Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Bergeenden broeden inde volledige
kuststrook en vaak ook in poldergebieden. Dit laatste is vooral het geval als
het licht verzilte gebieden betreft met modderige slootkanten.
Plaatselijk wordt ook in boerenschuren
en vervallen gebouwen gebroed. Dieper in het binnenland nestelen bergeenden
ruim verspreid langs rivieren, op vennen, afgravingen en natte weilanden.
Overigens gaat maar een deel, misschien maar de helft, van de aanwezige paren
jaarlijks tot broeden over.
Van oorsprong een kustvogel, heeft de
bergeend decennia geleden zijn broedgebied landinwaarts uitgebreid.
Tegelijkertijd verminderden de aantallen in de duinstrook, waarbij de
decimering van het konijn (levert nestgelegenheid en houdt de vegetatie kort)
en predatie door vossen meespeelt.
De aanwezige aantallen zijn het hoogst
in juli tot en met september. In deze tijd ruien bergeenden hun slagpennen,
waardoor ze veilige open zoute wateren opzoeken. Lange tijd brachten vrijwel
alle West-Europese bergeenden de rui door in de Duitse Waddenzee. Vanaf
ongeveer 1995 doen ze dat in toenemende mate ook in de Nederlandse Waddenzee,
met name voor de Friese kust bij Harlingen. Hier verblijven soms meer dan
100 000 bergeenden in gebieden met veel voedsel (slijkgarnalen) en weinig
scheepvaart (rust).
De Vlaamse populatie telt reeds meer dan
1 000 broedparen waarvan de overgrote meerderheid zich in de kustregios
en het polder- en havengebied ten noorden van Antwerpen bevinden.
De soort overwintert in vrij grote
aantallen, voornamelijk langs de Zeeschelde, in de Gentse kanaalzone en in
enkele kustgebieden.
Wie de identiteitskaart van de bergeend
wenst te raadplegen kan in het archief de bijdrage opsnorren, verschenen op
24/09/2011
Wie de bergeenden in hun biotoop wil
gadeslaan, kan onderstaand filmfragmentje bekijken
De casarca, ook wel
roestgans genoemd, is een grote gansachtige eend nauw verwant aan de
bergeend. Een deel van de waargenomen casarcas is waarschijnlijk afkomstig uit
waterwildcollecties of vogelparken.
Vooral de casarcas die in
Duitsland broeden, zijn oorspronkelijk afkomstig uit gevangenschap en zijn
verwilderd. Dit is ook het geval bij de Zwitserse populatie, waar de vogel overigens
als een exoot wordt bestempeld.
Opvallende kenmerken zijn
het helder oranjebruin lijf, de overwegend kaneel- tot roomkleurige kop en
tijdens de vlucht de verrassend contrastrijke zwart-witte vleugels met het
roestkleurig lichaam.
Het mannetje heeft een
smalle zwarte halsring. De ogen zijn donkerbruin tot pikzwart; de staart en de vrij
lange poten zijn donkergrijs tot zwart.
De lichaamslengte varieert
tussen 61 en 67cm; de spanwijdte reikt tussen 110 en 140cm; het lichaamsgewicht
schommelt tussen 750g en 1.2kg
De eend maakt een nasaal
gakkend geluid!
Deze watervogels zijn
altijd in de nabijheid van open water, meren en zoutmoerassen te vinden, waar
ze hun voedsel bij elkaar grondelen.
Het voedsel bestaat
hoofdzakelijk uit waterplanten, grassen en zaden die ze vinden op natte
graslanden en in moerassen rond meren en estuaria (rivierdeltas).
Casarcas trekken
doorgaans paarsgewijs op, want zij sluiten een monogaam, hecht en langdurig
huwelijk. Ze worden vaak gezien in gezelschap van nijlganzen.
De belangrijkste
broedgebieden liggen in centraal Azië (Kazakstan), maar ook Turkije, Bulgarije
en Oekraïne herbergen casarcas.
Ze broeden in open
landschappen, rond steppenmeren, maar ook in kloven en in hooggebergten.
Het nest is een natuurlijke
of een kunstmatige holte in een oever, gebouw of een boom, gevoerd met dons en
wat gras.
De 8 tot 12 witte eieren
worden door het vrouwtje uitgebroed in 28 tot 29 dagen.
De jongen worden door
beide ouders verzorgd en vliegen uit als ze 8 weken oud zijn.
Er is in de late zomer en
herfst slechts sprake van een beperkte trek en sommige vogels komen dan in
Noord- en West-Europa terecht.
Zoals weer blijkt uit de
recente cijfers (2015) van het huismussentelweekend van Vogelbescherming
Vlaanderen blijft de huismus, net zoals in andere landen van Europa, achteruit
gaan.
Zowel deze jaarlijks
terugkerende telling als de tuinvogeltelling van Natuurpunt tonen het belang
aan om nog vaker amateurwaarnemers te sensibiliseren om waardevolle informatie
over vogelpopulaties in te zamelen.
Deze citizen-science-campagnes,
waarbij een breed publiek wordt opgeroepen om vogels in de tuin te tellen of ze
binnen bredere observatiezones te spotten, genieten terug wat meer bijval.
Georganiseerd
inventarisatieonderzoek
Huismussen lijken, precies
omdat ze zo algemeen voorkomen, moeilijk te inventariseren.
De kans om een kolonie
over het hoofd te zien is groot, waarbij zomaar tientallen en soms zelfs
honderden vogels kunnen worden gemist.
Ook het maken van een
juiste schatting van de omvang van een kolonie is lastig. Huismussengroepen
verplaatsen zich geregeld en ravotten van de ene tuin naar de andere.
Daarnaast zijn er altijd
wel exemplaren net even uit beeld omdat ze juist op dat moment onder een dakpan
verdwijnen. In tegenstelling tot veel andere zangvogelsoorten hebben
huismusmannetjes geen vaste zangpost. Ze lijken nonchalant zomaar wat te zitten
tsjilpen op een dakrand, wat ook al geen betrouwbare gegevens oplevert.
Bovendien bevinden de nesten zich vaak op moeilijk bereikbare plaatsen onder de
daken.
Er werd reeds eerder en
vaker via dit blog (raadpleeg zoekrobot voor vroeger verschenen artikels)
toegelicht wat de intenties zijn van de Kille Meutel Vogelvrienden.
Bondig samengevat komt het
hierop neer: om een natuurgetrouw beeld te verwerven van de
huismussenpopulaties in de deelgemeenten van Groot Zaventem, bedacht de lokale
huismussenwerkgroep een eigen waarnemingsmethode.
Veldwerk van de Zaventemse
huismussenwerkgroep
Op basis van eigen
onderzoek, eigen bevindingen en opgedane ervaring tijdens de veelvuldige
waarnemingen, stelden we in de loop der jaren onze aanpak en strategie telkens
bij.
Zo evolueerde het
observatiesysteem, van het 1-telpunt tot 8-punttelparcours, bedacht door
Vogelbescherming Vlaanderen naar een diepgaandere (en meer tijd vergende)
methodiek.
Hierbij werden zichtbaar
tsjilpende huismusmannetjes op hun zangpost gefotografeerd, werd via Google
Streetview de biotoop, via Google Maps de milieukenmerken en
landschapselementen en via stafkaart (schaal 1 / 10 000) de geografische
spreiding in kaart gebracht.
Al dit beeldmateriaal werd
in templates (sjabloon met vast patroon) met een bondige toelichting erbij
geïnventariseerd.
Hoe waardevol deze wijze
van werken ook is, het is inmiddels duidelijk dat zon veld-biologisch
onderzoek pas relevant is als ze betrouwbare gegevens oplevert.
Om van een representatieve
huismussenaanwezigheid te kunnen spreken, dient men dit te staven aan de hand
van herhaalde observaties.
Zo kwam de idee om alle
waarnemingen te bundelen in tweemaandelijkse observatieperiodes (maart april
/ mei juni / juli augustus / september oktober) waarbij de regel geldt
dat een locatie slechts als een verblijfplaats wordt gevalideerd wanneer
tijdens verschillende maanden de huismussen op dezelfde plek zijn gezien.
Ondertussen is het
zonneklaar dat als men de bovenvermelde operationeel uitgeteste
observatiemethodiek wenst waar te maken wat nog steeds onze ambitie is het
waarnemingsgebied in wijk gebonden observatiezones dient opgedeeld.
Vanzelfsprekend vergt dit ook de werving van vrijwillige tellers, die bereid zijn
zich te engageren frequent relevante telgegevens in te zamelen.
Red de Zaventemse
straatket!
In partnerschap met Vogelbescherming
Vlaanderen en Vivara (natuurbeschermingsproducten) werd de actie Proefproject
Huismussennestkast opgezet, waarbij op een 12-tal locaties in Zaventem,
Sint-Stevens-Woluwe, Sterrebeek en Nossegem drie diverse nestkastmodellen aan
de gevel onder de dakgoot werden opgehangen.
De 3 types uit houbeton
vervaardigde nestkasten verschillen in die zin dat de vorm van de
invliegopening in de scheidingswand tussen het platform en de effectieve
broedruimte telkens anders is.
Na twee broedseizoenen
blijkt het groen gemerkt nestkastje met het omgekeerd kerkvenstertje (half
ovalen opening in de scheidingswand) het vaakst in de smaak te vallen.
Uiteraard spelen nog meer
cruciale factoren een rol voor het kiezen van een geschikte nestelplaats.
Huismussen zien de
terreintjes waar ze volop voedsel wisten te vinden, langzamerhand verdwijnen.
Daar huismussen slechts een actieradius van 600m hebben, kunnen ze voor de
voedselbevoorrading niet uitwijken naar andere plaatsen. Vaak bevinden
stadsranden en platteland, waar kruiden en insecten nog wel ruim voorhanden zijn,
zich in de meeste gevallen te ver weg. In het openbaar groen maken heggen en
struikgewas meer en meer plaats voor grasperkjes. Na de coniferen- en vijvercultuur
verschuift de trend naar strakke, steriele tuinen met siertegels en
voorbewerkte houten doe-het-zelf-schuttingen, wat makkelijk is in onderhoud en
altijd netjes opgeruimd oogt.
Juist een wat rommelige
tuin met bodem-bedekkende planten, bladeren op de grond en hier en daar een
struik of boom biedt huismussen een ideale pleisterplek.
Het weghalen van heggen en
hagen (dicht begroeid struikgewas) zou wel eens grote gevolgen voor ons
huismussenbestand kunnen hebben.
Uit
veiligheidsoverwegingen foerageren huismussen het liefst van een struik of lage
boom.
Is die meer dan 2.50m van
een voederplaats verwijderd, dan vindt menig voorzichtige huismus dat al te
ver.
Toekomstplannen
Inmiddels hebben de Kille
Meutel Vogelvrienden nog scherper ingezoomd op een structureel uitgebouwd
monitoringsproject en hoofdzakelijk gefocust op Zaventem.
Oswald Vanhaelen, onze
squadronleader wat het veldwerk betreft en het in kaart brengen van
observatiegegevens, werkt samen met Robert Podevyn en Michèle Thienpont als
trouwe verkenners, aan een verfijnd inventariseringssysteem.
Om van deze ambitie een
succesverhaal te maken, is recent beslist om samen te werken met een rasechte
natuurambassadeur uit Koksijde, die heel wat acties onderneemt en er ook werk van
maakt (geen woorden, maar daden, zingen de West-Vlamingen).
Raakpunt met ons
strategisch plan is dat Eddy Vandenbouhede, een man met een gouden hart, voor
Natuurpunt nestkasten bouwt.
Daar het voor Vivara inmiddels
duidelijk is welke voor de huismussen de favoriete nestkastmodule is, wenst de materiaalleverancier
dat type als een inbouwsteen te modelleren en te commercialiseren.
Om ons monitoringproject,
gekoppeld aan de lange termijn actie Red de Straatket! verder uit te rollen,
waren we genoodzaakt creatieve oplossingen te bedenken.
We hebben ondertussen de directies
van de Zaventemse basisscholen aangeschreven met de bedoeling leraren en
leerlingen nauw te betrekken bij deze actie.
Mogelijk zien de
schoolteams in het aanbod troeven die ze in een ruimer milieu-educatief project
kunnen kaderen.
Ook krijgen we via Michèle
Thienpont de kans 2 Repair Café-sessies in de cultuurhoeve van het Mariadal-kasteel
te koppelen aan het thema huismussennestkasten bouwen, waarbij Eddy
Vandenbouhede onze inspirator was.
Om van huismussendichtheden
in diverse woonwijken een dekkend beeld te verkrijgen, rekent onze plaatselijke
huismussenwerkgroep op een ruimere groep tellers. Wie prefereert de observatie van
in de eigen tuin, de eigen school, het eigen bedrijf te doen op voorwaarde
dat aan de criteria voor een ideale nestelgelegenheid wordt voldaan kan er
dan voor kiezen een set huismussennestkasten op een geschikte plaats te hangen.
Onderstaande fotoreeks is
getrokken in mijn tuin Watertorenlaan 59 1930 Zaventem
De mannetjes van deze
grote gors zijn gemakkelijk te herkennen aan hun gitzwarte kap, gele kin,
rossige kastanjebruine rug en gele buik en zwart-beige vleugels.
De lichaamslengte varieert
tussen de 16 en 17 cm; de spanwijdte reikt tussen 26 en 30 cm; het
lichaamsgewicht schommelt tussen 25 en 35 g.
De zwartkopgors houdt van
open, luchtige plekken waar de warmte van de zon door de open olijf- en
wijngaarden, boomgaarden en akkers met omringende heggen, overgroeide muren en
kleine bosschages dringt. Hoofdzakelijk zoekt hij laaglandgebieden op, maar
geregeld wordt hij gespot tot op 2 100 m.
Hij eet in de zomer
insecten en tijdens de rest van het jaar zaden die hij van de grond of tussen
de schaduwrijke vegetatie oppikt.
De zwartkopgors broedt in
Zuid-Italië langs de Adriatische kusten van de Balkan, Kroatië, Albanië, in Bulgarije,
Griekenland, Turkije en op Cyprus. Tijdens de zomerperiode dwaalt hij rond in
Noordwest Europa.
Mannetjes zingen vanaf
zangposten vanop allerlei hoogtes, de hele dag door en soms ook tijdens de
vlucht; de zang is kort, maar ontwikkelt zich tot een volle, schorre riedel.
Hij nestelt in een
doornige struik of wijnrank en het legsel bestaat uit 4 5 bruin gespikkelde
blauwe eieren, die na 14 dagen uitkomen. Na 13 tot 16 dagen vliegen de jongen
uit.
De zwartkopgors bouwt zijn
komvormig nest op de bodem of maximaal 1 m boven de grond in een struik.
Ze trekken vroeg in de
herfst naar India, Iran en Pakistan en keren laat in de lente terug.
Wie de zwartkopgors in actie
wenst te zien tijdens een zangconcert, kan onderstaande weblink aanklikken.
De zwarte ooievaar is een
opvallende vogel, veel groter dan een blauwe reiger, rustiger en rechtopstaand.
In de vlucht is hij net zo
meesterlijk als de ooievaar, maar vormt zelden grote groepen.
Hij zweeft op vlakke,
gevingerde vleugels met regelmatige zware slagen en lange glijvluchten.
In het voorjaar kan worden
waargenomen dat hij in spiralen hoogte wint om bergketens, zoals de Pyreneeën
te passeren, wanneer hij op weg is naar het noorden.
Hierbij schieten sommige ooievaars
te ver door en komen op onverwachte plaatsen opduiken.
Hij komt minder algemeen voor
dan de iets grotere ooievaar.
Hij is schuwer en
prefereert woester land met grote bossen, moerassen en hier en daar een steile
rots. De zwarte ooievaar is een trekvogel die grote afstanden kan afleggen naar
zijn winterbestemming en terug. Dit gebeurt via 2 hoofdroutes.
Een aantal vogels vliegen
langs de westelijk route over Spanje en Marokko naar Mauretanië en het westen
van Afrika.
De meeste vogels trekken
echter via Turkije en het Midden-Oosten naar Israël en het midden van Afrika. De
piek van de najaarstrek ligt tussen half september en half oktober.
Het verenkleed is aan de
bovenzijde zwart met een groen paarse gloed.
Tijdens de vlucht toont de
kop en de nek in uitgestrekte stand groot maar slanker en eleganter dan bij de
ooievaar. De zwarte ooievaar vertoont op het onderlichaam alleen wit op de
oksels, buik en stuit.
De zwarte staart kan
schuilgaan achter gespreide dekveren. De typische ooievaarsvlucht eindigt in een lange dalende glijvlucht op
uitgestrekte vleugels die bewegen om de draagkracht te verminderen; de lange
rode poten worden op het laatste neergelaten. Een rode huid rondom het oog,
accentueert de doordringende blik.
De zwarte ooievaar broedt
voornamelijk in de uitgestrekte bosgebieden van Oost-Europa, maar broedt ook in
delen van Zweden, Duitsland, Frankrijk, en het Iberisch schiereiland.
De balts bestaat
hoofdzakelijk uit snavelgeklepper en allerlei imponeerhoudingen op het nest.
Doorgaans is de zwarte
ooievaar zwijgzaam, maar soms brengt hij wat raspende tonen uit op het nest.
Het nest is een groot
bouwwerk van takken op een rotsrichel of hoog in een boomkruin, dat telkenjare
opnieuw door hetzelfde paartje wordt benut. Hierdoor wordt jaarlijks het nest
weer wat groter gemaakt, waardoor het behoorlijk omvangrijk kan worden.
De lichaamslengte varieert
van 95 tot 120cm; de vleugelspanwijdte wisselt tussen 1,6 en 1,8m; het gewicht
schommelt tussen 2.5 en 3kg.
Het legsel (mei juli)
bestaat uit 2 tot 4 eieren; de jongen vliegen uit het nest als ze 35 dagen oud
zijn.
De zwarte ooievaar eet
voornamelijk vis, jagend in ondiep water en natte weilanden.
Jaagt ook wel op kikkers,
watersalamanders, padden en waterinsecten; hij vangt ze met zijn lange dunne
snavel. In het filmpje hieronder zie je hoe een visje wordt verschalkt.
Vanaf de jaren70 crashte
de populatie woudaapjes o.a. door verslechterde waterkwaliteit en verlies aan
geschikte leefgebieden. Vanaf het einde van de jaren 80 tot midden de jaren
90 zat het aantal broedpaartjes zowel in België als in de rest van Europa in
een zware dip.
De sterke terugval werd
lange tijd toegeschreven aan bedreigingen op de trekroutes of in de
overwinteringsgebieden.
Uitbreiding van de Sahelzone
en jacht op de trekroutes (op Malta worden jaarlijks ca 1 500 woudaapjes
afgeschoten) bracht de soort in de gevarenzone.
Ook de slechte milieu- en
waterkwaliteit in de Europese broedgebieden deden de soort de das om.
De enorme inspanningen die
natuurverenigingen leverden om moerasgebieden met rietvegetaties optimaal te
beheren, leverden echter langzaam resultaat op.
Op een aantal plaatsen
doken terug woudaapjes op en tegen de eeuwwisseling had de soort enkele van
haar oude bastions opnieuw ingenomen.
Vooral het Vijvergebied
Midden-Limburg (met o.a. De Maten nabij Genk) scoorde goed.
De Gavers in Harelbeke en
het Vijvergebied Midden-Limburg zijn intussen een vaste broedstek geworden met
een kleine, maar stabiele populatie.
In Wallonië blijft de
populatie beperkt tot enkele broedgevallen in de moerassen van Harchies
(Henegouwen), maar het aantal kansrijke moerasgebieden is in Wallonië dan ook
beperkt.
Specifiek voor de
moerasvogeldoelen is het realiseren van open vijverlandschappen.
In dit kader dient
boomopslag op de dijken tussen vijvers verwijderd. Daarnaast dient de
realisatie en het behoud van recreatieluwe zones te worden gewaarborgd.
Naast het verbeteren van
de waterkwaliteit zijn het invoeren van een actief peilbeheer, eventueel het
verwijderen van de sliblaag en een gepast visstandsbeheer noodzakelijk om
herstel mogelijk te maken.
Om een waterkwaliteit te
bekomen die voldoende is voor de waterrijke habitats en de daarbij horende
fauna, dient de waterkwaliteit van de aanvoerbeken een gemiddeld laag gehalte ortho-fosfaten
(anorganische fosforverbindingen) en een hoog gehalte opgeloste zuurstof te
bevatten. Zo heeft een massale wierbloei of ontwikkeling van eendenkroos een
negatief effect op de waterkwaliteit.
Ook maatregelen om de
uitspoeling van meststoffen en chemische bestrijdingsmiddelen op te heffen zijn
noodzakelijk.
Door gefaseerd de vijvers
droog te leggen (winter) ontstaan telkens opnieuw geschikte pionierscondities
(met weinig vis) waardoor grote populaties van bv. boomkikker, knoflookpad en
poelkikker zich kunnen ontwikkelen.
Het tegengaan van uitheemse,
invasieve vissoorten is tevens belangrijk ten voordele van meer natuurlijke
visbestanden in relatief helder water, die als geschikte foerageergronden voor
o.a. roerdomp en woudaap kunnen fungeren.
Dit vijverbeheer zal
bovendien bijdragen tot het verkrijgen van geschikte condities voor drijvende
watervegetaties, zoals waterweegbree bv.
We sluiten met deze 4de
reeks juveniele woudaapjes van natuurfotograaf Wim Dekelver het hoofdstuk over de reigerachtige af.
Net zoals vele andere vogelsoorten
van moerassen en rietlanden met zuiver water is de woudaap spectaculair
achteruit gegaan de laatste 30 jaar.
Het
broedverspreidingsgebied van de woudaap is in Europa verbrokkeld; het heeft
zwaartepunten in Midden- en vooral Zuid-Europa.
De broedbiotoop van de
woudaap omvat met riet omzoomde oevers van zoetwatermeren en plassen, stille
bochten van langzaam stromende rivieren. De vogel nestelt in moerassen met open
water en overgangen tussen dichte riet- of lisdoddenvegetaties en verspreide
opslag. Het zijn bv. oude rivierstrangen, kleiputten, visvijvers,
laagveenmoerassen en voedselrijke vennen.
Het leefgebied van de
woudaap wordt aangetast door vermesting en gebrek aan natuurlijke peildynamiek
(waterpeilschommelingen). Vermesting versnelt de verlanding en verslechtert
vermoedelijk de voedselsituatie. Gebrek aan natuurlijke peildynamiek leidt tot
afname van de vitaliteit van het waterriet en achteruitgang van natuurlijke
moerasverjonging.
Daarnaast heeft de afname
van wetlands en de toenemende woestijnvorming in de Afrikaanse
overwinteringsgebieden van de vogel ongetwijfeld invloed.
Aanwijzingen hiervoor zijn
het vroege begin van de achteruitgang van de soort en de schaal van
achteruitgang in grote delen van Europa.
Naast een goed beheer van
de huidige broedgebieden moet men in potentiële broedplaatsen met ondiepe
moerassen streven naar rietzones van minstens 3m breed en het herstel van de
moerasvegetatie aanpakken.
Vanuit populatie-ecologische
optiek zijn voor een duurzame sleutelpopulatie van de woudaap ten minsteparen vereist. Voor een duurzame populatie op
nationale schaal zijn ten minstesleutelpopulaties
vereist(> 400 paren).
Het is een ogenschijnlijk
een banale taak vlinders te tellen en streepjes te zetten. Maar niet als de
beestjes ons zoveel leren over de biodiversiteit en de opwarming van de aarde.
Als er iets in een leefomgeving gebeurt, zijn de vlinders de eerste die het
opmerken en meteen weg vallen. Daarom zijn ze zon belangrijke graadmeters
(maatstaven); ze zeggen iets over de kwaliteit van de plaats waar je woont.
Jaarlijks organiseert
Natuurpunt het Grote vlindertelweekend, een groots opgezet burgeronderzoek, met
als doel de vlinderpopulatie in kaart tebrengen.
Ortwin Hoffmann
(Waasmunster), gewapend met een klembord in de hand, fototoestel rond de hals en
een verrekijker in de aanslag, zag voor het eerst in 30 jaar tijd een
keizersmantel.
De relatief hoge
temperaturen en mindere neerslag van de voorbije maanden zouden lagere
aantallen van de gewone vlindersoorten opleveren, maar meer meldingen van
zeldzame zwervende vlinders.
Volgens de
natuurliefhebber zou het best leuk zijn om in onze contreien ook de
braamparelmoervlinder te kunnen spotten? Toch zou hem dit niet vrolijk stemmen,
daar hij veel liever de hier levende soorten in stand wenst te zien houden.
Behalve een
burgeronderzoek is het vlindertelweekend ook een slimme
sensibiliseringscampagne. Immers, het gaat niet goed met de vlinders in
Vlaanderen;vandaag telt men nog amper
48 vlindersoorten terwijl er dat vroeger 69 waren.
Ongeveer 1/3 van het
aanbod aan nectar is verdwenen: distels, braamstruiken, brandnetels, die
gelden als voedingsleveranciers voor o.m. vlinders, beschouwen mensen als
storend onkruid. Ook is het jammer dat de bermen zo kort worden gemaaid.Overdreven bemesting en het gebruik van pesticiden
helpen evenmin.
Mensen overtuigen dat zij
iets moeten terug doen voor de natuur om een gezonde balans tussen economie en
ecologie te bewerkstelligen, is de boodschap!
Je kan de inventarisering
van de telling op de voet volgen via de weblink onderaan.
Inmiddels na ca 8
150 tellingen ziet de top 5 er als volgt uit:
Na 6 480
geregistreerde tellingen van 69 vlindersoorten blijkt volgens onze
natuurfotograaf Pieter Cox de
top 5 zich momenteel als volgt af te tekenen:
Woudapen leven in dichte
riet- lissen- en lisdoddevegetaties, die de overgang vormen van min of meer
open water naar verlandingsmoeras. Ondiep water met veel plantengroei vormt een
ideaal jachtgebied voor woudapen, omdat ze dan niet opvallen tot ze wegvliegen.
Ze zijn het meest actief
in de avondschemering, zich verplaatsend naar rijke foerageerplekken langs de
oever. Als deze kleine moerasvogel voedsel zoekt, trekt hij naar de rand van
het riet om daar te jagen op visjes, kikkers, salamanders en grote waterinsecten,
die hij onopvallend opwacht en dan plotseling grijpt met zijn dunne dolkvormige
snavel.
De zeer kleine schuwe reigers
broeden in dichte rietkragen en ruigtes met wilgen en biezen en zijn daarin
moeilijk waar te nemen. Bij gevaar neemt de woudaap net zoals de roerdomp een
paalhouding aan, waarbij de kop gestrekt omhoog wordt gehouden. Woudapen leiden
een zeer verborgen leven en klauteren liever als een aap een stuk door het
riet dan een eind te vliegen. Door het gering formaat kan de woudaap behendig
tussen het riet door klauteren, waarbij de lange tenen vaak meervoudige
rietstengels tegelijk omvatten. Toch klautert hij soms naar de top van de
rietstengels om dan moeizaam op te vliegen.
Tijdens de vlucht is de
woudaap opvallend; vooral de roomkleurige ovalen vleugelvlekken zijn zeer
karakteristiek en een verwarring met een andere soort is dan ook vrijwel
uitgesloten.
De woudaap vliegt met
snelle rukkende vleugelslagen.
De woudaap is met een
lengte van snavelpunt tot staartpunt, variërend tussen 33 en 38 cm de kleinste
reigersoort van Europa, nauwelijks zo groot als een meerkoet.
De vleugelspanwijdte
varieert van 49 tot 58cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 140 en 150g.
Volwassen mannetjes hebben
een zwarte kruin en rug, die een groene gloed vertonen en een beige gekleurd
lichaam; een lichtgele hals. De grote vleugelvlek is eveneens beige-kleurig; de
lange snavel is strogeel van kleur. De poten zijn grijsgeel tot grijsgroen.
De wintermaanden worden
doorgebracht in tropisch Afrika. De woudapen verschijnen in mei op de
broedplaats en verlaten deze vrijwel ongemerkt in augustus of september.
Tijdens de balts
produceert het mannetje een monotone roep, die lijkt op een baffende hond,
waardoor ze al eens vaker hun locatie verraden.
De woudaap maakt een klein
nest van stengels in dichte rietkragen, in wilgen of struiken.
Het enige legsel tussen
mei en juli telt 2 tot 7 eieren, die na 17 tot 19 dagen uitkomen.
De aantallen woudapen
fluctueren met de hoeveelheid neerslag in het overwinterings- en broedgebied.
Woudapen verlatenEuropa tussen augustus en oktober en brengen
de winter door ten zuiden van de Sahara. Ze keren in maart-april terug uit
Afrika.
begin een moestuin (braam, framboos, aardbei, peulvruchten,
zoals erwten en tuinbonen, doorgeschoten radijzen, koolgewassen, loof van
wortels, dille en venkel, )
laat
brandnetels staan (je kan ze net zoals een buxus in een vorm snijden)
Hieronder vind je een
reeks inheemse en uitheemse vlinders
Het is een paradijs voor
bedreigde moeras- en zangvogels (blauwborst, bruine kiekendief, roerdomp,
baardmannetje, kleine karekiet, rietzanger, ) die een nest maken in het riet.
De aangrenzende Vlakte van
Zwijndrecht (57 ha) is een opgespoten terrein met een gevarieerd landschap: zandige
gronden, zompige moerassen en ondiepe plassen.
Dit gebied valt bijzonder
in de smaak van strand- en koloniebroeders. Beide natuurgebieden, die op de
oude Melselepolder liggen, zorgen voor rust in de Waaslandhaven en zijn een
groene buffer voor het economisch centrum. Vandaag zijn beide gebieden
beschermd omwille van de grote ecologische waarde. Ze zijn een compensatie voor
natuurwaarden die bij de grote infrastructuurwerken in en rond de haven
verloren zijn gegaan.
Broedvogelonderzoek
Het Agentschap Natuur en
Bos (ANB) is belast met de monitoring. Sinds 2003 worden voor de broedvogels
jaarlijks territoriumkarteringen uitgevoerd door medewerkers van het Instituut
voor Natuur- en BosOnderzoek (INBO) . Voor het veldwerk wordt in een aantal
gebieden beroep gedaan op vrijwilligers. De coördinatie voor Vlaanderen wordt
gedragen door Natuurpunt Studie i.s.m. INBO.
Wie meer info wenst over
de groene gordel rond Kallo, kan onderstaand document raadplegen
In de tel-zone wordt
minstens een 7-tal keren een telling van de broedvogels verricht in een periode
van begin april tot eind juli. Tijdens het observatietraject worden alle
waarnemingen op een dagkaart genoteerd met vermelding van de broedstatus.
De gegevens van de
dagkaarten worden overgezet op een soortkaart. Op deze kaart worden alle
waarnemingen van alle inventarisatierondes per vogelsoort ingetekend.
Sinds 2012 worden de
relevante waarnemingen ingegeven en verwerkt via de online broedvogelmodule
Avimap
Avimap is een
softwaremodule van SOVON met als doel broedvogelinventarisaties te stroomlijnen
en de gegevensverwerking te vergemakkelijken. Verschillende Nederlandse en
Belgische terreinbeheerders en onderzoeksgroepen hebben besloten voortaan allen
met deze tool te zullen gaan werken. Het is m.a.w. dé inventarisatiemethode van
de toekomst.
Wel wordt van elke
vogelspotter verwacht dat die voldoende kennis heeft van geluiden en
gedragingen van de broedvogels. Een grondige kartering van een zelfgekozen
gebied vergt wel een behoorlijke tijdsinvestering.
Nog meer info tref je aan
op deze weblinkwww.avimap.be
Deze elegante zwartachtige
moerasvogel met een slank lichaam, lange vleugels, ranke poten en een kromme
snavel, afkomstig uit de Balkan, is familie van de ibissen en lepelaars, maar
ook verwant aan de reigers. Qua uiterlijk vertoont hij veel gelijkenis met een (zwarte,
mocht die bestaan) wulp.
Hij is goed herkenbaar
door het donkerbruine verenkleed, dat in volle zonlicht een opvallend glanzend
mengsel van paarse, groene en bronskleurige tinten vertoont. De kop, nek en
borst zijn karmijnrood. Tijdens de vlucht, waarbij snelle vleugelslagen worden
afgewisseld met glijvluchten, is de helder koperrode voorvleugel duidelijk te
zien, net als de uitgestrekte nek en de uitstekende grijze poten.
De zwarte ibis heeft lichaamslengte
die wisselt tussen 55 en 56cm; zijn vleugelspanwijdte varieert tussen 88 en
105cm; zijn gewicht schommelt tussen 550 en 750g.
De zwarte ibis is een
moerasvogel van meren, deltas, rivieren, lagunes, vloedlanden, omzoomd door
moerassen, natte weilanden, ondiepe poelen en doorweekte vegetatie.
De zwarte ibis houdt wel
van natte voeten, maar het water mag niet al te diep zijn. Immers ze houden
niet van een nat verenpak. Ondiepe moerasgebieden met veel waterplanten
genieten de voorkeur.
Zwarte ibissen broeden in
kolonies vooral langs de noordkust van de Middellandse Zee.
Vormde lange tijd de
Balkan het bolwerk van de soort, toch lijkt hij hoe langer hoe vaker een
dwaalgast. De jongste jaren explodeerde de vrij recente Spaanse en Franse
populatie echter dermate, dat ze nu noodgedwongen moesten uitwijken naar nieuwe
vestigingsplaatsen. Schijnbaar lieten ze hun oog ook vallen op ons land.
Af en toe wordt hij in
onze streken gezien, maar het bijzondere is wel dat dit vaak gebeurt in het
najaar en winter en dat hij dan ook wekenlang op dezelfde plek blijft
rondhangen.
Het lijkt erop dat hij dan
helemaal geen last heeft van de kou of de regen.
De zwarte ibis gebruikt zijn
lange dunne omlaag gebogen snavel om in ondiep water, natte modder en slijk al
wadend naar voedsel te speuren. Op het menu staan voornamelijk insecten en hun
larven (vliegen, kevers, sprinkhanen, krekels, libellen, ), maar ook
bloedzuigers, wormen, slakken, schelpdieren en amfibieën.
Ieder jaar opnieuw bouwen zwarte
ibissen een nest van dunne takken tussen riet, struiken of hogere bomen.
De broedperiode valt
tussen mei en juli en het legsel telt 3 tot 6 diep groenblauwe of lichtblauwe eieren,
die na ongeveer 3 weken uitkomen. De hulpeloze kuikentjes worden door beide
ouders gevoed en verzorgd. Na een maand kunnen de juvenielen het nest verlaten.
Nog een maand later dienen
ze zelfstandig naar voedsel te zoeken.
De vogels vliegen vaak
tussen foerageer- en slaapgebieden in de ochtend- en avondschemering, doorgaans
in gemengde groepen met zilverreigers.
Zwarte ibissen op de
slaapplaats Vogelplas Starrevaart Raveleyn Films
In onze contreien duiken
het laatste decennium af en toe gieren op. Meestal zijn dat vale gieren, de
meest algemene soort in het Middellandse Zeegebied (Spanje, Portugal,
Zuid-Frankrijk, Sardinië en minder frequent in de Balkan).
Met een vleugelspanwijdte
variërend tussen 2.30 en 2.65m is de vale gier één van de grootste en zwaarste
(7 tot 10kg) Europese roofvogels.
Het verenkleed is
hoofdzakelijk donkerbruin van kleur; de vleugels zijn lang, breed en gevingerd
(diep ingekeepte vleugeluiteinden).
De staart- en slagpennen
zijn zwart; tussen hals en lichaam bevindt zich een verenkraag. De nek lijkt
kaal, maar is dichtbegroeid met erg korte veertjes.
De combinatie van het
bruine verenkleed met de zwarte staart- en slagpennen geeft de vogel in de
vlucht een tweekleurig silhouet.
De vale gier onderscheidt
zich van andere roofvogels precies door die licht bevederde hals en de minder
krachtig ontwikkelde poten, wat typische kenmerken zijn van een aaseter. Met de
lange hals is ook het vlees uit het binnenste van een karkas bereikbaar,
terwijl de kop niet vast kan komen te zitten doordat de veren achter de botten
blijven haken.
De vale gier zweeft in
wijde, stijgende cirkels of glijdt over lange afstand direct naar een
foerageerplek of slaapplaats. Op koude winderige dagen is hij al vroeg in de
lucht en stijgt hij op tegen de wind in, maar op windstille warme dagen wacht
hij tot zich warme luchtstromingen hebben gevormd boven de kale grond en
rotsen. Bij deze thermiek in de ochtend stijgen de aaseters op tot grote hoogte
om al zwevend te speuren naar dode dieren.
Zij maken die glijvluchten
met iets omhoog gehouden vleugels, waarvan de achterste rand wat gebogen is,
zodat zij bij het rondcirkelen van vorm lijken te veranderen.
Beide vliegtechnieken
stellen de vale gier in staat hoogte te winnen zodat hij daarna zonder energie
te verbruiken grote afstanden kan overbruggen. De vogels vliegen hierbij
redelijk ver uit elkaar, al blijven ze hun soortgenoten in de gaten houden.
Zodra een vale gier een vers karkas heeft gelokaliseerd, moet deze doorgaans al
snel plaats maken voor zijn soortgenoten.
De vale gier bewoont open
gebieden, kale bergen en ravijnen met steile rotswanden. Doorgaans broedt hij
op rotsige richels en in nissen in de rotswand. Het op een ontoegankelijke plaats
gelegen nest bestaat gewoonlijk uit niets meer dan enkele takjes en veren. Soms
echter bouwen de vogels een ferm nest van takken in een boom of gebruiken ze een
oude horst van een andere roofvogel.
Wanneer een hele verzameling
gieren rond een kadaver neerstrijken, geldt een door de honger bepaalde
rangorde. De vale gier zoekt voornamelijk naar dode schapen, geiten of andere
kleine zoogdieren.
Het is een standvogel die
in Europa alleen in het zuidoosten en rond de Middellandse Zee in kolonies broedt.
Het vrouwtje legt slechts één roodbruin gevlekt ei dat gedurende 48 tot 50
dagen vrijwel alleen door haar wordt uitgebroed. Beide ouders voeren het jong
met een uitgebraakte voedselbrij. Het voedsel bestaat uitsluitend uit het vlees
en de ingewanden van de kadavers. Op het nest maken ze sissende geluiden, maar
zijn verder zwijgzaam.
Het jong ontwikkelt zich
traag. Het vliegt pas uit als het 20 weken oud is en broedt niet voor haar
vierde levensjaar.
Tijdens de afgelopen weken
werden opvallend veel gieren in ons land waargenomen, meer bepaald een groep
van 45 vale gieren die boven Geel rondcirkelden. Vale gieren zakken bijna elke
zomer af naar onze contreien en ook al lijken het er soms veel het is nog maar
een fractie in vergelijking met de invasie in 2007 toen er een vlucht van bijna
100 gieren werd waargenomen. Het gaat dan om jonge vogels die niets uit te
broeden hebben en op avontuur trekken, zo vernemen we van Gerald Driesen
(Natuurpunt). Na enkele dagen keren ze terug omdat er in ons land weinig
karkassen te rapen vallen.
Verrassender is het feit
dat de 3 andere Europese giersoorten (monniksgier, lammergier en aasgier) ook
zijn gespot in ons land. Doorgaans betreft het vogels die de verkeerde kant
opvliegen, omdat ze zonder partner op de dool zijn.
Je kan in het archief een
kort artikel gewijd aan deze waarneming nu reeds 8 jaar geleden
raadplegen:
17/11/2007Dolende
gieren of toeristen
Een beeldreportage over de
Monté Gorramendi (Spanje), een 5 000 ha groot, gedeeltelijk beschermd
jachtgebied, waar vale gieren zich thuis voelen.
De kleine donkere
roestbruine zanger van struiken en struikgewas langs de waterkant heeft een
rumoerige voorjaarszang en een opvallende brede witte wenkbrauwstreep.
In de lente en zomer
worden stroken zeggen, brandnetels, wilgenroosjes, meidoornstruiken en
rietbedden verlevendigd door volop zingende rietzangers.
De naam is enigszins
misleidend want deze kleine vogel heeft geen bijzondere voorkeur voor riet,
maar komt vooral in het verruigd rietland, broekbosjes, oevervegetaties van
kanalen en sloten, laagveenmoerassen, grienden, vochtig kreupelhout voor.
Zijn aantrekkelijke zang,
die hij soms s nachts ten gehore brengt, lijkt op die van de kleine karekiet,
maar is gevarieerder een voortdurende gehaaste opeenvolging van tonen;
sommige raspend, andere muzikaal en meestal enkele malen herhaald. Het eigen
geluid wordt vermengd met knappe imitaties van dat van andere vogels.
Ondanks zijn talrijke
aanwezigheid is het niet eenvoudig de rietzanger te strikken, want hij
verschuilt zich in de onderbegroeiing, waar hij op insecten jaagt. Als hij
tevoorschijn komt rept hij zich in rechte lijn naar het volgend bosje.
Rietzangers zijn
trekvogels die hoofdzakelijk overwinteren in de Sahel bezuiden de Sahara. Vóór
de trektocht verdubbelt de rietzanger zijn gewicht door intensief te foerageren
waardoor die haast bolrond wordt. Zij maken immers de tocht tot voorbij de
Sahara in één keer, waarbij alle vetreserves worden opgebrand.
Momentum 8 â Eervolle vermelding aan wie de eer ook toekomt
Inmiddels is het weer zo
ver. De blog Birdyfans bestaat vandaag 8 jaar, telt 450 artikels en 1 450
fotos.
Momenteel staat de
bezoekersteller op 91 460: 48% zijn vogelaars van Nederland; 46,5% zijn
vogelliefhebbers van België
Dan volgen met kleine
bezoekersaantallen de Verenigde Staten, Duitsland, Verenigd Koninkrijk,
Frankrijk, Israël, Italië, Spanje en Zweden.
Geregeld haalt de blog in
de categorie educatieve blogs (5 620) de top 20 en tijdens
vakantieperiodes vaak de top 10.
Dit is niet in het minst
ook de verdienste van onze huisfotografen
Pieter
Cox & Wim Dekelver die, ieder vanuit een persoonlijke
invalshoek, het knappe beeldmateriaal aanreiken om de vogelportretten of
natuurthemas aantrekkelijk te illustreren.
Recent wordt ook gebruik
gemaakt van de sociale media Twitter en Face Book (doorgaans op de FB-pagina van
Vogelbescherming Vlaanderen) om de blogposts (de gepubliceerde artikels) aan te
kondigen, wat allicht de actieradius van ons bereik weer wat uitbreidt.
Vanaf nu zullen we al eens
vaker fotos publiceren gekoppeld aan de huismussennestkasten, omdat de actie
Red de Straatket! of help mee de huismussenpopulaties in stand te houden op
eigen houtje wordt verdergezet, ondanks de achterstand die we met de Kille
Meutel Vogelvrienden opliepen door hinderende omstandigheden (woningbrand zie
artikel Terug van weggeweest, gepost op 14/01/15) en privéaangelegenheden.
Fotograaf
Verscholen
in het groen,
een
camera geklemd in je hand,
je
glimmende flits gericht op een vogel
aan
de waterkant.
Uiterlijk
zo rustig, maar van binnen slaat je hart
De kleine dagroofvogel,
ook wel klamper genoemd, komt heel het jaar overal voor, liefst op het
platteland maar ook aan bosranden en soms zelfs in stedelijke omgevingen.
Torenvalken, wiens
favoriete jachtplekjes weilanden en grasbermen zijn, kunnen in de lucht stil
hangen door hun vleugels snel te bewegen (bidden) en hun staart te spreiden.
Als er voldoende wind is, hoeven ze helemaal niet met de vleugels te slaan en
hangen ze gewoon stil op de wind.
Tijdens het bidden kijken
ze naar de grond op zoek naar een prooi. Dank zij een extreem goed ontwikkeld
gezichtsvermogen (ultraviolet zicht) zien ze de meest verse urinesporen van
muizen en weten ze hierdoor perfect waar de knaagdiertjes recent het meest
actief waren. Eens ze die in het vizier hebben duiken ze erop af.
Torenvalken bouwen geen
nest, maar kiezen vaak een oud kraaiennest uit om in te broeden. Ook zijn ze
fan van nestkasten, waar ze zicht hebben op een open ruimte zodat ze vanuit hun
nest naar voedsel kunnen speuren.
Bezit je een lap grond dat
grenst aan een open terrein of aan grasvelden maak dan eens een torenvalk
gelukkig met een instapklare woning, die je tot 4 m hoog hangt; als
bodembedekking kunnen houtspaanders of gekapt stro worden gebruikt.
Oswald, staflid van de
Kille Meutel Vogelvrienden en werkzaam in het luchthavengebied van Zaventem,
had gesignaleerd dat er een nestkast aan Loods 8 van Sabena Technics werd
bewoond door slechtvalken. Enkele luchthavenarbeiders vertelden ook dat er tot
enkele weken geleden een gedurig aan- en afvliegen was van de ouders,
waarschijnlijk met voedsel.
Huisfotograaf Wim Dekelver
trok met Oswald naar de bewuste plek om voor beeldmateriaal te zorgen al waren
de weersomstandigheden allesbehalve gunstig.
Er zaten nog 2 jongen in
de nestkast; er zouden er volgens Oswald 4 hebben gezeten.
Na analyse van de gemaakte
fotos bleken de juvenielen geen slecht- maar torenvalken te zijn.
Om wat meer informatie
te vergaren verwees oud-leerling Erik Watzeels, Airside
Services Deputy-Manager op Brussels Airport naar Jan Geeraerts, Bird & Wildlife
Coordinator Operations.
Volgens Jan hebben de
techniekers van Sabena dit kastje daar destijds gehangen met de bedoeling om
duiven af te schrikken en zo te vermijden dat deze in de hangars zouden komen
wonen.
Of dit veel succes heeft
gekend, is twijfelachtig. Heden krijgt Jan geregeld aanvragen om duiven uit de
hangars te verwijderen, vooral voor hygiënische redenen. Medewerkers en/of duur
materiaal onder duivenpoep is niet gewenst.
Hoelang dit kastje er al
hangt, zou wellicht een oud-Sabenien kunnen onthullen.
Er hing een gelijkaardige
nestkast aan Loods 41, doch dit werd een 2-tal jaar geleden verwijderd. Hoog
tijd want dit was totaal vermolmd en dreigde naar beneden te vallen.
Zelfs met de verrekijker
kon Jan niet duidelijk zien welke roofvogelsoort het betrof, maar dacht
aanvankelijk eerder aan een buizerd.
Toch bleek na secure
determinatie dat het wel degelijk om jonge torenvalken gaat, die niet op duiven
jagen, maar wél als muizenverdelgers bekend staan.
Of de nestkast geregeld is
bewoond en of er vaak wordt gebroed, wordt niet echt opgevolgd.
Zolang de bewoners geen
last of schade veroorzaken en op een voor ons veilige plaats blijven, laten
wij ze ook met rust. Ingeval er een risico ontstaat op bird strikes,
verwittigen wij Vogelopvangcentrum Malderen om ze te komen verwijderen. Met
deze mensen hebben wij ondertussen een heel goede samenwerking voor dit soort
problemen, aldus Jan Geeraerts.
Dodaarzen danken hun naam
aan hun korte, witte achterwerk.
Deze markante kleinste
fuutachtige is een broedvogel die ondiepe en beschutte wateren, zoals
duinmeren, vennen en brede sloten opzoekt. Het drijvende nest, gemaakt met
zeggen, rietgras, lisdodde en gele lis, ligt in riet of ruigte aan de
waterkant.
Toepasselijke naam
De watervogel heeft
opvallend veel veren (een dot) van achteren, maar vrijwel geen staart. Zijn
korte nek en snavel versterken dit beeld nog eens en sommigen beweren dat de
benaming zijn oorsprong vindt in de gelijkenis van zijn stuitje met een
uitgebloeide lisdodde, de rietsigaren langs de waterkant. Vroeger werd de
dodaars ook wel hagelzakje genoemd. Ze werden geschoten, gevild en
binnenstebuiten gekeerd, om als zakje te worden gebruikt om de hagel voor het
geweer in te bewaren.
Waterkwaliteit is waar het
om draait voor de dodaars
Hoe zuiverder het water,
hoe rijker het is aan waterinsecten. Bovendien is het belangrijk dat het water voldoende
helder is; immers dodaarzen zijn oogjagers.
De belangrijkste oorzaken
van de afname van de dodaars zijn dan ook de slechte waterkwaliteit als gevolg
van insijpelen van meststoffen en verstoring ten gevolge van water- en
oeverrecreatie.
Verbetering van de waterkwaliteit
is de belangrijkste maatregel. Het uiterst voedselrijke water dat via de
landbouwgronden in sloten, vaarten en meren terecht komt, leidt tot een sterke
toename van voor dodaarzen als voedselbron ongeschikte witvis-soorten.
Bovendien verarmt de
onderwatervegetatie en de daarbij horende rijkdom aan waterinsecten en
weekdieren. De vertroebeling van het water (vaak verergerd door karpers) maakt
het voor een oogjager als de dodaars extra moeilijk om de toch al minder
talrijke aanwezige prooien op te sporen.
Ook een onnatuurlijk
waterpeilbeheer (laag in de winter en hoog in de zomer) leidt tot een afname
van geschikte broedgelegenheid. In en aantal regios lopen projecten van
milieufederaties en/of waterschappen, die verbetering van de waterkwaliteit tot
doel hebben. Het zuiveren van sloten en vaarten en het branden of maaien van
oevervegetatie vlak voor of in de broedtijd dient voorkomen te worden.
De gierzwaluw is geen lid
van de zwaluwenfamilie, maar van een aparte groep: Apodidae, wat poten
ontberend betekent. Toch klopt dit laatste niet helemaal, want de gierzwaluw
heeft kleine bevederde pootjes met 4 naar voren gerichte scherpe nageltjes,
waarmee hij zich kan vastklampen aan muren en dakranden.
De allergrootste
bedreiging voor de gierzwaluw vormt het verdwijnen van steeds meer
nestgelegenheid. Door het slopen en renoveren van oude gebouwen, soms van hele
stadswijken, verdwijnen elk jaar meer nesten.
We mogen dan toejuichen
zij het via een kleinschalig, maar daarom niet minder belangrijk initiatief
dat er toch mensen aandacht schenken aan deze insecten-opruimers.
De restauratiewerken aan
de Sint-Petrus en Sint-Martinuskerk in het Oost-Vlaamse Assenede worden op
01/08/15 stilgelegd vanwege broedende gierzwaluwen, althans zo laat het
gemeentebestuur weten.
Een aannemer die
stellingen aan de zuidgevel opbouwde, trof een 5-tal nesten van gierzwaluwen
aan. Minstens 2 daarvan worden momenteel als broedplaats gebruikt. Omdat de
gierzwaluw een beschermde diersoort is, werd contact opgenomen met de mensen
van het Agentschap voor Natuur en Bos. Die raadden aan tot eind juni geen
werken uit te voeren in de buurt van de nesten; het einde van de broedperiode
van de gierzwaluw.
In onderling overleg
tussen de bouwheer, aannemer en het architectenbureau werd besloten om de
werken vóór augustus niet meer op te starten.
Begin mei verschijnen de
donkere, sikkelvormige silhouetten van de gierzwaluwen aan de hemel. Ze komen
dan terug van hun winterverblijf in Afrika, ten zuiden van de evenaar. Na een
tocht van duizenden km komen de eerste vogels aan. Dit zijn meestal de
mannetjes die eerder al hebben gebroed. Zij zoeken onmiddellijk het nest van
het vorige jaar op en na enkele dagen komen ook de vrouwtjes aan. Dan wordt het
nest opgeknapt met haartjes, sprietjes, zaadpluis, donsveertjes en dergelijke.
Het geheel wordt met
speeksel aan elkaar gekleefd tot een klein hard kommetje.
Hierin worden half mei 2
tot 3 witte eitjes gelegd, welke beurtelings door het mannetje en het vrouwtje
worden bebroed.
Na ongeveer 20 dagen komen
de eitjes uit; de jongen zijn de eerste 10 dagen blind en kaal.
De ouders vangen insecten
in de lucht, die in de keelzak tot een bal worden gevormd; hiermee worden de
jongen gevoerd. Op mooie zomerdagen brengen de ouders 10-tallen van deze
voederballen naar het nest. Tijdens slechte zomers, als er weinig insecten
zijn, vliegen de ouders soms honderden km ver om voedsel te vinden.
Wil de gierzwaluw wegvliegen,
dan laat hij zich eerst vallen; het opstijgen vanaf de grond is voor de
gierzwaluw immers een moeizame klus. Lopen is ook niet echt nodig, want hij
brengt haast zijn hele leven vliegend door.
Tegen de avond verzamelen
de gierzwaluwen, die geen nest hebben, zich in groepen en stijgen dan op tot
een hoogte van 3 tot 5 km; daarna laten ze zich in een soort halfslaap
meevoeren op thermiek en cirkelen langzaam naar beneden.
Wie een eerder verschenen
bijdrage wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot in het archief onderstaand
artikel terugvinden:
Deze soort heeft een
slanke vorm en lange poten als hij staat. De oogringetje, snavelkleur en het
vleugelpatroon zijn kenmerkend.
De kleine plevier is een
echte raspionier met dien verstande dat hij op plekken broedt die tijdelijk
geschikt zijn om te broeden (afgravingen, bouwwerven, opspuitingen in het kader
van zandwinningsprojecten, grindgaten of bodems waaruit grind en zand wordt
gewonnen) en een jaar later weer verkast omdat de omstandigheden op de oude
broedplaats in die mate zijn veranderd dat de plevieren ze niet meer als een
geschikte broedplaats beschouwen.
Kleine plevieren worden
nog wel eens verward met de bontbekplevieren, maar deze hebben een oranje
snavelbasis, oranje poten en geen geel oogringetje.
Bovendien is de bontbekplevier
veel meer aan de kust te vinden dan de kleine plevier, die meer van het
binnenland houdt.
De kleine plevier heeft
een voorkeur voor zoetwatermilieus, zoals slikranden langs grindgaten,
tijdelijke plassen bij afgravingen en bouwwerven. Hij broedt in de buurt van
water op zanderige of kiezelachtige terreinen.
In april, begin mei komen
de vogels weer terug uit Afrika. Al snel na aankomst in het voorjaar beginnen
de mannetjes met zangvluchten en baltsen ze met het uitschrapen van diverse nestkuiltjes.
Het nest stelt niet zoveel
voor en is een klein kuiltje bij voorkeur tussen steentjes of schelpen.
Eens het wijfje haar keuze
heeft gemaakt en het uitverkoren nest nadert, draait het mannetje zich om en
steekt hij zijn uitgespreide staart omhoog. Het vrouwtje loopt dan onder de
staart van het mannetje door en gaat in het nestkuiltje zitten. De paring wordt
voorafgegaan door het naderbij komen in een horizontale houding van het mannetje,
dat geleidelijk meer rechtop met steeds snellere en kortere stapjes loopt en
vervolgens met hoog opgeheven poten om tenslotte rechtop naast het vrouwtje met
de borst vooruit te gaan staan. Als het vrouwtje een gebukte houdingaanneemt, klimt het mannetje op haar rug en
vindt de paring plaats.
Wie een reeds
eerder verschenen bijdrage over deze pionier wil lezen, kan in het archief
terecht op:
14/05/10 De kleine plevier met een fotoreeks van
Wim en zoon Jo
Wie een leuk
verhelderend filmpje wenst, kan onderstaande weblink activeren
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.