels houden dus een soort tijdklok bij. Terwijl de kuikens nog in het ei zitten kwebbelen ze dwars door de eierschaal al lustig met hun ouders. Na 40 dagen, wanneer de kuikens uit het ei komen, wegen ze ongeveer 1 kg. Het kost een kuikentje bijna 3 uur om door de bikkelharde schaal heen te breken. De nestvlieders verlaten het nest reeds na 3 dagen.

     

    Mannetjes slaken kreten om vrouwtjes aan te trekken en andere concurrenten te ontmoedigen. Tegenover seksgenoten zijn de struisvogelmannen in deze tijd bijzonder agressief. Bij het vallen van de avond zijn hun opgekropte ergernissen tot het kookpunt gestegen en vallen ze elkaar aan, waarbij stevige klappen en trappen worden uitgedeeld.

     

    Struisvogels zijn ware vuilnisemmers. Alles wat hen opvalt, eten ze op. Maagonderzoek leverde zelfs spijkers, munten, ijzerdraad, gespen, houtspaanders en sleutels op. Niettemin is hun hoofdvoedsel plantaardig en als ze de kans krijgen verorberen ze immense hoeveelheden gras en fruit die ervoor zorgen dat hun vochtgehalte op peil blijft, want ofschoon struisvogels gewend zijn aan een leven in woestijnachtige streken, is hun behoefte aan water onlesbaar.

     

    Als struisvogels worden achtervolgd komen ze op de proppen met een slimme verdwijntruc.

    Ze rennen als bezetenen weg en zijn natuurlijk sneller dan het roofdier dat ze achtervolgt. Maar als de jager de achtervolging niet opgeeft laten de vogels zich – als ze op redelijke afstand zijn – plotseling vallen en blijven met de hals languit uitgestrekt op de grond liggen. In de ogen van de vijand zijn ze gewoon van de aardbodem verdwenen. Mocht het roofdier toch te kort naderen, dan springt de struisvogel weer op en begint het spel opnieuw.

    Struisvogels kunnen neergehurkt indommelen met de hals rechtop. Ze vallen dan ’s nachts verscheidene keren voor een korte tijd ( 1 to 15 minuten) in een diepe slaap waarbij ze de nek languit voor zich op de grond leggen of gebogen langs hun lijf neerleggen.

     

    Dodelijke modetrend

     

    De oude Egyptenaren waren gebiologeerd door de struisvogelveer. Het feit dat zo’n veer aan beide kanten van de schacht een even brede vlag heeft (wat bij andere vogelveren niet zo is) vatten zij op als een goddelijk teken. De struisvogel werd hun symbool van gelijkheid en rechtvaardigheid .

    In de 17de E ontdekten bemiddelde dames de struisvogelveer als ideale opsmuk in hun overdadige kapsels. De mode in Europa van rond de eeuwwisseling, die grandeur, stijl en dus struisvogelveren eiste, luidde de definitieve teloorgang van deze vogel in. De Arabische struisvogel overleefde al dit jachtgeweld niet. Nu bestaan er nog 4 ondersoorten, wiens verspreiding zich beperkt tot de grote wildparken in het oosten en zuiden van Afrika.

     

                                http://www.zie.nl/videos/parende-struisvogels/m1cz7tmft7hn

     

                Bron: Martijn Roos [Grasduinen]


    13-09-2009 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    12-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nut van maagstenen

    Slikten reuzendinosaurussen stenen in om daarmee voedsel in hun maag te vermalen?

    Sauropoden, de grootste landdieren van 80 tot 100 ton zwaar met een lange nek en een kleine kop die ooit (200 tot 65 miljoen jaar geleden) hebben geleefd, waren geen woeste vleeseters maar brave vegetariërs.

    Het was lang een raadsel hoe deze planten(wr)eters met kleine kaken, waarin kiezen (dunne potloodtanden) zaten die soms volledig ongeschikt waren om het vezelige groenvoer fijn te malen.

    Vondsten van gladgeslepen keien in de buikstreek van fossiele skeletten van zulke  giganten leken daarop te wijzen.

     

    Maar na experimenten met struisvogels denken paleontologen aan de universiteit van Bonn daar anders over.

    Veel vogels van nu gebruiken deze techniek ook. Ze hebben daarvoor naast hun gewone maag een speciale spiermaag, die de mix van voedsel en ingeslikte steentjes (gastrolieten) krachtig kneedt.

    Bij een struisvogel kun je het geknars van de keitjes en het stenengerommel zelfs horen.

    Struisvogels, die directe afstammelingen zijn van die verre voorouders, voeden zich ook met vezelig plantenmateriaal.

     

    Twee dinosaurusdeskundigen Oliver Wings en Martin Sander onderzochten hoe het stenen vergaat in de maag van een struisvogel. 

    De gemiddelde struisvogel die in struisvogelfarms rondloopt, sjouwt iets meer dan 1 kg stenen in zijn maag mee, stelde men vast bij geslachte dieren. Dat is ruim 1% van het lichaamsgewicht dat rond de 100 kg schommelt.

    De proefdieren werkten graag mee aan het onderzoek en pikten aangeboden stenen gretig op. Ronde stukken zwarte vuursteen (keisteen), kiezels van rozenkwarts en kubusjes van kalksteen of graniet gingen erin als zoete koek.  Bij de slacht, 1 tot 60 dagen nadat de stenen waren ingeslikt, stelde men vast hoe sterk de steentjes waren veranderd onder invloed van de zure maagsappen.

     Zo waren na enkele dagen reeds de kalkstenen helemaal verdwenen en verloor het graniet de helft van zijn gewicht na 50 dagen; zelfs het keiharde kwarts sleet aanzienlijk.

    De onderzoekers rekenden voor dat zo’n kwartssteen na ongeveer een jaar in de struisvogelmaag totaal vermalen zou zijn. Glimmend worden ze in al die tijd niet; het oppervlak blijft ruw.

    Dat bewezen de vuurstenen in het experiment ook; die waren glad toen ze werden opgeslokt, maar verloren na een dag hun glans.

    Het is daarom hoogst onwaarschijnlijk dat de gladde stenen die af en toe zijn gevonden bij skeletten van sauropoden, werkelijk maagstenen waren. Ze zijn veel te glad en bestaan soms ook nog eens uit steensoorten die in de maag snel zouden vergaan zijn. Bovendien zijn er altijd te weinig. Stel je de steenhoop voor die je zou moeten vinden als een 50 ton zware mastodont 1% van zijn lichaamsgewicht aan stenen meetorste: dan zou je 500 kg keien moeten zien liggen. In werkelijkheid is er nooit meer dan 15 kg aan gladgepolijste stenen bij de skeletten van deze dinosaurussen aangetroffen.

     

    Als maagstenen geen rol speelden bij de vertering, blijft de vraag hoe de reuzendinosaurussen dan wel zorgden dat de plantenvezels in hun spijsverteringsstelsel verteerd geraakten.

    Wings en Sander geloven dat de sauropoden grote hoeveelheden plantenresten konden verteren op een andere manier: door ze eindeloos te laten fermenteren (een metabolische omzetting van voedingsstoffen zoals bij een gisting) in hun kolossale lichamen.

    Toch willen beide dino-experts niet beweren dat de stenen van buitenaf in de fossielen zijn terechtgekomen. Misschien gebruikten de dieren de stenen als minerale bijvoeding.

    Er zijn moderne vogels die met zorg de juiste stenen uitzoeken, maar anderen slikken maar wat.

    De stenen in de buikholte van dinosaurussen zouden dan te verklaren zijn als de slijtvaste, maar eindeloos gepolijste restanten van een willekeurig stenendieet.

    Wings en Sander wijzen erop dat gastrolieten veelvuldig zijn ontdekt in de buikholtes van tweebenige dinosauriërs, nauwer verwant  aan de vogels dan de sauropoden.

    De vogelachtige tweebenige dinosauriërs hadden dus niet alleen primitieve vogelveren, maar ook een vogelmaag.

     

                                                                    Bron: vakblad Proceedings of the Royal Society B


    12-09-2009 om 16:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dino's als supervaders

    Bij verscheidene vogelsoorten bekommert alleen het mannetje zich om het nageslacht.

    Uit onderzoek blijkt nu dat dit kennelijk ook gold voor de verre voorouders van de vogels, de dinosaurussen.

    Dat ook vaders zich intensief met de opvoeding van de kinderen bezighouden is een verworvenheid van de 20ste eeuw, die nog eens extra is bekrachtigd door de invoering van het ouderschapsverlof.

    In het verleden berustte deze taak geheel op de schouders van de moeder. Slechts bij ongeveer 5% van de zoogdiersoorten leveren ook de mannetjes een bijdrage aan het grootbrengen van de jongen.

     

    Maar het kan ook anders, zoals bij de vogels, waar minder dan 10% van de soorten alleen de vrouwtjes verantwoordelijk zijn voor de zorg van de nakomelingen. Bij de meeste vogelsoorten – van mussen tot kippen – zorgen beide ouders voor de jongen.

    Bij loopvogels, waarvan de struisvogel de belangrijkste vertegenwoordiger is, worden de eieren zelfs vrijwel uitsluitend door de vader uitgebroed. Tot voor kort was niet duidelijk welk zorgmodel nu het oorspronkelijke was.

    Volgens heel wat biologen bestond er bij de vogels oorspronkelijk geen band tussen de beide ouders en zorgden de vrouwtjes in hun eentje voor het nageslacht.

    Aangezien de mannetjes niet zeker konden zijn van hun vaderschap, hadden zij weinig zin om energie te verspillen aan het broeden. Zij konden hun tijd beter besteden door met zoveel mogelijk vrouwtjes te paren en zo hun voortplantingssucces te verzekeren.

    Een dergelijk systeem treft men nu nog aan bij de krokodillen, een zustergroep van de vogels.

     

    Een onderzoeksteam onder leiding van David Varricchio van de Universiteit van Montana heeft nu een compleet tegengesteld antwoord gevonden: oorspronkelijk zouden – verrassend genoeg – alleen de mannetjes hebben gebroed.

    Er zijn tal van legsels opgegraven waarbij zelfs het broedende ouderdier bewaard bleef, al was het onduidelijk of het om een mannetje of een vrouwtje ging.

    Uit een vergelijkend onderzoek van zorgmodellen bleek dat er een duidelijk verband bestaat tussen het aantal eieren van het legsel en het gewicht van de volwassen dieren, wat erop duidt dat dinosaurussen er een soortgelijk voortplantings- en broedgedrag op nahielden als de struisvogel en zijn verwanten. De polygame mannetjes brachten de jongen in hun eentje groot.

     

    Geslachtsrijpe krokodillenwijfjes hebben gewoonlijk kleine holten in hun beenderen, doordat voor de productie voor eierschalen uit de structuur calcium en fosfor is onttrokken.

    Vogelvrouwtjes daarentegen slaan voor de eierenproductie mineralen op in het sponsachtige botweefsel van de mergrijke holle pijpbeenderen.

    Soortgelijke structuren zijn recent ook aangetroffen bij vrouwtjes van de Tyrannosaurus, Allosaurus en Tenontosaurus. Daarom hebben onderzoekers de dij- kuit- en middelvoetbeentjes bestudeerd van een volwassen Troödon, die was opgegraven in een zittende houding op zijn nest eieren. Ze vonden geen holten die waren ontstaan door de onttrekking van mineralen en ook het inwendige van de pijpbeenderen bleek leeg, wat aantoonde dat inderdaad mannetjes op het legsel zaten.

     

    Dit riep meteen de vraag op waarom vaders überhaupt de zorg voor het nageslacht op zich nemen. Sommige wetenschappers zoeken de oorzaak in het feit dat de eieren buitengewoon groot waren. De wijfjes hadden daar meer energie voor nodig, zodat ze meer tijd moesten besteden aan het zoeken van voedsel. Bovendien legden ze de eieren niet allemaal in één keer, maar geleidelijk over een langere periode. Dus misschien was het voordeliger wanneer het mannetje op het legsel zat, terwijl het vrouwtje zich bezighield met het zoeken naar voedsel om de productie te kunnen voortzetten. Net als bij de vogels hadden de eieren van de Troödon en zijn verwanten namelijk een schaal die uit meerdere lagen bestond en daarom moesten worden bebroed.

    In tegenstelling tot de krokodillen begroeven de wijfjes de eieren niet zomaar in de grond.

    Eén van de ouders moest ze met zijn lichaamswarmte uitbroeden en als het mannetje er zeker van was dat hij de vader was – aangezien hij vlak voor het leggen van de eieren met de dame(s) van zijn keuze had gepaard – was het in zijn eigen belang deze taak op zich te nemen.

     

    Bron: Jochen Steiner – EOS – Scientific American

    Illustraties: Live Sciences



    12-09-2009 om 15:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    06-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Faunaranden herbergen een verhoogde biodiversiteit

    Een experiment om langs akkers grondvogels te beschermen, werd met één maaibeurt vernietigd, zo verneemt men uit goede bron van het Regionaal Landschap Zenne, Zuun & Zoniën [zie logo onderaan]. Deze vzw telt 15 gemeenten en 20 verenigingen voor natuur, landbouw, jacht en toerisme uit het Pajottenland, de zuidelijke Zennevallei en een stuk Zoniënwoud. Naast faunaranden promoot het Regionaal Landschap nog andere terreinmaatregelen die helpen foerageergebieden voor akkervogels in stand te houden, o.a. via de aanplant van hagen langs akkervelden, het verzoek tijdens de winter een graanstrook niet te oogsten, specifiek maaibeheer van omzomende graslanden aan te sporen.

     

    Twee jaar na de opstart van het project was er al een aanzienlijke toename van geelgorzen, gele kwikstaarten, patrijzen, veldleeuweriken en ringmussen. Akkervogels hebben het immers moeilijk om nesten te maken en zich te voeden op intensief bewerkte akkers, zoals die er vandaag bij liggen.

    De eerste ingezaaide stroken met klaproos, kamille, phacelia (gegeerd bij hommels en bijen), kaasjeskruid en korenbloem, werden aangelegd op gronden van de gemeente en beheerd door landbouwers van aangrenzende percelen of door landschaps- en natuurteams van Pro Natura.

    De faunaranden zijn minstens 6 tot 12 m breed en hebben hoge en lage begroeiing met kruiden en grassen, die ’s zomers massaal insecten lokken en ’s winters zaden en bessen achterlaten.

    Het project vergde frequent overleg om met de verschillende gemeentebesturen, met bereidwillige landbouwers en de Pro Natura-teams alles georganiseerd te krijgen en concrete maatregelen uit te voeren. Er werden duizenden euro’s geïnvesteerd in het gepaste zaaigoed, de samenstelling en structuur van de vegetatie en in loonwerkers, die de stroken inzaaiden.

    Bedoeling was om het proefproject naar andere gemeenten en regio’s uit te breiden, maar nu … werd in één maaibeurt al dit verdienstelijk opbouwwerk van natuurbeschermers teniet gedaan.

     

    Walgelijke en verwerpelijke praktijken die het toenemend egoïsme in de samenleving bevestigen. Waar heeft men nog respect voor?

     

                                                  De foto is van Phororhacos [Belgium Digital]





    06-09-2009 om 22:04 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    03-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kluut

    Zowat in maart strijken duizenden zwart witte, tropische vogels uit het zonnige Spanje, Portugal en Marokko in onze streken, ook aan onze Noordzeekust. In de winter vormen kluten dichte, synchroon vliegende zwermen. De kluut broedt in ondiepe brakke inhammen met slibachtige modderpoelen en wat drogere eilandjes, nabij een ondiepe poldersloot of op kale grond rond vijvers.

    De volwassen kluut, die 42 tot 46 cm groot wordt, een spanwijdte heeft die varieert van 67 tot 77 cm en een gewicht dat schommelt tussen 250 en 500g, is gemakkelijk van andere waadvogels te onderscheiden.

    De vogel vertoont in vlucht een karakteristiek en opvallend zwart wit kleurenpatroon: een helderwit slank lijf, een kromme zwarte band aan weerszijden van de rug; een diagonale band op de voorvleugels en rechte zwarte vleugelpunten, een lange hals, een zwarte kap en een  zeer fijn en opwaarts gebogen snavel. Als de vogels slaapt staat hij op één van de lange blauwgrijze poten, snavel in de veren.

    Belangrijke vijanden zijn meeuwen en kraaien. Om deze dreiging af te wenden, broeden kluten graag dicht bij soortgenoten, andere steltlopers of sterns.

    Kluten hebben een speciale alarmkreet, waarmee ze elkaar waarschuwen voor zilver- of mantelmeeuwen. Bij gevaar drukt het gezinnetje zich niet tegen het plakkerige slijk, maar schuilt staand onder de geknielde vader of moeder, waardoor ze hun donskleed schoon houden.

    Een zilvermeeuw heeft met één hap een jong verslonden.

    Met de hoge stelten neemt de kluut energieke passen. Kluten zwaaien in vegende bewegingen met de snavel heen en weer door de drab op zoek naar garnaaltjes, kreeftachtige, zeewormen of insecten.

     

    Hechte familieband

     

    Al in het warme zuiden hebben de kluten besloten wie met wie verkering heeft.

    De kluut nestelt in tamelijk grote wijdverspreide kolonies, niet zo dicht opeengepakt als meeuwen of sterns. Zo rustig en vriendelijk als ze in de loop van het jaar zijn, zo driftig zijn ze tijdens de broedtijd.

    De kluten knikken geagiteerd met hun kopjes, buigen voor elkaar, trappelen met hun poten, pikken wild in het water, gooien strootjes en grassprieten in het rond of gaan plotseling in de slaaphouding staan.

    Dan weer vallen ze elkaar aan: ze delen luid roepend meppen uit met hun vleugels of springen zo hard mogelijk boven elkaar. Klutenkenners vermoeden dan ook dat deze verhitte collectieve knokpartijtjes bedoeld zijn om de paarband tussen de stelletjes te verstevigen, daar de echtparen vaak vlak vóór of vlak ná de schermutselingen tot de intieme daad overgaan.

    Hierbij pikken zowel mannetje als vrouwtje in het water en verzorgen nek- en borstveren.

    Naarmate de opwinding toeneemt, slaan ze steeds sneller met de snavels in het water, waarbij ze elkaar nat spatten. Dan neemt het vrouwtje een uitnodigende houding aan: ze buigt net zo ver voorover dat haar kopje bijna het water raakt. Na lang heen en weer gedrentel – alsof hij op het beslissend moment wel verlegen lijkt om met zijn partner te vrijen – nadert hij het vrouwtje voorzichtig en springt bovenop haar rug.

    Niet lang daarna maken ze samen het nest; de verblijfplaats treft men doorgaans aan in de buurt van een slik met vruchtbare kleiachtige modder, waarin welig diertjes tieren die de kluut met zijn gespecialiseerde snavel weet op te roeren.

    Het legsel (april – juli) dat wordt gedeponeerd in een kuil op lage eilandjes of in droge modder, kaal of gevoerd met gras of schelpendeeltjes, bestaat uit 3 tot 4 eieren.

    De familiebanden in een klutengezin zijn heel sterk en alles wat het nestje met de donzige jonge kluutjes te dicht nadert, wordt uitgescholden, met duikvluchten geïntimideerd of weggelokt.

    Jonge kluutjes stappen zo uit het ei de wereld in en gaan meteen op jacht. Na een paar dagen leiden de ouders de kuikens naar het water, zodat ze daar zelf voedsel kunnen zoeken. Daarbij nemen beide ouders een paar jongen onder hun hoede. Er wordt al snel fel opgetreden als blijkt dat andere watervogels, zoals bergeenden, dezelfde voederplek opeisen. Na amper één week kunnen de kleine kluten best zelf wel agressief opscheppen tegen  bontbekpleviertjes bv.

    Na een dag of 40 kunnen de jongen vliegen en na 10 weken zijn ze helemaal zelfstandig.







    03-09-2009 om 19:39 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogelaars

    Als trekvogels hier arriveren,
    de zomer bij ons bivakkeren,
    dan staan mensen uren
    met kijkers te turen.
    Men noemt dat wel: bio-logeren

    Bron: http://www.delimerick.nl/ListDoordenker.asp



    03-09-2009 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    29-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kievit

    De kievit, die behoort tot de familie van de plevieren en de steltlopers, is van oorsprong een broedvogel van de steppen, de graslanden van de gematigde klimaatzone, die in een brede band over het Euraziatische continent loopt.

    Ooit was op het platteland het rapen van kievitseieren een geliefde sport en het eerste kievitsei werd aan de koningin aangeboden. Aan deze traditie kwam in 1969 een einde en in 1979 werd de handel in kievitseieren volledig verboden.

     

    De lengte van de kievit varieert tussen 28 en 31 cm, de spanwijdte tussen 70 en 76 cm en het gewicht schommelt tussen 150 en 300 g.

    De weidevogel heeft brede afgeronde zwartgroene vleugels met witte vleugeltippen, witte ondervleugels, een rode vlek onder de staart en een donkergroene rug met paarse en koperen gloed. De snavel is kort en op het hoog voorhoofd gaat de zwarte kap over in een karakteristieke lange kuif.

    In het voorjaar vertoont de kievit opvallend baltsgedrag. Het mannetje probeert de aandacht van het vrouwtje te trekken door luid met zijn vleugels te slaan en opgewonden in de lucht als een ware stuntvlieger in actie te schieten. Door behendig in bochtige vluchten over zijn territorium te vliegen en daarbij geregeld buitelingen te maken tot zelfs over kop gaan, probeert hij zijn toekomstige partner te verleiden.

    De meest acrobatische mannetjes blijken voor de vrouwtjes het aantrekkelijkst. Het komt frequent voor dat een mannetje twee of meer vrouwtjes heeft.

    Noorse natuurkundigen stelden vast dat dit het meest voorkomt bij de mannetjes die tijdens  de baltsvluchten zich aan de meest steile duikvluchten waagden. Deze mannetjes bleken bovendien ook de meest voedselrijke territoria op de onderzochte percelen te bezetten.

     

    Om het vrouwtje tot broeden te prikkelen, graaft het mannetje enkele ondiepe nestkuiltjes. Het uitverkoren nest wordt met grashalmen bekleed en na de paring volgt zowat in maart het legsel van 4 groenachtige eieren, vol met zwarte spikkels. Beide vogels broeden, maar het vrouwtje het meest. De eieren komen na 24 tot 31 dagen uit. Spoedig na het uitkomen worden de jongen van de droge, onbeschermde nestplaats naar een meer beschermd grasland verplaatst. Na 4 tot 5 weken zijn de nestvlieders zelfstandig. Bij gevaar doet een kievit alsof hij een gebroken vleugel heeft en probeert alzo een naderende wezel, vos of hermelijn weg te lokken bij het nest.

     

    Buiten de broedtijd is het activiteitsritme afhankelijk van de maancyclus. Bij volle maan foerageert de kievit vooral ’s nachts; bij nieuwe maan foerageert hij ook veel overdag.

    Kieviten  zoeken voedsel op frequent gemaaide graslanden, oude weilanden (hogere wormdichtheid), natte veengronden en omgeploegd akkerland (bewerkte percelen en wintergraanvelden met korte vegetatie), waarbij de plevierentactiek met afwisselend korte eindjes rennen en stilstaan wordt gevolgd om de geviseerde prooi totaal te verrassen.

    Ook stampt de kievit met de poten op de grond om prooidieren aan te trekken.

    Op het menu staan ongewervelde diertjes die van het bodemoppervlak of uit de bovenste bodemlagen worden gepikt: regenwormen, slakjes, langpootmuglarven, kevers, spinnen of rupsen. Sommige prooidieren worden met heftig rukkende bewegingen tussen de wortels van graspollen uitgetrokken. Foerageren wordt moeilijk wanneer de velden bevriezen en dit verklaart de plotselinge grootscheepse trekbewegingen van kieviten bij een invallende vorst.

    In de nazomer zoekt de kievit ook wel de kwelders en schorren in getijdengebieden op.

    Rusten doen groepen (van honderden) kieviten vaak op structuurrijke terreinen, zoals omgeploegde akkers of oude weilanden of op open natte en vlakke terreinen, zoals slikvlakten, zoutmoerassen of riviermondingen met ondiep water. De overwinteringgebieden liggen voornamelijk in Zuidwest en West-Europa.







    29-08-2009 om 16:32 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De sprinkhaanzanger, meester verstoppertje van de ruigte
  • De Koekoek, een raadselachtige vogel die blijft verrassen
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    fictiereeksen
    www.bloggen.be/fictier
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs