Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Al vaker kregen andere vliegende wezens dan vogels op deze blog de aandacht.
Sommigen hebben het over libellen, anderen over waterjuffers. Toch is er een duidelijk verschil!
Even een verhelderende toelichting
Er zijn op dit moment ongeveer 6000 soorten libellen bekend, waarvan de meeste in de tropen leven.
Terwijl de vleugels van de grote Europese libellen maximaal een spanwijdte hebben van ongeveer 11cm, zijn er tropische soorten met een vleugelbreedte van 20cm.
Libellen kunnen worden onderverdeeld in echte libelles en waterjuffers.
Bij de echte libellen staan de vleugels zijwaarts en zijn voor- en aan de basis verbrede achtervleugels, ongelijk gevormd.
Waterjuffers vangen hun prooi in tegenstelling tot echte libellen niet altijd in de vlucht en eten ze zelden vliegend op.
Bij de waterjuffers liggen de vleugels bijna helemaal tegen het achterlijf aan. Ze vliegen langzamer, fladderen wat heen en weer in de buurt van planten op zoek naar vliegen en muggen.
Libellen maken een onvolledige ontwikkeling door zonder verpopstadia. De paring vindt meestal in het luchtruim plaats.
Waterjuffers plaatsen hun eitjes met hun legboor in plantenstelen die zich deels onder, deels boven water bevinden.
Bij de slanklibellen vliegt het mannetje tijdens het leggen van de eitjes mee; hij houdt het vrouwtje vast met de tang van zijn achterlijf.
Sommige echte libellen leggen hun eitjes eveneens met behulp van een legboor in de stengels van planten; anderen laten ze in het slik van beekjes achter. Soorten die geen legboor of angel bezitten laten hun onderlijf in het water zakken en deponeren daar dan één of meerdere eitjes.
De eitjes worden omgeven door een geleiachtige massa. Bij de laatste methode vallen de eitjes vaak ten prooi aan vissen.
De beekoeverlibel is in tegenstelling tot de gewone oeverlibel een zeldzaam exemplaar.
Het mannetje is te herkennen aan zijn licht blauwe achterlijf zonder zwarte punt (vaak zijn alleen de laatste 2 segmenten wat donkerder gekleurd).
Het borststuk en het gezicht zijn overwegend bruin. De ogen van uitgekleurde beekoeverlibellen zijn veelal blauwgroen getint. Kenmerkend voor het vrouwtje is haar warm oranjegele uiterlijk en de centrale dunne strepen over de lengte van de segmenten van het achterlijf, welke gecombineerd zijn met liggende streepjes, boven de basis van de segmenten. Op de bovenkant van het borststuk zijn lichte strepen aanwezig.
Zowel uitgekleurde mannetjes als vrouwtjes hebben opvallend brede oranjegele vleugelvlekken. Qua habitat gaat de voorkeur van de beekoeverlibel uit naar smalle, zonnige, ondiepe stromende wateren, beekjes en slootjes. Ook veengebieden en plasjes met kwel zijn geliefd door de beekoeverlibel.
De kleine bloedrode heidelibel, slechts 3 cm lange, libel heeft brede, donkerbruine dwarse banden aan de uiteinden van de vleugels. Het achterlijf, dat duidelijk afgeplat is, is bij mannetjes felrood; bij wijfjes geelbruin.
Deze libel komt vooral voor in Oost-Europa, plaatselijk in grote aantallen. Hier is hij eerder zeldzaam. Hij vliegt van juli tot oktober rond bij stilstaand en langzaam stromend water, vooral in waterrijke gebieden langs rivieren en moerassige streken. Ook bij grindgroeven komt hij voor.
Net als andere libellen is deze soort overdag actief en jaagt hij in snelle vlucht op andereinsecten.
Na de paring houdt het mannetje zijn partner met tangen op het achterlijf vast terwijl zij boven rustig water vliegt en haar eitjes één voor één afzet.
Na de overwintering van de eitjes op de modderige bodem van het water komen de larven, die een bijzonder kort, breed lichaam hebben, vroeg in het voorjaar uit. Ze ontwikkelen zich snel; meestal komt de volwassen libel al in de zomer uit.
De viervlek is een geelbruine libel, die een naar verhouding kort en dik achterlijf heeft, wordt 4 tot 5cm lang. De vleugelspanwijdte is ongeveer 8cm. Elke vleugel heeft een goudgele rand aan de voorkant met twee zwartbruine vlekken. De achtervleugels hebben aan de basis bovendien een grote donkerbruine, bijna driehoekige vlek. Opvallend zijn ook de grote, olijfgroene ogen.
De viervlek, die in heel Midden- en West-Europa algemeen is, komt in laaggelegen gebieden bijna overal voor; in de bergen is hij tot op een hoogte van 1200m te vinden.
Hij heeft een voorkeur voor kleine stilstaande watertjes, zoals vijvers met veel waterplanten, alsook veenplassen. Meestal vliegt hij van begin mei tot half augustus rond.
Bij de jacht op muggen en andere kleine insecten vliegt de viervlek zigzaggend rond op een hoogte van ongeveer 50cm. Tussendoor zit hij op plantenstengels aan de oever uit te rusten en laat hij zich door de zon verwarmen.
s Nachts en bij betrokken weer verschuilt hij zich, net als andere libellen.
De paring, die in de lucht plaatsvindt, duurt kort. Vlak daarna zet het wijfje in de vlucht haar eitjes af op open watervlakken, waar ze naar de bodem zinken.
De bruine gedrongen larve leeft op de bodem van het water, waar hij op kleine insecten jaagt. Na 2 overwinteringen en 13 verschillende stadia verlaat hij het water, waarna de gedaanteverwisseling plaatsvindt en de libel uit de oude huid kruipt.
De zeer slanke weidebeekjuffer, een ongeveer 5cm lange libel, heeft een duidelijke, meestal groene metaalglans. De vleugels van het mannetje, die een spanwijdte van 7 cm hebben, vertonen een brede zwartblauwe iriserende band; die van het wijfje zijn effen goudgroen.
Deze soort leeft bij langzaam stromende beken en rivieren met zonnige oevers waar gras en riet groeien.
Weidebeekjuffers komen in heel Europa voor, van laagvlaktes tot regios op een hoogte van 1200m, maar ze zijn de laatste decennia wel zeldzaam geworden.
Vanaf half mei tot half september vliegen ze rond.
De mannetjes vliegen pijlsnel boven het wateroppervlak heen en weer om hun territorium af te bakenen. Terwijl ze snorrend rondvliegen, zoeken ze ook vaak naar wijfjes die in de oevervegetatie zitten.
Na een korte paringsdans in de lucht volgt de copulatie, waarna het wijfje haar eitjes onder het wateroppervlak in waterplanten legt. Tijdens hun korte leven, dat nauwelijks langer dan 2 weken duurt, jagen deze libellen op andere insecten.
De lichtbruine larven, die onder water leven, jagen op waterinsecten. Ze hebben bladachtige aanhangsels aan het achterlijf, die als ademhalingsorgaan dienen. Het duurt 1 tot 2 jaar voor ze zich zo ver hebben ontwikkeld dat ze aan land kunnen klimmen. Bij de laatste vervelling wisselen ze definitief van gedaante en verschijnt de volwassen libel.
De tengere grasjuffer is één van de kleinste libellensoorten van ons land.
De soort die voornamelijk in de Kempen voorkomt, is lastig te determineren en kan gemakkelijk worden verward met het lantaarntje. Evenals bij het lantaarntje is de bovenkant van het achterlijf zwart en de onderkant variabel gekleurd. Kenmerkend is de tweekleurige vleugelvlek op de vleugels. Mannetjes hebben een blauw achterlicht op het 9de en een kwart van het 8ste segment. Vrouwtjes missen dit achterlicht, maar jonge wijfjes hebben een kenmerkende roodoranje kleur.
De tengere grasjuffer is vrij zeldzaam en komt voor in pioniermilieus, doorgaans in de buurt van schaars begroeide gebieden langs recent gegraven kwelplasjes van juni tot augustus.
In zandgroeven, wachtbekkens en bezinkingsbekkens kunnen populaties lange tijd stand houden omdat geschikte habitats steeds opnieuw door menselijke activiteit worden gecreëerd. Van daaruit kunnen dan geschikte biotopen, zoals pas aangelegde poelen en tuinvijvers worden gekoloniseerd. De nimf kan zich snel ontwikkelen en de soort kan 2 generaties per jaar voortbrengen en de ontwikkeling van ei tot volwassen stadium kan in één seizoen gebeuren, wat uitzonderlijk is voor libellen.
Tijdens dit 6de bestaansjaar ben ik Pieter Cox, een jonge gedreven natuurliefhebber en deskundige fotograaf, die het beeldend reportageteam vervoegt, erg dankbaar voor zijn knap geïllustreerde bijdragen. Sociale media zijn een ontegensprekelijke troef om bevlogen gelijkgezinden op het spoor te komen of om in het vizier te krijgen en daar was FB het dankbaar medium voor.
Met deze educatieve blog proberen we de bezoekers met woord en beeld op gevleugeld natuurschoon te trakteren in het belang van milieuvriendelijk handelen.
Dank zij vele waardevolle initiatieven van Vogelbescherming Vlaanderen en Natuurpunt en aansluitende engagementen van onze bescheiden, maar idealistische lokale werkgroep komen we tot een groeiend groen netwerk dat de boodschap steeds breder kan verspreiden.
De Vogelvrienden van de Kille Meutel blijven ijveren om het mondiaal statuut van dat tsjilpend huismusje, dat niemendalletje, dat straatketje ook in onze contreien opnieuw in eer te herstellen.
De tuin is een prima observatiepost
Hoe klein/groot je tuin ook is, door het plaatsen van voederapparaten, vogelbadjes, nestkasten en het aanplanten van vogelvriendelijke planten, verandert de tuin in een toevluchtsoord dat het hele jaar door meer soorten vogels wordt bezocht.
Het zal je plezier in vogels spotten vergroten en de overlevingskansen van het vedervolkje verhogen. Het kijken naar vogels in tuinen is iets waarvan iedereen kan genieten.
De tuinterritoria zijn dan wel niet exotisch, maar de ontmoetingen met wilde dieren in de tuin zijn altijd dichtbij en persoonlijk. Vogels brengen een grote verscheidenheid aan kleuren, vormen, bewegingen en geluiden in de tuin. Het kijken naar hun gedrag is voor iedereen de meest directe kennismaking met de natuur.
Geraadpleegde bron: EOS-maandblad over wetenschappen
De analyse van een miljoenen jaren oud vogelfossiel schudt de stamboom van de vogels flink door elkaar.
Tijdens het Jura 200 tot 145 miljoen jaar geleden begon een aantal soorten vleesetendedinosauriërs veren te ontwikkelen. Uit één van die groepen evolueerde later een nieuwe diersoort: de vogels.
Wanneer en hoe de overgang precies gebeurde, bleef lange tijd onduidelijk. Tot voor kort ging de Archaeopteryx, die al in de 19de E werd ontdekt en 147 miljoen jaar oud is, met de titel van primitiefste vogel lopen. De eerste geëvolueerde gevederde dino dus.
Maar die eretitel verliest hij nu
In Nature beschrijft de Belgische paleontoloog Pascal Godefroit een fossiel van een vogel dat na onderzoek 165 tot 155 miljoen jaar oud blijkt te zijn. Een verzamelaar vond het vogelfossiel in de Noordoost-Chinese provincie Liaoning. Het kreeg de naam Aurornis xui mee, wat staat voor dageraad van de vogel en xui is een eerbetoon aan de Chinese paleontoloog Xu Xing, die de voorbije 15 jaar al meerdere gevederde dinosauriërs ontdekte. Omdat het classificeren van het nieuwe fossiel hem voor grote problemen stelde, besloot Godefroit het classificatiesysteem zelf onder handen te nemen. Samen met zijn team vergeleek hij meer dan 1 000 anatomische kenmerken van het nieuwe fossiel met die van een 100-tal andere dinos en vogels.
Voorheen werden bij dit soort analyses maar een 300-tal van die kenmerken vergeleken.
Resultaat is een nieuwe, computergestuurde vogelstamboom die een en ander stevig door elkaar schudt.
De Aurornis komt aan de basis van de stamboom te staan en de Archeopteryx duikt pas 10 miljoen jaar later op. Deze laatste wordt wel in zijn status als vogel bevestigd. Enkele jaren geleden had Godefroits Chinese collega Xu op basis van een andere vondst immers geconcludeerd dat de Archeopteryx naar de klasse van de dinosauriërs moest verhuizen. Omgekeerd bombardeert het nieuwe classificatiesysteem sommige gevederde dinosauriërs nu tot primitieve vogels. Een en ander zorgt voor opschudding in de paleontologisch wereld.
Toch is Godefroit formeel: de nieuwe stamboom zit stevig en logisch in elkaar. Maar zijn werk zit er nog niet op. Er is nog veel verfijning mogelijk. Godefroit verwacht zeker nog nieuwe vondsten, die voor verrassingen kunnen blijven zorgen.
Wie graag eerder verschenen artikels over evolutieleer wenst te raadplegen kan in het archief terecht op:
·De evolutie schonk de vogels een vernuftig waarnemingssysteem voor kleuren (02/02/08)
·Creationisme versus evolutieleer (08/02/08)
·Speurtocht naar de oorsprong van vogels (22/03/08)
·Dino met vogellongen (25/10/08)
·Geschiedenis van het leven (13/04/10)
·Gevleugelde overlevers (24/07/10)
·Aanpassen of opkrassen (23/10/10)
·De merkwaardige evolutie van de veer (02/10/11)
·Pluimen als versiering (17/11/12)
·Pinguïns maakten verrassende evolutie door (26/11/12)
Van de drie in ons land voorkomende zwaluwsoorten is de oeverzwaluw het minst bekend. De oeverzwaluw woont in een zelf gegraven hol in steile oeverwanden langs kronkelende rivieren en heeft eeuwenlang onafhankelijk van mensen geleefd.
Daar is de laatste decennia op een heel snel tempo verandering in gekomen door onder meer het recht trekken van rivieren en oeververstevigingen (betonnering van wanden).
Het unieke aan de oeverzwaluw is dat hij samen met de ijsvogel de enige volgelsoort in ons land is die zelf een broedgang graaft.
Hij leeft in kolonies en graaft horizontale broedgangen tussen 40 en 150 cm diep in de wand.
De oeverzwaluw verkiest lemige zand of zandige klei om zijn holen uit te graven. Immers, deze specie is niet te hard en toch voldoende stabiel.
Elk jaar wordt wel een nieuwe gang gegraven om de parasieten, die in het vorig nest huisden, te mijden.
Daar tegenwoordig bijna nergens steile wanden in natuurlijke omstandigheden te vinden zijn, komen heel wat zwaluwen terecht op afgravingen of zandbergen van aannemers. Dit zijn echter gevaarlijke broedplaatsen omdat vaak geen rekening wordt gehouden met het broedseizoen, waardoor de nestplaatsen voortijdig wegens geplande bouwwerkzaamheden te vroeg verdwijnen.
Daarom worden nu ook al vaker eens kunstmatige broedplaatsen in een betonnen wand met uitgespaarde gaten, waarachter zand wordt gestort.
Pietermaakte naast de knappe fotoreeks van één van de 3 of 4 kolonies in Lommel (10-tal nesten) een knappe filmreportage van zijn waarnemingen: https://vimeo.com/68163846
Wie een eerder verschenen artikel over de oeverzwaluw geïllustreerd door Wimwenst te raadplegen, vindt via de zoekrobot in het archief een bijdrage met een identiteitskaart op 03/10/10
Geraadpleegde bron: Levend landschap van Marjolein Bastin, beschreven door Frans Buissink
Zo zwerflustig als grotere uilen zijn, zo honkvast is het steenuiltje.
Gedurende zijn leven waagt hij zich zelden meer dan 200 m van zijn nest af, dat verborgen ligt in en hol doorgaans in de buurt van een menselijke bewoning.
Het uiltje houdt niet van uitgestrekte ruimten, maar heeft een voorkeur voor het knusse van het kleinschalige landleven. Vaak nestelt die in een holle knotwilg, in een gat onder het dak van een oude schuur of in een houtstapel.
Dat is de reden waarom steenuiltjes zich zo moeilijk over het land verspreiden. Alleen eenzame, jonge mannetjes durven het wel eens aan op avontuur te trekken, 1 km verderop.
Het bezit van een hol is heel belangrijk, voornamer dan de huwelijksband.
Als één van de partners overlijdt, gaat de achterblijver niet op zoek naar nieuw gezelschap.
Dat dient zich vanzelf aan. Rond elk nesthol zwerven hunkerende vrijgezellen die onmiddellijk bereid zijn de vrij gekomen plaats in te nemen.
Dit is de grondslag van een merkwaardige vorm van ouderenzorg. Als er een vrouwtje overlijdt, krijgt de weduwnaar er een jong exemplaar voor in de plaats.
Allicht overleeft het jonge vrouwtje haar partner en zal op haar oude dag gezelschap krijgen van een vitaal jong mannetje, dat de leeftijd van zijn bruid aanvaardt bij het betrekken van het uitverkoren huwelijkspand.
Ook wat zijn jachtgebied betreft, is het steenuiltje niet kieskeurig. Hij eet ongeveer alles wat op vlees lijkt; een willekeurige greep uit de lijst van prooidieren: hazelwormen, kleine vogels, kikkers, torren, sprinkhanen, muizen, oorwurmen, vleermuizen of soortgenoten.
In droge gebieden leven steenuiltjes voornamelijk van hagedissen; in het sompige boerenland van regenwormen. Die verschalken ze vanaf een hekpaaltje, waar ze geduldig wachten op een geluidje dat een regenworm met zijn borstelharen maakt.
Met een sprongetje is de uil bij de worm en trekt hem desnoods met geweld uit zijn kruipgang. Andere prooien vangt hij vliegend over het land 1 à 2 m hoogte. Deze jacht begint in de avond en duurt tot middernacht.
Daarna knapt het behendig rovertje gedurende 2 uur een uiltje en hervat vervolgens de jacht tot de zon opkomt.
Deze flatterende fotoreeks van het blikvangertje in de tuin van Leen & Pirre is het werk van Patricia De Smet
Plattelandstuinen zijn van levensbelang geworden toevluchtsoorden voor vogels, vooral in de winter wanneer natuurlijk voedsel schaars wordt. Het verstrekken van voedsel in voedselapparaten in een vogelvriendelijke habitat zal vrijwel alle vogels van het platteland aantrekken, maar ook soorten die zelden voorkomen in stedelijke tuinen, zoals de geelgors en de zomertortel.
Een grote tuin biedt de kans om natuurlijke plekken in te richten waar de planten niet worden verzorgd en het onkruid welig mag tieren. Plekken met brandnetels zijn goed voor insecten en rupsen. Kleine kruidplanten zoals klein kruiskruid, paardenbloem en melganzevoet lokken zaadetende vogels. Zelfs gras dat blijft liggen levert zaden en waardevol nestmateriaal.
Meidoorn en ligusterheggen worden zelfs interessante natuurelementen als ze de kans maar krijgen te bloeien en vruchten voor te brengen. Het effect van natuurlijke plekken in de tuin is evenredig met het formaat hoe groter hoe beter. Een bezoek aan de tuin van Leen & Pirre, die jaarlijks wordt opengesteld voor leden van natuur- en milieuverenigingen, alsook voor fauna-florafans is dan ook een aanrader.
Het is een gave om met oog voor detail de schitterende ontluikende en kleurrijke levenskracht van de natuur mooi en warm in beeld te brengen.
De erg mooie fotoreeks hieronder is vanPatricia De Smet
Sinds 2000 volgt de kerkuilengroep met voorzitter en algemeen coördinator, Ludo Smets (zie foto)van Vogelbescherming Vlaanderen de kerkuilenkast op in de tuin van Leen en Pirre, die jaarlijks hun tuin open stellen voor de natuurfans. Ieder jaar worden de jonge pulli geringd. Naast het ringen van de kerkuilen wordt eveneens gecheckt of de plaatselijk steenuil voor nakomelingen zorgde.
De steenuil is in Europa wijdverbreid in gevarieerde agrarische landschappen.
Dit kleine uiltje vindt in ons landschap het ideaal leefgebied. Met het milde klimaat en het kleinschalig landschap van boerderijen met bosjes en bomen, open terrein met knotwilgen, kleine graasweides, akkertjes, hagen en heggen, houtwallen en hoogstamboomgaarden behoren qua aantallen de Vlaamse Ardennen tot de frequentst bezochte regio.
Op warme voorjaarsavonden maakt men grote kans de roep van de steenuil te horen: een lang, schel klagend geluid dat de vogel met lange tussenpozen herhaalt. Overdag zit het uiltje graag op een paal of boomstomp. Als hij nieuwsgierig is, beweegt hij zijn hele lichaam op en neer.
De steenuil is te herkennen aan zijn kleine, gedrongen voorkomen met een platte kop en ronde lijfje.
Op de rug vertoont het lichtbruine verenkleed blekere vlekken. Op de kruin van de brede kop komen witte stipjes voor; de grote lichtgele ogen, omringd door een zwarte rand en de witte schuin oplopende wenkbrauwstrepen zijn opvallende kenmerken.
Kenmerkend aan de buikzijde is de lichte ondergrond met golvende donkere strepen. Het steenuitje heeft lange, slanke wit bevederde poten.
De lichaamslengte wisselt tussen 21 en 23 cm; de spanwijdte varieert van 50 tot 56 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 140 en 200 g.
Steenuiltjes hebben kleine, afgeronde vleugels. Hoewel ze zich hiermee behendig verplaatsen, zijn ze niet gebouwd om lange afstanden te vliegen.
Tijdens de avondschemering jaagt het steenuiltje op veld- en woelmuizen, regenwormen, slakken, maar ook op insecten, vooral kevers, nachtvlinders soms ook op kleine zangvogels.
Steenuilen zijn erg honkvast en blijven graag op de plek waar ze als paar hun eerste gezinnetje hebben gesticht, zelfs als de voedselvoorziening steeds slechter wordt en hun jongen tekort komen. Enkel bij bittere noodzaak gaan steenuilen op zoek naar een ander onderkomen.
De favoriete nestplaats is een lange smalle holtein een oude vruchtboom of knotwilg, ook wel in een oeverwand of oud gebouw.
Vanaf half april wordt het enige legsel van 3 tot 5 eieren geproduceerd en op de kale bodem van de nestholte gedeponeerd. De kuikens verschijnen na ongeveer een maand en zijn met dicht, kort, wit dons bedekt.
Een broedend vrouwtje is te herkennen aan de kale broedvlek op de buik. Door de eitjes tegen de naakte huid te houden, blijven de eitjes lekker warm.
Beide ouders verzorgen de jongen en slepen het voedsel aan. Doorgaans verlaten ze het nest reeds na 4 weken, een week voordat ze goed kunnen vliegen.
Ze vliegen in een snelle golvende vlucht vaak in een opwaartse bocht naar boven, waarbij de vleugels vaak worden gesloten.
Wens je volgend jaar de open tuindag in Houwaart niet te missen, hou dan deze weblink in de gaten
De wespendief een roofvogel uit de familie van de sperwerachtigen lijkt erg op de buizerd (en wordt daar ook vaak mee verward), maar een wespendief heeft langere vleugels, een duidelijke dwarsstreping op de ondervleugels, houdt zijn vleugels horizontaler dan buizerds en de kleine kop is wat langer en slanker. De snavel vertoont spleetvormige neusgaten. Ook hebben wespendieven een langere, rondere staart.
De wespendief kan met zijn lange vleugels geen snelle achtervolgingen op zijn prooien inzetten. Hij zit veelal rustig halfhoog in een boom of zelfs op de grond en wacht en kijkt geduldig waar de wespen naartoe vliegen. Zo spoort hij het nest op dat hij dan uitgraaft.
Hij kan bij zijn speurtocht naar wespenbroed evenzeer meer open gebieden en zelfs tuinen aandoen. Verder zijn ook bijen en hommels interessant voor hem en als tussendoortje wil hij ook wel eens een hagedis, kikker, sprinkhaan, regenworm of zelfs een jonge vogel of wat bessen binnenspelen.
Wespendieven zijn echte Afrika-trekkers. Ze komen pas goed en wel aan vanaf mei en eind augustus begin september vertrekken ze weer naar warmere oorden. Ze kunnen zowel op thermiek als op actieve vleugelslag trekken.
Hoewel hij minder vaak te zien is dan de vink, kunnen kepen zich s winters verzamelen in enorme zwermen, vooral in Midden-Europa.
In het westen is hun aantal afhankelijk van de strengheid van de winter en de aanwezige hoeveelheid voedsel, vooral van boomzaden als beukennootjes.
Hier is de keep, die gewoonlijk arriveert tussen half september en half april, soms tot in mei, doorgaans een doortrekker en wintergast.
De keep heeft het postuur en de grootte van een vink. Opvallend zijn de heldere en warme geeloranje borst en schouders; de donkere stippen op de flanken en de donkere rug met een ovaal wit vlak op de stuit. Kenmerkend ook is de wittige of vaalgele achterste vleugelstreep, alsook de brede vaal oranje vleugelboeg (voorste vleugelrand). De kop is bruinzwart gevlekt en de korte puntige snavel is geel.
De lichaamslengte wisselt tussen 14 en 16cm; de spanwijdte varieert van 25 tot 28cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 19 en 23g.
De vlucht is vrij snel en direct, golvend over grote afstanden.
Boomzaden zijn het belangrijkste voedsel van de keep zoals die van de beuk, berk, els en den, waarvoor ze zo nodig door een laag sneeuw van 40cm graven, maar hij eet ook zaden van kruiden en uit afgevallen appels, die door de vogels zijn geopend.
s Zomers vullen ze hun dieet aan met insecten als rupsen en kevers, die ze vangen in bomen en struiken. Kepen hebben ook al geleerd hoe ze op voederapparaten aan zonnepitten en pindanoten kunnen geraken.
Kepen broeden voornamelijk in noordelijke berkenbossen en gemengde wouden van Scandinavië en N-O-Europa op akkerland, stoppelvelden, in parken, vooral gebieden met beuken, berken en sparren, soms in enorme aantallen, waar veel boomzaden voorradig zijn.
De zang van de keep is vol dissonanten en andere onplezierige klinkende tonen en lijkt wat op de zang van de groenling. De roep tijdens de vlucht is iets luider dan deze van de vink, een diep markant nasaal zoemend geluid.
Hun territoriumzang is schor en monotoon, soms onderbroken door een krassend geratel.
Het nest, doorgaans in een boom gemaakt, is een diepe goed gevoerde kom van mos, bast, wortels en stengels, bekleed met haren en veertjes. Het vrouwtje broedt het legsel van 5 tot 7 blauwe tot bruinige eieren met rode vlekken of strepen; het mannetje helpt bij het voeren van de jongen.
De fraaie ralreiger is één van de zeldzaamste dwaalgasten. Hij komt voornamelijk in Zuid- en Oost-Europa voor.
Ralreigers houden van weelderig begroeide sloten en plassen, omgrensd door dichte watervegetatie, in laagland valleien, lagunes, moerassen, riviermondingen, waar ze op waterplanten en tussen het riet wachten tot er iets eetbaars voorbij komt.
De kleine, goed gecamoufleerde en gezette vogel met een dikke nek heeft een strokleurig verenkleed (geelbruine bovenzijde) en lange, gelig en zwart gestreepte kruinveren, afhangend als manen van kruin tot rug.
Tijdens de winter is het verenkleed bedekt met donkere lengtestrepen. De onderzijde is vaalwit; de vleugels, stuit en staart zijn helderwit gekleurd.
De blauwgrijze snavel met donkere punt is dolkvormig. De poten zijn geelgroen tot roodachtig tijdens de broedtijd.
De lichaamslengte varieert tussen 40 en 49cm; de spanwijdte reikt tussen71 86cm en het gewicht schommelt tussen 230 en 350g.
De ralreiger valt vooral in de vlucht op door de helderwitte vleugels. Op de grond is hij echter nauwelijks te zien; dan is het wit vrijwel geheel verborgen en zit de kop weggedoken tussen de ronde schouders.
De ralreiger jaagt vanaf een beschutte plek tussen dichte begroeiing van moerasplanten of riet.
Al wadend zoekt de vogel in ondiep water naar voedsel. Op het menu staan voornamelijk amfibieën, vissen, larven en grote insecten.
Doorgaans is de vogel vrij zwijgzaam, al laat die af en toe een schorre kreet horen tijdens de avondschemering of tijdens de balts. Dan leunen de vogels met uitgestrekte nek voorover en geven met de snavel takjes door.
De vogel broedt in kleine kolonies samen met verschillende andere soorten reigers.
De ralreiger bouwt een klein nest van twijgjes en rietstengels gevoerd met gras, laag tussen wilgenbosjes of dicht struik- of rietgewas in de nabijheid van water.
De 4 6 licht groenblauwe eieren komen uit na 22 24 dagen
De trekroute gaat via het Middellandse zeegebied naar het noordelijk deel van tropisch Afrika.
De vogel dankt zijn naam aan het geluid dat hij maakt: een kenmerkend ritmisch laag gutturaal en vérdragend 'krronk, krronk' geluid.
In de winter komt deze gans in laaggelegen modderige kusten voor; de vogel verschijnt in riviermondingen en havens en foerageert bij hoog water zelfs op velden langs de weg. Op het water zijn vaak groepen te zien die grondelen als eenden. Bij laag water zijn ze op het wad of in een kreek te vinden. De rotgans voedt zich met zeegras en algen op moddervlakten en graast steeds vaker op de velden (wintergranen).
Vanaf het begin van de jaren 70 weerklonken steeds hevigere protesten van boeren in de waddengebieden, die last hadden van de grazende rotganzen. In het voorjaar aten de ganzen in grote aantallen van de ingezaaide graslanden en op de weilanden.
Sindsdien zijn vele initiatieven genomen om dit probleem tussen vogels en boeren op te lossen. Op Texel is bv. vlak bij het kweldergebied de Schorren een speciale rotganzenboerderij ingericht.
De boerderij met 110 hectare grasland, wordt nu speciaal beheerd voor de ganzen.
Duizenden vogels verblijven er tussen eind mei en eind september. Ganzen die op andere graslanden grazen mogen er worden weggejaagd.
Het verenkleed heeft donkergrijze bovendelen; hoog op de hals is een lichte vlek. De kop, de korte stompe snavel en de borst zijn zwart, alsook de poten.
De onderzijde is bruin en de stuit vertoont een egaal witte spiegel.
De lichaamslengte wisselt tussen 56 en 61 cm; de spanwijdte varieert van 110 tot 120 cm; het gewicht schommelt tussen 1.3 en 1.6 kg.
De vlucht is krachtig en snel; rotganzen vliegen met snelle vleugelslagen in vormeloze formaties.
De rotgans broedt op de Arctische toendra en overwintert in Groot-Brittannië, Ierland, Nederland en België.
Het grootbrengen van de jongen op de barkoude toendra is ook geen sinecure.
De rotganzen zijn voor hun broedsucces afhankelijk van de lemmingenpopulaties in het broedgebied. Wanneer er weinig van deze knaagdiertjes voorkomen, gaan de poolvossen op jonge rotganzen jagen.
De ganzen kunnen dan alleen met succes op vosloze eilandjes broeden. Schrandere ganzen zoeken de nabijheid van sneeuwuilen, die de vossen op afstand houden, al lusten ze zelf ook wel eens een rotganzenkuiken.
Toch biedt de open toendra ook voordelen; in de poolzomer gaat de zon niet onder, waardoor de ganzen de roofdieren op grote afstand kunnen zien aankomen.
Het nest op de grond vlak in de buurt van een ondiepe poel is met veren gevoerd. Het legsel telt 3 tot 5 eieren, die na 3 ½ week uitkomen; 3 maanden later moeten de jonge ganzen op eigen vleugels verder trekken.
In het filmpje zie je een rotgans tegen de waterlijn zeegras en algen wegplukken.
België wil tegen 2014 een reeks maatregelen uitvoeren ten gunste van de bijen. De bijensterfte hier is één van de hoogste in Europa. In het Bijenplan, dat reeds in oktober 2012 werd opgestart,staan 29 acties van de federale overheid die tegen 2014 dienen gerealiseerd.
Dat heeft de federale overheiddienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu gemeld.
Zon bijenplan is geen overbodige luxe: België kent de hoogste sterfte in de bijenkolonies van Europa: 26% in 2012.
Eén van de speerpunten van het plan is dat er een biomonitoring komt. Eerst als proefproject, daarna mogelijk permanent. Het zal alle invloeden op het bijenwelzijn onderzoeken: ziektes, parasieten, pesticiden,
Wetenschappers, overheidsdiensten en andere betrokkenen zullen kennis uitwisselen in een permanent forum. Daarnaast komen er bewustmakingsacties naar het brede publiek toe.
Verbod
De bijen staan in de belangstelling door de discussie over een verbod over bepaalde insecticiden.
Een tijdelijk verbod op drie neonicotinoïden ligt op tafel in Europa maar kreeg nog geen meerderheid. België stemde alvast voor.
De imkers vinden het bij monde van Hans Laevens van de Vlaamse Imkersbond spijtig dat ze niet vooraf geconsulteerd zijn over het federale plan. Zij hopen dat het vele onderzoek de aanzet zal zijn voor een Vlaams praktijkcentrum bijen.
Bijen zijn bijzaak
Geraadpleegde bron: EOS / dS
Wilde bestuivende insecten zijn belangrijker voor onze voedselproductie dan de honingbij.
70 % van de 200 belangrijkste gewassen in de wereld heeft insecten nodig voor een goede bestuiving.
Een internationaal team wetenschappers bestudeerden 41 teelten in 19 landen op alle continenten, behalve Antarctica:van katoen, koffie en oliepalm over pompoenen en meloenen tot kersen, amandelen en aardbeien. Wilde insecten, zoals vlinders, hommels en wilde bijen bleken daarbij efficiëntere bestuivers dan de honingbij.
Voor alle gewassen vonden de onderzoekers een positief verband tussen de aanwezigheid van wilde bestuivende insecten en de vorming van vruchten.
Een verband met bestuiving door honingbijen blek slechts in 14% van de gevallen te bestaan. Extra wilde bestuivers leverden 2 keer meer vruchten op dan evenveel extra honingbijen.
Kasten met honingbijen worden vaak in de buurt van landbouwgewassen geplaatst. Uit hun onderzoek besluiten de wetenschappers dat het werk van honingbijen een waardevolle aanvulling is op dat van wilde insecten maar dat ze die niet kunnen vervangen.
De achteruitgang van het aantal wilde insecten dreigt de landbouwopbrengsten wereldwijd in het gedrang te brengen. Daarom zijn er maatregelen nodig die niet allen de honingbij beschermen, maar ook een zo groot mogelijke diversiteit aan wilde bestuivers garanderen.
Collectieve intelligentie
De toppers in collectieve intelligentie zijn momenteel nog altijd de bijen. Een honingbij wordt over het algemeen als dom beschouwd, hoewel er heel wat solitaire bijensoorten zijn die het niet slecht doen. Maar de bijen in een korf functioneren als een perfect geoliede overlevingsmachine. Dat bijen in een korf dansjes uitvoeren om elkaar informatie te verschaffen over rijke voedselbronnen, is al langer bekend. Maar de dansjes blijven voor verrassingen zorgen.
Het vakblad Current Biology rapporteerde dat een bij het dansje van een koloniegenoot bruusk kan onderbreken als ze een spin heeft gezien in de buurt van de plaats waar het andere diertje collegas meent naartoe te moeten sturen.
Het gedragsrepertorium van een honingbijennest zou veel ruimer zijn dan dat van de meeste zoogdieren. De diertjes kunnen zelfs abstracte concepten herkennen. Maar hun geheugen is klein, omdat hun hersenvolume ook klein is. Het leven in groep is voordelig doordat de gebrekkige kennis van de individuen die er deel van uitmaken, compenseert; zo kunnen de enkelingen maximaal van de grote groep profiteren.
De grote baas van Bayer stikt in zijn boterham
Delphine Lecompte fileert in haar gedicht van vandaag te topman van de chemiereus, die de dood van talloze bijen op zijn geweten heeft.
De grote baas van Bayer stikt in zijn boterham
Wanneer hij in zijn ochtendkrant leest
Dat zijn pesticiden van de markt worden gehaald
Omdat ze toxisch zijn voor bijen
De boterham in zijn droom is met muizenstrontjes bezaaid.
Wakker scheert de Bayerboeman zijn zelfgenoegzame tronie
Met een modern apparaat in een neoclassicistische spiegel
Zonder spiegelbeeld slaagt hij er toch in zich niet te snijden
Na de scheerbeurt denkt de neonicotinoïde schurk aan zijn makke dalmatiër,
Aan zijn nakende maîtresse, en aan een zomers cocktail met rietje zonder wesp
Op zijn werk verzoekt de Bayerboeman zijn onderdanen te telefoneren
Desnoods dreigend naar te onafhankelijke wetenschappers en te sentimentele imkers
Verder zijn er meer schattige namen nodig voor oude verdelgingsmiddelen
Tijdens de pauze deelt een dommige jarige honingwafels uit
Na de pauze wordt de dommige jarige mierzoet op het matje geroepen
Het matje wordt een bed
De dommige jarige wordt een maîtresse
s Avonds zegt de Bayerboeman tegen zijn dalmatiër:
Ik heb mijn schaapjes op het droge.
Zelfs de Europese Commissie kan mij niets maken
Naakt valt de grote baas van Bayer onder een paars laken in slaap
Een verdwaalde bij onderneemt een maanwandeling op zijn stoppelbaard
En pleegt daarna kamikaze in de vreugdeloze Bayerkeelschacht.
Wie een dame totaal gehuld in een wemelend bijenkleed wil zien, kan onderstaande weblink raadplegen:
Wie onderstaand rapport even wil inkijken, verneemt meer over de studie; hier volgen alvast de ingrepen die Natuurpunt wenselijk acht.
Uit de studie van EFSA blijkt duidelijk dat Neonicotinoïden enorm toxisch en schadelijk zijn voor bijen. Zelfs al zijn we niet 100% zeker over wat de precieze impact is van Neonicotinoïden op de bijensterfte, de cruciale rol die bijen spelen in ons ecosysteem en in onze voedselvoorziening verplichten ons om het voorzorgsprincipe toe te passen en drastische preventieve maatregelen te nemen.
Een algemene ban van alle Neonicotinoïden is de enige manier om dit te realiseren.
Het Neonicotinoïdenbeleid in Frankrijk kan als vb dienen voor een Europees beleid. Daar bleek duidelijk dat na de ban van Imidacloprid in 2004 voor alle landbouwgewassen er reeds na 2 jaar een herstel kwam in de honingbijenpopulatie.
De bijensterfte is een multifactorieel en gelaagd probleem en valt niet alleen te herleiden tot het gebruik van Neonicotinoïden. Er moet daarom werk worden gemaakt van een geïntegreerd beleid dat rekening houdt met alle factoren (pesticiden, voldoende bloeiende bloemen in het landschap en parasieten).
Natuurpunt beveelt het volgende aan:
1.Maak werk van een goed uitgebouwd en gestandaardiseerd monitornetwerk voor bijensterfte op Europese schaal, waarbij de effecten van Varroa, ziekten en pesticiden worden opgevolgd.
2.Het gebruik van pesticiden in het algemeen en Neonicotinoïden in het bijzonder is niet beperkt tot professionele landbouwers. Neonicotinoïden zijn vrij in de handel te verkrijgen en worden gebruikt door heel wat openbare besturen en particulieren (zowel huis-, tuin- en keukengebruik als bescherming van golfterreinen tegen de langpootmug en andere insecten). Ook in andere sectoren moeten de Neonicotinoïden worden verboden.
Daarnaast moet werk worden gemaakt van een geïntegreerd pesticidenreductiebeleid.Andere pesticiden zoals Pyrethroiden hebben immers ook een negatief effect op bijen.
3.Voer verder onderzoek uit naar de precieze oorzaak van bijensterfte en neem daarbij blootstelling aan Neonicotinoïden via grond- en oppervlaktewater en bodem mee in rekening.
4.Voer vergelijkend onderzoek uit naar de impact van Neonicotinoïden en andere meer traditionele pesticiden op bijensterfte; hou daarbij rekening met culminerende effecten door het gebruik van meerdere soorten pesticiden.
5.Promoot natuurvriendelijke landbouwpraktijken die geen of slechts in beperkte mate gebruik maken van pesticiden: biologische landbouw, agro-ecologische landbouw, agrobiodiversiteit, geïntegreerde plaagbestrijding, teeltrotatie,
6.Maak gebruik van de vergroeningsmaatregel uit het GLB om 7% van het akkerlanden in te richten met zogenaamde Ecologische Focusgebieden (hagen, houtkanten en bloemenweides) om meer bloeiende bloemen in het landschap te krijgen. Vul deze maatregel aan met een Beheerovereenkomst voor landbouwers die bijvriendelijke maatregelen uitvoeren.
Europese commissie keurt tijdelijke ban op 3 meest giftige stoffen goed
Vanaf eind dit jaar zullen de landbouwers gedurende 2 jaar bepaalde pesticiden niet meer mogen gebruiken voor de teelt van maïs, koolzaad, zonnebloem en katoen. Vier gewassen die doorgaans veel bijen aantrekken.
De Europese Commissie kwam enkele maanden geleden al met een stevig voorstel om de pesticiden te bannen, maar stootte op groot verzet van enkele lidstaten en hevig lobbywerk van chemiereuzen zoals Bayer en Syngenta. Het Verenigd Koninkrijk was één van de hevigste tegenstanders van het voorstel en stemde dan ook tegen. Duitsland daarentegen verraste met een goedkeuring.
Onderzoek van het Europees Agentschap voor de Voedselveiligheidheeft uitgewezen dat Neonicotinoïden de hersenen van de bijen aantasten, waardoor ze gedesoriënteerd geraken, hun korven niet meer terugvinden en bijgevolg overlijden.
De pesticiden zijn niet de enige boosdoeners; de varraomijt, een parasiet die de bijenvolken verzwakt. Ook de daling van de biodiversiteit en ongewone klimaatomstandigheden hebben hun aandeel in de bijensterfte.
Wie eerder verschenen bijdragen in het archief wenst te raadplegen, kan de volgende artikels nalezen:
13/08/10 De mysterieuze verdwijnziekte (bijenexpert Frans Jacob)
Tot omstreeks 1960 werd de natuur als een onuitputtelijke bron beschouwd.
Er was geen ruimtelijke ordening, geen wet op het natuurbehoud, de jaarlijkse vangst van miljoenen vogels was toegelaten, insecticiden werden overvloedig gebruikt, de meeste stand- en trekvogels dienden als schietschijf voor jagers,
Tot dan stond ook de veldornithologie in haar kinderschoenen. Het waarnemen van vogels in de natuur gebeurde door enkelingen en het gebruik van een verrekijker om vogels te observeren, was onbekend in brede lagen van de bevolking. In die omstandigheden was er veel persoonlijk inzicht en moed nodig om op te komen voor de bescherming van de vogels en hun leefgebieden.
De stichters van de georganiseerde vogelbescherming waren echte pioniers en in België begon het in 1922.
Negentig jaar geleden werd het Belgisch Verbond voor de Bescherming van de Vogels (BVBV) opgericht door Antonia de Smet de Nayer (1874-1949).
Ze was geboren in Gent in een oude, aristocratische familie.
Door haar huwelijk met Markies de Pierre bekwam ze de Franse nationaliteit en ging ze ook op een kasteel in de Auvergne in Frankrijk wonen. Ze werd gestimuleerd door de Franse professor Legros die in Frankrijk 1508 toevluchtsoorden voor vogels oprichtte om ook in België een vereniging voor Vogelbescherming te stichten.
Het BVBV werkte nauw samen met tal van organisaties voor dierenbescherming.
De activiteiten richtten zich vooral tégen de massale vogelvangst in België en vóór de oprichting van toevluchtsoorden voor vogels. Dit waren private domeinen waarvan de eigenaars zich verbonden er niet te jagen en waar veel aandacht uitging naar wintervoedering , nestkasten en passende aanplantingen. Zelfs openbare parken kregen dergelijk statuut.
In 1937 verkreeg het BVBV rechtspersoonlijkheid als vereniging zonder winstoogmerk.
De Markiezin nam deel aan alle internationale congressen over ornithologie en was in 1948 aanwezig op de stichtingsvergadering van de Internationale Unie voor Natuurbescherming (UICN).
Jubileumuitgave
Ter gelegenheid van de 10de verjaardag van Vogelbescherming Vlaanderen vzw en de 50ste
jaargang van haar driemaandelijks tijdschrift Mens en Vogel wordt teruggekeken op 50 jaar vogel- en natuurbescherming in België en Vlaanderen.
Als je als lid of lezer van Mens & Vogel interesse hebt in deze exclusieve uitgave, schrijf dan 5 euro (verpakkings- en verzendkosten) over op rekeningnummer 001-4098773-17 van Vogelbescherming Vlaanderen met als vermelding Jubileumnummer.
De fotoreeks hieronder van Wimbeeldt achtereenvolgens baardman, blauwborst, huismus, winterkoninkje en pimpelmees af.
Geoorde futen zijn dol op afwisseling. Ze bouwen hun nest dáár waar het ze uitkomt en dat kan elk jaar weer een andere plek zijn. Soms vormen ze een kolonie (van 10 tot 20 broedparen), soms niet. Af en toe eten ze een tijd lang enkel insecten, dan weer maanden na elkaar alleen vis, want futen wijn weergaloze duikers.
De geoorde futen die in onze gematigde streken overwinteren, zijn trekkers.
De meeste fuutachtigen hebben uitgestrekte watergebieden nodig om met succes te broeden, maar de geoorde fuut is een uitzondering.
Deze bijzonder fraaie vogel, die niet veel groter is dan de dodaars, verlangt naar rietomzoomde zoetwatermeren, heidevennen, sloten, vijvers en brakke lagunes. Kortom zijn voorkeur gaat naar ondiepe plassen met zowel onder water en langs de oever, als drijvend op het wateroppervlak een rijke begroeiing van waterplanten . Dergelijke plassen hebben dikwijls zeer weinig open water.
De geoorde staartloze fuut is in prachtkleed te herkennen aan de zwarte hals, de waaiervormige goudgele oorpluimen en de koperkleurige flanken. Tijdens het baltsvertoon worden de kopveren kuifvormig opgericht.
Het hoog voorhoofd met puntige kruin, het opvallend rode oog en een iets opgewipte puntige en slanke snavelpunt onderscheiden het dier in winterkleed van de kuifduiker.
De lichaamslengte wisselt van 28 tot 34 cm; de spanwijdte varieert van 56 tot 60 cm en het gewicht schommelt tussen 250 en 350 g.
Vanuit de lucht valt niet veel gevaar te vrezen, maar in de ondiepe plassen met weelderig tierende waterlelieslierten en snel woekerende waterpest liggen wel vaker snoek, meerval of otter op de loer.
De vogel brengt een gekwetter met hoge schelle fluittonen en is s winters zwijgzaam.
Buiten het broedseizoen houdt de geoorde fuut zich meer op in open water en s winters trekt hij ook in gering aantal langs onze kust door.
De kleine behendige duiker eet visjes, kreeftjes en kleine schaaldieren, maar geeft de voorkeur aan insecten, larven en ander voedsel, dat hij van het wateroppervlak en de planten plukt.
Sedert het midden van de vorige eeuw is het broedgebied van de geoorde fuut in noordelijke en westelijke richting uitgebreid.
Tijdens de broedperiode heeft de geoorde fuut grote belangstelling voor meer beschutte en intieme plekjes. Als voorzichtige vogel kiest hij voor het samenzijn in gemengde kolonies.
Hij broedt graag in gezelschap van kokmeeuwen en sterns. Dat zijn immers uitstekende waakvogels, die hun eigen veiligheid en dus meteen ook die van hun medebroeders in de gaten houden.
In het voorjaar vertonen de paren een gevarieerd baltsgedrag, waaronder een pinguïndans die overeenstemt met die van de gewone fuut.
Mannetje en vrouwtje zijn monogaam. Ze sluiten een huwelijk voor tenminste één seizoen.
Gewoonlijk vindt de paarvorming zijn beslag tijdens een foerageerstop tijdens de voorjaarstrek.
De bruiloft van de geoorde futen is echt een behaaglijk en intens feest.
Beide partners mogen elkaar dan al wel gevonden hebben, in het broedgebied spelen ze alsof ze elkaar nu echt voor het eerst ontdekken.
Trots zwemmen ze om elkaar heen met opstaande kuif en opeens lijkt het wel of ze een wedstrijdje snel zwemmen houden. De halzen gestrekt en laag boven het water, peddelen ze snel naast elkaar voort. Dan komt het moment dat het mannetje zijn rugveren bolt en als een slagscheepje achter zijn geliefde aanzit, die rechtop en met gekromde hals en gestreken kuif voor hem uit door het water wipt.
Luid roepend komen ze vervolgens op elkaar af, alsof ze mekaar, borst aan borst, de mantel willen uitvegen. Ze willen gewoon voor elkaar niet onderdoen en even later gaan ze watertrappelend en naast elkaar in pinguïnhouding door het water.
Na al dit ceremonieel geweld begint de inleiding tot de huwelijksvoltrekking.
Samen gemoedelijk en dobberend op het water, de kopjes dicht bij elkaar, wordt de huwelijksgelofte uitgewisseld. Dan wordt er toilet gemaakt en geven de vogels elkaar tedere kusjes door de snavels tegen elkaar aan te tikken. Beide partners zingen tijdens het hoogtepunt van de bruiloft hun copulatieduet.
Het nest, dat bestaat uit een stapel opgehoopte waterplanten, in het ondiep water tussen rottende plantendelen en riet verankerd (vaak in kolonies bijeen), bevat 3 tot 4 eieren die na 3 weken uitkomen. Zowel het vrouwtje als het mannetje broedt, waarbij ze elkaar geregeld aflossen. Bij het verlaten van het nest, om naar voedsel te zoeken, worden de eieren afgedekt.
Geraadpleegde bronnen: Meer plastic dan plankton Bart Aerts / Koppen: Noodzee vol plastic / TEDxtalk
Vlaamse onderzoekers hebben 5 000 m diep in zee microplastics ontdekt.
Een wetenschappelijke wereldprimeur voor professor milieutoxicologie Colin Janssen en professor mariene biologie Ann Vanreusel van de Gentse universiteit.
Tijdens jarenlang onderzoek vonden wetenschappers ook in de Noordzee steeds meer plastic.
Ieder jaar kan je langs onze 67 km lange kustlijn per km strand 100 kg afval vinden.
Vooral plastic: zakjes, flesjes, dopjes, lollystokjes, bekertjes, achtergelaten door achteloze toeristen of aangespoeld vanuit zee.
Ook stukjes touw van visnetten, vislijnen en de inhoud van vuilniszakken overboord gekieperd van op schepen.
Recent verzamelden duizend vrijwilligers in één dag 6 ton afval langs onze kust tijdens een wereldwijd georganiseerde strandopruimactie.
Plastic doodt dieren
Een dwergvinvis die twee maanden geleden uitgehongerd stierf op het strand in Nieuwpoort had wellicht nog wekenlang rondgezwommen. Eten kon niet meer, want 4 grote plastic zakken blokkeerden zijn maag.
Eén van die zakken een plastic broodzak uit Engeland had als opschrift: Gelieve te recycleren.
Kan het nog cynischer?
Ook zeevogels sterven massaal door plastic omdat ze de felgekleurde, kleine stukjes op het water voor voedsel aanzien.
In een laboratorium van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) bracht een dissectie van een Noordse stormvogel familie van de albatros aan het licht dat het dier 30 stukjes plastic had gegeten.
Ieder jaar vinden vrijwilligers op onze stranden tot 200 dode Noordse stormvogels.
Overal in Europa dissecteren wetenschappers deze vogelsoort om het probleem plastic in kaart te brengen: 97% van de vogels heeft plastic in de maag!
Als je de gemiddelde maaginhoud van een Noordse stormvogel naar menselijke proporties zou omzetten, dan hebben wij een brooddoos vol plastic binnengespeeld.
Ieder jaar sterven door verstikking of verstrikking wereldwijd naar schatting 1.5 miljoen zeedieren door plastic: zoogdieren (130 aangespoelde dieren in 2012, waarvan de meerderheid bruinvissen), vogels en schildpadden.
Verse mosselen
De grootste vervuiling (80%) is bijna onzichtbaar. Plastic breekt amper of niet af.
Na verloop van tijd ontstaan door zon en zout, door licht en golfslag minuscule stukjes plastic daarom microplastics genoemd die versnipperd overal in het milieu voorkomen.
Zo dringen die partikels door tot in de hele voedselketen.
Professor Colin Janssen bestudeert met zijn onderzoeksteam al jarenlang microplastics.
Recent ontdekte hij dat er ook in het weefsel van een mossel microscopisch kleine deeltjes plastic zitten. Wie 1 kg mosselen eet, krijgt 600 deeltjes microplastics mee binnen.
Al is het niet levensbedreigend, gezond of wenselijk is het ook niet.
Zelfs wie nooit op het strand afval achterlaat of rotzooi in zee loost, gaat daarom nog niet vrijuit. In heel wat good feeling bezorgende verzorgingsproducten zitten ook van die kleine verderfelijke bolletjes: shampoo, bodylotion, tandpasta, scrubzeep en lipgloss.
Telkens we ze gebruiken, spoelen we massas microplastics naar zeeën en oceanen die s werelds grootste stortplaatsen van kunststoffen worden, daar deze niet worden uitgefilterd door de waterzuiveringstations en door de mazen van de (opvang)netten glippen.
Op sommige plaatsen is de concentratie plastic al groter dan de aanwezige plankton!
Men telt 100 tot 300 plasticdeeltjes/kg sediment in de zeebodem.
Happy news?
Een 19-jarige Nederlandse student lucht- en ruimtevaarttechniek aan de universiteit van TU Delft heeft een plan om de oceanen zo goed als plasticvrij te maken.
Samen met 50 collega-ingenieurs is Boyan Slat nu op zoek naar financiering. Als er niet snel iets gebeurt, dobbert er tegen 2020 liefst 7.25 miljoen ton plastic in onze oceanen rond.
Met de huidige technieken grote schepen die met brede netten de oceanen afvaren zou het 790 eeuwen duren om al die rotzooi op te ruimen.
Volgens Boyan Slat kunnen de oceanen zichzelf uitzuiveren in amper 5 jaar.
Al dat plastic drijft dankzij stromingen naar 5 plaatsen ter wereld, waar enorme ophopingen ontstaan. Daarom bedacht de creatieveling een systeem dat bestaat uit een verankerd netwerk van drijvende armen en verzamelplatforms. In plaats van de oceanen af te schuimen maakt het systeem gebruik van de oppervlakstromingen om het plastic via de drijvende armen, die werken als een enorme trechter, naar verzamelplatforms te laten drijven.
In die verzamelstations wordt het plastic dankzij zon- en getijdenenergie gescheiden van plankton, gefilterd en opgeslagen om vervolgens te worden gerecycleerd. Omdat de armen enkele meters diep reiken, worden ook microscopisch kleine deeltjes opgevangen en doordat er geen netten zijn, raken vissen en andere zeefauna er niet in verstrikt.
Toen Boyan als fervent duiker in Griekenland op een bepaalde plek vaststelde hoe zwerfplastic het milieu, de fauna en de flora in onze oceanen om zeep helpt, besloot hij in te grijpen.
The Ocean Cleanup, zoals het project heet, zou zelfs winstgevend zijn.
Als al die opgeruimde troep kan worden verkocht, levert dat 500 miljoen $ op. Dat is meer dan het hele project zou kosten, al is de haalbaarheidsstudie nog maar voor een kwart af.
Het systeem komt op 5 strategische punten ter wereld te liggen, waar getijdenstromen enorme ophopingen veroorzaken.
TEDxDelft How the oceans can clean themselves Boyan Slat
Het mannetje van de geelgors is zijn territorium zeer trouw en kan jaren na elkaar op een vaste plek meestal een hoge zangpost zijn lied verkondigen.
Weinig vogels zingen op een zomerdag in de hitte van de middag, maar de geelgors zingt zijn vrolijke zang de hele dag en zomer door. Het wijsje bestaat uit een herhaling van scherp metalige noten, gevolgd door iets in volume toenemende uitroep of triller.
Geelgorzen zijn algemeen voorkomende vogels in kleinschalige cultuurgebieden, langs bosranden, struikenrijke heidevelden, jonge dennenaanplant, in vooral open grazige stroken met lage begroeiing en weinig hoge bomen.
In agrarische gebieden zijn ze afgenomen door het verlies van heggen en vooral het verlies van wintervoedsel; stoppelvelden en hooimijten zijn nu zeldzaam.
Het mannetje heeft een helder gele kop met donkere strepen; een dunne bovensnavel en een forsere ondersnavel; een fletse vlek op de wang. De borst en bovendelen zijn kastanjebruin met zwarte en rossige strepen; de flanken zijn roestkleurig en de gele onderkant vertoont eveneens een lichtbruin strepenpatroon. De roodbruine stuit loopt uit in een slanke zwarte staart die is afgezoomd met witte randen.
De vlucht is golvend met een vrij snelle reeks van vleugelslagen. Na verstoring vliegen ze steil naar de dichtstbijzijnde heg of hoge boom in een snelle trekkerige vlucht, waarbij het wit op de staart goed te zien is.
De lichaamslengte wisselt tussen 16 en 17 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 29 cm; het gewicht schommelt tussen 24 en 30 g.
s Winters vormen ze kleine groepen of mengen zich met andere gorzen en vinken, begroeide velden of geploegd land afzoekend naar zaden, scheuten, gemorst veevoer en ander afval.
De broedtijd begint eind april; de balts omvat een woeste achtervolging van het wijfje door het mannetje. Het door het wijfje gebouwde omvangrijk nest is een keurige kom van gras, mos en plantenstengels gevoerd met gras en haren. Meestal ligt het verborgen op de grond onder overhangende hagen, vlak tegen houtkanten, ruigtes en struwelen, maar soms vlak erboven in een dicht struikgewas en heg; doornstruiken als mei- en sleedoorn genieten de voorkeur.
De 3-5 eieren zijn wit of paarsachtig wit met een krabbeltekening. Meestal broedt het wijfje. De jongen verschijnen na 12-14 dagen en verlaten het nest na 2 weken voordat ze goed kunnen vliegen.
Wie de zang van de geelgors wenst te beluisteren, kan op onderstaande weblink klikken:
·Educatief- en projectmedewerker, Inge Buntinx Vogelbescherming Vlaanderen
De tuinvogeltelling van Natuurpunt is een jaarlijks terugkerende citizen science-campagne waarbij een breed publiek wordt opgeroepen om de vogels in de tuin te tellen.
Na elke editie worden de resultaten gebundeld in een verslag met meest waargenomen en meest verspreide tuinvogels. Met deze massale tuinvogeltelling zon 14 000 gezinnen telden meer dan 518 00 tuinvogels helpt elke burger mee een beeld van de vogelrijkdom in de Vlaamse tuinen te schetsen.
De huismus boert achteruit
Dat de huismussenpopulatie blijft slinken in Vlaanderen, blijkt opnieuw uit de analyse van de resultaten van het Grote Vogelweekend.
De laatste jaren blijft de huismus zich meer en meer profileren als langetermijnverliezer. Langzaamaan daalt het aandeel tuinen waar de huismus wordt opgemerkt.
In net iets meer dan de helft (52%) van de tuinen werden huismussen gespot, de laagste score van alle jaren waarin de tuinvogels werden geteld.
Zowel een geringer voedselaanbod, als een afname van het aantal nestplaatsen (beter geïsoleerde en afgesloten daken) zijn hiervoor een verklaring.
Bijvoederen en het aanbrengen van nestkasten in tuinen kan de huismus echt helpen.
Huismussen kan je helpen met gemengd zaad, onkruidzaad of gebroken maïs.
Op het platteland heeft de huismus minder te lijden, zoals blijkt uit de hogere aantallen in West-Vlaanderen en Limburg, waar de vogel tot nu toe zelfs de 1ste plaats inneemt.
Het gemiddelde van 5 huismussen per tuin waar de soort aanwezig is, bleef gelukkig min of meer stabiel.
Wie het volledige rapport van de vogeltelling 2013 wenst in te kijken kan dit door onderstaande weblink aan te klikken:
Vorig jaar maakte Vogelbescherming Vlaanderen de resultaten van 10 jaar huismussenonderzoek bekend.De gegevens van de tellingen werden verwerkt door ABLLO vzw en UGent. Alle partijen waren verbaasd over het waardevolle karakter van de resultaten die hieruit voortkwamen. Zelfs na het uitvoeren van heel zware statistische correcties om eventuele foutmarges te beperken waren de patronen die de resultaten weerspiegelden glashelder. De resultaten bevestigden de erbarmelijke bestaanstoestand van de huismus in Vlaanderen.
Het jaarlijkse huismussentelweekend bewees hierdoor dubbeldik haar nut.
De eenvoud van het huismussentelweekend en het grote succes hiervan deed de mussenwerkgroep beslissen om zich volop op dit concept te concentreren.
We merkten immers ook dat het heel moeilijk is om mensen te vinden die even gemotiveerd zijn als de 8-punttellers. Vrijwilligers die 3 x per jaar op 8 verschillende locaties, die zij zelf niet mochten kiezen, huismuspopulaties tellen, hoewel deze methodiek vanuit wetenschappelijk oogpunt vele voordelen biedt. Het jaarlijkse huismussentelweekend dat tijdens de eerste van de drie telperiodes valt, blijkt veel populairder te zijn. Méér mensen die een telling uitvoeren wil zeggen, betere gegevens om een zo exact mogelijke conclusie te trekken.
Vandaar de beslissing van Vogelbescherming Vlaanderen hieraan prioriteit te geven.
De 8-punttellers die gegevens inzamelden, blijven uiteraard gewaardeerde medewerkers.
Hun tellingen werden mee overigens verwerkt in de analyse van het 10-jarig huismussenonderzoek.
Voortaan zal de inventarisering van die telgegevens niet meer via een persoonlijke account worden geregistreerd, maar via een digitaal telformulier, waarop telkens de precieze locatie van de getelde huismussenpopulatie zal moeten worden vermeld.
Vogelbescherming Vlaanderen zou het op prijs stellen mocht men tijdens het huismussentelweekend ook op de 8 eerder toegewezen locaties huismussen willen blijven tellen. Ook benadrukt Vogelbescherming Vlaanderen nog eens dat voor het onderzoek het even nuttig is te weten waar er helemaal geen huismussen voorkomen.
Mus legt buurtwinkel in de as met brandende sigaret
In het Britse Leasingham heeft een vogel een volledige buurtwinkel in de vlammen doen opgaan. Een huismus had een smeulende sigarettenpeuk opgepikt en toegevoegd aan haar nestje op het dak van de winkel.
Mexicaanse onderzoekers merkten dat stadsvogels meer en meer gebruik maakten van uitgedrukte sigaretten om hun nestje mee te maken.
De hoeveelheid aan celluloseacetaat in de filters werkt immers erg goed tegen parasitaire mijten.
Zanglijsters, huismussen en Mexicaanse roodmussen rapen peuken van filtersigaretten op en schikken die in hun nest. Die moeten het doen met alles dat voorhanden is. In sommige nesten werden tot 50 peuken aangetroffen. De sigarettenfilters helpen ook om het nest te isoleren en de jonge vogelsbeter te beschermen tegen de koude dan de twijgjes en de dorre bladeren die de vogels in hun natuurlijke omgeving gebruiken.
Dat de nicotine die door het roken in de filter is gaan zitten de bloedzuigende mijten afschrikt, bleek uit proeven waarbij de onderzoekers mijtenvallen maakten door warmte-elementen te voorzien van dubbelzijdige plakband en die in de vogelnesten zetten. Op sommige van die namaakvogellijfjes hadden ze nicotinerijk filtermateriaal van opgerookte sigaretten aangebracht; op de andere filtermateriaal van niet-gebruikte sigaretten, die dus geen sporen van nicotine bevatten .
Na 20 min telden ze hoeveel mijten op de plakband vast zaten. Op de vallen met nicotinerijke filters waren minder mijten aangekomen dan op de vallen met schoon filtermateriaal.
Met afgedankte peuken kunnen vogels dus mijten uit hun nest weren. Of de nicotine voor de vogels zelf schadelijk of wellicht verslavend is, vermeldden de onderzoekers helaas niet.
Dieren in nesten
Tips voor het behoud van onze gevederde huisgenoot (Natuurpunt):
Tip 1 Plant een haag
Hagen vormen een biotoop op zich. Huismussen kunnen er in nestelen, schuilen voor de kat en vinden er insecten voor hun jonge kroost. Met een haag (haagbeuk, meidoorn, esdoorn, groene beukhaag of liguster), die je best plant als de dichte struiken in winterrust zijn (tussen november en april) bouw je heel wat m² natuur.
Met gevelbegroeiers die kale muren verfraaien, zoals klimop, blauwe regen, forsythia en winterjasmijn, bied je ze ook veilige plekjes om te nestelen en voedselbronnen.
Tip 2 Geef ze water en voedsel
Tijdig en voldoende drinken is ook voor vogels levensnoodzakelijk. Insecteneters halen veel vocht uit hun voedsel maar zaadeters zoals de huismus moeten vaker drinken om voldoende vocht binnen te krijgen. Zeker op warme zomerdagen kan je best water in een brede ondiepe schaal aanbieden, al geldt dat ook tijdens langdurige vorstperiodes die verhinderen dat ze water kunnen opnemen. Plaats de schaal alvast buiten het bereik van katten en andere roofdieren. Ververs ook geregeld het water want huismussen nemen er al eens graag een bad in.
Tip 3 Serveer kanariezaad en fruit
In de winter help je de huismus en alle andere vogels door ze wat bij te voederen. Huismussen eten bijna alles, maar zijn vooral dol op kanariezaad.
Tip 4 Bind de kat de bel aan
Omdat mussen hun voedsel vooral op de grond vinden, vallen ze vaak ten prooi aan katten, die in aantal almaar toenemen.
Tip 5 Probeer het mussenappartement
Heb je huismussen op bezoek in je tuin, maar zijn er in je woning of schuur geen nestplaatsen voorhanden hang dan nestkasten. Immers, de huismus is een kolonievogel en een mussenappartement biedt een onderkomen aan 3 huismusgezinnen. Probeer het mussenappartement op te hangen onder de dakgoot of tussen de muurplanten, zoals klimop.
Na de winter in Midden-Afrika te hebben doorgebracht, arriveert de boompieper in het voorjaar in onze streken om er te broeden.
De boompieper is gesteld op open terrein met lage begroeiing en verspreide bomen in loofbossen en weiden met boomsingels en hagen. Moerassen zijn ook zeer geliefd, alsook kaalgekapte bospercelen en heideterreinen.
De boompieper wordt al eens vaker verward met de huismus.
De lichaamslengte bereikt 15 cm; de spanwijdte wisselt tussen 25 en 27 cm; het lichaamsgewicht schommelt van 20 tot 25 g.
De boompieper heeft een gelige borst met dunne zwarte strepen, een vaalgele onderkant, een stevige snavel met rozige basis, dunne lichtroze poten met korte tenen.
De lichtgekleurde rug vertoont fijne zwarte strepen; op de vleugels zijn donkere vlekken en de flanken zijn lichtgeel.
De boompieper zoekt zijn voedsel spinnen en insecten en hun larven, ook wel zaden doorgaans op de grond.
Felle achtervolgingen van het wijfje door het mannetje kondigen in mei of begin juni het begin van het broedseizoen aan.
Vanaf half april trekt het hij door zijn zangvlucht de aandacht. Vanuit een boomtop vliegt het mannetje met snelle vleugelslag steil omhoog en begint vlak voor het dalen te zingen: een luide, ver dragende strofe, bestaande uit een kanarieachtige zang (lange notenreeksen en snelle trillers) eindigend in een luid en trage slotzang.
Hij blijft doorzingen terwijl hij met stijve wijd gespreide vleugels en staart, hangende poten, net als een valscherm of badmintonshuttle, naar zijn zitplaats in een boom of op de grond zweeft.
Het nest ligt meestal goed verborgen tussen de begroeiing op de grond en bestaat uit gras en haar, met een basis van mos.
De eieren vertonen een grote variatie in kleur en tekening; de grondkleur is blauwgrijs, groen, bruin, roze, met een bruine, zwarte olijfkleurige of kastanjebruine vlektekening.
Alleen het vrouwtje broedt de eitjes uit. Na zon 13 dagen broeden, worden de jongen door beide ouders verzorgd en gevoed, waarna ze na nog zon 13 dagen het nest verlaten.
Eind augustus vertrekt de boompieper richting Afrika om te overwinteren ten zuiden van de Sahara.
Hieronder vind je een leuk filmpje van een badende boompieper
Geregeld wordt opnieuw zand gestort om de geërodeerde laag weer aan te vullen.
Kan kustbescherming niet duurzamer en natuurlijker?
Zandmotor, een zandplaat met eigen drijfkracht
Een zandmotor is een grote hoeveelheid zand gestort in een haakvormig schiereiland, die aan de kust vastzit. Door wind, golven en zeestroming verspreidt het zand zich langs de kuststrook, waardoor de kust op natuurlijke wijze aangroeit. Dit levert op langere termijn een bijdrage aan de kustveiligheid én er ontstaat meer ruimte voor getijdennatuur en recreatie.
Na verloop van tijd verdwijnt de haakvorm en ontstaan een bredere strand- en duinenstrook, waardoor de kust veiliger wordt.
Een zandmotor is een redelijk vlakke zandplaat; de belangrijkste hogere delen zijn een rug van 5 m rond het duinmeer; een hoger gelegen punt op 7 m, waar een mast met monitorsysteem de ontwikkeling van de zandmotor volgt en tot slot een rug in noord-zuidrichting van 4 m dwars over de zandmotor. Deze delen blijven bij hoge waterstanden droog.
Nederland in het algemeen en Zeeland in het bijzonder kent een lange geschiedenis van het omgaan met wateroverlast. Het jongste voorval is de watersnoodramp van 1953, die de hoogdringendheid van een drastische verbetering van de waterveiligheid pijnlijk duidelijk maakte.
De Deltawerken waren de concrete maatregelen om de dreigende overstromingen in te dijken.
Als gevolg van de klimaatverandering moeten de veiligheidsnormen echter opnieuw worden bijgesteld.
Onder de vlag van Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers is in Zeeland het project Veiligheidsbuffer Oesterdam in het leven geroepen. Daar wordt gewerkt aan de inter-getijde veiligheid.
De Deltawerken beschermen tegen hoogwater. Opmerkelijk genoeg ondermijnen ze de veiligheid door invloed te oefenen op de inter-getijde werking. Met de aanleg van de Oosterschelde kering is het bekken van de Oosterschelde kleiner geworden, waardoor de balans van aan- en afvoer van sediment vanaf dan werd verstoord.
Het in- en uitgaande getijdenvolume is met 30% afgenomen, waardoor het water zijn sedimentopbouwende kracht is kwijtgeraakt, dát terwijl de erosie gewoon doorgaat.
Het getij heeft onvoldoende kracht om zand en slik dat bij stormen is losgewoeld, weer op de zandplaten van de Oosterschelde te brengen. Het zand dat in de geulen terechtkomt, blijft daar liggen. De afbrekende ecohydrologische krachten werken dus nog wel, maar de opbouwende niet. Van de 11 000 ha aan zandbanken, slikken en schorren in de zeearm, die voor 1986 (jaar waarin de stormvloedkering werd aangelegd) bij eb droogvielen, kalft het terugtrekkend water elk jaar gemiddeld 1 tot 2 cm af.
Door deze zandhonger die nog eens wordt versterkt door de zeespiegelstijging, zal in 2045 de helft van de zandplaten in de Oosterschelde zijn verdwenen en in 2075 allicht 90% ervan voorgoed onder water blijven.
De zandhonger heeft gevolgen zowel voor de waterveiligheid als voor de natuur:
·Schorren en platen remmen de golfaanval op de dijken. Grofweg gezegd zorgt de erosie van 1 m sediment voor een ½ m meer directe golfslagwerking. De zandhonger vermindert daardoor de robuustheid van dijken en maakt dat ze eigenlijk niet meer aan de veiligheidsnormen voldoen.
·Door de zandhonger verdwijnt een belangrijk foerageergebied voor vogels (steltlopers).
De platen in de Oosterschelde staan langer onder water, waardoor de foerageertijd korter wordt. Verwacht wordt dat het aantal scholeksters daardoor tot 2050 met 80% zal afnemen.
Naar verwachting voldoen de Deltawerken met extra aanpassingen nog tot een zeespiegelstijging van 75 cm. Hoewel het niet duidelijk is hoe snel de zeespiegel precies zal stijgen, zullen de nadelige effecten van de zandhonger zich in ieder geval ver voor het einde van de levensduur van de Deltawerken voor gaan doen.
Het project Veiligheidsbuffer Oesterdam is een leerproject waarin men ervaring wil opdoen over de beste aanpak en mogelijke oplossingen om veiligheid en natuur te handhaven.
Het resultaat van een eerste verkenning is een aantal mogelijke inrichtingsvarianten, waarin oude zandplaten door middel van zandsuppletie (zandaanvulling) worden hersteld en seminatuurlijke oesterriffen de toekomstige erosie van het zand moeten remmen.
Het zand is afkomstig uit de geulen van de Oosterschelde zelf. De effecten van zandwinning op de ecologie zijn niet zo groot als bij zandwinning bij de zandmotor; de geulen zijn snelstromend en de hoeveelheden zand, die worden gewonnen, zijn veel kleiner. Deze aanpak heeft een voordeel voor veiligheid én natuur, maakt maatwerk mogelijk en kan worden opgeschaald waardoor het mogelijk is mee te groeien met de zeespiegelstijging.
Inmiddels zijn verschillende suppletieproeven in de Oosterschelde uitgevoerd.
Bij de Schelphoek is dijkvoet suppletie uitgevoerd met en zonder extra (stenen) verdediging om te onderzoeken of de extra versteviging de levensduur van de suppletie verlengt en dus de investering waard is.
Ook bij de Galgeplaat (900 ha grote zandplaat) is suppletie (100 000 m³) uitgevoerd.
Daar is geobserveerd in hoeverre het zand op de plek blijft, het bodemleven zich herstelt, er een effect is op de productie van schelpdierpercelen en op de foerageerduur van vogels.
Na 3 jaar tijd blijkt 7% van de aangevulde sedimentlaag van de suppletie gespoeld en lokaal afgezet en is zowel de bodemfauna en biomassa, als de vogelstand niet volledig maar wel grotendeels hersteld.
Het ecologisch systeem is complex. De Oosterschelde kent 4 compartimenten waar vogels zich over het algemeen honkvast ophouden. Met het droogvallen van platen beginnen vogels op de plek waar het meeste voedsel aanwezig is en volgen dan de laagwaterlijn. Een plaat heeft tot een ½ uur na droogvallen het beste voedselaanbod (een rijk gedekte tafel met kokkels, zeepieren, kokerwormen, slakken, kiezelwieren, wilde oesters, mossels, algen).
De foerageertijd van vogels is kritisch voor hun voortbestaan, wat betekent dat naar de hele compartimentenstructuur dient gekeken.
Een vooroever van circa 100 m breed zandig slik voor de dijk is theoretisch afdoende voor de veiligheid, maar daar heeft de ecologie geen baat bij. Daarom worden reservoirs (kleine zandmotoren) aangelegd die meteen als golfdemping werken, waarmee het bodemleven in de rest van het veel bredere slik in stand blijft en het gebied met zand wordt gevoed.
De 11 km lange Oesterdam langste Deltabouwwerk tussen Tholen en Zuid-Beveland is een bijzondere vogelplaats omdat het aan de Oosterschelde kant een zoutwater getijdenlandschap is en aan de landzijde (binnendijks) er een zoetwaterverbinding ligt voor de scheepvaart tussen Antwerpen en Rotterdam.
Wie meer info wenst over de identiteitskaart van de steenloper kan het vogelportret raadplegen, recent verschenen op 21/01/13
Wie zich wil verdiepen in de materie en meer wenst te weten te komen over de aanpak bij de aanleg van veiligheidsbuffers kan de presentatie van Ben de Winder(Rijkswaterstaat) inkijken.
Via receptoren op het netvlies wordt licht opgevangen dat via de zenuwbanen naar de biologische klok wordt geleid. In bepaalde delen in onze hersenen wordt melatonine aangemaakt (een hormoon dat invloed heeft op slaapwaak- en voortplantingsritme). Bij de aanwezigheid van blauwachtig licht wordt de productie afgeremd. Neemt de blootstelling aan licht af, dan komt de natuurlijke productie van melatonine weer op gang, het signaal om de dagactiviteiten te verminderen en zich voor te bereiden op de nacht.
In de herfst en de winter kan het gebrek aan zonlicht onze stemming danig beïnvloeden dat men er totaal futloos van wordt en er zelfs een seizoensdepressie aan overhoudt.
In de lente reageert ons bioritme niet alleen op de toegenomen hoeveelheid licht, maar ook op andere seizoenskenmerken, zoals stijging van de temperatuur en verandering in luchtdruk. Dat is ook een van de redenen waarom we in de lente vrolijker zijn en meer energie hebben. Ook andere stoffen in het lichaam zoals serotonine (neurotransmitter met een overwegend inhiberende werking die invloed heeft op stemming, zelfvertrouwen, slaap, emotie, seksuele activiteit en eetlust) en dopamine (neurotransmitter die een grote rol speelt bij het ervaren van genot, blijdschap en welzijn) zorgen ervoor dat je kriebels krijgt wanneer de lente begint, waardoor je een euforisch en blij gevoel krijgt.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.