Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geregeld wordt opnieuw zand gestort om de geërodeerde laag weer aan te vullen.
Kan kustbescherming niet duurzamer en natuurlijker?
Zandmotor, een zandplaat met eigen drijfkracht
Een zandmotor is een grote hoeveelheid zand gestort in een haakvormig schiereiland, die aan de kust vastzit. Door wind, golven en zeestroming verspreidt het zand zich langs de kuststrook, waardoor de kust op natuurlijke wijze aangroeit. Dit levert op langere termijn een bijdrage aan de kustveiligheid én er ontstaat meer ruimte voor getijdennatuur en recreatie.
Na verloop van tijd verdwijnt de haakvorm en ontstaan een bredere strand- en duinenstrook, waardoor de kust veiliger wordt.
Een zandmotor is een redelijk vlakke zandplaat; de belangrijkste hogere delen zijn een rug van 5 m rond het duinmeer; een hoger gelegen punt op 7 m, waar een mast met monitorsysteem de ontwikkeling van de zandmotor volgt en tot slot een rug in noord-zuidrichting van 4 m dwars over de zandmotor. Deze delen blijven bij hoge waterstanden droog.
Nederland in het algemeen en Zeeland in het bijzonder kent een lange geschiedenis van het omgaan met wateroverlast. Het jongste voorval is de watersnoodramp van 1953, die de hoogdringendheid van een drastische verbetering van de waterveiligheid pijnlijk duidelijk maakte.
De Deltawerken waren de concrete maatregelen om de dreigende overstromingen in te dijken.
Als gevolg van de klimaatverandering moeten de veiligheidsnormen echter opnieuw worden bijgesteld.
Onder de vlag van Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers is in Zeeland het project Veiligheidsbuffer Oesterdam in het leven geroepen. Daar wordt gewerkt aan de inter-getijde veiligheid.
De Deltawerken beschermen tegen hoogwater. Opmerkelijk genoeg ondermijnen ze de veiligheid door invloed te oefenen op de inter-getijde werking. Met de aanleg van de Oosterschelde kering is het bekken van de Oosterschelde kleiner geworden, waardoor de balans van aan- en afvoer van sediment vanaf dan werd verstoord.
Het in- en uitgaande getijdenvolume is met 30% afgenomen, waardoor het water zijn sedimentopbouwende kracht is kwijtgeraakt, dát terwijl de erosie gewoon doorgaat.
Het getij heeft onvoldoende kracht om zand en slik dat bij stormen is losgewoeld, weer op de zandplaten van de Oosterschelde te brengen. Het zand dat in de geulen terechtkomt, blijft daar liggen. De afbrekende ecohydrologische krachten werken dus nog wel, maar de opbouwende niet. Van de 11 000 ha aan zandbanken, slikken en schorren in de zeearm, die voor 1986 (jaar waarin de stormvloedkering werd aangelegd) bij eb droogvielen, kalft het terugtrekkend water elk jaar gemiddeld 1 tot 2 cm af.
Door deze zandhonger die nog eens wordt versterkt door de zeespiegelstijging, zal in 2045 de helft van de zandplaten in de Oosterschelde zijn verdwenen en in 2075 allicht 90% ervan voorgoed onder water blijven.
De zandhonger heeft gevolgen zowel voor de waterveiligheid als voor de natuur:
·Schorren en platen remmen de golfaanval op de dijken. Grofweg gezegd zorgt de erosie van 1 m sediment voor een ½ m meer directe golfslagwerking. De zandhonger vermindert daardoor de robuustheid van dijken en maakt dat ze eigenlijk niet meer aan de veiligheidsnormen voldoen.
·Door de zandhonger verdwijnt een belangrijk foerageergebied voor vogels (steltlopers).
De platen in de Oosterschelde staan langer onder water, waardoor de foerageertijd korter wordt. Verwacht wordt dat het aantal scholeksters daardoor tot 2050 met 80% zal afnemen.
Naar verwachting voldoen de Deltawerken met extra aanpassingen nog tot een zeespiegelstijging van 75 cm. Hoewel het niet duidelijk is hoe snel de zeespiegel precies zal stijgen, zullen de nadelige effecten van de zandhonger zich in ieder geval ver voor het einde van de levensduur van de Deltawerken voor gaan doen.
Het project Veiligheidsbuffer Oesterdam is een leerproject waarin men ervaring wil opdoen over de beste aanpak en mogelijke oplossingen om veiligheid en natuur te handhaven.
Het resultaat van een eerste verkenning is een aantal mogelijke inrichtingsvarianten, waarin oude zandplaten door middel van zandsuppletie (zandaanvulling) worden hersteld en seminatuurlijke oesterriffen de toekomstige erosie van het zand moeten remmen.
Het zand is afkomstig uit de geulen van de Oosterschelde zelf. De effecten van zandwinning op de ecologie zijn niet zo groot als bij zandwinning bij de zandmotor; de geulen zijn snelstromend en de hoeveelheden zand, die worden gewonnen, zijn veel kleiner. Deze aanpak heeft een voordeel voor veiligheid én natuur, maakt maatwerk mogelijk en kan worden opgeschaald waardoor het mogelijk is mee te groeien met de zeespiegelstijging.
Inmiddels zijn verschillende suppletieproeven in de Oosterschelde uitgevoerd.
Bij de Schelphoek is dijkvoet suppletie uitgevoerd met en zonder extra (stenen) verdediging om te onderzoeken of de extra versteviging de levensduur van de suppletie verlengt en dus de investering waard is.
Ook bij de Galgeplaat (900 ha grote zandplaat) is suppletie (100 000 m³) uitgevoerd.
Daar is geobserveerd in hoeverre het zand op de plek blijft, het bodemleven zich herstelt, er een effect is op de productie van schelpdierpercelen en op de foerageerduur van vogels.
Na 3 jaar tijd blijkt 7% van de aangevulde sedimentlaag van de suppletie gespoeld en lokaal afgezet en is zowel de bodemfauna en biomassa, als de vogelstand niet volledig maar wel grotendeels hersteld.
Het ecologisch systeem is complex. De Oosterschelde kent 4 compartimenten waar vogels zich over het algemeen honkvast ophouden. Met het droogvallen van platen beginnen vogels op de plek waar het meeste voedsel aanwezig is en volgen dan de laagwaterlijn. Een plaat heeft tot een ½ uur na droogvallen het beste voedselaanbod (een rijk gedekte tafel met kokkels, zeepieren, kokerwormen, slakken, kiezelwieren, wilde oesters, mossels, algen).
De foerageertijd van vogels is kritisch voor hun voortbestaan, wat betekent dat naar de hele compartimentenstructuur dient gekeken.
Een vooroever van circa 100 m breed zandig slik voor de dijk is theoretisch afdoende voor de veiligheid, maar daar heeft de ecologie geen baat bij. Daarom worden reservoirs (kleine zandmotoren) aangelegd die meteen als golfdemping werken, waarmee het bodemleven in de rest van het veel bredere slik in stand blijft en het gebied met zand wordt gevoed.
De 11 km lange Oesterdam langste Deltabouwwerk tussen Tholen en Zuid-Beveland is een bijzondere vogelplaats omdat het aan de Oosterschelde kant een zoutwater getijdenlandschap is en aan de landzijde (binnendijks) er een zoetwaterverbinding ligt voor de scheepvaart tussen Antwerpen en Rotterdam.
Wie meer info wenst over de identiteitskaart van de steenloper kan het vogelportret raadplegen, recent verschenen op 21/01/13
Wie zich wil verdiepen in de materie en meer wenst te weten te komen over de aanpak bij de aanleg van veiligheidsbuffers kan de presentatie van Ben de Winder(Rijkswaterstaat) inkijken.
Via receptoren op het netvlies wordt licht opgevangen dat via de zenuwbanen naar de biologische klok wordt geleid. In bepaalde delen in onze hersenen wordt melatonine aangemaakt (een hormoon dat invloed heeft op slaapwaak- en voortplantingsritme). Bij de aanwezigheid van blauwachtig licht wordt de productie afgeremd. Neemt de blootstelling aan licht af, dan komt de natuurlijke productie van melatonine weer op gang, het signaal om de dagactiviteiten te verminderen en zich voor te bereiden op de nacht.
In de herfst en de winter kan het gebrek aan zonlicht onze stemming danig beïnvloeden dat men er totaal futloos van wordt en er zelfs een seizoensdepressie aan overhoudt.
In de lente reageert ons bioritme niet alleen op de toegenomen hoeveelheid licht, maar ook op andere seizoenskenmerken, zoals stijging van de temperatuur en verandering in luchtdruk. Dat is ook een van de redenen waarom we in de lente vrolijker zijn en meer energie hebben. Ook andere stoffen in het lichaam zoals serotonine (neurotransmitter met een overwegend inhiberende werking die invloed heeft op stemming, zelfvertrouwen, slaap, emotie, seksuele activiteit en eetlust) en dopamine (neurotransmitter die een grote rol speelt bij het ervaren van genot, blijdschap en welzijn) zorgen ervoor dat je kriebels krijgt wanneer de lente begint, waardoor je een euforisch en blij gevoel krijgt.
De talrijk voorkomende boomkruiper is een stuk minder opvallend dan zijn bijna-naamgenoot, de boomklever.
Hij is namelijk helemaal gecamoufleerd, waardoor hij amper opvalt in zijn geliefde biotoop: de boombast.
Bijvoeren in de winter is wat lastig daar de boomkruiper zo schuw is dat hij zich niet snel op een voedertafel zal wagen. Wat voer gestrooid in de struiken wordt wel op prijs gesteld, al kan hij ook in de winter genoeg beestjes uit de kieren in boomstammen bij elkaar sprokkelen.
De lichaamslengte reikt tot 12.5 cm; de spanwijdte wisselt van 18 tot 21 cm en het lichaamsgewicht schommelt 8 en 12 g. De naar beneden gebogen, spitse snavel is doorgaans 1,2 cm lang.
Aan buikzijde is de vogel roomwit, de gevlekte grijsbruine rug met gele tot grijswitte strepen heeft de kleur van de boombast en het wenkbrauwstreepje boven de ogen is licht gekleurd. De flanken zijn kastanjebruin.
De relatief lange rossige staart, samengesteld uit stijve pennen wordt als ondersteuning (stut) tijdens het klimmen gebruikt om zich af te zetten en om te sturen bij het vliegen. Ook de lange tenen met flinke nagels helpen een stevige grip te hebben op de gegroefde schors.
De boomkruiper klimt met rukkende bewegingen en kleine sprongetjes in een spiraalvormige bewegingslijn langs de boomstam omhoog en zoekt daarbij met zijn daarvoor zeer geschikte snavel in de boombast naar insecten(eieren), poppen en spinnen. Op enige hoogte aangekomen, vliegt de boomkruiper naar een naburige boom, om daar weer aan de voet met klauteren te beginnen.
De boomkruiper vliegt licht golvend en meestal slechts over korte afstanden, waarbij de in twee punten eindigende staart duidelijk zichtbaar zijn, alsook de witte vleugelstrepen.
De broedtijd is van maart tot juli.
Het komvormig nestje wordt gebouwd van twijgjes, droge grashalmen, mos, haren en veertjes in een boomspleet, achter boombast (vaak achter losse schors) of tussen klimop op oude bomen of zelfs in een ondiepe holte in een bouwwerk.
Het vrouwtje legt 5 tot 7 witte aan de stompe pool rood gespikkelde eitjes die in 2 weken worden uitgebroed. De jongen verlaten na 2 weken het nest. Onderstaande reeks fotos (1 boomklever en 4 boomkruipers) zijn vanPieter Cox
Wie een oude knoestige boom in zijn tuin heeft staan kan een nestkastje voor boomkruipers tegen de bast hangen
De vliegende vissen behoren tot de familie straalvinnige zeevissen, zo genoemd omdat de hun vinnen stralen bezitten. Dit zijn been- of hoornachtige structuren, die de huid ondersteunen.
Vliegende vissen komen in alle belangrijke oceanen voor, hoofdzakelijk wel in warm tropisch en subtropisch water.
Hun belangrijkste kenmerk zijn hun borstvinnen, die ongewoon groot zijn en hen in de gelegenheid stellen korte duikvluchten te maken om te ontsnappen aan snelle roofvissen, zoals tonijnen en dolfijnen.
Bij sommige soorten zijn de buikvinnen ook ongewoon groot en lijkt het of de vis wel over 4 vleugels beschikt.
Om zich voor een glijvlucht klaar te maken, scheert de vis met grote snelheid vlak onder het wateroppervlak door en houdt daarbij de vinnen dicht tegen het lichaam aangedrukt.
Als hij het water verlaat, spreidt hij zijn vinnen uit.
De staartvin is gewoonlijk diep gevorkt, waarbij het onderste gedeelte langer is dan het bovenste. Op het moment dat het overige deel van het lichaam uit het water is getild, beweegt de vis de onderste kwab snel heen en weer om zich voort te bewegen. Uiteindelijk komt zelfs de staart boven water uit.
Vliegende vissen klapperen niet met hun vleugels
Met deze vliegtechniek overbrugt de vis vlot doorgaans een afstand van 30 tot 50 m met een hoogte van maximaal 1.5 m. De vliegende vis kan echter ook een serie glijdende bewegingen maken, waarbij hij elke keer de staart in het water dompelt en een voorwaartse stoot maakt om zich opnieuw af te zetten.
De vliegende vis vliegt dus eigenlijk niet, maar glijdt door het luchtruim, net zoals een zweefvliegtuig.
De meeste vliegende vissoorten worden gemiddeld 30 cm lang. De ogen zijn platter dan bij normale vissen en zijn speciaal toegerust om boven het wateroppervlak te kunnen zien.
De vliegende vis leeft dicht bij het wateroppervlak en voedt zich met plankton.
Via onderstaande weblink kan je schitterende beelden van vliegende pelikanen en roggen in de serie Earthflight van BBC 1 zien.
Evolutie is niets meer en niets minder dan het vergroten van de overlevingskansen van het individuele dier en de diersoort in het algemeen door opeenvolgende kleine aanpassingen.
Vliegende vissen zijn een prachtig voorbeeld van zon evolutieproces.
Immers bij vissen staan de roofvissen en prooivissen recht tegenover elkaar. Tussen deze 2 kampen is er al miljoenen jarenlang sprake van een ware wapenwedloop.
Het airborne gaan van de prooivissen zodra ze door roofvissen worden bejaagd, is klaarblijkelijk een evolutiegebonden overlevingsreflex.
De borstvinnen van vliegende vissen zijn uiteindelijk dermate groot geworden, dat je ze als een soort vleugels kan beschouwen. Bij sommige soorten vliegende vissen zijn naast de borstvinnen de buikvinnen vergroot, wat zorgt voor meer draagkracht.
Deze dubbeldekkers onder de vliegende vissen krijgen zo nog meer lift, waardoor ze nog grotere afstanden kunnen overbruggen.
Als de vliegende vis het luchtruim kiest om aan zijn directe belagers te ontkomen, kan hij meteen in het vizier van een visetende pijlstormvogel of meeuw komen.
Landen de vliegende vissen na hun vlucht weer in het water dan worden de vleugels weer keurig naast het lichaam geklapt om in het water zo min mogelijk weerstand te ondervinden tijdens de zwemmerij.
Eigenlijk zou je moeten spreken van zwevende vissen in plaats van vliegende vissen.
De luchtprestaties van vliegende vissen zijn indrukwekkend te noemen.
Op een hoogte van 6 m kunnen ze door de lucht een afstand van 500 m overbruggen met een snelheid van 70 km/u en de duur van de vlucht kan langer zijn dan 1 min.
Wie nu nog twijfelt en denkt dat deze bijdrage een flauwe 1 aprilvis is, kan even dit filmfragment bekijken, in de wetenschap: eerst zien en dan geloven
Natuurfotografie: een goede fotograaf moet kunnen wachten
Geraadpleegde bron: Portfolio Marc Slootmaekers & EOS: Wat is het geheim van een goede natuurfoto?
Marc Slootmaekers, één van de bekendste natuurfotografen van Vlaanderen, is al bijna 40 jaar met natuurfotografie bezig. Hij groeide op vlakbij de Kalmthoutse heide, de plek waar hij nog steeds het liefst fotografeert.
Sommige fotografen willen vooral de werkelijkheid zo accuraat mogelijk vastleggen, anderen proberen door hun fotos mensen te overtuigen van de onmetelijke schoonheid van de natuur. Natuurfotografie wordt bovendien vaak onderschat. Deze fotografievorm vereist veel geduld en afzien in hitte of koude, veel voorbereiding, technische kennis van materiaal en randapparatuur (computerkennis, geologie en ecologie, cartografie, biologie, ) en
ook investering in materiaal. Eén ding hebben de meeste natuurfotografen gemeen: hun liefde voor de natuur. Veel natuurfotografen hebben dan ook een achtergrond als natuurliefhebber en -beschermer. Zo ook natuurfotograaf,Marc Slootmaekers die hier in de kijker wordt gezet.
Belangrijk bij natuurfotografie
Je moet respect opbrengen voor dieren en planten. Eigenlijk zou elke natuurfotograaf een ongeschreven gedragscode moeten onderschrijven, wat neerkomt op respect voor kennis van de natuur. Sommige fotografen vangen hagedissen of slangen die ze meenemen naar de studio. Ze bevriezen de dieren, zodat ze hen in een mooie opstelling kunnen plaatsen en alle tijd hebben om ze te fotograferen. Dat zijn laakbare praktijken.
Als je geduld hebt, kun je uiteindelijk alle dieren fotograferen zonder ze te storen.
Over heel Europa staan schuilhutten die commercieel worden uitgebaat.
Als fotograaf betaal je 100 tot 200 euro om er één dag in te mogen. Soms gaat dat ten koste van dieren. Fotografen die zich bv. toespitsen op roofvogels schieten andere vogels neer om die als lokaas voor de hut te leggen. Daar bestaat nog steeds geen controle op.
Marc Slootmaekers lokt ook dieren, maar met vleesafval, graantjes of rotte appels.
Welk fotomateriaal?
Je hebt uiteraard kwalitatief materiaal nodig, maar dat hoeven niet meteen de duurste lenzen en cameras te zijn. Met een gewone megazoom camera kan je al goede opnames maken. Uiteraard kan je een fullframe van 36 megapixels niet vergelijken met een megazoom van 18 pixels. Als je de resultaten van beide toestellen op je computerscherm bekijkt, is er nauwelijks een verschil te zien. Ga je de fotos echter uitvergroten en afdrukken, dan komt het kwaliteitsverschil wel duidelijk bovendrijven.
Eigenlijk is een 500 mm een standaardobjectief voor natuurfotografie.
Bij degelijk uitgeruste apparatuur is de batterij bestand tegen vrieskou. Maar zon batterij kost snel 200 euro.
Een goedkope camera maakt 2 beelden / sec, een dure maakt er 10 / sec. Als je een vogel tijdens zijn vlucht wil fotograferen, is de kans op slagen met de dure camera vanzelfsprekend groter. Maar de creativiteit en technische kennis van de fotograaf spelen zeker ook mee.
Eigenschappen van een goed natuurfotograaf
Geduld en kennis van de natuur doe je niet op tijdens een wandeling waarbij je intussen de voorbijvliegende vogels fotografeert. Je moet trachten te achterhalen waar een dier geregeld komt. Op die plek ga je vervolgens zelf meermaals zitten wachten, totdat het dier opdaagt; soms verschijnt het de eerste dag, soms komt het nooit.
Best hou je je standpunt altijd zo laag mogelijk, zodat je op gelijke hoogte komt met je onderwerp. Anders duw je het dier plat tegen de achtergrond. Best kies je een rustige achtergrond zodat je onderwerp a.h.w. ervan loskomt. Van de 250 fotos die je van een baardmannetje maakt, hou je er misschien 5 over.
Hoe maak je een echte eye-catcher?
Elke foto is anders; de voor- en achtergrond, de lichtinval, de weersomstandigheden, vooraan- of zijaanzicht, fotografeer je van dichtbij of veraf; dat speelt allemaal een rol. Neem je de tijd om te wachten op een mooie lichtinval tijdens het ochtendgloren of het avondlicht, dat kleurt je opname.
De Kalmthoutse heide, één van de mooiste gebieden naast de Hoge Venen en het Hallerbos, is een open landschap dat zich goed leent tot landschapsfotografie.
Daar heeft Marc Slootmaekers dan ook een boek aan gewijd: 'Groots en Grenzeloos'
Hoe kan je van natuurfotografie je beroep maken?
In het digitale tijdperk bieden zoveel mensen fotos aan voor weinig geld. Het is heel moeilijk om dan je kost te verdienen als fotograaf. De beste optie is om ook cursussen te geven voor amateurfotografen.
De fotoreeks vanPieterhieronder komt uit zijn rubriek The making of
1.Duinpieper (Maatheide)
2.Drieteenmeeuw (Cap Blanc-Nez)
3.Drieteenstrandloper (Schiermonnikoog)
4.Koolmees (Kattenbos)
5.Steenloper (Brouwersdam)
Artikel over onze huisfotografen Wimen Jo verscheen al eens eerder op dit blog:
Geraadpleegde bron: Natuurpunt: eerste boerenzwaluwen komen aan tussen de sneeuwbuien
De eerste boerenzwaluwen van het jaar werden opgemerkt boven de terreinen van het militair domein Kamp Beverlo in Helchteren op 9 maart.
Ook boven de moerassen van Harchies in Henegouwen en boven het Groot Broek in Sint-Agatha-Rode in het Dijleland werden boerenzwaluwen gespot.
De echte instroom zal door de invallende vrieskou nog wel een poos op zich laten wachten.
Onze boerenzwaluwen brengen de winter door bezuiden de Sahara.
Het gros trekt naar West- en westelijk Midden-Afrika om er overwegend in Ghana, Nigeria en Congo te overwinteren.
In het voorjaar trekken ze vaak via een oostelijke koers over Algerije weer richting Europa om er te broeden.
Sinds 1985 volgt Natuurpunt de terugkeer van alle zomervogels nauwkeurig op.
Uit deze dataset blijkt dat de gemiddelde aankomstdatum van boerenzwaluwen in Vlaanderen gedurende de voorbije 20 jaar met 7 dagen is vervroegd (van 5 april naar 29 maart) maar de voorbode biedt zich jaarlijks wel nog steeds aan in de 2de decade (periode van 10 dagen) van maart.
Volksgeloof
De terugkeer van de boerenzwaluw blijft een bijzondere gebeurtenis.
De soort neemt immers een opmerkelijke plaats in het volksgeloof.
Zo zouden zwaluwen geluk brengen. Op plaatsen waar zwaluwen nestelen, zou de bliksem nooit inslaan. Keert een zwaluw niet terug naar zijn nestplaats van het vorige jaar, dan zal dat huis spoedig afbranden. In bepaalde regios raadde men vroeger zelfs de bewoners aan hun huis zo snel mogelijk te verlaten wanneer er een nest van een zwaluw naar beneden viel.
Wanneer een landbouwer een nest van een boerenzwaluw vernietigde, zou rampspoed hem treffen door aanhoudende regen tijdens de oogst of lamwordend vee.
Het is duidelijk dat de soort met veel eerbied en ontzag werd bejegend.
Trieste noot
Het gaat echter helemaal niet goed met de boerenzwaluw.
De terugval is zo opvallend dat niet alleen biologen en landbouwers maar ook iedereen het opmerkt. Draden vol kwetteraars, vliegende acrobaatjes op de boerderij; misschien kunnen we het binnenkort enkel nog in historische natuurdocumentaires of in het buitenland beleven.
In 2002 werd de Vlaamse broedpopulatie op 20 000 à 30 000 paar geschat; 5 jaar eerder lag dat aantal op 40 000 tot 85 000 paartjes en 25 jaar voorheen was dat nog dubbel zoveel!
Ondanks jaarlijkse schommelingen is er onbetwistbaar een uitgesproken negatieve trend.
Best jammer want niemand wil deze ambassadeurs van het boerenland kwijt, ook de landbouwsector niet.
Boerenzwaluwen zijn de beste natuurlijke insectenverdelgers. Tijdens het broedseizoen verorbert een paar boerenzwaluwen met een nest van 5 jongen dagelijkszowat 6 000 insecten, wat over de hele broedperiode geschat ca 1 miljoen buit gemaakte insecten vertegenwoordigt. Geen enkele giftige en dure insecticide is even efficiënt.
Er verschenen al eerder bijdragen over de boerenzwaluw die je in het archief kan terugvinden:
Het Zuid-Amerikaanse continent is wellicht het meest mysterieuze ter wereld.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het een onuitputtelijke inspiratiebron voor sciencefiction vormt.
In de eerste plaats zijn de indianen zelf meesters in het misleiden: zo werd de verborgen stad Machu Picchu, waar de Spanjaarden eeuwenlang tevergeefs naar hadden gezocht, pas in 1911 door de Amerikaan Hiram Bingham ontdekt. In werkelijkheid werd hij er door enkele Peruanen naartoe gebracht; zij kenden de ligging van die stad immers al heel lang.
Alle Zuid-Amerikaanse beschavingen waren zo rijk dat zelfs de Spaanse plunderaars, ondanks 2 eeuwen bezetting waarbij ze alle voorwerpen van enige waarde naar Europa verscheepten, er niet in geslaagd alles leeg te roven. Tal van schatten bleef onaangeroerd, zoals unieke stukken aardewerk en juwelen.
Tussen Peru en Bolivia, op een hoogte van3 812 m, ligt het heilige en hoogst bevaarbare Titicaca-meer, 175 km lang, met een totale oppervlakte van 8 300 km².
In hun glorietijd heersten de Incas over een intens gebied dat zich uitstrekte over Peru, Bolivia, Ecuador en een groot deel van het huidige Colombia en Chili.
Je kunt niet stellen dat de Incas uitblonken in creativiteit; zij hebben vooral de culturen van de overwonnen volkeren overgenomen en verfijnd.
Enkel op het gebied van landbouw en architectuur zorgden zij voor een eigen inbreng: de kolossale bouwwerken, opgetrokken uit soms indrukwekkend grote stenen, die zo goed in elkaar passen, dat er geen mes tussen kan, hebben we aan hen te danken.
In het zuiden van Peru tref je de Colca Canyon aan, een diepe kloof, twee keer zo diep als de Grand Canyon in de Amerikaanse staat Arizona.
Daarentegen zijn de muren niet zo recht als de wanden uitgeschuurd door de Colorado-rivier.
De Colca-vallei is een kleurrijk gebied met dorpjes die door de Spanjaarden zijn ontdekt.
De lokale bevolking houdt zich echter nog altijd aan de oude tradities en leefwijze en maken nog steeds gebruik van de landbouwterrassen.
De verschillende klimaatzones die je doorloopt, tonen je de overweldigende natuurlijke rijkdommen van dit deel van de Andes. De Incas bouwden hun steden met respect voor de natuur en de grillige vormen van de omringende bergen
De gaten in de wanden (colcas) werden door de Incas benut om voedselvoorraden in te bewaren of als begraafplaatsen van voorname personen.
In deze canyon ligt ook het toeristisch uitzichtpunt Cruz del Condor, één van de weinige plekken ter wereld waar je haast dagelijks condors kan spotten.
De Andescondor laten zich graag door de opgewarmde en stijgende luchtstromen meetillen om de diepe vallei (1 200 m vanaf de panoramische uitkijkpost) sierlijk en majestueus uit te zweven, een verbluffend en onvergetelijk schouwspel,
dat dochter Steffi op de gevoelige plaat wist te vereeuwigen.
Niet zo lang geleden (29/12/12) verscheen een uitgebreid portret van de Andescondor!
De kraanvogel wordt in onze kontreien enkel tijdens de trek waargenomen. Tijdens de trek ziet men ze ook op akkers en andere open terreinen. De vogels overwinteren in Afrika, vooral in het stroomgebied van de Nijl, maar ook in Zuid-Spanje en Zuid-Frankrijk.
Eind februari, begin maart is de tijd voor de voorjaarstrek van de kraanvogels. Tienduizenden kraanvogels die hebben overwinterd in Spanje en Frankrijk trekken dan naar het noordoosten, richting de broedgebieden in Noord-Europa.
Door de (zuid)oostenwind zijn er op maandag 4 en dinsdag 5 maart massas kraanvogels over ons land gevlogen. Deze prachtige vogels trekken rond deze periode massaal van hun overwinteringgebied richting hun broedgebied. Doorgaans liggen de trekbanen over Duitsland, het Groot Hertogdom Luxemburg en het oosten van België.
Doordat de wind uit oostelijke richting kwam, werden de kraanvogels wat uit hun trekrichting geblazen en op die manier vanuit verschillende vogeltrektelposten opgemerkt, zoals honderden exemplaren in Lommel (Maatheide). In Butgenbach werden 26 000 kraanvogels geteld, in Sankt Vith meer dan 13 000. Men schat dat zowat 120 000 kraanvogels ons grondgebied overvlogen.
Het is met zijn lichaamslengte van 115 tot 130 cm de grootste Europese vogel; zijn spanwijdte reikt tot 230 cm en zijn gewicht schommelt tussen 4.5 en 6 kg.
Hij is hoofdzakelijk grijs van kleur met een bruine schijn op de rug en heeft een rode kruin. Zijn zwarte gezicht vertoont witte wangen. De zwarte poten zijn lang en slank. De staart eindigt in een slordige bos veren met zwarte punten. De vlucht is krachtig en direct met uitgestrekte kop en poten, waarbij de vleugels recht en vlak worden gehouden; de ondiepe vleugelslagen worden afgewisseld met korte glijvluchten.
Het voedsel bestaat uit insecten, kleine gewervelde dieren (muizen, kikkers) en allerlei plantaardig materiaal (wortels, bladeren, fruit, zaden). In de winter eet hij ook wel eikels.
De roep van een kraanvogel is een trompetachtig geluid en in de broedgebieden hoort men tijdens de baltsperiode, waar de kraanvogels in grote groepen elegante sprongen en buigingen uitvoeren, soms een waar trompetgeschal.
De monogame kraanvogel broedt in uitgestrekte moerasgebieden met hoge begroeiing en in lichte moerasbossen.
Het nest bestaat uit een hoop verdord plantenmateriaal (takken en bladeren) en ligt vaak op een moeilijk toegankelijke plaats in hoogvenen of moerassen, bv op een klein eilandje.
In ca 4 weken broeden beide ouders de gewoonlijk 2 olijfkleurige, bruingevlekte eieren uit.
De kraanvogel heeft wereldwijd in alle culturen indruk gemaakt en een sterke symbolische waarde meegekregen. Bovendien hebben zijn sierlijke bewegingen krijgskunstvormen geïnspireerd en werd hij in het naoorlogse Japan een uitgesproken vredessymbool.
Wereldwijd maar vooral in Oost-Azië is de kraanvogel een symbool van gezondheid, lang leven, trouw en geluk.
Bij de uitvinding van origami rond 1700 ontstond de legende dat de wens werkelijkheid wordt van wie duizend kraanvogels plooit.
Hoewel beide roofvogels tot compleet verschillende families behoren is het onderscheid wespendief buizerd één van de klassieke determinatie-uitdagingen. Buizerds hebben al een bijzonder variabel verenpak gaande van chocoladebruin tot bijna spierwit en ook bij de wespendief is de ene duidelijk de andere niet.
Wespendieven brengen de winter door in Afrika ten zuiden van de Sahara. Zoals de meeste roofvogels hebben ze moeite met het oversteken van de open zee.
Zoals de naam aangeeft, voedt de grote wespendief zich hoofdzakelijk (ca 75% van zijn voedsel) met het jongbroed van sociaal levende veldwespen- en bijen.
Wespenlarven zijn een bijzonder eiwitrijke prooi, waar iedereen liever af blijft, uitgezonderd dan deze smulpaap. In geval van nood vult hij dit menu echter aan met andere insecten en voedsel dat meer bij een roofvogel hoort, zoals kleine zoogdieren, jonge vogels, hagedissen, regenwormen en kikkers. Het wespenbestand kan van jaar tot jaar sterk schommelen. Zit die voorraad in een dip dan kan de wespendief het die zomer wel schudden en slaat hij noodgedwongen een broedseizoen over.
Bosroofvogels zoals sperwer en havik zijn uitgerust met vrij korte, afgeronde vleugels. Dat laat hen toe om snel tussen de wirwar van takken en stammen door te laveren bij het achtervolgen van hun prooi. De wespendief daarentegen heeft als meest uitgesproken bosbewoner eerder lange vleugels, maar geen probleem: dolle achtervolgingen zijn niet aan hem besteed.
Een wespendief brengt lange periodes zittend door in het bos, uitkijkend naar voorbijvliegende wespen of bijen. Wanneer hij er één opmerkt, volgt hij het insect naar zijn nest, dat hij dan uitgraaft met zijn sterke met plaatjes beschermde poten en rechte klauwen.
Borstelachtige gezichtsveren (stijve korte veren) op zijn kop helpen hem te beschermen tegen steken. Hij eet de larven van bijen en wespen, de volwassen insecten en de honingraten.
Door zijn afhankelijkheid van insecten verschijnt deze zomergast, die in tropisch Afrika overwintert, pas laat in onze streken, zo omstreeks mei, waarna hij rond oktober weer vertrekt.
Net als buizerds komen wespendieven in lichte en donkere kleurvormen voor.
Meestal is hun vederpak licht van onderen met donkere buik en donkere polsvlekken.
De poten zijn tot op de tenen bevederd. De lange staart is witachtig en vertoont 2 smalle regelmatige dwarse banden en een bredere eindband. De ondervleugels en onderdelen zijn gestreept. De slankere koekoekachtige kop eindigt in een puntige haaksnavel, geschikt om in honingraten te peuteren en larven uit de cellen te pikken; het oog is geel.
De lichaamslengte varieert van 52 tot 60 cm; de spanwijdte wisselt tussen 135 en 150 cm en het gewicht schommelt van 600 tot 1 100 g.
Door de over het algemeen onopvallende levenswijze en verborgen broedgedrag is het aantal wespendieven, waarbij ze binnen de beschutting van dichte oude bossen op zanderige gronden blijven (250 ha groot), in onze streken moeilijk te schatten.
Meestal worden ze vliegend gespot tijdens de balts in het broedgebied of tijdens de trek als ze bergpassen overvliegen of smalle zeepassages oversteken.
Doortrekkers, herkenbaar aan hun kenmerkende, vlotte, continue elastische vleugelslagen, kiezen hiertoe de Bosporus nabij Istanbul, waar begin september enorme aantallen doortrekken die in april en mei weer terugkeren.
Ook bij Gibraltar is dat het geval en zelfs nog in grotere aantallen.
Helaas worden veel wespendieven die via Italië en Malta trekken, illegaal door jagers geschoten.
Ze zweven met hun vlakke of afhangende sierlijk gebogen vleugels, die een hoek vertonen aan de voorrand. Wespendieven geven de voorkeur aan het zweven op thermiek, die alleen voorkomt boven land.
Zijn baltsvlucht boven het bos waarin hij broedt, is spectaculair en bestaat uit een aantal steile duikvluchten, gevolgd door snelle opwaartse bewegingen waarbij hij de vleugels 2 tot 3 keer tegen elkaar klapt. Soms hangt hij een ogenblik stil, met de vleugels boven zijn rug klapwiekend. De gebruikelijke roep is een helder klinkende klaagtoon.
Het klein nest van groene verse jonge takjes van loof- en naaldbomen bevindt zich minstens 10 m boven de grond (in een spar, eik of beuk) en heeft soms een oud nest van een buizerd of zwarte kraai als basis. De nesten worden vooral gemaakt aan de rand van een bos met uitzicht op een uitgestrekt open gebied
De 1-3 eieren zijn geelwit met bruinrode tekeningen. Ze komen na 30-35 dagen uit; de jongen vliegen na ca 6 weken uit. De periode dat hun ouders daarna op hun letten, is relatief kort. De jonge wespendieven kunnen na het uitvliegen nog een 14-tal dagen op de hulp van hun ouders rekenen, maar staan er dan alleen voor.
Op de website van de Zweedse trektelpost Falsterbo kan je doortrekkende aantallen wespendieven, maar ook andere vogels, zien http://www.trektellen.nl/
Tijdens het 13deGrote Vogelweekend van Natuurpunt hebben meer dan 10 000 vrijwilligers in het totaal meer dan 390 000 gevederde tuinbezoekers geïdentificeerd.
Natuur dicht bij huis leeft steeds meer onder mensen en velen zijn bereid mee te helpen aan de inventarisatie van vogels.
De vink werd het vaakst waargenomen. De koolmees verdringt de huismus naar de 3de plaats.
In 2010 was de huismus nog de meest getelde vogel. Deze telling geeft duidelijke aanwijzingen dat het niet zo goed gaat met de straatket.
Ook heggenmussen nemen drastisch af in aantallen. Oorzaken van deze evoluties zijn voorlopig niet gekend.
Soorten die het beter doen dan de afgelopen jaren zijn de boomklever, de grote bonte specht en de gaai. Dat zijn niet toevallig soorten die leven van noten. Vorig jaar was behoorlijk notenloos, ook in het noorden, waardoor deze vogels massaal naar de tuinen trekken, op zoek naar voedsel.
De vogel die in het grootst aantal tuinen werd gezien is de merel. Die kwam voor in 92% van de tuinen. Daarmee is deze zwarte vogel de meest verspreide soort in Vlaanderen en Brussel.
Gemiddeld werden er dit jaar 39 vogels per tuin geteld. Dat is minder dan de 43 per tuin tijdens de koude winters van 2006 en 2011. In vergelijking met de vriesperiode van de voorbije weken waren de omstandigheden om vogels waar te nemen in de tuin minder gunstig. Bij sneeuw en vorst trekken vogels massaal op zoek naar voedsel in tuinen. Dat was het telweekend minder het geval.
De top 10 van de meest getelde vogels (04/02/13):
1.vink50 660
2.koolmees41 917
3.huismus36 020
4.merel29 420
5.pimpelmees26 611
6.houtduif26 092
7.Turkse tortel22 689
8.kauw20 196
9.ekster14 902
10.spreeuw11 960
Het blijft zorgwekkend slecht gaan met de meest alledaagse vogel van Vlaanderen
Geraadpleegde bron: Peter Vandeweerdt
Wat is er precies aan de hand met de kleine mensenvriend, die sinds 2002 wordt beschermd?
De huismus is een echte straatket: opvliegend en luidruchtig, in zijn schik op de meest onfrisse plekjes en allerminst schuw. Je zou dus denken dat deze meester in het plantrekken inmiddels alle overlevingskneepjes wel kent.
Toch zien we de huismus de jongste 15 jaar opvallend minder vaak in onze tuinen en straten.
Van mussen bestaan liefst een 20-tal soorten, maar in onze kontreien kennen wij enkel de ring- en huismus. Ze zijn grotendeels vegetariër: ze eten zaden van tarwe, gerst, haver, maïs en sommige onkruidsoorten. Tijdens de broedperiode vangen ze echter ook larven en insecten voor zichzelf en hun jongeren.
Huis- en ringmussen zijn kolonievogels die alles in groep doen: eten, baden, paren en nestelen. De huismus is ook een cultuurvogel: oorspronkelijk broedde hij tussen de rotsen, maar heeft zijn lot verbonden met dat van de mens.
Hij eet ons voedsel de etensrestjes en dat van onze huisdieren.
Huismussen hebben maar liefst 2.5 tot 4.6 kg per jaar nodig, grotendeels energie voor hun sterk ontwikkelde vliegspieren.
Behalve ons voedsel heeft de mus ook onze huizen geadopteerd.
Van nature broedt de ringmus in boomholten en de huismus in een gesloten nest dat de vogel zelf vlecht op zon 3 m hoogte. Sommige huismussen nestelen nog altijd in bomen, maar de meeste zoeken een veilig onderkomen tussen en onder de dakpannen, waar ze een veel eenvoudiger verblijfje in elkaar knutselen.
Mussen bouwen 2 tot 4 nesten per jaar.
Van de jongen die amper 12 tot 16 dagen op het nest blijven, valt meer dan de ½ al snel ten prooi aan ziekten, voedseltekort of roofdieren. Daardoor wordt een mus gemiddeld amper 2 jaar oud, maar de dieren die het 1ste jaar doorkomen, worden normaal zon 5 tot 6 jaar oud.
Aan het reilen en zeilen van de mus werd lang weinig aandacht besteed, maar op plaatsen waar haast toevallig toch cijfers werden opgetekend, werden de jongste 30 jaar scherpe dalingen van de populatie vastgesteld, lokaal soms met 75%.
De redenen zijn inmiddels wel bekend!
Om te beginnen is er de situatie op het platteland, waar de daling al veel vroeger begon dan in de stad.
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen heeft, niet zozeer omwille van de giftigheid, wel als rampzalig gevolg dat onkruiden en insecten worden uitgeroeid.
De landbouw, maar ook particulieren en overheid kunnen de mus en andere vogels een grote dienst bewijzen door bermen en wegkanten intact te laten.
Met vele hagen zijn op het platteland zijn ook de schuilplaatsen verdwenen waar mussen bescherming kunnen zoeken tegen katten en eksters.
Het hermetisch afsluiten van de stallen, het meteen onderwerken van de mest op het veld en de toegenomen hygiëne op de boerderij zijn beschermende maatregelen voor vee, mens en milieu, maar mussen hebben nu net die gemorste afvalhoopjes nodig.
Ook op de velden valt minder te rapen: oogstmachines laten niet veel meer liggen en door het vaker inzaaien van wintergranen, die op de koudste momenten nog onvoldoende rijp zijn voor de vogels, viel alweer een voedselbron weg.
In de steden kwam de daling later, maar ze is er ontegensprekelijk ook.
Ook daar zijn de mensen een stuk netter geworden; er slingert veel minder afval rond en tuinen worden angstvallig onkruidvrij gehouden.
Grootste probleem is onze bouwstijl; onze daken worden geïsoleerd en zorgvuldig afgeschermd tegen indringers. We hebben de huismus dus letterlijk dakloos gemaakt.
Nog een oorzaak is methyltributylether (MBTE) dat het lood in onze benzine heeft vervangen. MBTE scheidt echter bij verbranding stoffen af die schadelijk zijn voor de larven waarmee mussen hun jongen voederen.
Maar zelfs dat is volgens wetenschappers niet voldoende om de spectaculaire daling van de mussenpopulatie in de steden te verklaren.
Steeds meer wordt vandaag gedacht dat de typische kolonievorming van mussen nu in hun nadeel speelt. Een kolonie heeft wellicht een minimumaantal dieren nodig. Als er te veel wegvallen, raakt zon kolonie onder dat kritisch minimum, waardoor ze volledig uitsterft.
Rond dit fenomeen (bekend als het Allee-effect) wordt vandaag onderzoek gedaan, maar veel vragen blijven onbeantwoord.
Onderstaande fotos van [blauwe reiger rietgors roodborst vink keep] zijn van
De tapuit is een levendige vogel en trekker bij uitstek; hij overwintert ten zuiden van de Sahara, maar is er zelfs in geslaagd via Ijsland Groenland te koloniseren. Deze langeafstandskampioen, die nog steeds in Afrika overwintert, is in onze streken al vaker op doortrek waargenomen. De recordhouders zijn de tapuiten die in Alaska broeden. Zij ondernemen de ongelofelijke tocht via de Beringzee over heel Centraal-Azië om uiteindelijk in Ethiopië te belanden, een vlucht van 16 000 km.
Het opvallendste kenmerk van de kleine, slanke vogel is zijn witte stuit met zwarte T-vormige staarttekening die te zien is als hij laag over de grond naar een steen, aardkluit of andere uitkijkpost vliegt. Vaak zit de alerte vogel in rechtopstaande houding op een kleine verhoging in het landschap, waarbij de staart langzaam wordt bewogen.
s Zomers heeft het mannetje grijze bovendelen, zwarte wangen en vleugels. Van kruin tot rug is het verenpak lichtgrijs; onder de witte wenkbrauwstreep tekent zich een zwarte vlek af rond het oog. De vaalgele onderkant wordt geleidelijk wit; de sterke poten en voeten zijn zwart, ideaal uitgerust voor de rotsachtige omgeving waarin hij leeft.
De lichaamslengte varieert van 14.5 tot 15.5 cm; de spanwijdte wisselt tussen 26 en 32 cm en het gewicht schommelt tussen 17 en 30 g.
De tapuit jaagt met stuiterende sprongen (hippen) en korte rennen (doelgerichte achtervolgingsvluchten vanaf een zitpost) hoofdzakelijk op de grond naar insecten en hun larven, spinnen, naaktslakjes en ander klein gedierte. Soms vangt hij vliegen tijdens de vlucht of met een korte fladderende sprong.
In de lente komt hij al vroeg in maart uit zijn overwinteringgebied in onze streken aan.
Het is voornamelijk als broedvogel een bewoner van zandgronden, zoals weinig begroeide duinstreken, droge grassteppe, hoogvenen en heidevelden. Dergelijke open terreinen en puinvelden, akkers met stenen muurtjes (wijngaarden) en rotsspleten bieden voldoende nestgelegenheid in de vorm van holten tussen stenen en onbewoonde konijnenholen.
Het wijfje bouwt het nest hoofdzakelijk alleen: het is een mos- of grasrijke kom in de grond of in een holte onder een steen of struik met een stapeltje fijne twijgen, dat vlakbij de toegang een platformpje vormt.
De 4 tot 7 lichtblauwe eieren komen na 14 dagen uit en de jongen brengen ca 2 weken door in het nest. De roep is heel karakteristiek kort en schel; de zang is een reeks korte luide riedelende frasen, vermengd met rollende rauwe, krasserige tonen.
Ondanks het stoppen van de ontginning van woeste gronden en de bescherming van vele duingronden, zet de afname van de tapuit door. De vermesting leidt tot het verdwijnen van schrale vegetaties en open zandige plekken, die nu juist een onmisbaar deel van de leefomgeving van de soort vormen.
De rosse stekelstaart, een mooie maar ongewenste bastaard!
De rosse stekelstaart, zoetwatervogel die in kleine groepjes tussen het riet leeft, is een Noord-Amerikaanse eend die door hybridisatie een grote bedreiging vormt voor de zeldzame nauw verwante Europese witkopeend.
Deze ongewenste vermenging vormt een ernstig gevaar voor het genetisch patroon van de witkopeend, die door onvruchtbaar te worden uiteraard dreigt uit te sterven.
De rosse stekelstaart is bij ons in de natuur terechtgekomen door uitzettingen en ontsnappingen van in gevangenschap levende dieren.
Het was die opvallende blauwe snavel van het mannetje dat vooral Britse grootgrondbezitters aanspoorde de rosse stekelstaart aan hun collectie watervogels toe te voegen.
De witkopeend komt in Europa enkel voor in Spanje. Daar dreigde deze soort eind jaren 70 al uit te sterven door overbejaging en biotoopvernietiging. Door beschermingsmaatregelen groeide de populatie witkopeenden er opnieuw aan tot 2 000 vogels.
Omwille van het hoge risico voor de Belgische diversiteit wordt de soort die in Vlaamse waterrijke gebieden in kleine aantallen voorkomt (enkele tientallen) nauwgezet in het oog gehouden.
Om problemen in Spanje te voorkomen, is het belangrijk dat ook Vlaanderen samen met andere Europese landen aan het beperken van het aantal in het wild voorkomende rosse stekelstaarten meewerkt.Hiertoe is een internationaal actieplan met concrete beheersmaatregelen om de populatiegroei af te remmen en binnen de perken te houden primordiaal.
Ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk leren dat lokaal ingrijpen met selectief afschot de meest efficiënte bestrijdingsvorm is. Enkel intensieve uitroeiingcampagnes konden de invasieve populatie van 6 000 exoten drastisch terugdringen.
De rosse stekelstaart is een opvallende eend, klein en compact met grote, ronde kop, krachtige snavel, rond lichaam met bolle rug en lange stijve vaak omhooggehouden staart.
Het mannetje draagt een grotendeels diep kastanjebruin of roestrood verenkleed; de kruin en nek zijn zwart, de wangen helderwit, kin en onder- staartdekveren wit. De snavel is lichtblauw. In de winter is de snavel grijs en het lichaam dof bruin, maar mét de witte kenmerkende wangen.
De lichaamslengte varieert van 35 tot 43 cm; de spanwijdte wisselt in breedte van 53 tot 62 cm en het gewicht schommelt van 350 en 800 g.
Bij de balts richten de flamboyante, actieve mannetjes hun staart op, gooien hun kop naar achteren en ratelen met hun snavel tegen hun opgezette borstveren, waardoor een reeks luchtbellen ontsnapt. Hierbij maken ze lage, grommende klanken.
De wijfjes broeden op ondiepe, voedselrijke binnenwateren en voeden zich met insectenlarven, kreeftachtigen en zaden van waterplanten. Ze duiken vanaf het wateroppervlak en komen naar boven als een kurk.
s Winters verhuizen zij naar grotere meren en waterreservoirs; groepen op favoriete plekken bestaan uit wel honderden exemplaren.
Stekelstaarteenden nestelen vaak langs vennetjes; ze bouwen er een grote drijvende hoop plantenmateriaal tussen het hoge riet, vaak overdekt met gevlochten stengels. De wijfjes leggen tussen april en juli 6 tot 10 eieren, die na 25 tot 26 dagen uitkomen, waarna de jongen na 50 tot 55 uitvliegen.
Rietgorzen, bewoners van moerassige gebieden, rietvelden en oevers aan stromende waters, lijken wat op een sterk gestreepte mus. Gorzen zijn sterk gebouwde vinkachtige vogels. Bij mannetjes is de kopstreep zwarter dan bij de vrouwtjes en in zomerkleed wordt de kop zwart men een witte baardstreep; vrouwtjes hebben bruine en witte kopstrepen.
Gorzen die vaak in de toppen van struiken of riet huizen zijn zaadeters die leven van de zaden van allerlei ruigtekruiden. Ook zoeken ze insecten in ruigtestruwelen en in het riet.
De opnames van Wim tonen hier een mediageile rietgors die zich vanuit de vogelkijkhut graag op de gevoelige plaat liet vereeuwigen. Wie eerder verschenen artikels over de rietgors wenst te raadplegen kan in het archief terecht:
18/10/09 Rietvogels (rietgors, blauwborst, rietzanger, kleine karekiet) 24/09/10 De rietgors
De fotos van de staartmees zanglijster ringmus boomklever heggenmus zijn vanPieter Cox
In het eerste weekend van februari organiseert Natuurpunt voor de 13de keer een vogeltelweekend. Wetenschappers maken steeds vaker gebruik van gegevens die vrijwilligers verzamelen.
In 2012 voerden in België meer dan 2 miljoen vogelspotters observatiegegevens in.
In Nederland was dat meer dan het dubbele. Deze waarnemingen worden gebruikt om in kaart te brengen welke soorten waar voorkomen en of ze er in aantal op vooruit- of achteruitgaan.
Dat volontairs allerlei potentieel interessante gegevens verzamelen is niet nieuw.
In Nederland tellen vrijwilligers al sinds 1978 vogels in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek. In de Verenigde Staten vond dit jaar de 113deChristmas Bird Count plaats en in Groot-Brittannië houden amateurbiologen al sinds de jaren 1730 het bloeitijdstip van planten in de gaten.
De laatste jaren hebben technologische evoluties het verzamelen en delen van informatie makkelijker gemaakt en het aantal geïnteresseerden de hoogte in gejaagd. Dat is ook wetenschappers niet ontgaan.
Citizen science, waarbij wetenschappers een beroep doen op de hulp van vrijwilligers om data te verzamelen, zit in de lift.
Met zijn lange staart en kleine, ronde lichaam is de staartmees een onmisbare tuinvogel. Het verenkleed is voornamelijk zwart-wit, maar met rozige grijze accenten.
Planten, vlinders, paddenstoelen, boommarternesten, waterspitsmuizen of korstmossen: zowat alles wordt geïnventariseerd en geteld. Er is keuze tussen onderzoek dat een zekere ervaring en inspanning vereist en meer laagdrempelige projecten.
Het Grote Vogelweekend, dat Natuurpunt op 2 en 3 februari organiseert, is zon laagdrempelig project, net zoals het vlinderweekend in augustus.
De jaarlijkse wintertellingen brachten al de achteruitgang van de huis- en ringmus en de opmars van de vink aan het licht.
Dit soort grootschalige, eenmalige tellingen geven een idee van hoe een soort het doet, zegt Wouter Vanreusel van de studiedienst van Natuurpunt.
Maar ze dienen vooral om mensen te mobiliseren en met de natuur in contact te brengen. We proberen mee te geven wat mensen zelf voor de vogels of vlinders kunnen doen.
Om evoluties in aantallen en verspreiding van soorten in kaart te brengen, zijn de tellingen op meer regelmatige basis, bv. maandelijks, een betere methode.
De gevorderde amateurbioloog kan deelnemen aan projecten waarbij hij volgens een standaardprotocol (een afgesproken inventarismethode en communicatiewijze) moet werken.
Hij moet bv. een vast traject aflopen of op vaste punten observeren.
Zo tellen vrijwilligers in samenwerking met het Instituut- en Bosonderzoek op geregelde tijdstippen vogels op 1 200 plaatsen in Vlaanderen, die de verschillende habitattypes vertegenwoordigen.
Uit die data kon eind vorig jaar worden afgeleid dat de strenge winters van de voorbije jaren een aantal vogelsoorten hebben gedecimeerd. Daarnaast worden op basis van deze en andere citizenscience-projecten verspreidingskaarten en de bekende Rode Lijsten met bedreigde diersoorten opgesteld.
De zanglijster is een vertrouwde gast op gazons. Hij kan worden onderscheiden van de grote lijster doordat de vlekken op de borst in lijnen zijn gerangschikt en de vorm hebben van omgekeerde hartjes, terwijl die van de grote lijster verspreid en rond zijn. Zanglijsters zijn ook kleiner en bruiner dan grote lijsters.
Goudzoekers
Eén van de troeven van citizenscience is de schaal waarop je gegevens kan verzamelen, vindt de Britse biologe Helen Roy, hoofdauteur van het rapport Understanding CitizenScience and Environmental Monitoring, dat eind vorig jaar verscheen. Zonder massale hulp van burgerwetenschappers zou dat onmogelijk zijn.
Maar dataverzameling door leken heeft ook zijn beperkingen. Wij hebben bv. de neiging om soorten te gaan spotten waar we ze verwachten bv. vooral in natuurreservaten en niet in landbouwgebied. Een fenomeen dat bekendstaat als het goudzoekersprincipe.
Om een vertekend beeld te vermijden, kunnen statistische correcties worden toegepast.
Daarnaast is niet iedereen in staat om een zwartkop van een matkop te onderscheiden, of een klein koolwitje van een klein geaderd witje.
Maar ook daar valt een mouw aan te passen.
Als we weten dat mensen zich tussen bepaalde soorten kunnen vergissen, houden we daar rekening mee bij het formuleren van conclusies, zegt Vanreusel. En bij losse meldingen zoals op http://waarnemingen.be/index.phpwordt altijd gecontroleerd of het realistisch is dat een soort in een bepaald gebied of op een bepaald tijdstip voorkomt. Dubieuze meldingen krijgen extra aandacht en worden soms geschrapt.
Roy nam voor haar rapport 30 citizen science-projecten onder de loep. Controle van de datakwaliteit en een basisopleiding voor vrijwilligers waren de regel. Men denkt soms dat de kwaliteit van data die burgers verzamelen ondermaats is. Maar dat blijkt een misverstand.
De ringmus lijkt sterk op de duidelijk grotere huismus, maar kan worden herkend aan de tekening van kop en gezicht; de kastanjebruine kap mist het grote grijze centrum van de huismus en op de witte wang zit een zwarte punt.
Vogelliefhebbers
Aan de Amerikaanse Cornell University benutten vogelexperts de mogelijkheden van citizen science volop. In het gerenommeerde eBird-project voeren vogelspotters hun waarnemingen in een online database in. Dat levert soms meer dan drie miljoen meldingen per maand op.
Nestwatch vraagt vrijwilligers bij te houden waar vogels nestelen, hoeveel eieren ze leggen en hoeveel jongen ze grootbrengen. Gegevens uit deze en andere projecten zoals Feederwatch en de Great Backyard Bird Count worden gecombineerd met de resultaten van het Yardmap-project, waarbij vogelliefhebbers hun tuin en omgeving in kaart brengen. Zo gaan de wetenschappers op zoek naar links tussen het voorkomen van soorten of broedsucces.
Op datakwaliteit wordt nauwlettend toegezien. Automatische filters detecteren onwaarschijnlijke of uitzonderlijke waarnemingen, waarna een computerprogramma extra informatie vraagt. De betrouwbaarheid van wie geregeld iets aan eBird meldt, wordt automatisch geëvalueerd op basis van eerdere meldingen en trouwe medewerkers helpen mee om meldingen te checken.
De boomklever, onmiskenbaar wanneer goed te zien, heeft een puntige vorm door zijn lange kop en snavel, een opvallende zwarte oogstreep, een blauwgrijze rug en een witte tot diep oranje borst- en buikzijde.
De kwaliteit van data die burgers verzamelen is helemaal niet ondermaats
De Belgische bioloog André Dhondt verkaste in 1994 naar Cornell en coördineert er mee enkele projecten. Hij zag het vertrouwen in citizen science groeien.
We stellen op basis van onze gegevens jaarlijks een State of theBirds-rapport op voor de overheid, dat aan de basis ligt van beleidsbeslissingen. Sommige projecten worden gefinancierd door de National Science Foundation en hebben al tientallen wetenschappelijke publicaties opgeleverd.
Hoe meer zielen
Nu smartphones met gps en camera steeds goedkoper worden, worden ook die ingezet. Met de smartphone app Obsmap (https://market.android.com/details?id=org.obsmapp&hl=nl) en de mobiele website http://webobs.org kunnen natuurliefhebbers hun waarnemingen vanuit het veld melden. Daarnaast kan je controleren wat in een bepaald gebied of welke locatie is gespot. Zo profiteren natuurliefhebbers ook zelf van hun werk.
Om mensen gemotiveerd te houden, moet je ze iets teruggeven, weet Vanreusel. Waarnemers krijgen na een verkeerde determinatie bv. een persoonlijke uitleg van een team administrator. De site bevat tevens actuele verspreidingskaartjes en een schat aan herkenningsfotos.
Het aantal meldingen op waarnemingen.be is de voorbije jaren gestaag gegroeid, maar die groei begint nu af te vlakken.
We vermoeden dat we, als we niets nieuws doen, over een 3-tal jaar op 3 miljoen waarnemingen per jaar zullen afklokken, zegt Marc Herremans, diensthoofd van Natuurpunt Studie.
Maar via laagdrempelige projecten zoals het vogeltelweekend hopen we meer mensen warm te maken voor het ambitieuzere werk. Want hoe meer mensen meedoen, hoe waardevoller de data worden.
Op het eerste gezicht is de heggenmus (geen familie van de mussen) egaal bruin, maar van dichterbij zijn de musachtige, bruingestreepte bovendelen en een grijze kop, keel en borst zichtbaar. Ze hebben een zeer dunne snavel en oranje poten.
De grote opvallende, rumoerige zilvermeeuw wordt vaak als overlast beschouwd in steden waar hij op daken broedt en tijdens zomermaanden al heel vroeg luid begint te schreeuwen, maar eigenlijk is hij in heel Europa in aantal achteruitgegaan.
De meeuwen maken ook vaak mensen bang door hen voedsel uit de hand te ontfutselen en ze bevuilen met hun uitwerpselen heel wat gebouwen, standbeelden en autos.
Zilvermeeuwen leven s zomers vooral op kliffen, maar ook op andere kusten en ver in het binnenland, waar zij op vuilnisbelten eten zoeken en rusten op grote reservoirs.
Groepen die s avonds in V-formaties naar hun rustplaats terugkeren, zien er imposant uit.
De vlucht is krachtig met doorgaande vloeiende vleugelslagen en de zilvermeeuw is een meester in het zweven.
Deze meeuwen voeden zich vooral met gedierte uit ondiepe kustwateren, zoals krabben, schelpdieren, zeesterren en vissen, maar daarnaast volgen zij ook vaak vissersschepen vanwege het afval dat overboord wordt gegooid.
Zilvermeeuwen laten vaak schelpdieren op een hard oppervlak vallen om ze open te breken; een riskante strategie omdat andere meeuwen zullen proberen het voedsel te stelen. Het lijkt er echter op dat de vogel die de schelp laat vallen het voordeel heeft dat hij nauwkeurig kan voorspellen, waar de buit terecht zal komen en daardoor de beste kans heeft zijn maaltijd te pakken te krijgen.
Ze hebben zich de laatste tijd ook als afvaleters op vuilstortplaatsen ontpopt en eten wat ze maar te pakken krijgen op kades, boulevards, vuilnisbelten, akkers en weilanden, maar ook in de bebouwde kom, soms erg ver weg van waterrijke gebieden.
Vis, aardwormen, kleine zoogdieren, eieren, graan en etensresten van mensen worden allemaal verorberd. s Winters foerageren zilvermeeuwen vooral rond afvoerpijpen en riolen, rond kleine havens of bij eb op wadden.
Het verenpak is aan de rugzijde lichtgrijs en de zwarte vleugelpunten vertonen witte vlekken. De kop is helderwit en op de gele snavel is een rode vlek. Het nestjong pikt naar de rode snavelvlek om het volwassen dier tot het uitbraken van voedsel te stimuleren. De poten zijn lichtroze.
De lichaamslengte varieert van 55 tot 67 cm; de spanwijdte kan wisselen tussen 130 en 160 cm; het gewicht schommelt tussen 750 en 1 250 g
De zilvermeeuw kan best oud worden; 30 jaar is geen zeldzaamheid. Immers eenmaal volwassen heeft de zilvermeeuw weinig van rovers te duchten en hij plant zich overigens ook snel voort.
Ze produceren luide jodelende tonen; het rijke vocabularium van miauwende, klagende en lachende geluiden zijn karakteristiek.
De balts van meeuwen is complex; de meest gehoorde roep is de lange roep, die ten gehore wordt gebracht met een diep gebogen kop, die daarna wordt opgericht met wijdgeopende snavel.
De agressieve balts bestaat uit het tegenover elkaar staan met naar beneden wijzende snavels en iets afstaande vleugels. De vogels pikken ook in de grond of trekken aan grasstengels.
De roep weerklinkt als een lang, luid, helder keffend of blaffend geluid.
Het initiatief voor de paarvorming ligt bij de moeders. Door onderdanig gedrag te vertonen ten opzichte van de toekomstige vader, probeert zij de alom tegenwoordige agressiviteit te onderdrukken. Dit gedrag blijkt van groot belang te zijn omdat een mannetje geen vrouwtje accepteert dat groter is (of zich groter voordoet) dan hijzelf.
Waar de dominante zilvermeeuwen broeden, is er voor andere vogels, zoals de kleine mantelmeeuw, de Noordse stern, het visdiefje en de stormmeeuw doorgaans geen plaats.
Vaak hebben de zilvermeeuwen het niet alleen gemunt op de broedplek van de andere vogels, maar ook op de eieren. Deze worden vaak gebruikt om bij voedselgebrek als compensatie te dienen voor hun jongen.
Zilvermeeuwen broeden langs de kusten van Ijsland, Noorwegen, Zweden, Finland, de Baltische Staten; ook in Duitsland, Frankrijk en Ierland.
Zij overwinteren tot in het noordelijk Spanje.
Na meerdere nestkuitjes te hebben gemaakt, een met gras gevoerd kommetje in de grond, maar evengoed op een rotsrichel of een dak, wordt één daarvan uitgekozen voor het leggen van de eieren. Het legsel in mei telt doorgaans 3 eieren. De vogels zijn evenwel niet in staat hun eigen eieren te onderscheiden van andere.
Als legsels worden verwisseld, gaan de vogels vrolijk door met bebroeden. Zelfs als eieren worden vervangen door stenen, lampen of andere voorwerpen, die enigszins op een ei gelijken, gaat de meeuw onverstoord verder met het bebroeden ervan.
In het filmfragmentje leer je over de sleutelprikkel voor het bedelgedrag
De oorspronkelijk in kustgebieden voorkomende wat prehistorisch aandoende vogel heeft zich nu ook sterk uitgebreid naar het binnenland ingebieden met zowel zoet, als brak water.
Hij daagt zelfs vaak op in het gemeentelijk park van de luchthavengemeente.
Dat de slokkop niet populair is bij de (vlieg)vissers weten we al langer. Hij is dan ook een veelvraat die het enkel heeft gemunt op vissen.
De behendige onderwaterzwemmer deinst er niet voor terug enorm grote prooien uit te kiezen. Doorgaans drijft een opjagend groepje aalscholvers een school vissen bij elkaar om dan hard toe te slaan.
Al hebben de aalscholvers een erg flexibel keelgat, toont de opeenvolgende reeks momentopnamen hoe een grote brasem met zijn hoog opwelvende rug weliswaar moeizaam finaal toch in de maag belandt.
Die snavel gaat a.h.w. als een gapend gat over in een slokdarm en maag, gevuld met een sterk verteringszuur dat de hardste graten en botten verteert.
Eenpos, baars, blankvoorn, spiering, brasem of aal, allen zijn ze niet veilig voor deze smulpaap.
Onderstaande fotoreeks werd vastgelegd door Wim
Er verschenen al eerder heel wat artikels over deze gehate visser.
De steenloper is een wereldburger in vogelland. Deze echte kustvogel komt haast in alle werelddelen voor. De meeste steltlopers houden van zachte grond, zoals modder en zand, maar de steenloper voelt zich net zo thuis op rotsen, al gaat zijn voorkeur ook wel naar zandstranden met zeewier, schelpen en kleine stenen.
Bij hoog water vluchten de steenlopers naar afgelegen plekken om enkele uren dicht bij elkaar te rusten, vaak in het gezelschap van bontbekplevieren, bonte strandlopers en meeuwen.
Deze vogels hebben een eb- en vloed-ritme in tegenstelling tot het dag-en-nacht ritme van de mens.
In onze streken is de steenloper tijdens herfst en voorjaar een doortrekker, op weg van of naar de zomerse broedgebieden in de poolstreken. Vaak overwintert en overzomert hij langs de Noordzeekust. Geliefkoosde pleisterplekken zijn golfbrekers, strekdammen, bazalten weringen, steenglooiingen.
De lichaamslengte varieert van 22 tot 24 cm; de spanwijdte wisselt tussen 44 en 49 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 80 en 110 g.
Deze fraaie, zwart, wit en bruin gekleurde steltloper doet zijn naam alle eer aan, als hij langs stenige kusten of met basalt versterkte dijken van kei tot kei loopt. In de vlucht is het bonte kleurpatroon van zwart, wit en bruin duidelijk te zien.
s Zomers vertoont de roodbruine rug van de steenloper zwarte vlekken. De kop is grotendeels wit met een fijn zwart vlekkenpatroon. Aan de buikzijde is de donkere borstband kenmerkend. De sterk toelopende snavel is zwart en de korte sterke poten zijn fel oranje gekleurd.
Elk steentje of stukje zeewier wordt op klein ongedierte onderzocht. De steenloper zoekt naar kleine kreeftachtigen en schelpdieren (mossels en kokkels), door te scharrelen tussen de stenen, schelpen en stukjes zeewier of door te peuren langs de randjes van poeltjes, waarbij ze zelfs stenen omkeren.
Tijdens het voedsel zoeken valt de steenloper op door de schutkleur van zijn rug tussen stenen en zeewier in het geheel niet op, maar als hij wordt verstoord, vliegt de vogel op en toont zijn zwart-met-witte vleugeltekening, terwijl hij een scherpe staccato roep laat horen.
Deze steltlopers zitten elkaar vaak luid roepend na en nemen dreigende houdingen aan met gebogen rug en gespreide staart.
De steenloper broedt in de poolstreken op de rotskusten van Skandinavië.
Buiten de broedperiode tref je hem aan op diverse zeekusten, van modder tot rotsen, maar het liefst op stenige kusten met stenen aan de vloedlijn.
Gewoonlijk broeden steenlopers op eilanden. Ze hebben een voorkeur voor een rotsachtige ondergrond en het nest is niet veel meer dan een met mos, gras, bladeren gevoerd kuiltje in de grond.
Tijdens het broedseizoen eten ze insecten, spinnen en plantaardig materiaal.
Er worden 3 tot 5 groenachtige eieren met zwartbruine vlekken gelegd, die door beide oudervogels worden bebroed. Ze komen na 22 tot 23 dagen uit en binnen een dag gaan de kuikens zelf op voedseljacht. De jonge vogel ziet eruit als een volwassen dier in winterkleed, maar dan valer.
In de loop van de evolutie palmde de mens een steeds groter tot gigantisch deel van het aardoppervlak in. Dieren houden zich niet altijd aan de regels die wij voor hen opstellen.
Met de tips, opgenomen in het zopas verschenen zakboekje, reikt Vogelbescherming Vlaanderen alle natuurliefhebbers oplossingen aan om te voorkomen dat wilde dieren in de buurt van je huis schade veroorzaken of dat je hen als lastposten gaat beschouwen.
We zijn er immers mee gebaat dat mens en dier kunnen samenwonen zonder conflicten.
·Waarom hamert die specht tegen mijn muur?
Af en toe hakken spechten in tegen de muren van een woning. Op zich niet zo erg, maar als het bv. om bepleisterde muren gaat, kan het stucwerk afbrokkelen.
Spechten hameren op voorwerpen om 3 redenen:
oweghakken van schors om aan de eitjes, larven, poppen of imagos van spinnen, kevers en andere insecten te komen
ouitbeitelen van een nestholte
oroffelen op stammen om enerzijds een partner te versieren, anderzijds aan soortgenoten duidelijk te maken dat dit territorium bezet is.
Alleen de roffel gebonden aan het territoriaal gedrag gebeurt ritmisch en met een zeer hoge frequentie, liefst op voorwerpen die sterk weerklinken, zodat het geluid ver draagt.
Spechten zijn vrij schuw. Hang op de plaats waar ze schade aanrichten een voorwerp dat wappert of in de wind geluid maakt en ze zullen deze plek ontwijken.
Als alternatief kan je het eventuele tekort aan geschikte nest- en slaapgelegenheid opvangen door een spechtennestkast te voorzien.
Tijdens de wintermaanden bieden gedroogde meelwormen of een pindacake met insecten een welkome aanvulling op hun menu.
·Verlucht die groene specht mijn gazon?
Groene spechten zijn vaak op een grasveld te vinden, waar ze met hun lange bek in de grond boren. Achteraf blijkt dat ze met hun grote snavel kegelvormige gaten in de grond maakten.
De groene specht is verzot op mieren.
Nu doen de meeste mierensoorten, die voornamelijk in bos- en heidegebieden leven, het niet zo goed. Waarschijnlijk is de algemene verzuring van de bodem één van de oorzaken.
De groene specht moet dus op zoek naar andere biotopen waar veel mieren zitten, bv. in jouw gazon. Met zijn onhandig ogende sprongetjes speurt hij in het gras naar mierennesten. Hij maakt met zijn snavel een opening in de bodem tot in de kern van het mierennest en haalt met zijn lange, kleverige tong een voor een de mieren, poppen, larven en eitjes naar boven.
Je kan het dus ook positief bekijken: minder mieren, een goed verlucht gazon en een prachtige vogel in de tuin.
·Scholeksters zonder strand
De oorspronkelijke biotoop van de scholekster bestaat uit schelpenstranden, wadden, schorren en duinen. Beschikbare kustgebieden zonder verstoring zijn schaars geworden.
Vanaf 1950 paste deze bontgekleurde kustvogel zich aan en koloniseerde hij opgespoten haventerreinen, weiden of akkers wat resulteerde in een stijging van de populatie.
Maar opnieuw gaat er geschikte habitat verloren door onder meer het gebruik van andere landbouwteelten en technieken of door verkavelingen.
Noodgedwongen dienen scholeksters zich weer aan te passen en op zoek te gaan naar andere geschikte plaatsen.
Platte daken met een kiezel- of grindbedekking lijken verdacht veel op hun natuurlijke biotoop. Bovendien zijn ze hier veilig voor viervoetige predators. Vliegende vijanden vormen mogelijk wel nog een gevaar omdat er op het dak weinig of geen beschutting te vinden is.
Bij dreigend gevaar drukken scholeksterjongen zich plat tegen de grond en vermengd de kleur van hun donskleed met deze van de kiezelsteentjes.
Het specifiek voedergedrag van de scholekster maakt het mogelijk om haar jongen op het dak uit te broeden.
Hoewel de scholeksters nestvlieders zijn brengen de oudervogels het voedsel naar de jongen. Vele andere nestvlieders moeten onmiddellijk zelf hun kostje bijeenscharrelen.
Regenwormen of schaaldieren zijn echter niet op een kiezeldak te vinden. De ouders vliegen dus heen en weer tussen het dak en aanpalende voedselrijke weilanden, wat extra energie kost. Bovendien zijn de kuikens vaak niet geduldig genoeg om op het dak te blijven tot ze vliegvlug zijn en belanden ze op de grond waardoor ze verwondingen kunnen oplopen. De hulpeloze jongen verschuilen zich dan voor de mens, waardoor de ouders hen ook moeilijker terugvinden.
Zo stel je zelf vast dat deze ogenschijnlijk perfecte alternatieve broedlocatie ook andere, moeilijk te vermijden problemen kan opleveren.
·Elk schouwtje heeft zijn kauwtje
Kauwen zijn sociale dieren, die communicatie met soortgenoten heel belangrijk vinden.
Ze broeden dan ook graag in elkaars buurt. Het zijn holenbroeders, wat het voor hen niet gemakkelijk maakt voldoende geschikte nestplaatsen te vinden.
Kauwen zijn echter, net als alle andere kraaiachtigen, uiterst slimme vogels en hebben tegenwoordig een geweldige oplossing voor dit probleem gevonden. Kauwen gebruiken immers veel nestmateriaal. Nesten in schouwen van 2 m dik zijn geen uitzondering.
Ze gebruiken vooral boomtakken maar ook stukken stof, plastiek en ander afval.
Dit nestmateriaal blokkeert de ventilatie van de schouw. Iedereen weet hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat een schouw de rook of gassen zoals koolstofmonoxide goed afvoert.
Bij schouwen die in verbinding staan met een open haard vergroot het risico op schouwbrand.
oOm te beletten dat kauwen in jouw schouw broeden, sluit je de rookgaten best af met gaasdraad of met een metalen roostertje (inox) met mazen van maximum 3 cm diameter.
Gaasdraad is echter geen oplossing op lange termijn. Immers, kauwen zijn erg inventief en kunnen de draad met hun sterke snavel loswrikken.
oZorg ervoor dat de rookgaten geruime tijd voor de broedperiode worden afgesloten. Als de kauwen er toch in slaagden om in jouw schouw te nestelen, wacht je best tot het einde van het broedseizoen (september) alvorens tot actie over te gaan. Geef de kauwen de kans om hun jongen groot te brengen.
oZodra het nest is verlaten, laat je een professionele schoorsteenveger het nestmateriaal verwijderen. Hij kan gelijktijdig de schoorsteenpijp reinigen en het roostertje plaatsen. Zonder dit roostertje zullen de kauwen volgend jaar zeker en vast terugkomen en er een nieuw nest bouwen.
·Fruitsnoepers
Ben jij ook zo dol op vogels in jouw tuin, maar vind je het vervelend dat ze het fruit opeten voor je zelf de kans krijgt ze te plukken?
Frustrerend, maar wellicht kunnen de volgende tips helpen.
Er is maar één manier om zeker te zijn dat tuinvogels niet met jouw fruit aan de haal gaan; overspan de fruitboom die je wilt beschermen met een vogelnet of gaas.
Toch is het in de praktijk niet gemakkelijk om netten te vinden waar geen vogels in verstrikt raken. Er bestaan veiligere alternatieven, zodat jij meer fruit kan oogsten.
De bakenkaart is één van de nieuwe technieken om vogels uit fruitbomen te weren.
De reflecterende elementen weerkaatsen zowel daglicht als de voor ons onzichtbare, maar voor vogels zichtbare, uv-straling.
Initieel gebruikte men bakenkaarten om vogels te waarschuwen voor hoogspanningskabels, maar men stelde vast dat ze ook hun nut hebben om fruit te beschermen.
In grote boomgaarden plaats je elke 10 cm minstens één bakenkaart. Heb je slechts één of enkele fruitbomen in je tuin zorg er dan voor dat er aan beide zijden een bakenkaart staat of hangt, zodat er geen dode hoek wordt gecreëerd of gebruik een lange paal om de kaart hoger dan de bomen te hangen.
De bakenkaart werkt zoals een reflector én als een glow-in-the-dark-sticker.
Kleinere fruitbomen hang je vol met vlaggen, linten, ballonnen, oude cds, belletjes,
Je hebt veel flapperende en klingelende voorwerpen nodig om de vogels van alle takken weg te houden, maar het staat vast dat je een groot deel van jouw fruit zelf zal kunnen plukken.
Een duurdere versie van deze huis-tuin-en-keuken-spulletjes zijn vogelverschrikkers die periodiek automatisch worden opgeblazen (scary man) of die lukraak lichtflitsen of geluiden produceren. Hou er rekening mee dat vogels uiteindelijk wennen aan de meeste afweermethodes. Het is dus belangrijk om ze enkel toe te passen op het moment dat er effectief fruit aan de bomen hangt.
Vergeet ook niet van in een rustige hoek ook enkele bessenrijke struiken te planten waar vogels wél van mogen eten. Vlier, lijsterbes, Gelderse roos, meidoorn, hondsroos en kardinaalmuts bieden een alternatief voor gulzige tuinvogels.
Een van de meest legendarische wintervogels is de pestvogel. In zijn extravagante verenkleed lijkt hij wel verdwaald uit de tropen, maar in werkelijkheid komt hij uit het verre Siberië, uit de taigabossen waar hij een weinig bekend leventje leiden.
De pestvogel dankt zijn naam aan het invasieachtige karakter van zijn trekbewegingen: men veronderstelde vroeger dat wanneer de vogels weer eens plotseling in grote groepen in ons land opduiken ze op de vlucht waren voor de pest en andere rampen.
Wellicht is het in de middeleeuwen enkele keren voorgekomen dat er na een pestvogelinvasie een pestepidemie uitbrak, waardoor de lugubere naamassociatie haast vanzelfsprekend was.
De prachtdieren zijn heel rustig en laten zich van heel nabij bewonderen daar de meesten in de onmetelijke bossengordel nog nooit een mens hebben gezien. Daar toeven ze met honderden samen zolang er voldoende voedsel in de ondergroei van de donkere en gesloten naaldbossen (overvloed aan vossenbes en berendruif) voorradig is.
Pestvogels zijn in strikte zin geen trekkers, maar als in hun broedgebied voedselschaarste en/of overbevolking optreedt, dan trekken ze richting zuiden.
Tegen lange afstanden zien ze niet op. Ringonderzoek heeft aangetoond dat ze duizenden km afleggen, in sommige gevallen van 4 000 tot 5 700 km.
De pestvogel bezoekt dus lang niet elke winter onze streken, maar als het een pestvogelwinter is, zijn ze door hun geringe schuwheid gemakkelijk waar te nemen en komen ze ook in stadsparken voor.
De pestvogel is gemakkelijk herkenbaar aan de grijsachtige roosbruine kleur met opvallende kuif, zwarte wenkbrauw en fraaie vleugeltekening. Kenmerkend zijn ook de zwarte bef en de matte zwarte staart met brede gele eindband, aan de buikzijde is het verenpak roestrood van kleur en licht gestreept. Aan het einde van de handpennen heeft de pestvogel wasachtige scharlaken rode lakplaatjes (druppelvormige plaatjes zegelwas), die vooral bij het mannetje opvallen. De korte zwarte snavel vertoont een hoornkleurige aanzet. Het dichte zijdeachtige verenpak beschermt de pestvogel tegen extreme koude.
De pestvogel heeft het formaat van een spreeuw en heeft een lichaamslengte van 18 cm; de spanwijdte varieert tussen 32 en 35 cm en het gewicht schommelt tussen 45 en 70 g.
De vlucht is snel en recht, met af en toe een zweefvlucht. Typerend hierbij is de hoge metalige triller op gelijke hoogte.
Pestvogels zijn sociaal levende dieren, die zich in kleine groepjes te goed doen aan de bessen en bottels van hondsroos, cotoneaster, vuurdoorn, meidoorn, jeneverbes, lijsterbes, Gelderse roos, bramen, hulst, liguster, mispels. Ook appels en ander fruit vallen in de smaak. Ze zijn dan vaak te spotten in stadsparken en tuinen met veel van dergelijke bessenstruiken.
Door de lage voedingswaarde van de bessen die hij eet, moet de pestvogel er enorme hoeveelheden van verorberen.
s Zomers eet de pestvogel insecten (voornamelijk muggen).
s Winters maakt de pestvogel een zwak, trillend geluid, maar tijdens het broedseizoen is hij veel luidruchtiger. Hij broedt in de naald- en berkenbossen van noordelijke streken (taigagordel).
Een baltsend mannetje zet zijn kuif op en toont zijn grijze stuitveren. Hij zal ook een bes geven aan het beoogde vrouwtje. De zang is matig ontwikkeld: een versie van de karakteristieke roep die een vrij schrille, zilveren triller is met van dichtbij een ratelende klank.
Het komvormige nest wordt gemaakt van een platformpje met doorvlochten twijgjes berk of naaldboom, opgebouwd met grashalmen, spinrag, wolgras en gevoerd met mos.
Er worden 4 tot 6 eieren gelegd, die door het wijfje in circa 2 weken worden uitgebroed. Deze eitjes zijn blauwgrijs met zalmkleurige, donkergrijze en zwarte punten en vlekken.
Het is misschien nog wat vroeg om nu reeds aan Sint-Valentijn te denken, maar deze opeenvolgende reeks beeldopnames illustreert op aanschouwelijke wijze hoe beide partners elkaar alle genegenheid toedragen.
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.