Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    06-12-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sport of dierenmishandeling?

     

    Geraadpleegde bron: EOS Magazine

     

    Het gebruik van dieren bij sport en spel – die doorgaans iets minder genietbaar zijn voor het dier in kwestie – kan op een lange geschiedenis bogen.

    Maar de tijden veranderen.

    Kleiduifschieten begon ooit als ‘duifschieten’.

    Hanengevechten zijn inmiddels verboden.

    Ganzenrijders proberen nu een vooraf gedode gans te onthoofden en in de buurt van Wervik worden al geruime tijd geen levende, maar pluche katten met knuppels bekogeld.

     

    Toen Vlaams minister Joke Schauvliege vinkenzetten en de paardenwedrennen van de Waregemse Koerse eerder dit jaar erkende als immateriaal cultureel erfgoed, waren Vogelbescherming Vlaanderen en dierenrechtenorganisatie Gaia daar absoluut niet gelukkig mee.

    De minister slaat wel vaker de bal mis en erg pijnlijk was de kritiek van KUL-prof, Bart Muys over de fabuleuze ‘Boswijzer’, die eensklaps Vlaanderen met 8 200 ha bos groener had gemaakt.

     

    Denkers over dieren

     

    De dieren zijn er voor de mens. Dat is de essentie van het denken over dieren bij de Grieken en in het christendom. Alleen mensen hebben een ziel. Dieren niet en bijgevolg zijn ze in moreel opzicht van geen tel. Dierenmishandeling wordt enkel afgekeurd als het dier in kwestie iemands eigendom is.

    Volgens de middeleeuwse filosoof Thomas van Aquino moeten we dieren goed behandelen, niet omdat het verkeerd is om ze te mishandelen, maar omdat het tot wreedheid tegenover mensen kan leiden.

    Volgens René Descartes zijn dieren machines; ze hebben geen bewustzijn, kunnen niet communiceren en zijn niet in staat pijn en genot te ervaren.

    Andere denkers in de renaissance onder wie Michel de Montaigne stellen dat dieren wel moreel relevant zijn en dat we ze goed moeten behandelen, echter zonder al te veel succes. Onder meer onder invloed van dierproeven – waaruit blijkt dat de lichaamsbouw van dieren toch wel erg op die van mensen lijkt – groeit in de 18de E het besef dat dieren wel degelijk tot lijden en genot in staat zijn.

    Onder meer Voltaire neemt Descartes’ ideeën op de korrel.

    De Britse filosoof Jeremy Bentham pleit in 1780 voor het toekennen van morele waarde aan dieren: de vraag is niet of ze kunnen communiceren of redeneren, maar of ze kunnen lijden? Dieren kunnen dat en dus moeten we volgens Bentham voortaan rekening houden met hun welzijn.

    In 1824 wordt in het Verenigd Koninkrijk de Society of the Prevention of Cruelty to Animals opgericht, de eerste beschermingsorganisatie ter wereld.

    In de 19de E ondersteunt Darwins evolutietheorie de idee dat er geen fundamentele – maar wel graduele – verschillen tussen mens en dier zijn.

    De Britse filosoof, Henry Salt heeft het op het einde van de 19de E voor het eerst over dierenrechten.

     

    Vinken zetten

     

    De typische Vlaamse traditie van het vinkenzetten is eeuwenoud en vandaag vooral in Oost- en West-Vlaanderen nog populair.

    Kooitjes met vinken worden op 2.4 m van elkaar op een rij gezet.

    De vogels moeten binnen het uur zoveel mogelijk geldige deuntjes ten gehore brengen – een geldig liedje eindigt steevast op’suskewiet’.

    De vinkensport heeft al een evolutie achter de rug. Vroeger werden de vogels blind gemaakt door hun oogleden dicht te schroeien, in de – onterechte – overtuiging dat een blinde vink beter zingt. Die praktijk werd al in 1929 verboden.

    Sinds 2003 mogen ook geen vinken meer in het wild worden gevangen en zijn de vinkeniers aangewezen op vogels die in gevangenschap zijn gekweekt. 

    Toch blijft Vogelbescherming Vlaanderen gekant tegen het vinkenzetten.

    Immers, volgens directeur Jan Rodts, houdt het vinkenzetten de illegale vinkenvangst in stand. In 2011 werden in Vlaamse vogelopvangcentra 1 344 in beslag genomen vinken binnengebracht. Die vertegenwoordigen slechts een fractie van de totale vangst.

    Dat er in 2012 slechts 493 in beslag genomen vogels werden afgeleverd, is volgens Jan Rodts eerder te wijten aan minder controle dan aan een mindere vangst.

    De vinken zitten tijdens de wedstrijden in kooitjes met melkglas, om de ochtendschemering na te bootsen, het moment waarop ze in de natuur het meest zingen.

    Ze verdedigen hun territorium tegen hun buren.

    Voor Jan Rodts is dit duidelijk een vorm van dierenkwelling, daar de vogels het hele wedstrijdseizoen (4 à 5 maanden) in de kooitjes doorbrengen, waarin ze maar weinig bewegingsruimte hebben.

    Volgens Filip Santens, woordvoerder van de Algemene Vinkeniersbond AViBo, klopt dat slechts gedeeltelijk. Sommige vogels brengen ook tijdens het wedstrijdseizoen een deel van hun tijd in een volière door.

    De rest van het jaar zitten de vinken sowieso in volières of groter kooien. De afmetingen van de wedstrijdkooien zijn wettelijk bepaald: 20 x 20 x 20 cm of 8 dm³ 

     

    Wie eerder verschenen artikels in het archief wenst te raadplegen, kan via de zoekrobot op dit blog terecht bij volgende bijdragen:

     

    ·        17/11/07: Galapagosvinken

    ·        16/11/08: De vink ‘Suskewiet’

    ·        08/01/11: De vink











    06-12-2013 om 19:54 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    24-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wilde zwaan,”le cygne chanteur”

     

    Vergeleken met knobbelzwanen zijn wilde zwanen echt veel wilder, veel minder goed te benaderen en bij de meeste vogelliefhebbers ook niet zo bekend.

    Zij zijn in onze streken een schaarse wintergast, die nog het talrijkst voorkomt wanneer het land door strenge winters wordt geteisterd.

    Hun verspreidingsgebied is veel beperkter, maar in veel overwinteringsgebieden mengen ze zich vaak met knobbel- en kleine zwanen.

     

    De wilde zwaan is een zeer grote zwaan met een lange, wigvormige kop en een snavel met veel geel. De zwaan heeft een tamelijk rechte, slanke nek en een korte, rechte staart.

     

    Wilde zwanen foerageren net als knobbelzwanen in het water, maar ze brengen meer tijd grazend op het land door en ze eten ook wortels, aardappelen en graan.

    Ze blijven de gehele winter in familiegroepen bijeen en grazen dan op weilanden.

    Kop en hals worden soms bruinachtig van het ijzersterke water.

     

    De wilde zwaan broedt op IJsland en in N & O-Scandinavië, vaak overwinterend rond de Oost- en de Noordzee.

    Wilde zwanen brengen vaak trompetterende en jodelende nasale drietonen voor.

    Ook tijdens de balts kennen ze rumoerige begroetings- en dominantierituelen met halfgeopende vleugels en met naar voren bewegende kop en nek.

     

    Ze nestelen langs noordelijke meren en in afgelegen moerassen; ze leggen 3 – 5 eieren in een heuvel van plantaardig materiaal. Het nest, dat bestaat uit een hoop van riet en zeggen met een kuil erin, ligt meestal op een eilandje.

    ’s Zomers vindt de wilde zwaan voldoende waterplanten, mollusken en insecten om zich mee te voeden, terwijl hij ’s winters, anders dan de kieskeuriger kleine zwaan, zijn voedsel op stoppelvelden zoekt.

     

    Een vorige bijdrage over de wilde zwaan kan je in het archief terugvinden op 31/01/2011

     











    24-11-2013 om 12:42 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Project huismussennestkasten Groot-Zaventem

    Onze lokale huismussenwerkgroep ‘Kille Meutel Zaventem’ is een enthousiast vrijwilligersgroepje, dat gezellige ontmoetingen organiseert met een open en vrij karakter en graag deelneemt aan bijeenkomsten, die door natuurverenigingen – ook deze van Natuurpunt bv. – worden ingericht.

    Iedereen, die vogels en de natuur een warm hart toedraagt, is welkom en ook vandaag weer mochten we opnieuw een enthousiast lid verwelkomen.

     

    Sedert enkele jaren werken we van ver of van dichtbij samen of voeren we – weliswaar kleinschalig – promotie voor Vogelbescherming Vlaanderen en dit via verschillende acties.

     

    Na een eerste infosessie op 10 maart 2013 waarbij nieuwe leden werden aangespoord om onze rangen te vervoegen, volgden nog diverse bijeenkomsten en frequente contacten met de educatieve staf- & projectmedewerker, Inge Buntinx van Vogelbescherming Vlaanderen over het ‘Proefproject Huismussennestkast’.

     

    Immers in nauwe samenwerking met Vivara Natuurbeschermingsproducten werd door Vogelbescherming Vlaanderen een set van 3 nestkastprototypes ontworpen, waarvan 2 met een kleurmerk werden gemarkeerd:

     

    • Type 1: half ovalen opening in het tussenschot, met een groene streep gemarkeerd;
    • Type 2: geen tussenstuk, geen markering;
    • Type 3: grote horizontale rechthoek met afgeronde hoeken, centraal in het tussenschot, met een gele stip gemarkeerd.

     

    Inmiddels vonden de Kille Meutel-Vogelvrienden in Groot-Zaventem 15 personen bereid de 3 nieuwe nestkastprototypes uit te testen. Ook in Gent en Leuven lopen parallelle acties, waardoor deze regio’s eind november / begin december in het totaal 180 nestkasten zullen tellen. Met deze actie beoogt men de huismussen een veilig onderkomen te bieden dat voldoet aan de eisen die ze stellen aan hun nestlocatie.

    Via dit proefproject met een nieuw nestconcept hoopt men ‘de straatket’ beter te kunnen bekoren dan met de nesttypes (vogelvide, mussenappartement, broedpotten en – pannen, …) die momenteel in de handel verkrijgbaar zijn.



     

    Bij voorkeur wordt de set nestkasten vlak bij elkaar en telkens in een willekeurige volgorde onder een dakgoot of in de nabijheid van een regenpijp of op een plek waar nu óf ooit mussen al nestel(d)en.

    Om waterinslag te voorkomen, is het stellig afgeraden de vliegopeningen te richten naar de westelijke windsector;  ideaal is de vlieggaten te richten naar de windsector, afgebakend door het N-O / O / Z-O.

     

    Alle leden van de Zaventemse huismussenwerkgroep, die vrijwillig hun medewerking verlenen aan dit project, verbinden zich ertoe gedurende 3 jaar geregeld te observeren en te registreren of de mussen (of andere vogels) al dan niet gebruik maken van deze nestkasten, alsook te achterhalen welk nestkastprototype (mogelijk) hun voorkeur geniet.

    De populairste nestkast zal in de finale versie worden gebruikt als inbouwsteen.

    Op die manier lijkt het voor de huismussen alsof ze opnieuw ‘tussen de muren’ van onze woningen kunnen broeden.

     

    Een aantal keer per jaar (tijdens de winter, net voor het broedseizoen en na het broedseizoen) zal worden gepolst naar de activiteiten van de huismussen.

     

    Om elkaar te (blijven) stimuleren de opvolging in goede banen te leiden, zullen jaarlijks enkele reünies  (4-tal samenkomsten) – op vooraf overeengekomen momenten – plaatsvinden zodat informatie kan worden doorgegeven en ervaringen kunnen worden uitgewisseld.



     

    Tijdens deze bijeenkomsten zullen we blijven ijveren voor onze ambitie de huismussenpopulaties in Groot-Zaventem in kaart te brengen.

    Daarom blijven we actief inzetten op:

     

    • het determineren van neerstrijkende tuinvogels in onze groene domeintjes (in de stijl van ‘Vogels voeren en beloeren’ – actie Natuurpunt in februari);
    • het jaarlijks (huis)mussentelweekend (april);
    • ons eigen uitgestippeld mussenteltraject dat twee 8-punttelroutes omvat en evenveel observatiezones binnen de 4 deelgemeenten van de luchthavengemeente;
    • het plan om de biotoop (leefmilieu) van waargenomen of opgemerkte (getjilp) mannetjesmussen in kaart en beeld te brengen; hiervoor maken wij gebruik van ‘Google Streetview’ (woonomgeving) en van stafkaarten / Google Maps (verspreiding van geregistreerde mussenpopulaties) om onze waarnemingen samen met fotomateriaal te veraanschouwelijken;
    • natuurgebonden uitstapjes of bezoeken, quizspelletjes, bijwonen van filmvoorstellingen, deelname aan natuurcongressen, …

    17-11-2013 om 17:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    27-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Proefproject: Huismussennestkast

    Er werd al vaker gesignaleerd dat tussen 1970 en 2000 de huismussenpopulatie met 30% achteruit ging.

    Vogelbescherming Vlaanderen, de Universiteit Gent en ABBLO vzw (Samen in actie voor een beter milieu in het Waasland) startten in 2002 hieraan een lange termijnonderzoek en daaraan gekoppeld een jaarlijkse Mussentelweekend!

     

    Uit de resultaten van deze jaarlijkse mussentelling blijkt dat deze achteruitgang zich de laatste 10 jaar gewoon blijft verderzetten.

    Het aantal huismussenkolonies en de grootte van deze kolonies blijft jaarlijks gestaag dalen. Eén van de verscheidenen oorzaken van deze achteruitgang is waarschijnlijk het verlies van broedplaatsen.

    Vogelbescherming Vlaanderen wil hiervoor een constructieve oplossing bieden. Huismussen broeden het liefst onder de dakgoot, onder dakpannen of in spouwen. Onze huidige bouwstijl laat dit niet meer toe. Het eerder gelanceerd mussenappartement-concept viel niet bepaald in de smaak van de huismus.

     

    De nieuwe nestkast werd door Vogelbescherming Vlaanderen ontwikkeld in samenwerking met Vivara natuurbeschermingsproducten.

    De nestkast zal in de finale versie worden gebruikt als inbouwsteen. Op deze manier lijkt het voor de huismussen alsof ze opnieuw ‘tussen de muren’ van onze woningen kunnen broeden. Voor de bewoners biedt deze nestkast het voordeel dat de huismussen op een door hun gekozen locatie kunnen broeden. De huismussen kunnen de isolatie niet beschadigen of brengen geen nestmateriaal in de spouw.

    Personen die om esthetische redenen niet graag een nestkast tegen de buitenzijde van de muur hangen, zijn hierbij ook geholpen. In de testfase worden de 3 prototypes van dit nieuw nestkastontwerp wegens praktische redenen wel tegen de buitenzijde van woningen gehangen. Als blijkt dat de huismussen deze nestkast als een onderkomen vlot aanvaarden, omdat die wel voldoet aan de eisen die ze stellen aan hun nestlocatie, wordt dit model als inbouwsteen op de markt gebracht.

     

    De Kille Meutel-Vogelvrienden werken al geruime tijd mee aan het bovenvermeld inventariseringswerk en tellingen van huismussenpopulaties. Ook nu engageert deze open vereniging zich opnieuw om ook aan dit huismussennestkastenproject actief deel te nemen.

    Op 15 locaties in Groot-Zaventem zullen huismussenspotters, die inmiddels deel uitmaken van de Kille Meutel-Vogelvrienden, gedurende 3 jaar het al dan niet benutten van de uitnodigende nestkastlocaties opvolgen.

     

    Om als een volwaardige testlocatie in aanmerking te komen, werd met een aantal karakteristieken rekening gehouden:

     

    ·        er moet al een mussenkolonie aanwezig zijn;

    ·        bij voorkeur zijn er huismussen, die al in een nestkast broeden of in/tegen een huis;

    ·        huismussen, die nestelen in een klimop is een 2de keuze;

    ·        de nestkasten moeten ‘in’ de kolonie kunnen worden gehangen;

    ·        de voorkeur voor een nestgelegenheid onder de dakrand, zo goed mogelijk laten ‘opgaan’ in het gebouw;

    ·        er worden minstens 2 (liefst 3) prototypes met verschillende invliegopeningen van het nestkastje per locatie opgehangen.

     

    Opvolging van de locatie

     

    ·        een aantal keren per jaar (tijdens de winter, net vóór het broedseizoen, ná het broedseizoen) wordt gepolst naar de activiteiten van de huismus:

     

    o   wordt er aantoonbaar nestverkenningsgedrag waargenomen [een mannetje zit volop te zingen aan het nest, een huismussen(koppel) brengt nestmateriaal of voedsel naar het nest;

    o   benaderen huismussen het invliegplatform;

    o   worden er broedende huismussen waargenomen?

     

    ·        na het plaatsen van de 3 nestkastprototypes is het aanbevolen op zijn minst gedurende de hele winterperiode zadenmengelingen te strooien

     

    Omtrent deze actie zullen nog meer artikels volgen, eens de campagne, opgezet door Vogelbescherming Vlaanderen in samenwerking met Vivara, op volle toeren zal draaien.











    27-10-2013 om 16:11 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    22-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nestgelegenheid

    Geraadpleegde bron: Gezinsleven in het dierenrijk – Desmond Morris

     

    De mens behoort ongetwijfeld tot de beste nestbouwers. Zijn huizen, tenten en hutten bieden goede beschutting tegen de barre buitenwereld. De moderne mens is trouwens verder gegaan. Van een schuilplaats is het moderne huis uitgegroeid tot een middel om het leefmilieu onder controle te krijgen.

    Primitieve volkeren die als jager-verzamelaar rondtrekken, bouwen slechts een eenvoudig tijdelijk slaap- en schuilgelegenheid.

    Minder zwerflustige jagers of boeren bouwen semipermanente huizen van materialen die in de natuur voorhanden zijn: planten, modder of zelfs sneeuw.

    Hoewel veel dieren zich kennelijk ook zonder huis best goed voelen, telt het dierenrijk zeer bedreven bouwers en proberen sommige soorten met hun verfijnde bouwsels zelfs hun milieu te reguleren.

     

    Voor een goed begrip van de woningbouw in het dierenrijk is het nodig het onderscheid tussen nest- of woongebied en territorium te maken.

    Een territorium is een deel van het milieu dat door een dier tegen soortgenoten wordt verdedigd en in allerlei levensbehoeften voorziet.

    Het nest- of woongebied is de plek binnen dat territorium die voor rust en bescherming en eventueel nog voor het broeden en grootbrengen van de jongen is gereserveerd.

    Een nest kan hiertoe speciaal zijn gebouwd, zoals bij vogels, maar kan ook uit een natuurlijk hol of een goed beschut plekje bestaan.

    Veel ongewervelde dieren hebben helemaal geen vaste woon- of verblijfplaats. Zij leven permanent als nomaden en zwerven maar wat door hun leefomgeving.

    Zodra een dier een vaste verblijfplaats bezit, heeft het de neiging zijn jongen daar groot te brengen. Vaak wordt zo’n plaats zelfs op grond van de behoeften van de jongen uitgekozen.

     

    Variatie in het nestbouwen

     

    Van alle dieren, die nesten bouwen, strijken de vogels met de eer voor verfijning.

    Vogels gebruiken alle mogelijke bouwmaterialen en weten allerlei plekken uit te buiten om hun veiligheid te verzekeren.

    Veel zeevogels vinden een steile klif of een grot het veiligst. Andere soorten geven de voorkeur aan een eilandje of bouwen hun nest boven het water tussen moerasplanten.

    Ook natuurlijke of gegraven holen kunnen uitstekend bescherming bieden. De meeste vogels verbergen hun nest ergens tussen de plantengroei.

    De meest exotische bouwsels zijn zonder twijfel de hangnesten van de wevervogels; de meest bewonderenswaardige architecten zijn ongetwijfeld de prieelvogelmannetjes die alle aandacht aan hun nest besteden.

    Prieelvogels maken een echt huisje met een siertuin. Alleen het doel is anders dan dat van de meeste huizen: het dient om een wijfje aan te lokken.

    Terwijl veel nesten de eieren als vanzelf goed warm houden, regelt de thermometervogel de temperatuur liever zelf. Hij begraaft zijn eieren in een hoop aarde en rottend blad en varieert de diepte waarop ze liggen voortdurend om te zorgen dat ze tot aan het uitkomen toe voortdurend dezelfde temperatuur hebben.

    De vogels hebben de bescherming van hun eieren en jongen tegen roofvijanden op uiteenlopende manieren aangepakt.

    Slechts enkele soorten stellen hun vertrouwen liever in een verborgen plek dan in een nest. Zeevogels, zoals meeuwen, nemen genoegen met een ondiep strandkuiltje boven de hoogwaterlijn. Aangezien de ouders hun eieren nergens mee afdekken, moeten ze er wel om de beurt op zitten broeden. Als beide ouders het nest moeten verlaten, worden de eieren niet alleen aan de kou en neerslag, maar ook aan roofdieren blootgesteld.

    Andere zeevogels nestelen uit veiligheidsoverwegingen op vrijwel ontoegankelijke plaatsen.

    In veel gevallen leggen ze hun opvallend witte eieren op richels van steile kliffen. Verder vertrouwen zeevogels, die meestal in reusachtige kolonies leven voor hun afweer op de kracht van hun aantal. In het binnenland zoeken veel vogels eveneens een plaatsje aan het water om rovers af te schrikken.

    Futen en meerkoeten bouwen hun nest zelfs op een plantaardig vlot en karekieten nestelen hoog in de oeverbegroeiing.

    Op het land zelf bouwen veel kleine, goed gecamoufleerde vogels hun nest ver van de andere in het verborgene. Dit verkleint de kans dat het door een vijand wordt gevonden.

    Uit onderzoek is namelijk gebleken dat een rover ogenblikkelijk na het vinden van een nest in de buurt daarvan naar meer zoekt.

    Bomen staan bij veel vogels als nestelplaats hoog aangeschreven. De ene soort heeft een voorkeur voor een takkenvork; de andere hangt zijn nest aan de uiteinden van takken, die moeilijker zijn te bereiken.

    Het veiligste zijn de holten in de bomen, met name als ze  klein genoeg zijn om de meeste rovers buiten te houden.

    Hoewel vogels, zoals spechten, hun eigen boomholte kunnen uithakken, nemen veel soorten genoegen met de holten, die ze kunnen vinden. Ook holten in kliffen of in de bodem zijn in trek. Ondergrondse vogelholen zijn vaak door konijnen gegraven. Er zijn trouwens ook vogels die oude vogelnesten benutten. Zo eigenen valken zich kraaiennesten toe.

     

    Warm en veilig nest

     

    Een goed verzorgd nest dient niet alleen als veilige bewaarplaats, maar houdt de eieren dank zij de warmte-isolatie ook op temperatuur.

    Op de regel, dat het nest door het wijfje wordt gebouwd, bestaan uitzonderingen.

    Mannetjeswinterkoninkjes brengen in afwachting van de vrouwtjes zelfs meer dan één nest in hun territorium aan. Deze nesten hebben echter een ongebruikelijke functie: het aanlokken van wijfjes.

    Konings- en keizerpinguïns doen het zonder nest. Zij broeden hun ene ei onder een huidplooi op hun voeten uit.

    Sterns schrapen een ondiep kuiltje uit; zij moeten het van hun camouflage en kolonieleven hebben. Nesten op steile rotsen zijn veilig voor de meest vijanden.

    Zeekoeten nestelen tientallen meters boven de open zee op nauwe richels.

    Zwaluwen en gierzwaluwen vliegen langs plassen op zoek naar vochtige modder of klei, waar ze harde wandnesten van maken. Andere soorten gebruiken modder om hun takkennest af te werken.

    Bodemnesten lopen grote kans, te worden leeggeplunderd. Goede camouflage, zoals bij het leeuweriknest, is dan ook geboden.

    Een heel andere bescherming biedt een nestelplatform in ondiep water. Deze techniek wordt onder meer door de meerkoet toegepast.

    Nestelen in struiken en bomen schakelt eveneens veel roofvijanden uit.

    De vink zoekt als fundering een takkenvork uit; maar de buidelmees hangt zijn opvallend nest liever aan het eind van een tak op.

    Holten in de bodem bieden een goede bescherming. Hoewel het konijnuiltje zijn hol zelf kan graven, trekt het liever in een verlaten prairiehondenverblijf in.

    Oude konijnenholen in zandhellingen zijn geliefd bij Noordse pijlstormvogels.

    Tot de veiligste nestelplaatsen behoren holten in bomen.

    Spechten hebben de keus: zelf maken of zoeken.

    Bij neushoornvogels metselt het vrouwtje zich met de door haar partner aangevlogen modder in die haar tegelijkertijd ook in voedsel bevoorraadt.

     

    Bouwtechnieken

     

    Wonderbaarlijk genoeg kan een jonge vogel meteen de eerste keer al een volmaakt nest bouwen. De vereiste vaardigheid lijkt bijgevolg grotendeels erfelijk aangelegd.

    Afgezien van enkele opvallende uitzonderingen is de nestbouw het werk van het vrouwtje. Aangezien elke soort zijn nest op haar eigen ecologische omstandigheden afstemt, bestaan er nesten in allerlei vormen en grootten.

    De eenvoudigste types zijn te vinden bij de zeevogels, die vaak met een hoopje takken volstaan.

    Arenden en dergelijke grote vogels stapelen hun takkenbossen hoog in de bomen slordig op elkaar.

    Voor de hoogst ontwikkelde nesten moeten we bij de kleine vogels zijn.

    Deze gebruiken fijne plantedelen, die ze met hun fijne snavel op hun plaats drukken of vlechten. Soms dopen ze hun bouwmateriaal eerst in het water om het buigzamer te maken om het na droging beter te laten aansluiten. In principe wordt de bekende komvorm met het hele lichaam in het nest gedrukt. In een later stadium biedt die kom de goede basis om de wanden mee vloeiend vorm te geven. Tot slot wordt het binnenste vaak met mos, gras, oude veren, paardenhaar of ander zacht materiaal bekleed.

    Sommige vogels zijn helemaal van plantaardig bouwmateriaal afgestapt.

    Ovenvogels bouwen een nest van natte klei die ze in de zon hard laten bakken. Dit alles spelen de vogels klaar met hun snavel als belangrijkste en vaak zelfs enige gereedschap.

    Het nest wordt door beide partners samen gebouwd. Hiertoe wachten ze tot de regen de klei voldoende zacht heeft gemaakt. In de snavel vliegen ze  net zolang hompjes aan tot het nest af is. Vaak is dat pas na een totaal van 2 000 vluchten het geval. In de hitte van de zon krijgt het nest uiteindelijk zijn ovenvorm. De eigenlijke broedruimte is door een gebogen binnenwand van de ingang afgescheiden. Dit houdt grote roofdieren buiten.

    De beitelvorm van de spechtsnavel is voor het boren van een nestholte ideaal.

    In zandige gronden worden bij het graven zowel de snavel als de poten gebruikt. Ook bij vogels die hun nest weven, spelen de poten trouwens een grote rol.

    De fijnste nesten zijn van kolibries.

    Deze miniatuurtjes van nog geen 2.5 cm diameter bestaan uit plantendons, waarin soms ook spinrag is verweven.

    Veel nesten zijn met een koepel afgedekt en bolvormig, dan zit de toegang meestal opzij.

    De bouwkundige juweeltjes van de wevervogels zijn vrijwel onneembaar voor vijanden.

    Het nest wordt met de snavel en poten geknoopt, gevlochten en geweven.

    Eerst wordt een geraamte gemaakt van takken, die met gras of palmbladeren aan elkaar worden geknoopt. Het nest van de textorwever is niervormig met de toegang onderaan.

    Sociale wevervogels hangen hun nesten aan een gemeenschappelijk platform.

     

    Gevederde architecten

     

    IJsvogels behoren tot de weinige vogels die hun eigen nestholte graven. Vanuit één van hun uitkijkposten zoeken de dieren een geschikte plaats langs de rivier uit. De oever moet er zacht genoeg zijn om te kunnen graven, maar mag ook niet uit zand bestaan; anders zou de gang instorten.

    Bij gebrek aan een steunpunt begint de vogel met zijn graafwerk met een reeks duikvluchten. Pas wanneer de daar diep genoeg voor is, werken de poten mee om de aarde met krachtige slagen naar achter te verwijderen. Aan het eind van de gang komt een veilige broedkamer, met voldoende bewegingsruimte voor ouder en jongen.

    De meeste vogelnesten dienen als bergplaats voor eieren en jongen.

    Uitzonderingen op de regel zijn de nesten van loophoenders en prieelvogels.

    Loophoenders zijn schuwe bodembewoners, die zelden vliegen. Hoewel ze op een heel uiteenlopend terrein leven, bouwen ze alleen een broeinest. Sommigen soorten laten hun eieren in een door hen gegraven kuil uitkomen; anderen benutten de broeiwarmte van vulkanische bodem.

    Tot de opmerkelijkste soorten behoort het Freycinet-loophoen, dat reusachtige aardhopen opwerpt. Bij een diameter van 10 m kunnen deze hopen een hoogte van 4.5 m bereiken.

    Het plantaardig materiaal in de hoop geeft bij het rotten warmte af aan de eieren.

    De verwante thermometervogel, die in het droge binnenland van Australië leeft, gaat nog een stapje verder. Het mannetje graaft een kuil van 1.2 m diep met een doormeter van 4.5 m.

    Deze vult hij in de winter met bladaarde en ander plantaardig materiaal. Als dit door de regen is bevochtigd, dekt hij de kuil met een 60 cm dikke zandige laag af. Hierdoor gaan de plantenresten rotten, waarbij warmte vrijkomt. Door variatie van de deklaagdikte worden de eieren constant op 33°C gehouden.  

    Hij steekt van tijd tot tijd zijn snavel in zijn hoop om de temperatuur te controleren. Als het te warm is, haalt het mannetje wat materiaal weg. Zo nodig legt hij de eieren, die normaal diep in de hoop liggen, zelfs bloot. Aangezien de eieren in verloop van maanden worden gelegd, is het mannetje het grootste deel van het jaar als een ijverige tuinder met zijn grondbeheer in de weer. Na het uitkomen, graven de jongen zich snel uit.

     

    Prieelvogelmannetjes doen het heel anders. Zij richten hun eigenaardige bouwsels op om wijfjes te lokken. Met een baltsdans proberen zij nog meer indruk te maken. Na de paring worden de eieren in de bomen in een heel ander nest gelegd. Legnest en prieel kunnen ver van elkaar liggen.

    In zijn eenvoudigste vorm bestaat een prieel uit een hoopje of een platform, dat wel fleurig wordt versierd.

    Sommige soorten gebruiken bij wijze van prieel een jong boompje dat ze als een meiboompje optuigen.

    Andere bouwen een hut, vaak compleet met palissade, die ze met vruchten, bloemen of dode insecten aankleden. Ook menselijke voorwerpen kunnen luister bijzetten, als ze maar fel van kleur zijn.

    Een ander prieeltype bestaat uit twee evenwijdige wanden van twijgen, die al of niet tot een tunnel zijn overkoepeld. Aan die wanden wordt van alles opgehangen. Er zijn zelfs mannetjes die de binnenkant met vruchtmoes of houtskool verven.

     

    De oranjekuiftuiniervogel leeft in de bergen van Nieuw-Guinea. Het mannetje draagt een olijfbruin kleed met een oranje verenkam. Zijn takkenprieel is koepelvormig met openingen aan de voorkant. Het is ongeveer 60 cm hoog. De middenzuil wordt gevormd door een jong boompje dat met vervlochten takjes en mos is afgedekt. De ruimte tussen zuil en buitenwand vormt aan de achterzijde een tunnel. Het open terrein voor het prieel is met donkere boomvarensvezels afgedekt. Hierop stalt het mannetje zijn mooiste bloemen, bessen en glanskevers uit.

     

     

     

    Opmerking nestfotografie:

    Het Koninklijk Besluit betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest verbiedt de nesten van bepaalde  vogelsoorten opzettelijk te verstoren, weg te nemen of te vernielen (BVR 24/05/95 art.2)

    Als gevolg daarvan is het eveneens verboden volwassen vogels op of nabij hun nest te fotograferen of te filmen of te trachten dit te doen, uitgezonderd bij nesten die zich op een bewoond erf bevinden.

    Beide foto’s van Wim Dekelver zijn genomen vanuit een kijkhut; de futen vanop een afstand van 80 m; bij dit aalscholver was dit 300 m

     

     

    Wie eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan in het archief terecht bij onderstaande opgesomde bijdragen:  

     

    21/06/08          Vogelnest brengt buurt samen

    27/06/08         Nestbouw (textorwever)

    03/07/08         Nesten observeren

    13/12/08           Vogelvriendelijk tuinbeheer

    01/07/12           Vogels in nesten











    22-10-2013 om 20:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    06-10-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Populairste vogel 2014

    Persmededeling: Welke gevederde tuinbezoeker wordt de populairste van het jaar 2014?

     

    Elk najaar organiseert Vogelbescherming Vlaanderen de verkiezing van de ‘Vogel van het Jaar’. Tot einde december 2013 valt deze eer nog te beurt van de ijsvogel.

     

    Speciaal voor deze overwinning liet Vogelbescherming Vlaanderen een poster ontwikkelen die het leven van de ijsvogel in beeld brengt.

    Wie van het dozijn nieuwe kandidaten in 2014 extra aandacht verdient, bepaal jij zelf.

     

    Onder de genomineerden vinden we enkele ‘minder of ongekende pareltjes’: de bergeend en drieteenstrandloper staan tegenover de merel en de staartmees; twee alom gekende gasten op de voedertafel.

    De grauwe klauwier, geelgors en zomertortel staan symbool voor de ‘rode lijstsoorten’, soorten die het moeilijk hebben om in Vlaanderen stand te houden.

    De ringmus balanceert tussen ‘niet bedreigd zijn’ en op die gevreesde rode lijst belanden.

    De kerkuil vertegenwoordigt de diersoorten die zich weten te herstellen als je hen ondersteunt door geschikte biotopen en broedplaatsen aan te bieden.

    De gaai en witte kwikstaart sluiten het lijstje af, twee ‘gewone’ soorten, maar met ieder hun specifieke uiterst interessante levenswijze.

     

    Je kan nog tot 25 november stemmen op jouw voorkeurvogel - hieronder vind je telkens een bondige identiteitskaart

     

    http://www.vogelvanhetjaar.be/page=site.home

     

    In de onderstaande beeldenreeks vind je 5 van de 12 kandidaten, gefotografeerd door Wim 

     











    06-10-2013 om 18:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    29-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De papegaaiduiker

    Ijsland staat het meest bekend om de wondermooie natuur.

    Je kan er onder andere gletsjers, sneeuw, watervallen, ijsmeren, vulkanen (140, waarvan nog 30 actief) en geisers vinden.

    Het eiland is een belangrijke biotoop voor vele soorten eenden en ganzen, zee-, waad- en roofvogels (bv. witte sneeuwuil).

    Op IJsland komen zowel overwinteraars voor als vogels die de site als rust-, broed- of foerageerplaats gebruiken. Zo komt de papegaaiduiker er in grote getale (60% van de wereldpopulatie) voor.

    Twee collega’s op het werk – Peter Dillen & Hilde Wynen – trokken recent op exploratie naar IJsland en werden overweldigd door de betoverende natuurpracht.

    Ook zij geraakten in de ban van wat natuurfans – door urenlang dieren te observeren – als unieke reportagemomenten ervaren.

     

    Peter en Hilde bezochten twee trekpleisters, waar papegaaiduikers zich ‘thuisvoelen’ en zorgden voor een knappe reeks momentopnames.

     

    Dyrhólaey, het zuidelijkste puntje van IJsland, is een – sinds 1978  beschermd gebied –

    een uitstekende rotsformatie met daarin een grote doorgang, waar boten doorheen kunnen varen. Nu is Dyrhólaey – ten tijde van de kolonisatie nog een eiland – een 120 m hoge klif aan zee, waarin door het ‘Portlandgat’ de zee vrij spel heeft.

     

    Borgarfjördur is de naam van een fjord in het westen van IJsland bij het stadje Borgarnes. Hoewel het water van het Borgarfjördur kalm lijkt te zijn,  is het fjord echter zeer verraderlijk  door de strenge stroming tussen de zandbanken. Vlak tegen dit vissersdorpje treft men de vogelrots Hafnarhólmar aan, waar grote aantallen meeuwen en papegaaiduikers toeven.

     

    In de meeste zeevogelkolonies zijn (Atlantische) papegaaiduikers te vinden, maar ze zijn enkel algemeen voorkomend in het noordwesten van Europa.

    Ze zijn minder verbreid dan zeekoeten, daar ze meer grond of rotsen behoeven om tijdens de zomer geschikte nestgelegenheid te vinden.

    De papegaaiduiker is een opvallende vogel uit de familie van alken, die men aantreft op kliffen op eilanden en vasteland: NW-Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland, Schotland, Groenland, Nova Zembla, Noorwegen, Spitsbergen.

    Het belangrijkste kenmerk aan de kleine zwart-witte alk is de kleurrijke driehoekige en zijdelings afgeplatte snavel, die feller is gekleurd tijdens de zomer (broedseizoen).

    De vogel is geheel zwart aan de rugzijde; de ondervleugel is donkergrijs.

    De wangen zijn vaal wit in de zomer; grijzer tijdens de winter. De poten, die 3 met zwemvliezen verbonden tenen vertonen, zijn fel oranje. Ze eindigen in korte en gebogen sterke nagels, die ze gebruiken om te graven.

     

    ’s Winters is de snavel klein en vaal. Met de toenemende leeftijd ontwikkelen ze meer kleuren (blauwgrijze, oranje, gele en rode tekening) en extra, ook wel bredere, groeven.

    Als de vogel op 5-jarige leeftijd volwassen is, vertoont zijn snavel 3 groeven. Rond het donkere oog op de schijfachtige grijswitte zijkanten van het gezicht zijn kleine hoornachtige versieringen.

    De lichaamslengte wisselt van 26 tot 29 cm; de spanwijdte varieert tussen 47 en 63 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 310 en 500 g

     

    Het grootste deel van het jaar leven papegaaiduikers op zee. Ze foerageren vooral op vis (smelt, haring, sprot, makreel, wijting, koolvis, pollak, kabeljauw en schelvis), pijlinktvis, maar ook op kreeftachtige (garnalen, mollusken) en andere kleine zeedieren (wormen).

    Hierbij duiken ze doorgaans vanaf het wateroppervlak, op zoek naar voedsel, waarbij ze onder water hun korte, rechte vleugels (stijve slagpennen) als vinnen gebruiken en de poten voorzien van zwemvliezen om te sturen (snelheid van 20 km/u).

    Dankzij een soort naar achter gerichte stekels (weerhaken) op zijn gehemelte en tong kan de papegaaiduiker blijven vissen, terwijl de andere gevangen prooien nog in zijn bek worden vastgehouden.

    De meest geduchte vijanden van de papegaaiduiker zijn: de mantelmeeuw, de grote jager, de poolvos, maar ook de mens want in IJsland staat papegaaiduiker nog steeds op de menukaart van de restaurants.

    Tijdens de 18 & 19de eeuw zagen de zeelieden de broedkolonies van de papegaaiduikers als voedselbron. De vogels waren een makkelijke vangst vooral om dat ze in holen wonen. Een kogel was genoeg om goedkoop aan het voedsel te komen. Gelukkig wordt heden ten dage de gegeerde lekkernij heel wat minder bejaagd.  

     

    Volwassen vogels, die een buit naar hun jongen brengen, worden vaak lastig gevallen door meeuwen of sternen. Hun lage vlucht wordt gekenmerkt door snelle snorrende vleugelslagen; soms vliegt de papegaaiduiker wel eens hoger, als hij boven zee of boven de kolonie rondcirkelt.

     

    Bij de balts van papegaaiduikers speelt de kleurrijke, grote snavel een belangrijke rol.

    Baltsende paren trekken de aandacht van de vogels in de buurt, die dan ook mee gaan doen.  Het territoriaal gedrag verloopt volgens heel strikte regels.

    Het mannetje trekt de aandacht van het vrouwtje door met de kop snelle knikkende bewegingen te maken, waarbij hij een grommend geluid voortbrengt. Door zijn gekleurde bek tegen die van het vrouwtje aan te wrijven en te kirren, maakt de mannelijke papegaaiduiker het vrouwtje het hof.

     

    Papegaaiduikers nestelen in holen in de aarden laag van kliftoppen of in spleten tussen rotsblokken, die vaak omgeven zijn door groen gras, bloeiende bloemen en kleurrijke korstmossen en dat alles boven een helderblauwe zee.

    Hiervoor nemen ze hun intrek in een bestaand hol of graven er eentje uit in zachte aarde of vormen een kommetje tussen losliggende keien.

     

    Het ene ei komt na 39 dagen uit. Beide ouders broeden dat uit en verzorgen om beurt het jong. Het jong krijgt niet veel tijd om groot en sterk te worden. Het vliegt al na 40 dagen uit – of juister gezegd – gooit zich ’s nachts vanop een hoge klif in ’t water om te vermijden dat een meeuw hem te pakken krijgt.

    Na een jaar of 5 op zee te hebben doorgebracht, gaan papegaaiduikers voor het eerst broeden. De kolonies zijn bezet tussen mei en augustus/september. Daarna verspreiden de vogels zich tijdens de winter opnieuw over zee (Atlantische Oceaan).

     

    Een leuke reportagefilm van Skellig Michael

     

    http://www.youtube.com/watch?v=TYdACa909T8


    Voor een knap geïllustreerd reisverslag van IJsland (2007) van Dr. Ir. Gerard van Bochove, kan je onderstaande link raadplegen


    http://www.gerardvanbochove.nl/IJsland/Reisverslag_1.htm

     

     











    29-09-2013 om 10:12 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    22-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bereid nu de winter voor

    Plaats nu al je voedertafel en/of –silo in de tuin

     

    Geraadpleegde bron: Digitale nieuwsbrief van Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Ook al is het nu nog niet aangewezen om de vogels in je tuin te verwennen met vogelvoer, het is nu wel de geschikte moment om de voedertafel buiten te zetten of de voedersilo op te hangen. Leeg, dus en nog niet gevuld met allerlei wintervoer.

    De meeste vogels houden zich in deze periode van het jaar gedeisd omdat ze aan het ruien zijn. Veren verslijten en moeten dus elk jaar worden vervangen, net zoals wij soms aan een nieuwe jas toe zijn. Als regel gebeurt dat ruien niet in de inspannende of moeilijke broed- of trektijd. De winter met zijn voedselschaarste is eveneens ongeschikt. Daarom ruien de meeste vogels in de nazomer, tussen broed- en trektijd in.

    In de ruiperiode wordt er niet gezongen en de vogels zijn duidelijk minder zichtbaar. Hun nieuwe verenpak zal ervoor zorgen dat de vogels in topconditie zijn om een lange trektocht te maken of de koude winter te trotseren. Binnenkort zullen ze dus opnieuw in je tuin te zien zijn, helemaal in het nieuw. Om de vogels nu al te laten wennen aan de voedertafel of –silo, kan je die dingen maar best nu al in de tuin plaatsen.

     

    Vogelbescherming Vlaanderen roept pas 31 oktober uit tot de nationale ‘startdag vogels voeren’. Om deze datum in het geheugen te griffen, creëerde ze volgende weerspreuk:

    “Komt november in ’t verschiet, vergeet dan onze vogels niet.”

     

    Waarom start je best op 31 oktober met het voeren van onze gevleugelde vrienden en niet eerder?

     

    Vanaf november begint de natuurlijke rijkdom aan voedselbronnen stilaan te verminderen.

    De dagen worden korter en kouder, waardoor vogels meer energie nodig hebben om hun lichaamstemperatuur van 41°C op peil te houden.

    Wat extra hulp in de vorm van voedselrijke zaadmengelingen en noten komt hen vanaf dan dus heel goed van pas. Door vanaf eind oktober geregeld (best ’s ochtends) te voeren, hebben vogels de tijd om deze plek te ontdekken en te herinneren. Bij een plotse, hevige winterprik hoeven ze hierdoor geen tijd en energie te verspillen aan het zoeken naar een geschikte voedselbron.











    22-09-2013 om 14:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    11-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom vogels zingen

     Bron: Gezinsleven in het dierenrijk – Philip Whitfield

               

    Een mooier geluidssignaal dan de vogelzang bestaat er in het dierenrijk waarschijnlijk niet.

    Het lied van een vogel is een lang, ingewikkeld geluidsignaal, dat alleen door mannetjes wordt voortgebracht en nauw met de voortplanting samenhangt.

    Hoewel vogels in de eerste plaats zingen om een partner aan te lokken, geven ze met hun gezang ook informatie over hun territorium.

    Eenvoudiger van aard zijn de alarmroepen waarmee een vogel de andere voor een naderende vijand waarschuwt.
    Een alleenstaand mannetje kan de hele dag zingen, maar zodra hij een vrouwtje heeft  veroverd, neemt dat zingen sterk af. Dit is een duidelijke aanwijzing dat het vooral om het aanlokken van een seksuele partner is te doen.

    Vogels zoals de rietzanger houden er na het paren trouwens helemaal mee op en gaan pas het volgende jaar weer zingen.

    Mannetjes van soorten die het meer van zang dan van verentooi of gepronk moeten hebben, kennen in het algemeen een geweldige concurrentie. Dan geldt dat de vogel, die de meest verfijnde zang voortbrengt, de rivalen overbluft en de laan uitstuurt.

     

    Een rietzangermannetje, wiens lied meer dan 1 min kan duren, kan een repertoire van meer dan 50 geluidselementen hebben.

    Gemiddeld verwerkt hij per wijsje 7 elementen, die in een bepaald patroon worden herhaald, gemixt en gevarieerd. Om een volgend wijsje in te zetten, kiest hij dan weer enkele andere elementen van zijn repertoire uit. Zo componeert hij elke keer een geheel nieuw lied en voert hij duizenden variaties op een basisthema uit. Het geheel wordt opgesierd met getik, gezoem, gefluit en getjilp.

     

    Pauwen en paradijsvogels daarentegen hebben voor het aanlokken van een partner voldoende aan hun kleurrijke verentooi.

    In zekere zin mag de zang van een sober gekleed vogeltje als de rietzanger dan ook worden beschouwd als een geluidsversie van het gepronk met een pauwenstaart of exotisch vertoon van paradijsvogelveren.

    Doorwrochte deuntjes zijn ook van belang voor het herkennen van soortgenoten. Vogels die op elkaar lijken en in hetzelfde gebied leven, hebben veelal per soort een eigen zang ontwikkeld.

    Daaraan weet het wijfje van de bosrietzanger een geschikte partner te onderscheiden van een mannetjeskarekiet. Voorwaarde is dat de zang herkenningspunten bevat.

    Zo moet bij het roodborstje een hoge toon altijd afwisselen met een lage.

    Een bandrecorder met namaakzang volgens dit principe trekt inderdaad roodborstjes aan.

    Bij de Amerikaanse gorzen is volgens soortgelijke onderzoeken vooral de onderlinge afstand of ordening van de noten van belang.

    Zoals de menselijke spraak binnen een taal een groot aantal dialecten telt, kennen ook vogelsoorten plaatselijke variaties op hun zang.

    Zo fluiten witkeelgorzen rondom de Baai van San Francisco van plaats tot plaats een enigszins verschillende versie van hetzelfde wijsje. Specialisten kunnen aan het zangdialect precies horen van welke plaats een vogel komt.

    Hoewel we niet precies weten waartoe de dialecten van de vogelzang dienen, is het goed mogelijk dat een wijfje het best in haar geboortestreek kan broeden.

    En hoe zou een vrouwtje van een uiterst mobiele en geluidsgevoelige soort een geschikt mannetje kunnen herkennen dan aan het eigen dialect?

     

    Rietzanger, bosrietzanger en kleine karekiet


    De rietzanger komt over vrijwel heel Europa in moerasland voor. Het kleine, bruine diertje compenseert het gering nut van zijn ogen met zijn zang.

    Het mannetje kent één van de langste en hoogst ontwikkelde liederen van het vogelrijk.

    Deze gave gebruikt hij alleen om wijfjes aan te lokken. Om het bereik van zijn zang te vergroten, neem hij een hoge plaats in. Hij kiest bv een hoge boom uit of maakt een speciale zangvlucht, waarbij hij zingend in een spiraal vanaf grote hoogte omlaag komt.

     

    Deze 3 vogelsoorten behoren tot hetzelfde geslacht en leven in eenzelfde gebied (moerasland). Soortgenoten herkennen ze aan de zang, die zoals uit de sonogrammen blijkt, uit kenmerkende elementen is opgebouwd. Zang en roep zijn in diagrammen weergegeven in de vorm van een geluidsspectogram. Deze geluidsillustraties zijn grafieken waarin het geluid in drie eenheden wordt weergegeven, namelijk frequentie (de verticale component, uitgedrukt in kilohertz), duur (de horizontale component (uitgedrukt in sec) en amplitude van het geluid (weergegeven in dikkere of dunnere lijnen). Op deze wijze geeft een sonogram een akoestisch spectrum van een geluid. Verschillende geluiden verschijnen bv als verticale banden over alle frequenties, terwijl een enkele zuivere toon wordt weergegeven als een dunne horizontale lijn.

    Ook het algeheel toonbereik verschilt.

    De kleine karekiet blijft het laagst, de rietzanger zingt het hoogste lied en de bosrietzanger heeft het grootste bereik.

    Terwijl kleine karekiet en bosrietzanger van doubletten en tripletten houden, wisselt de rietzanger graag herhalingsstrofen af.







    11-09-2013 om 21:41 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    01-09-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wespen, muggen en vlinders in beweging

    Geraadpleegde bronnen:

     

    Knack – bioloog & journalist, Dirk Draulans

    Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen – entomoloog, Patrick Grootaert

    Instituut voor Tropische Geneeskunde – entomoloog, Marc Coosemans

    Natuurpunt – vlinderexpert, Wouter Vanreusel

     

    De goede zomer zorgt voor een geweldig vlinderjaar, maar onderzoekers maken zich zorgen om tropische muggen die gevaarlijke ziekten kunnen overdragen. De globalisering en de klimaatopwarming drijven namelijk soorten uit het zuiden naar onze contreien.

    Met zijn 3 cm is de hoornaar veruit de grootste wesp in ons land. Hij steekt veel minder frequent dan een gewone wesp, maar als hij steekt is het pijnlijker.

    Bovendien is de gruwel aan een opmars bezig. In de jaren ’60 was hij in ons land zo goed als verdwenen, maar nu tref je hem weer overal aan, zelfs aan de kust.

     

    Met de opwarming van het klimaat rukt een aantal soorten vanuit het zuiden op. De hoornaar is zelfs het Verenigd Koninkrijk aan het koloniseren. Ook soorten uit families van de libellen, sprinkhanen en wantsen profiteren van de opwarming en migreren sinds één jaar of 20 naar het noorden, dikwijls via de duinen, waar het nog altijd warmer is dan elders en waar ook zuiderse planten, die ze kennen, goed gedijen.

     

    De klimaatverandering leidt tot heel wat beweging in de insectenwereld

     

    In sommige bossen zit het de laatste maand vol dazen. Een daas vliegt pas vanaf 16°C, maar dan is ze ineens heel actief en maakt het niet veel verschil meer hoe warm het wordt.

    Volgens de entomologen wordt er te weinig geïnvesteerd in de monitoring van jaarlijkse populatieschommelingen bij insecten.

    Aangezien muggen gevaarlijke ziekten kunnen overdragen, zou alertheid voor een eventuele opmars van potentieel risicovolle soorten nuttig kunnen zijn.

    De globalisering is voor die soorten belangrijker dan de klimaatopwarming. Het transport van goederen en mensen tussen continenten leidt tot onvoorziene verplaatsingen van parasieten en hun dragers.

    Strenge winters, zoals de voorbije 2 jaar, zijn een beperkende factor voor populaties van tropische soorten, zoals de tijgermug.

    De eerste tijgermug werd in 2002 in een bandenbedrijf in het Antwerpse havengebied aangetroffen. Tijgermuggen kunnen voor problemen zorgen, zoals uitbraken van dengue- en chikungunyakoorts in Italië en Zuid-Frankrijk al eerder bewezen.

    Ze verspreiden zich via de internationale bandenhandel, want hun eitjes en larven overleven gemakkelijk in kleine plasjes die in banden blijven staan.

    In Nederland raakte de tijgermug ingevoerd via de handel in zogeheten ‘Lucky Bamboo’: spiraalvormige bamboestengels uit China, die in serres worden opgekweekt tot tuindecoratie.

     

    In ons land zijn tot dusver 2 populaties van exotische muggen opgespoord, die zich hier succesvol hebben gevestigd. Er is een populatie van de Japanse mug ontdekt in de buurt van een recyclagebedrijf voor grote banden in Namen, inmiddels vernietigd met een biologisch bestrijdingsmiddel.

    In de buurt van Maasmechelen is er sinds 6 jaar een kleine populatie van de Koreaanse mug, die echter ongevaarlijk blijkt.

     

    Toch vergt het sporadisch opduiken van malaria in onze regio’s scherpe waakzaamheid.

    De parasiet werd in de 19de eeuw overgedragen door een brakwatermug, die nu niet meer voorkomt.

    Toch is recent vastgesteld dat een andere inheemse mug, die haar eitjes vroeger vooral in holen van bomen legde – waardoor er weinig contact met mensen was – zich sterk aan het uitbreiden is. Ze komt nu massaal voor op plaatsen met achtergebleven banden of in oude mestputten van verlaten varkensstallen. In warme zomers kan ze heel grote dichtheden halen en uit experimenten is al gebleken dat ze malaria kan overdragen.

    Gedurende 4 jaar hebben entomologen kunnen werken aan een inventaris van de verspreiding van muggen en knijten (piepkleine mugachtige insecten), maar voor dat onderzoek is er geen geld meer. Toch zou het wenselijk zijn deze surveillance structureel vast te leggen.

    Er zou een legaal kader voor de bestrijding van muggen moeten komen, want hoe langer men wacht om in te grijpen, als men een probleem vaststelt, hoe moeilijker het wordt.

     

    Trekkende opportunisten

     

    Van een gebrekkige monitoring heeft het vlinderbestand dan weer niet te klagen.

    De vereniging van Natuurpunt kan rekenen op een grote schare waarnemers die vlindergegevens doorgeven en de jaarlijkse weekendvlindertellingen zijn een groeiend succes.

    Dit jaar was overigens een fantastisch vlinderjaar, veruit het beste sinds lang.

    In één op de 3 Limburgse tuinen werd minstens één koninginnenpage gezien;  de laatste jaren trof men die soort nog nauwelijks aan.

    De keizersmantel, een mooie soort die normaal alleen in grote boscomplexen voorkomt, wordt dit jaar zowat overal gemeld.

    In de recentste weekendtellingen scoorden ook een aantal echte trekvlinders uitstekend, waaronder op nummer één: het gamma-uiltje, een diertje uit het Middellandse Zeegebied dat dit jaar in Spanje een aantalsexplosie kende en ook in ons land massaal te zien was.

    Ook oranje luzernevlinders, eveneens afkomstig uit Spanje, kunnen in goede weersomstandigheden héél ver vliegen.

    Distelvlinders kunnen in 2 weken tijd 5 000 km afleggen om hun eitjes af te zetten (en vervolgens te sterven).

     

    Er zijn nog verrassingen

    Zo doet de citroenvlinder het dit jaar heel goed, vooral in Antwerpen, Limburg en Vlaams-Brabant.

    Al stemmen deze vaststellingen tot enig optimisme, toch blijft het in vergelijking met vroeger kommer en kwel voor de vlinderpopulaties.

    Er zijn maar 67 inheemse dagvlinders, maar daarvan zijn ze 19 recent uitgestorven, vooral omdat hun specifieke biotoop verloren ging en 25 zijn bedreigd.

    Wel zou ook het uiterst zeldzame gentiaanblauwtje, dat voor zijn voortplanting van mierennesten gebruik maakt, het dit jaar uitzonderlijk goed doen.

     

    Er komen wel nieuwe soorten bij, vooral diertjes uit het zuiden die profiteren van de klimaatopwarming.

    In 2009 trof men leefbare populaties aan van het kaasjeskruiddikkopje in de regio Leuven / Tienen / Sint-Truiden.

    Men vindt boswitjes in Limburg en de Spaanse vlag, een opvallende nachtvlinder die vanaf 2011 massaal in de buurt van Leuven en Mechelen te zien is. Ze lijken zich allemaal uit te breiden. Dikwijls gaat het om opportunistische soorten die goed kunnen vliegen en niet te kieskeurig  zijn over de planten die ze nodig hebben.

    Ook het muntvlindertje doet het uitstekend, een nachtvlinder die zich op tuinkruiden nestelt.

    Er is dus veel beweging in de vlinderwereld.  

    Wie over gerelateerde thema’s graag eerder verschenen artikels wenst te raadplegen, kan in het archief de volgende publicaties (via de zoekfunctie) opsnorren:

    ·        19/06/10 Gevleugelde Cyprioten – koninginnenpage

    ·        31/07/10 Persbericht Natuurpunt: tuinvlindertelling

    ·        13/08/10 Atalanta gespot

    ·        01/08/12 Zesde tuinvlindertelling

    ·        03/08/12 Superwesp in Vlaanderen

    ·        07/08/12 Voorlopige resultaten vlindertelling

    ·        12/05/13 Levensnoodzakelijke bestuivers

    ·        26/07/13 De nachtvlinders of motten

    ·        29/07/13 Argusvlinder en hooibeestje hebben het moeilijk











    01-09-2013 om 19:55 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    23-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zwanenzang

    Een zwanenzang is het gedicht of lied dat een dichter als laatste in zijn leven heeft geschreven.

    De naam is een verwijzing naar de mythe dat een zwaan als hij zijn sterven voelt aankomen, nog eenmaal in een wonderschoon gezang uitbarst.

     

    In spierwit verpakt

     

    deinende zwanen

    halzen neigen synchroon

    met het golvende water

     

    schuin voor de wind

    oranje met zwart

    in spierwit verpakt

     

    het statig bewegen

    contrasteert met

    een woeste felheid van leven

     

    die uitersten

    maken de mensen bang

    zij horen niet graag hun zwanenzang

     

    Wil Melker


    De knappe fotoreeks is van Pieter Cox

    Wie van knobbelzwanen meer wenst te lezen en nog meer knappe foto’s wenst te bekijken kan in het archief de volgende eerder verschenen artikels raadplegen:

     

    ·        14/02/09 – De knobbelzwaan

    ·        09/08/11 – De goddelijke verschijning

    ·        13/08/11 – Drama in de boerensloot

    ·        15/10/11 – Het Zwanenmeer, een betoverend ballet

     

    Mooi beeldfragment opgeluisterd door de Mingulay boat song

     

    Een knobbelzwaan laat haar pullen dansen op de wervelingen van het water die de moeder opwerpt terwijl ze zoekt naar de voedzame wortelstokken van de lisdodde.

     

    http://www.youtube.com/watch?v=kxua1n_BTJQ











    23-08-2013 om 18:56 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Primeur: monniksgier uit Planckendael krijgt nakomeling in de natuur

    Geraadpleegde bronnen:  bijdrage in Knack Digitaal, doorgestuurd door Oswald Vanhaelen en

    http://www.planckendael.be/nieuws

     

     

    Het verhaal begint op 12 mei 2008; Jean het monniksgiertje wordt geboren in Planckendael, waar het Europees kweekprogramma voor deze bedreigde diersoort wordt gecoördineerd. In augustus van datzelfde jaar wordt Jean, 3 maanden oud, uitgezet in het prachtige Verdon-gebied in Zuid-Frankijk. Om Jean te kunnen volgen van op de grond, ontkleuren de onderzoekers een aantal van zijn zwarte veren en krijgt hij een speciale ring met grote lettercodes.

    Sinds januari 2011 wordt hij geregeld gesignaleerd in het gezelschap van een vrouwtje zonder ring. De onderzoekers kunnen haar gemakkelijk herkennen aan haar witte veer aan de linkervleugel. Tot begin dit jaar reist het koppel heen en weer tussen hun vallei in de Verdon en de Barronies-streek.

     

    In januari van dit jaar is het dan zo ver: Jean begint voor het eerst een nest te bouwen. Eind februari zien de onderzoekers hem ook broeden op het nest. De twee vogels broeden vanaf dan afwisselend tot men op 18 april een kleintje opmerkt dat wordt gevoederd door het vrouwtje. Vermoedelijk is het jong uit het ei gekropen tussen 12 en 18 april.

     

    Op 19 juni is het jong groot genoeg om te ringen. Het krijgt een officiële ijzeren ring en een witte ring met het opschrift FZF om het van op afstand te kunnen identificeren.

    Twee pluimpjes worden afgenomen om het geslacht te bepalen. Dat zal binnenkort gebeuren in Planckendael. Ook enkele braakballetjes en stukjes huid worden afgenomen om onderzoek te kunnen doen naar de eetgewoontes. Als alles goed gaat zal het jong binnenkort uitvliegen. Dat zou een historische gebeurtenis zijn voor de regio Provence-Alpes_Côte d’Azur: de laatst waargenomen geboorte van een monniksgier in die regio dateert van 157 jaar geleden.

     

    Sinds vorig jaar beschikt Planckendael over een gloednieuwe datingvolière voor gieren. Een indrukwekkende metalen constructie van acht hoge palen met netten vormt de nieuwe gierenvolière van 870 m². Het hoogste punt reikt tot 24 m en is een blikvanger tot ver in de omtrek. In de volière leven 3 van de 4 Europese giersoorten samen: monniksgieren, 3 vale gieren en een koppel Egyptische aasgieren.

     

    De monniksgier, de grootste roofvogel van Europa van Europa, is een bedreigde diersoort. Planckendael is Europees stamboekhouder van de monniksgier en coördineert het Europees kweekprogramma. Vogels van verschillende dierentuinen zoeken in onze datingvolière hun ideale partner uit. Goede, vrijwillige koppelvorming blijkt cruciaal om kuikens voor te brengen. Klikt het, dan is de kans op bevruchte eieren reëel, zo leert het onderzoek.

     

    Ook in de zoo van Antwerpen was er dit jaar een succes voor het kweekprogramma met de geboorte van monniksgier Orion. Hij stelt het goed; in amper 3 maanden is hij bijna zo groot als zijn ouders. Hij verhuist in september naar de datingvolière in Planckendael om daar zijn partner uit te zoeken.

     

    De monniksgier heeft een lichte kop met zwart masker, maar snavel- en gezichtskleur kunnen variëren, allicht met de leeftijd van blauw tot roze of wit. De Monniksgier heeft een lichtbruine kraag, een zwaar donkerbruin lijf; nieuwe veren zijn altijd erg donker en worden achteraf bleker. De zeer brede vleugels worden tijdens de glijvluchten vlak gehouden (a.h.w. gespreid als rechthoekige planken) met af en toe een diepe zware vleugelslag; bij koud weer zonder wind slaat hij zwaar met zijn vleugels  die aan de voorrand zeer donker gekleurd zijn.

    Doorgaans benut de monniksgier met grote bekwaamheid de opstijgende luchtstromingen om zonder inspanning hoogte te winnen.

    Zelden vangt hij een levende prooi, maar eet voornamelijk aas. Zij domineren bij kadavers over de vale gieren en zijn beter in staat om de dikke huid van bv runderen met hun krachtige snavel open te scheuren.

     

    De vogel heeft een lichaamslengte van 100 tot 115 cm; een spanwijdte die varieert van 250 tot 285 cm en een gewicht dat schommelt tussen 7 en 11.5 kg; doorgaans leven ze in kleine groepen en kennen een levensduur van 25 jaar.

     

    De baltsvlucht bestaat o.m. uit indrukwekkende tuimelpartijen, waarbij ze elkaar bij de poten grijpen. Ze cirkelen ook hoog boven de nestlocatie. Monniksgieren zijn praktisch zwijgzame vogels.

    De Monniksgier nestelt en rust in bomen in beboste streken met glooiende hellingen (bv glooiend landschap met kurkeiken en open velden, zoals die voorkomen in Zuid-Spanje) in plaats van op rotskliffen en brengt ook veel tijd door op de grond, in de buurt van voedsel, zoals het karkas van een schaap of een geit.

    Het nest is een omvangrijk bouwsel van takken in bomen met platte kruinen. Het legsel in april tot juni telt slechts 1 ei. Beide geslachten broeden het enkele ei uit in 50 tot 55 dagen en de kuikens vliegen na ongeveer 15 weken uit.


    16-08-2013 om 20:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte wouw, zeldzame trekvogel

    In delen van Europa zijn zwarte wouwen algemeen, maar ze kunnen het minder goed redden in gebieden met intensieve landbouw of moderne stedenbouwkundige ontwikkelingen.

    In kuststreken van Zuid-Spanje en in de Pyreneeën zijn ze nog talrijk, maar als het traditionele landschap wordt bedreigd, wordt ook de zwarte wouw bedreigd.

    Zwarte wouwen trekken in de herfst naar het zuiden en steken met duizenden de Middellandse Zee over bij Gibraltar van augustus tot september; kleinere aantallen doen dat bij Sicilië, Malta en bij de Bosporus in Istanboel. De meeste keren in april terug.

    Ze komen voor in veel verschillende landschapstypes, maar doorgaans in open gebieden, bijna altijd in de buurt van water.

     

    De zwarte wouw is iets steviger, minder sierlijk dan de rode wouw, maar ook zeer behendig in de vlucht. De zwarte wouw zweeft goed, maar niet hoog; de directe vlucht is traag, met regelmatige diepe slagen; hij cirkelt op gebogen vleugels en gespreide staart.

    Het verenpak is egaal donker van kleur, hoewel de bovenzijde zwartbruin en de onderzijde roodbruin is; de kleine kop is lichtbruin. De rug vertoont lichte vlekken en een licht gestreepte driehoekige bruine staart, gevorkt als hij gesloten is. De lichaamslengte wisselt tussen 55 en 60 cm; de spanwijdte varieert tussen 130 en 155 cm en het gewicht schommelt van 650 tot 1100 g.

     

    Eerder dan een rode wouw zal hij in een snelle duik met een grote behendigheid voedsel van het wateroppervlak halen, waarbij hij zijn klauwen gebruikt om de buit te grijpen en in de lucht op te eten. Opmerkelijk is ook de kunst om insecten in de vlucht te vangen. De zwarte wouw pakt dode of stervende vissen van het water of langs de kust; veel dood vlees en allerlei afval: mest, kleine vogels, reptielen en woelmuizen.

    Toch zijn ze liever lui dan moe, want ze verkiezen een prooi af te pakken van een andere roofvogel, maar ook van reigers en aalscholvers, dan zelf op jacht te gaan.

    Over het algemeen is de zwarte wouw talrijker in gebieden waar beide soorten (rode wouw) voorkomen en vormt dan kleine groepen. Zwarte wouwen voegen zich bij andere roofvogels en kraaien bij karkassen en op vuilnisbelten en voeren daar ook precieze duikvluchten uit.

     

    In het voorjaar, wanneer de vogels zijn teruggekeerd in het broedgebied, beginnen de baltsvluchten. De balts bestaat grotendeels uit vluchten boven de nestlocatie. Horizontaal zigzaggend en met fluitende opgewonden kreten verleiden de mannetjes de vrouwtjes.

    Beide partners kunnen elkaar in de lucht met de klauwen vastgrijpen en samen zijwaarts om hun as draaien. Na het veroveren van een partner blijft het koppel vaak jarenlang samen. De roep is meeuwachtig, trillend of jankend.

    Het nest wordt gemaakt van takken, aarde en allerlei vodden in hoge boomtoppen, goed verborgen in het gebladerte. Het legsel tussen maart en juni telt 2 tot 4 eieren, die na 31 tot 32 dagen uitkomen. De eieren zijn dofwit en hebben soms variabele roodbruine tot donkerbruine vlekken.

    De jongen blijven nog 40 tot 45 dagen in het nest.

     

    Wie het eerder verschenen artikel over de rode wouw op 26/11/2010 wenst te raadplegen, kan even in het archief grasduinen.

     

    Hieronder zie je twee zwarte wouwen aan de feestdis

     

    http://www.youtube.com/watch?v=QxdX3eTHNoQ

     











    09-08-2013 om 16:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    01-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Libellen als keurmeesters van biotopen

    De aanwezigheid van bepaalde soorten libellen in een regio zegt iets over de kwaliteit van dat natuurgebied. Domeinen waar bijzondere soorten voorkomen hebben meestal een hoge natuurwaarde. Dat geldt zowel voor de natte elementen in het gebied, waar de larven leven, als voor de droge elementen, waar de imago’s (volwassen libellen) leven. Hoe meer variatie aanwezig is, hoe meer libellensoorten er voorkomen. Libellen kunnen als graadmeter worden gebruikt voor goed natuurbeheer.

    Deze reeks knappe foto’s zijn het werk van Wim Dekelver

     

     

    Platbuik

     

    Het eerste wat opvalt aan deze 4 tot 5 cm lange libel is het zeer brede, afgeplatte achterlijf.

    Bij de mannetjes is dit licht blauw berijpt, bij de wijfjes is het goudbruin van kleur, zonder metaalglans.

    De vleugels die in rust horizontaal gespreid blijven en een spanwijdte van 8 cm hebben, vertonen aan de basis een grote, donkerbruine vlek.

    Deze libel komt vrij veel voor in laaggelegen gebieden in Midden- en West-Europa. Ze leeft vooral bij stilstaande wateren, waar weinig waterplanten groeien. Vaak zijn de libellen in kiezelgroeven te vinden en ook bij pas aangelegde tuinvijvers duiken ze nogal eens op. Platbuiken vliegen al vanaf mei en juni rond.

    Deze libellen zitten graag in de zon op plantenstengels of een oude tak die boven het water uitsteekt, waar ze op een partner wachten. Tussendoor vliegen ze rond, op zoek naar een prooi. Na de paring die uitsluiten tijdens de vlucht plaatsvindt, zet het wijfje haar eitjes af in rustig water, terwijl het mannetje boven haar rondcirkelt om eventuele rivalen uit de buurt te houden. De lichtbruine larve, die een zeer kort en breed lichaam heeft, leeft net als alle andere libellenlarven van de jacht. Bij voorkeur graaft hij zich in de modderige bodem. Het duurt 2 jaar voor de ontwikkeling tot volwassen libel is voltooid.

     

     

    Paardenbijter

     

    Deze libel is de kleinste glazenmaker (5.5 tot 6.5 cm), die in de nazomer vaak in groepjes rondvliegt. Het donker gekleurd achterlijf vertoont een mozaïektekening van licht gekleurde vlekken. Op de flanken van het borststuk zijn gele banden, die aan de bovenkant vaak blauw getint zijn. De schouderstrepen zijn bij beide geslachten gereduceerd tot korte streepjes. Op de rugzijde van het 2de achterlijfsegment staat een grote gele spijkervormige figuur. De voorkant van de vleugels is bruin. De ogen van het mannetje zijn bruinblauw. Aan de bovenzijde van de achterlijfsegmenten zijn er achteraan 2 vrijwel ronde blauwe vlekjes. Middenin de segmenten staan 2 kleine gele driehoekjes. Het vrouwelijk oog is bruin met geel of groen. Het achterlijf vertoont een tekening met gele en bruine vlekken, achteraan enkel met gele vlekjes.

    Deze libellen zoeken stilstaande of zwak stromende wateren op met een rijke moerasvegetatie: poelen, plassen, sloten, laagveen, … ook brak water.

    In de verschijningsperiode die zich strekt van begin juli tot in november, tref je de grootste aantallen aan tijdens de maanden augustus en september. Paardenbijters zijn vooral op het middaguur actief, op warme avonden zelfs tot diep in de schemering. Doordat ze trillend met achterlijf en vleugels hun lichaam kunnen opwarmen, kunnen ze zowel voor zonsopkomst als na zonsondergang lang actief blijven.

    Volwassen libellen worden vaak in groepen aangetroffen jagend langs bosranden op boomkruinhoogte. Mannetjes vertonen territoriaal gedrag langs de waterkant, maar zijn minder agressief dan andere glazenmakers. Eitjes worden door het vrouwtje afgezet in allerlei levende en half verrotte plantendelen.

    De afschrikwekkende naam hebben de libellen te danken aan hun jachtmethode. Ze bejagen weliswaar niet de paarden zelf, maar wel de dazen en vliegen die rond het paard zwermen.

     

     

    Gewone oeverlibel

     

    De gewone oeverlibel wordt maximaal 5 cm lang en heeft een vleugelspanwijdte van ca 9 cm. Het krachtig gebouwde achterlijf is bij het mannetje met een opvallende waslaag bedekt.

    Het wijfje vertoont na het uitkomen aanvankelijk een geel-zwarte tekening. Naarmate ze ouder wordt, gaat de gele grondkleur over in grijsbruin.

    Deze soort is vrij algemeen in Midden- en West-Europa en doorgaans te vinden bij meren en plassen, waarin maar weinig waterplanten groeien. De libel heeft een voorkeur voor bodems en oevers; vandaar dat je ze vaak aantreft bij uitgebaggerde plassen. Van eind mei tot in september vliegt de gewone oeverlibel rond.

    Deze libellen rusten graag op stenen of kiezelpaden in de zon; slechts zelden zitten ze op planten. Bij verstoring vliegen ze weg naar open water. Kenmerkend voor deze soort is dat ze voortdurend vlak boven de grond of het wateroppervlak vliegen. Na de paring, die op de grond plaatsvindt, zet het wijfje haar eitjes af in rustig water boven waterplanten, terwijl het mannetje de wacht houdt.

    De larve, die een naar verhouding kort en breed lichaam heeft, leeft onder water van de jacht. De laatste segmenten van het achterlijf vertonen twee kleine zwarte driehoekjes. Na 2 tot 3 jaar, bij een lengte van ca 2 cm, volgt de gedaantewisseling en kruipt de volwassen libel uit de huid van de larve.

     

     

    Vroege glazenmaker

     

    Glazenmakers zijn grote, zeer krachtige libellen die in lengte variëren van 6 tot 8.5 cm en een spanwijdte hebben die schommelt tussen 6.5 en 9 cm. Het achterlijf is doorgaans donker met een lichtere mozaïektekening of licht met een donkere rugstreep. Het borststuk bevat altijd schouderstrepen of een lichte tekening aan de zijkant en vaak beide. 

    De vroege glazenmaker is een 6.5 cm lange en forse libel, die oranjebruin gekleurd is en een duidelijke gele ‘spijker’ op het 2de segment van zijn rug vertoont.

    Kenmerkend zijn de schuine gele banden op de zijkant van het borststuk en de gele driehoek aan de staartbasis.

    Opvallend ook zijn de spectaculaire groene ogen.

    Op de basis van de achterste vleugels zit een amberkleurige vlek, maar de rest is ongekleurd. Hij heeft een beperkt verspreidingsgebied.

    De glazenmaker komt voor langs sloten, vijvers en in laagveenmoerassen. De wateren hebben een uitgebreide en dichte waterplanten- en oevervegetatie. De voorplanting vindt plaats in krabbenscheer-vegetatie (waterplant waarvan de getande zwaardvormige bladeren boven het water uitsteken), maar ook in allerlei verlandingsvegetaties, langs structuurrijke rietoevers en in beschut gelegen niet beschaduwde plassen. Na de paring zet het vrouwtje de eitjes af terwijl het mannetje zijn territoriumvluchten blijft uitvoeren

    De libel vliegt van mei tot augustus en is het talrijkst in juni.

     

     

    Grote keizerlibel

     

    Met een lichaamslengte van 7 tot 8 cm en een vleugelspanwijdte van soms wel 11 cm behoort dit insect tot de grootste inheemse libellen. Het borststuk is bij zowel mannetjes als wijfjes effen, glanzend, olijfgroen. Het mannetje heeft een felblauw achterlijf met zwartbruine tekening, dat van het wijfje daarentegen is blauwgroen tot bruin. Deze libellen komen voornamelijk in laaggelegen gebieden voor. Van mei tot september zijn ze te vinden bij plassen en vijvers met veel waterplanten, ook bij tuinvijvers. Bij de jacht op insecten vliegen ze vaak ver van hun leefgebied – ze duiken bv midden in de bossen of zelfs aan het strand op.

    In de warme zonneschijn patrouilleert het mannetje voortdurend langs de oever om zijn territorium te bewaken. Hij verjaagt niet alleen mannelijke soortgenoten, maar ook andere soorten libellen. Het wijfje wordt voor de paring in de vlucht vastgegrepen. Ze vliegen daarna naar een plek waar ze copuleren. Het bevruchte wijfje legt haar eitjes in de weefsels van levende planten.

    De sterke larve, die een brede kop heeft, leeft onder water op planten die dicht bij de oever staan. Na de overwintering op de bodem van het water ontwikkelt hij zich verder tot hij 5.5 cm lang is. In de nacht vóór uitkomen, klimt hij tegen een plantenstengel op die uit het water steekt, waarna de volledig ontwikkelde libel uit de huis van de larve kruipt.

     

    Kort geleden (14/07/13) verscheen een vorige door Pieter Cox gefotografeerde reeks libellen

     

    Onderstaande knappe beeldmontage onthult de gedaantewisseling: larve – libel

     

    http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20030611_libellenlarven03

    01-08-2013 om 14:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    29-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Argusvlinder en hooibeestje hebben het moeilijk

    Geraadpleegde bron: de Standaard, Europees Milieuagentschap (EEA), Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO)

     

    De totale populatie graslandvlinders is de voorbije 20 jaar gehalveerd.

    Zo blijkt uit een recente Europese studie.

    Gedurende 22 jaar bestudeerden vrijwilligers uit 19 Europese landen de populatie van 17 verschillende soorten graslandvlinders.

    Het Europees Milieuagentschap bundelde de verzamelde resultaten in een rapport en stelde vast dat de populatie graslandvlinders sinds 1990 met de helft is afgenomen.

    Een dramatische daling die een alarmbel moet doen rinkelen.

     

    Immers de achteruitgang van de graslandvlinders betekent ook dat andere insecten het niet goed doen en dat de biodiversiteit en het ecosysteem in Europa er slecht aan toe zijn.

    Vlinders en andere insecten zorgen immers voor de bestuiving van planten en zijn dus essentieel voor het ecosysteem en de landbouw.

    De steeds intensiever wordende landbouw en de verwildering van verlaten landbouwgronden in Oost- en Zuid-Europa hebben er toe geleid dat graslandvlinders steeds moeilijker weten te overleven in Europa.

     

    Van de 17 soorten die werden onderzocht, bleek dat 8 soorten erop achteruit zijn gegaan;

    2 bleven stabiel en slechts 1 soort kende een vooruitgang.

    Van de overige 6 soorten was de trend onduidelijk.

    Van de vlindersoorten die in ons land voorkomen, gingen vooral de argusvlinder en het hooibeestje sterk achteruit.

    Het bruine zandoogje blijft net als de kleine vuurvlinder vrij stabiel.

    Het oranjetipje gaat erop vooruit. Pieter Cox bracht hierna deze 5 vlinders mooi in beeld.

    In België zijn vooral de intensieve landbouw en de versnippering van het landschap verantwoordelijk voor de tanende vlinderpopulatie. Sommige vlindersoorten kunnen niet ver vliegen. Als er iets verandert in hun leefgebied, moeten ze op zoek naar een andere omgeving.  Maar door de versnippering van het landschap ligt een leefbare omgeving voor die vlinders vaak ver weg.

     

    Dagvlinders in Vlaanderen

     

    De vorige editie van de vlinderatlas dateert van 1999 en de nieuwe is gebaseerd op 780 000 waarnemingen, aangeleverd door 3 900 vlinderliefhebbers.

    De conclusie van de 3 auteurs biologen Dirk Maes, Wouter Vanreusel en Hans Van Dyck is echter allesbehalve opbeurend: het ging toen al niet goed met de vlinders en we gaan er nog op achteruit.

    Van de 67 inheemse dagvlindersoorten zijn er 19 verdwenen, 25 soorten in min of meerdere mate bedreigd.

     

    Het boek is echter veel meer dan een inventaris.

    Je vindt er ook de beschrijvingen in van alle soorten en hoe die met hun omgeving verweven zijn.

    Zo zetten de wijfjes van het bedreigde gentiaanblauwtje hun eitjes af op hun waardplant, de klokjesgentiaan. De rupsen die daaruit ontstaan, worden geadopteerd door steekmieren.

    De rupsen leveren een zoete vloeistof af in ruil waarvoor ze door de mierenwerksters worden gevoed.

    Om deze vlindersoort te beschermen, moet je dus niet alleen een specifieke bloemensoort zien te behouden maar ook voor nabijgelegen mierennesten zorg dragen.

    Vlinders zijn in dit opzicht indicators van de toestand van de natuur.

    Ze zijn als een kanarie in de koolmijn. Hun teloorgang signaleert de verschraling van ons landschap en de gevaren van monocultuur, vervuiling en klimaatverandering.

    Dit boek is een mooi vb van ecologie in actie.

    Een charmante en vertederende diersoort, die bovendien door iedereen gemakkelijk te observeren is, demonstreert hoe evenwichten in de natuur verschuivingen kunnen kennen, zodat we kunnen beslissen wat we ermee doen.

    Natuurbeheer begint met de kennis en de exploratie ervan.

    De auteurs geven aan hoe tuinen en parken, steden en industrieterreinen vlindervriendelijk kunnen worden gemaakt.

     

    Via deze weblink kan je alvast eens een voorsmaakje van het boek proeven:

    http://www.lanno.be/dagvlinders-vlaanderen











    29-07-2013 om 21:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    26-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De nachtvlinders of motten

    Geraadpleegde bronnen: Natuurpunt

     

    Dagvlinders hebben dunne antennes met een verdikt uiteinde, vaak in de vorm van een knopje.

    Bij nachtvlinders komen andere sprietvormen voor, met name dunne zonder verdikt uiteinde en gekamde voelsprieten. Vlinders die overdag vliegen laten hun vleugels in de zon opwarmen alvorens ze rondfladderen. Nachtvlinders trillen met de vleugels om op te warmen en alzo de vliegenergie op te wekken. Niet alle nachtvlinders vliegen werkelijk ’s nachts. De kolibrievlinder, die voornamelijk overdag vliegt, wordt aangeduid als een dagactieve nachtvlinder.

     

     

    De schijn-nonvlinder

     

    De vlinder, die deel uitmaakt van de familie van de donsuilen, komt algemeen voor in Noord-, Oost- en Zuid-Europa en verblijft vooral in naaldbossen. Geliefde waardplanten zijn diverse naaldomen, waaronder spar, den en Europese lork.

    Deze vlinder heeft een karakteristieke contrastrijke zwart/wit-tekening, bestaande uit diverse zwarte dwarsbanden en dwarslijnen op de witachtige voorvleugel. Langs de voorste rand bevindt zich een zwarte vlek dicht bij de vleugelpunt en de franjes vertonen een zwart/wit blokpatroon. Op het witte borststuk zijn opvallend grote zwarte stippen aanwezig.

    De spanwijdte varieert tussen de 4 en 5 cm.

    Vliegend in de nacht wordt de soort aangetrokken door licht.

    De eitjes, die worden afgezet in groepen rond een naald, krijgen een roodbruine kleur.

    De rupsen leven eerst in groepjes maar gaan later uit elkaar en eens de rups volwassen is, leeft ze solitair.

    De bonte en harige rups leeft van juni tot oktober bij voorkeur op sparren, dennen en lariksen. De soort overwintert als pop op de grond in een cocon waarin haren zijn verwerkt. De vliegtijd loopt van eind mei tot en met juli.

     

     

    De Oosterse schone

     

    Wie denkt dat micro-motjes mini, bruin, saai en moeilijk herkenbaar zijn, moet zeker eens kennismaken met de Oosterse schone. Deze kleine nachtvlinder is aan een stevige opmars bezig en werd de laatste weken ook in de Antwerpse agglomeratie meerdere malen waargenomen.

    Het is een glanzend zwart motje met wit omlijnde, zachtgele vlekjes. Onder meer de opvallend gekrulde monddelen wijzen erop dat dit beestje in de familie sikkelmotten thuishoort.

    Deze vlinder komt hoofdzakelijk voor in Klein-Azië (Turkije). Rupsen leven in vermolmd berkenhout. Hoewel deze vlinder in strikte zin als exoot kan worden beschouwd, is er geen vlinderliefhebber rouwig om de opmars van dit prachtige kleinood.

     

     

    De kleine nachtpauwoog

     

    De voorvleugellengte varieert tussen 3.5 en 4 cm. Goed herkenbaar en weinig variabel.

    Op alle vleugels heeft deze nachtvlinder een opvallend oog en alzo kan men deze vlinder zien als de tegenhanger van de dagpauwoog. Hij komt doorgaans voor in bossen, heiden en schrale en ruige graslanden.

    Als de rups nog heel jong is, is hij zwart met een geelachtige lengtestreep over de zijden en een dichte zilverachtige beharing. Rustend op een heidetwijg is hij dan nagenoeg onzichtbaar. Al groeiende verandert hij van uiterlijk; wordt groen met zwarte dwarsbanden, waardoor zijn vorm wordt verhuld en hij moeilijk tussen de begroeiing te vinden is. Nog een afweer vormen de stijve borstels, die op roze gekleurde wratten in die fluweelzwarte banden staan. Aangezien de meeste vogels harige rupsen met rust laten, is dat een prima beschermmiddel.

    De rups is 6 cm lang, donkergroen met zwarte ringen, in welke fel gekleurde gele vlekken liggen, waaruit sterke borstelharen steken, vooral op de rug.

    Waardplanten zijn o.a. diverse loofbomen en struiken, waaronder struikheide, dophei, sporkehout (gewone vuilboom), bosbraam, blauwe bosbes, sleedoorn, meidoorn, berk en wilg; grote kattenstaart en moerasspirea.

    Het vrouwtje heeft als enige taak in haar korte leven van slechts een dag of vijf ervoor te zorgen dat ze kan paren. De vrouwtjes lijken passief in de hei te hangen, terwijl de mannetjes rusteloos rondvliegen. Daartoe scheidt ze lokstoffen af, een feromoon dat ze op kilometers afstand  ruiken en de mannetjes tot actie verleiden. De mannetjes vangen de geursporen op met de talloze reukzintuigjes in hun kamvormige voelsprieten.

    In het voorjaar verschijnt een dikke nachtvlinder met grijs, wit en roze of bruin getekende vleugels en op elke vleugel een opvallende oogvlek. De vliegtijd is van mei tot juni.

     

    In dit filmpje zie je het vrouwtje haar eitjes deponeren op een twijg.

    http://www.youtube.com/watch?v=C7nz0eZTTb4

     

     

    De wapendrager

     

    De wapendrager is een nachtvlinder uit de familie van de tandvlinders.

    De voorvleugellengte bedraagt tussen de 1.5 en 2 cm en is roodachtig grijs met een aantal witte lijnen. Een belangrijk kenmerk is de duidelijk afgetekende chocoladebruine vlek bij de vleugelpunt van de voorvleugel, die wordt doorsneden door de witte buitenste dwarslijn.  Opvallend zijn de meestal twee zwarte vlekjes bij de binnenrandhoek. Men treft hem aan in struwelen, parken, tuinen en windsingels.

    De waardplanten zijn de (ratel)populier en wilg.

    De rups ontwikkelt zich van mei tot juli en van september tot begin oktober, waardoor er twee generaties zijn.

    Ze verbergt zich overdag tussen de samen gesponnen bladeren en komt ’s nachts tevoorschijn om te foerageren.
    De verpopping vindt ook daar op de waardplant plaats.
    De poppen van de herfstgeneratie vallen met de bladeren op de grond en overwinteren.

     

     

    De lindepijlstaart

     

    Deze nachtvlinder behoort tot de familie van de pijlstaarten. De spanwijdte varieert tussen 6 en 8 cm.

    Twee generaties van mei tot juni en juli tot augustus zijn mogelijk in de warmere zuidelijkere delen van hun verspreidingsgebied.

    Het lichaam van de rups is groen, fijn, geelachtig wit gespikkeld, met op de flanken zeven gele schuine strepen; de spiracula (ademhalingsopeningen op de lichaamsflanken) zijn wit met een rode rand. De hoorn op het 11de segment is geel en purperachtig rood met blauw uiteinde; het 13de segment draagt een duidelijk ruw gekorreld, geel schildje met purperachtig bruine tekening. De kop is driehoekig, groen met witte strepen. Tegen de tijd van verpopping verkleurt de rups naar puperachtig bruin.

    De voornaamste waardplanten zijn de lindeboom, iep, els en prunus.

    Deze nachtvlinder, die je gemakkelijk kan herkennen aan zijn bruingroene camouflagekleuren, tref je hoofdzakelijk aan in open bossen, aan bosranden, in lindelanen, parken en tuinen, ook wel in verstedelijkte gebieden. De vlinder rust overdag op muren, schuttingen of stammen en ’s nachts wordt hij aangetrokken door verlichte vensters. De groene eitjes worden hoog in de bomen afgezet.

    26-07-2013 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    14-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Libellen en waterjuffers

    Al vaker kregen andere vliegende wezens dan vogels op deze blog de aandacht.

    Sommigen hebben het over libellen, anderen over waterjuffers. Toch is er een duidelijk verschil!

     

    Even een verhelderende toelichting

     

    Er zijn op dit moment ongeveer 6000 soorten libellen bekend, waarvan de meeste in de tropen leven.

    Terwijl de vleugels van de grote Europese libellen maximaal een spanwijdte hebben van ongeveer 11cm, zijn er tropische soorten met een vleugelbreedte van 20cm.

    Libellen kunnen worden onderverdeeld in echte libelles en waterjuffers.

    Bij de echte libellen staan de vleugels zijwaarts en zijn voor- en aan de basis verbrede achtervleugels, ongelijk gevormd.

    Waterjuffers vangen hun prooi in tegenstelling tot echte libellen niet altijd in de vlucht en eten ze zelden vliegend op.

    Bij de waterjuffers liggen de vleugels bijna helemaal tegen het achterlijf aan. Ze vliegen langzamer, fladderen wat heen en weer in de buurt van planten op zoek naar vliegen en muggen.

    Libellen maken een onvolledige ontwikkeling door zonder verpopstadia. De paring vindt meestal in het luchtruim plaats.

    Waterjuffers plaatsen hun eitjes met hun legboor in plantenstelen die zich deels onder, deels boven water bevinden.

    Bij de slanklibellen vliegt het mannetje tijdens het leggen van de eitjes mee; hij houdt het vrouwtje vast met de tang van zijn achterlijf.

    Sommige echte libellen leggen hun eitjes eveneens met behulp van een legboor in de stengels van planten; anderen laten ze in het slik van beekjes achter. Soorten die geen legboor of angel bezitten laten hun onderlijf in het water zakken en deponeren daar dan één of meerdere eitjes.

    De eitjes worden omgeven door een geleiachtige massa. Bij de laatste methode vallen de eitjes vaak ten prooi aan vissen.

     

     

    De beekoeverlibel is in tegenstelling tot de gewone oeverlibel een zeldzaam exemplaar.

    Het mannetje is te herkennen aan zijn licht blauwe achterlijf zonder zwarte punt (vaak zijn alleen de laatste 2 segmenten wat donkerder gekleurd).

    Het borststuk en het gezicht zijn overwegend bruin. De ogen van uitgekleurde beekoeverlibellen zijn veelal blauwgroen getint. Kenmerkend voor het vrouwtje is haar warm oranjegele uiterlijk en de centrale dunne strepen over de lengte van de segmenten van het achterlijf, welke gecombineerd zijn met liggende streepjes, boven de basis van de segmenten. Op de bovenkant van het borststuk zijn lichte strepen aanwezig.

    Zowel uitgekleurde mannetjes als vrouwtjes hebben opvallend brede oranjegele vleugelvlekken. Qua habitat gaat de voorkeur van de beekoeverlibel uit naar smalle, zonnige, ondiepe stromende wateren, beekjes en slootjes. Ook veengebieden en plasjes met kwel zijn geliefd door de beekoeverlibel.

     

     

    De kleine bloedrode heidelibel, slechts 3 cm lange, libel heeft brede, donkerbruine dwarse banden aan de uiteinden van de vleugels. Het achterlijf, dat duidelijk afgeplat is, is bij mannetjes felrood; bij wijfjes geelbruin.

    Deze libel komt vooral voor in Oost-Europa, plaatselijk in grote aantallen. Hier is hij eerder zeldzaam. Hij vliegt van juli tot oktober rond bij stilstaand en langzaam stromend water, vooral in waterrijke gebieden langs rivieren en moerassige streken. Ook bij grindgroeven komt hij voor.

    Net als andere libellen is deze soort overdag actief en jaagt hij in snelle vlucht op andere  insecten.

    Na de paring houdt het mannetje zijn partner met tangen op het achterlijf vast terwijl zij boven rustig water vliegt en haar eitjes één voor één afzet.

    Na de overwintering van de eitjes op de modderige bodem van het water komen de larven, die een bijzonder kort, breed lichaam hebben, vroeg in het voorjaar uit. Ze ontwikkelen zich snel; meestal komt de volwassen libel al in de zomer uit.

     

     

    De viervlek is een geelbruine libel, die een naar verhouding kort en dik achterlijf heeft, wordt 4 tot 5cm lang. De vleugelspanwijdte is ongeveer 8cm. Elke vleugel heeft een goudgele rand aan de voorkant met twee zwartbruine vlekken. De achtervleugels hebben aan de basis bovendien een grote donkerbruine, bijna driehoekige vlek. Opvallend zijn ook de grote, olijfgroene ogen.

    De viervlek, die in heel Midden- en West-Europa algemeen is, komt in laaggelegen gebieden bijna overal voor; in de bergen is hij tot op een hoogte van 1200m te vinden.

    Hij heeft een voorkeur voor kleine stilstaande watertjes, zoals vijvers met veel waterplanten, alsook veenplassen. Meestal vliegt hij van begin mei tot half augustus rond.

    Bij de jacht op muggen en andere kleine insecten vliegt de viervlek zigzaggend rond op een hoogte van ongeveer 50cm. Tussendoor zit hij op plantenstengels aan de oever uit te rusten en laat hij zich door de zon verwarmen.

    ‘s Nachts en bij betrokken weer verschuilt hij zich, net als andere libellen.

    De paring, die in de lucht plaatsvindt, duurt kort. Vlak daarna zet het wijfje in de vlucht haar eitjes af op open watervlakken, waar ze naar de bodem zinken.

    De bruine gedrongen larve leeft op de bodem van het water, waar hij op kleine insecten jaagt. Na 2 overwinteringen en 13 verschillende stadia verlaat hij het water, waarna de gedaanteverwisseling plaatsvindt en de libel uit de oude huid kruipt.

     

     

    De zeer slanke weidebeekjuffer, een ongeveer 5cm lange libel, heeft een duidelijke, meestal groene metaalglans. De vleugels van het mannetje, die een spanwijdte van 7 cm hebben, vertonen een brede zwartblauwe iriserende band; die van het wijfje zijn effen goudgroen.

    Deze soort leeft bij langzaam stromende beken en rivieren met zonnige oevers waar gras en riet groeien.

    Weidebeekjuffers komen in heel Europa voor, van laagvlaktes tot regio’s op een hoogte van 1200m, maar ze zijn de laatste decennia wel zeldzaam geworden.

    Vanaf half mei tot half september vliegen ze rond.

    De mannetjes vliegen pijlsnel boven het wateroppervlak heen en weer om hun territorium af te bakenen. Terwijl ze snorrend rondvliegen, zoeken ze ook vaak naar wijfjes die in de oevervegetatie zitten.

    Na een korte paringsdans in de lucht volgt de copulatie, waarna het wijfje haar eitjes onder het wateroppervlak in waterplanten legt. Tijdens hun korte leven, dat nauwelijks langer dan 2 weken duurt, jagen deze libellen op andere insecten.

    De lichtbruine larven, die onder water leven, jagen op waterinsecten. Ze hebben bladachtige aanhangsels aan het achterlijf, die als ademhalingsorgaan dienen. Het duurt 1 tot 2 jaar voor ze zich zo ver hebben ontwikkeld dat ze aan land kunnen klimmen. Bij de laatste vervelling wisselen ze definitief van gedaante en verschijnt de volwassen libel.

     

     

    De tengere grasjuffer is één van de kleinste libellensoorten van ons land.

    De soort die voornamelijk in de Kempen voorkomt, is lastig te determineren en kan gemakkelijk worden verward met het lantaarntje. Evenals bij het lantaarntje is de bovenkant van het achterlijf zwart en de onderkant variabel gekleurd. Kenmerkend is de tweekleurige vleugelvlek op de vleugels. Mannetjes hebben een blauw ‘achterlicht’ op het 9de en een kwart van het 8ste segment. Vrouwtjes missen dit ‘achterlicht’, maar jonge wijfjes hebben een kenmerkende roodoranje kleur.

    De tengere grasjuffer is vrij zeldzaam en komt voor in pioniermilieus, doorgaans in de buurt van schaars begroeide gebieden langs recent gegraven kwelplasjes van juni tot augustus.

    In zandgroeven, wachtbekkens en bezinkingsbekkens kunnen populaties lange tijd stand houden omdat geschikte habitats steeds opnieuw door menselijke activiteit worden gecreëerd. Van daaruit kunnen dan geschikte biotopen, zoals pas aangelegde poelen en tuinvijvers worden gekoloniseerd. De nimf kan zich snel ontwikkelen en de soort kan 2 generaties per jaar voortbrengen en de ontwikkeling van ei tot volwassen stadium kan in één seizoen gebeuren, wat uitzonderlijk is voor libellen.

     

    14-07-2013 om 20:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    04-07-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een nieuwe mijlpaal bereikt!

    Tijdens dit 6de bestaansjaar ben ik Pieter Cox, een jonge gedreven natuurliefhebber en deskundige fotograaf, die het beeldend reportageteam vervoegt, erg dankbaar voor zijn knap geïllustreerde bijdragen. Sociale media zijn een ontegensprekelijke troef om bevlogen gelijkgezinden op het spoor te komen of om in het ‘vizier te krijgen’ en daar was FB het dankbaar medium voor.

     

    Met deze educatieve blog proberen we de bezoekers met woord en beeld op gevleugeld natuurschoon te trakteren in het belang van milieuvriendelijk handelen.

    Dank zij vele waardevolle initiatieven van Vogelbescherming Vlaanderen en Natuurpunt en aansluitende engagementen van onze bescheiden, maar idealistische lokale werkgroep komen we tot een groeiend ‘groen’ netwerk dat de boodschap steeds breder kan verspreiden.

    De Vogelvrienden van de Kille Meutel blijven ijveren om het mondiaal statuut van dat tsjilpend huismusje, dat ‘niemendalletje’, dat ‘straatketje’ ook in onze contreien opnieuw in eer te herstellen.

     

    De tuin is een prima observatiepost

     

    Hoe klein/groot je tuin ook is, door het plaatsen van voederapparaten, vogelbadjes, nestkasten en het aanplanten van vogelvriendelijke planten, verandert de tuin in een toevluchtsoord dat het hele jaar door meer soorten vogels wordt bezocht.

    Het zal je plezier in vogels ‘spotten’ vergroten en de overlevingskansen van het vedervolkje verhogen. Het kijken naar vogels in tuinen is iets waarvan iedereen kan genieten.

    De tuinterritoria zijn dan wel niet exotisch, maar de ontmoetingen met ‘wilde dieren’ in de tuin zijn altijd dichtbij en persoonlijk. Vogels brengen een grote verscheidenheid aan kleuren, vormen, bewegingen en geluiden in de tuin. Het kijken naar hun gedrag is voor iedereen de meest directe kennismaking met de natuur.

     











    04-07-2013 om 20:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwe vogelstamboom

    Geraadpleegde bron: EOS-maandblad over wetenschappen

     

    De analyse van een miljoenen jaren oud vogelfossiel schudt de stamboom van de vogels flink door elkaar.

    Tijdens het Jura – 200 tot 145 miljoen jaar geleden – begon een aantal soorten vleesetende  dinosauriërs veren te ontwikkelen. Uit één van die groepen evolueerde later een nieuwe diersoort: de vogels.

    Wanneer en hoe de overgang precies gebeurde, bleef lange tijd onduidelijk. Tot voor kort ging de Archaeopteryx, die al in de 19de E werd ontdekt en 147 miljoen jaar oud is, met de titel van primitiefste vogel lopen. De eerste geëvolueerde gevederde dino dus.

     

    Maar die eretitel verliest hij nu

     

    In Nature beschrijft de Belgische paleontoloog Pascal Godefroit een fossiel van een vogel dat na onderzoek 165 tot 155 miljoen jaar oud blijkt te zijn. Een verzamelaar vond het vogelfossiel in de Noordoost-Chinese provincie Liaoning. Het kreeg de naam ‘Aurornis xui’ mee, wat staat voor ‘dageraad van de vogel’ en ‘xui’ is een eerbetoon aan de Chinese paleontoloog Xu Xing, die de voorbije 15 jaar al meerdere gevederde dinosauriërs ontdekte. Omdat het classificeren van het nieuwe fossiel hem voor grote problemen stelde, besloot Godefroit het classificatiesysteem zelf onder handen te nemen. Samen met zijn team vergeleek hij meer dan 1 000 anatomische kenmerken van het nieuwe fossiel met die van een 100-tal andere dino’s en vogels.

    Voorheen werden bij dit soort analyses maar een 300-tal van die kenmerken vergeleken.

    Resultaat is een nieuwe, computergestuurde vogelstamboom die een en ander stevig door elkaar schudt.

     

    De Aurornis komt aan de basis van de stamboom te staan en de Archeopteryx duikt pas 10 miljoen jaar later op. Deze laatste wordt wel in zijn status als vogel bevestigd. Enkele jaren geleden had Godefroits Chinese collega Xu op basis van een andere vondst immers geconcludeerd dat de Archeopteryx naar de klasse van de dinosauriërs  moest verhuizen. Omgekeerd bombardeert het nieuwe classificatiesysteem sommige gevederde dinosauriërs nu tot primitieve vogels. Een en ander zorgt voor opschudding in de paleontologisch wereld.

    Toch is Godefroit formeel: de nieuwe stamboom zit stevig en logisch in elkaar. Maar zijn werk zit er nog niet op. Er is nog veel verfijning mogelijk. Godefroit verwacht zeker nog nieuwe vondsten, die voor verrassingen kunnen blijven zorgen.

     

    Wie graag eerder verschenen artikels over evolutieleer wenst te raadplegen kan in het archief terecht op:

     

    ·        De evolutie schonk de vogels een vernuftig waarnemingssysteem voor kleuren (02/02/08)

    ·        Creationisme versus evolutieleer (08/02/08)

    ·        Speurtocht naar de oorsprong van vogels (22/03/08)

    ·        Dino met vogellongen (25/10/08)

    ·        Geschiedenis van het leven (13/04/10)

    ·        Gevleugelde overlevers (24/07/10)

    ·        Aanpassen of opkrassen (23/10/10)

    ·        De merkwaardige evolutie van de veer (02/10/11)

    ·        Pluimen als versiering (17/11/12)

    ·        Pinguïns maakten verrassende evolutie door (26/11/12) 



    04-07-2013 om 19:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-06-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ‘Lommelse’ kolonie oeverzwaluwen

    Geraadpleegde bron: Natuurpunt

     

    Van de drie in ons land voorkomende zwaluwsoorten is de oeverzwaluw het minst bekend. De oeverzwaluw woont in een zelf gegraven hol in steile oeverwanden langs kronkelende rivieren en heeft eeuwenlang onafhankelijk van mensen geleefd.

    Daar is de laatste decennia op een heel snel tempo verandering in gekomen door onder meer het recht trekken van rivieren en oeververstevigingen (betonnering van wanden).

     

    Het unieke aan de oeverzwaluw is dat hij samen met de ijsvogel de enige volgelsoort in ons land is die zelf een broedgang graaft.

    Hij leeft in kolonies en graaft horizontale broedgangen tussen 40 en 150 cm diep in de wand.

    De oeverzwaluw verkiest lemige zand of zandige klei om zijn holen uit te graven. Immers, deze specie is niet te hard en toch voldoende stabiel.

    Elk jaar wordt wel een nieuwe gang gegraven om de parasieten, die in het vorig nest huisden, te mijden.

     

    Daar tegenwoordig bijna nergens steile wanden in natuurlijke omstandigheden te vinden zijn, komen heel wat zwaluwen terecht op afgravingen of zandbergen van aannemers. Dit zijn echter gevaarlijke broedplaatsen omdat vaak geen rekening wordt gehouden met het broedseizoen, waardoor de nestplaatsen voortijdig wegens geplande bouwwerkzaamheden te vroeg verdwijnen.

    Daarom worden nu ook al vaker eens kunstmatige broedplaatsen in een betonnen wand met uitgespaarde gaten, waarachter zand wordt gestort.

     

    Pieter  maakte naast de knappe fotoreeks van één van de 3 of 4 kolonies in Lommel (10-tal nesten) een knappe filmreportage van zijn waarnemingen:  https://vimeo.com/68163846

    Wie een eerder verschenen artikel over de oeverzwaluw geïllustreerd door Wim  wenst te raadplegen, vindt via de zoekrobot in het archief een bijdrage met een identiteitskaart op 03/10/10

     

     

     











    22-06-2013 om 20:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De kleine plevier, kampioen van de vluchtige kansen
  • Trekvogels versnellen hun overtocht naar de Noordpool, maar de klok tikt verder
  • Het natuurfenomeen: trekkende vogels
  • De holenduif is de discreetste van onze duiven
  • De sprinkhaanzanger, meester verstoppertje van de ruigte
  • De Koekoek, een raadselachtige vogel die blijft verrassen
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    cat4u
    www.bloggen.be/cat4u
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs