Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje. Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden. Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden. Tot heel binnenkort …
04/07/08
Happy Birdyday …
Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.
Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …
04/07/09
Je zoekt, vindt en kiest
een levensweg, die je deelt
met trouwe vrienden …
Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.
Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.
Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.
Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.
Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.
Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.
Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.
In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…
04/07/10
Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.
Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.
Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.
Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.
Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiendehuismuspin op te spelden …
Dakpan of dakgoot,
voor de huismus is een nest
in Kille Meutel – Georges
Tjilpende huismus,
nest in de Kille Meutel
welkom bij ons hier – Arlette
Kijk Kille Meutel,
veel parende huismussen,
hemel op aarde – Oswald
Kille Meutel vriend,
huismus breng ons samen en
laat het blijven zijn – Chris
Groene oase,
paradijs voor de huismus,
dé Kille Meutel – Franz
04/07/11
Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird! Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.
04/07/12
Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.
Geraadpleegde bron: Natuurpunt: eerste boerenzwaluwen komen aan tussen de sneeuwbuien
De eerste boerenzwaluwen van het jaar werden opgemerkt boven de terreinen van het militair domein Kamp Beverlo in Helchteren op 9 maart.
Ook boven de moerassen van Harchies in Henegouwen en boven het Groot Broek in Sint-Agatha-Rode in het Dijleland werden boerenzwaluwen gespot.
De echte instroom zal door de invallende vrieskou nog wel een poos op zich laten wachten.
Onze boerenzwaluwen brengen de winter door bezuiden de Sahara.
Het gros trekt naar West- en westelijk Midden-Afrika om er overwegend in Ghana, Nigeria en Congo te overwinteren.
In het voorjaar trekken ze vaak via een oostelijke koers over Algerije weer richting Europa om er te broeden.
Sinds 1985 volgt Natuurpunt de terugkeer van alle zomervogels nauwkeurig op.
Uit deze dataset blijkt dat de gemiddelde aankomstdatum van boerenzwaluwen in Vlaanderen gedurende de voorbije 20 jaar met 7 dagen is vervroegd (van 5 april naar 29 maart) maar de voorbode biedt zich jaarlijks wel nog steeds aan in de 2de decade (periode van 10 dagen) van maart.
Volksgeloof
De terugkeer van de boerenzwaluw blijft een bijzondere gebeurtenis.
De soort neemt immers een opmerkelijke plaats in het volksgeloof.
Zo zouden zwaluwen geluk brengen. Op plaatsen waar zwaluwen nestelen, zou de bliksem nooit inslaan. Keert een zwaluw niet terug naar zijn nestplaats van het vorige jaar, dan zal dat huis spoedig afbranden. In bepaalde regios raadde men vroeger zelfs de bewoners aan hun huis zo snel mogelijk te verlaten wanneer er een nest van een zwaluw naar beneden viel.
Wanneer een landbouwer een nest van een boerenzwaluw vernietigde, zou rampspoed hem treffen door aanhoudende regen tijdens de oogst of lamwordend vee.
Het is duidelijk dat de soort met veel eerbied en ontzag werd bejegend.
Trieste noot
Het gaat echter helemaal niet goed met de boerenzwaluw.
De terugval is zo opvallend dat niet alleen biologen en landbouwers maar ook iedereen het opmerkt. Draden vol kwetteraars, vliegende acrobaatjes op de boerderij; misschien kunnen we het binnenkort enkel nog in historische natuurdocumentaires of in het buitenland beleven.
In 2002 werd de Vlaamse broedpopulatie op 20 000 à 30 000 paar geschat; 5 jaar eerder lag dat aantal op 40 000 tot 85 000 paartjes en 25 jaar voorheen was dat nog dubbel zoveel!
Ondanks jaarlijkse schommelingen is er onbetwistbaar een uitgesproken negatieve trend.
Best jammer want niemand wil deze ambassadeurs van het boerenland kwijt, ook de landbouwsector niet.
Boerenzwaluwen zijn de beste natuurlijke insectenverdelgers. Tijdens het broedseizoen verorbert een paar boerenzwaluwen met een nest van 5 jongen dagelijkszowat 6 000 insecten, wat over de hele broedperiode geschat ca 1 miljoen buit gemaakte insecten vertegenwoordigt. Geen enkele giftige en dure insecticide is even efficiënt.
Er verschenen al eerder bijdragen over de boerenzwaluw die je in het archief kan terugvinden:
Het Zuid-Amerikaanse continent is wellicht het meest mysterieuze ter wereld.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het een onuitputtelijke inspiratiebron voor sciencefiction vormt.
In de eerste plaats zijn de indianen zelf meesters in het misleiden: zo werd de verborgen stad Machu Picchu, waar de Spanjaarden eeuwenlang tevergeefs naar hadden gezocht, pas in 1911 door de Amerikaan Hiram Bingham ontdekt. In werkelijkheid werd hij er door enkele Peruanen naartoe gebracht; zij kenden de ligging van die stad immers al heel lang.
Alle Zuid-Amerikaanse beschavingen waren zo rijk dat zelfs de Spaanse plunderaars, ondanks 2 eeuwen bezetting waarbij ze alle voorwerpen van enige waarde naar Europa verscheepten, er niet in geslaagd alles leeg te roven. Tal van schatten bleef onaangeroerd, zoals unieke stukken aardewerk en juwelen.
Tussen Peru en Bolivia, op een hoogte van3 812 m, ligt het heilige en hoogst bevaarbare Titicaca-meer, 175 km lang, met een totale oppervlakte van 8 300 km².
In hun glorietijd heersten de Incas over een intens gebied dat zich uitstrekte over Peru, Bolivia, Ecuador en een groot deel van het huidige Colombia en Chili.
Je kunt niet stellen dat de Incas uitblonken in creativiteit; zij hebben vooral de culturen van de overwonnen volkeren overgenomen en verfijnd.
Enkel op het gebied van landbouw en architectuur zorgden zij voor een eigen inbreng: de kolossale bouwwerken, opgetrokken uit soms indrukwekkend grote stenen, die zo goed in elkaar passen, dat er geen mes tussen kan, hebben we aan hen te danken.
In het zuiden van Peru tref je de Colca Canyon aan, een diepe kloof, twee keer zo diep als de Grand Canyon in de Amerikaanse staat Arizona.
Daarentegen zijn de muren niet zo recht als de wanden uitgeschuurd door de Colorado-rivier.
De Colca-vallei is een kleurrijk gebied met dorpjes die door de Spanjaarden zijn ontdekt.
De lokale bevolking houdt zich echter nog altijd aan de oude tradities en leefwijze en maken nog steeds gebruik van de landbouwterrassen.
De verschillende klimaatzones die je doorloopt, tonen je de overweldigende natuurlijke rijkdommen van dit deel van de Andes. De Incas bouwden hun steden met respect voor de natuur en de grillige vormen van de omringende bergen
De gaten in de wanden (colcas) werden door de Incas benut om voedselvoorraden in te bewaren of als begraafplaatsen van voorname personen.
In deze canyon ligt ook het toeristisch uitzichtpunt Cruz del Condor, één van de weinige plekken ter wereld waar je haast dagelijks condors kan spotten.
De Andescondor laten zich graag door de opgewarmde en stijgende luchtstromen meetillen om de diepe vallei (1 200 m vanaf de panoramische uitkijkpost) sierlijk en majestueus uit te zweven, een verbluffend en onvergetelijk schouwspel,
dat dochter Steffi op de gevoelige plaat wist te vereeuwigen.
Niet zo lang geleden (29/12/12) verscheen een uitgebreid portret van de Andescondor!
De kraanvogel wordt in onze kontreien enkel tijdens de trek waargenomen. Tijdens de trek ziet men ze ook op akkers en andere open terreinen. De vogels overwinteren in Afrika, vooral in het stroomgebied van de Nijl, maar ook in Zuid-Spanje en Zuid-Frankrijk.
Eind februari, begin maart is de tijd voor de voorjaarstrek van de kraanvogels. Tienduizenden kraanvogels die hebben overwinterd in Spanje en Frankrijk trekken dan naar het noordoosten, richting de broedgebieden in Noord-Europa.
Door de (zuid)oostenwind zijn er op maandag 4 en dinsdag 5 maart massas kraanvogels over ons land gevlogen. Deze prachtige vogels trekken rond deze periode massaal van hun overwinteringgebied richting hun broedgebied. Doorgaans liggen de trekbanen over Duitsland, het Groot Hertogdom Luxemburg en het oosten van België.
Doordat de wind uit oostelijke richting kwam, werden de kraanvogels wat uit hun trekrichting geblazen en op die manier vanuit verschillende vogeltrektelposten opgemerkt, zoals honderden exemplaren in Lommel (Maatheide). In Butgenbach werden 26 000 kraanvogels geteld, in Sankt Vith meer dan 13 000. Men schat dat zowat 120 000 kraanvogels ons grondgebied overvlogen.
Het is met zijn lichaamslengte van 115 tot 130 cm de grootste Europese vogel; zijn spanwijdte reikt tot 230 cm en zijn gewicht schommelt tussen 4.5 en 6 kg.
Hij is hoofdzakelijk grijs van kleur met een bruine schijn op de rug en heeft een rode kruin. Zijn zwarte gezicht vertoont witte wangen. De zwarte poten zijn lang en slank. De staart eindigt in een slordige bos veren met zwarte punten. De vlucht is krachtig en direct met uitgestrekte kop en poten, waarbij de vleugels recht en vlak worden gehouden; de ondiepe vleugelslagen worden afgewisseld met korte glijvluchten.
Het voedsel bestaat uit insecten, kleine gewervelde dieren (muizen, kikkers) en allerlei plantaardig materiaal (wortels, bladeren, fruit, zaden). In de winter eet hij ook wel eikels.
De roep van een kraanvogel is een trompetachtig geluid en in de broedgebieden hoort men tijdens de baltsperiode, waar de kraanvogels in grote groepen elegante sprongen en buigingen uitvoeren, soms een waar trompetgeschal.
De monogame kraanvogel broedt in uitgestrekte moerasgebieden met hoge begroeiing en in lichte moerasbossen.
Het nest bestaat uit een hoop verdord plantenmateriaal (takken en bladeren) en ligt vaak op een moeilijk toegankelijke plaats in hoogvenen of moerassen, bv op een klein eilandje.
In ca 4 weken broeden beide ouders de gewoonlijk 2 olijfkleurige, bruingevlekte eieren uit.
De kraanvogel heeft wereldwijd in alle culturen indruk gemaakt en een sterke symbolische waarde meegekregen. Bovendien hebben zijn sierlijke bewegingen krijgskunstvormen geïnspireerd en werd hij in het naoorlogse Japan een uitgesproken vredessymbool.
Wereldwijd maar vooral in Oost-Azië is de kraanvogel een symbool van gezondheid, lang leven, trouw en geluk.
Bij de uitvinding van origami rond 1700 ontstond de legende dat de wens werkelijkheid wordt van wie duizend kraanvogels plooit.
Hoewel beide roofvogels tot compleet verschillende families behoren is het onderscheid wespendief buizerd één van de klassieke determinatie-uitdagingen. Buizerds hebben al een bijzonder variabel verenpak gaande van chocoladebruin tot bijna spierwit en ook bij de wespendief is de ene duidelijk de andere niet.
Wespendieven brengen de winter door in Afrika ten zuiden van de Sahara. Zoals de meeste roofvogels hebben ze moeite met het oversteken van de open zee.
Zoals de naam aangeeft, voedt de grote wespendief zich hoofdzakelijk (ca 75% van zijn voedsel) met het jongbroed van sociaal levende veldwespen- en bijen.
Wespenlarven zijn een bijzonder eiwitrijke prooi, waar iedereen liever af blijft, uitgezonderd dan deze smulpaap. In geval van nood vult hij dit menu echter aan met andere insecten en voedsel dat meer bij een roofvogel hoort, zoals kleine zoogdieren, jonge vogels, hagedissen, regenwormen en kikkers. Het wespenbestand kan van jaar tot jaar sterk schommelen. Zit die voorraad in een dip dan kan de wespendief het die zomer wel schudden en slaat hij noodgedwongen een broedseizoen over.
Bosroofvogels zoals sperwer en havik zijn uitgerust met vrij korte, afgeronde vleugels. Dat laat hen toe om snel tussen de wirwar van takken en stammen door te laveren bij het achtervolgen van hun prooi. De wespendief daarentegen heeft als meest uitgesproken bosbewoner eerder lange vleugels, maar geen probleem: dolle achtervolgingen zijn niet aan hem besteed.
Een wespendief brengt lange periodes zittend door in het bos, uitkijkend naar voorbijvliegende wespen of bijen. Wanneer hij er één opmerkt, volgt hij het insect naar zijn nest, dat hij dan uitgraaft met zijn sterke met plaatjes beschermde poten en rechte klauwen.
Borstelachtige gezichtsveren (stijve korte veren) op zijn kop helpen hem te beschermen tegen steken. Hij eet de larven van bijen en wespen, de volwassen insecten en de honingraten.
Door zijn afhankelijkheid van insecten verschijnt deze zomergast, die in tropisch Afrika overwintert, pas laat in onze streken, zo omstreeks mei, waarna hij rond oktober weer vertrekt.
Net als buizerds komen wespendieven in lichte en donkere kleurvormen voor.
Meestal is hun vederpak licht van onderen met donkere buik en donkere polsvlekken.
De poten zijn tot op de tenen bevederd. De lange staart is witachtig en vertoont 2 smalle regelmatige dwarse banden en een bredere eindband. De ondervleugels en onderdelen zijn gestreept. De slankere koekoekachtige kop eindigt in een puntige haaksnavel, geschikt om in honingraten te peuteren en larven uit de cellen te pikken; het oog is geel.
De lichaamslengte varieert van 52 tot 60 cm; de spanwijdte wisselt tussen 135 en 150 cm en het gewicht schommelt van 600 tot 1 100 g.
Door de over het algemeen onopvallende levenswijze en verborgen broedgedrag is het aantal wespendieven, waarbij ze binnen de beschutting van dichte oude bossen op zanderige gronden blijven (250 ha groot), in onze streken moeilijk te schatten.
Meestal worden ze vliegend gespot tijdens de balts in het broedgebied of tijdens de trek als ze bergpassen overvliegen of smalle zeepassages oversteken.
Doortrekkers, herkenbaar aan hun kenmerkende, vlotte, continue elastische vleugelslagen, kiezen hiertoe de Bosporus nabij Istanbul, waar begin september enorme aantallen doortrekken die in april en mei weer terugkeren.
Ook bij Gibraltar is dat het geval en zelfs nog in grotere aantallen.
Helaas worden veel wespendieven die via Italië en Malta trekken, illegaal door jagers geschoten.
Ze zweven met hun vlakke of afhangende sierlijk gebogen vleugels, die een hoek vertonen aan de voorrand. Wespendieven geven de voorkeur aan het zweven op thermiek, die alleen voorkomt boven land.
Zijn baltsvlucht boven het bos waarin hij broedt, is spectaculair en bestaat uit een aantal steile duikvluchten, gevolgd door snelle opwaartse bewegingen waarbij hij de vleugels 2 tot 3 keer tegen elkaar klapt. Soms hangt hij een ogenblik stil, met de vleugels boven zijn rug klapwiekend. De gebruikelijke roep is een helder klinkende klaagtoon.
Het klein nest van groene verse jonge takjes van loof- en naaldbomen bevindt zich minstens 10 m boven de grond (in een spar, eik of beuk) en heeft soms een oud nest van een buizerd of zwarte kraai als basis. De nesten worden vooral gemaakt aan de rand van een bos met uitzicht op een uitgestrekt open gebied
De 1-3 eieren zijn geelwit met bruinrode tekeningen. Ze komen na 30-35 dagen uit; de jongen vliegen na ca 6 weken uit. De periode dat hun ouders daarna op hun letten, is relatief kort. De jonge wespendieven kunnen na het uitvliegen nog een 14-tal dagen op de hulp van hun ouders rekenen, maar staan er dan alleen voor.
Op de website van de Zweedse trektelpost Falsterbo kan je doortrekkende aantallen wespendieven, maar ook andere vogels, zien http://www.trektellen.nl/
Tijdens het 13deGrote Vogelweekend van Natuurpunt hebben meer dan 10 000 vrijwilligers in het totaal meer dan 390 000 gevederde tuinbezoekers geïdentificeerd.
Natuur dicht bij huis leeft steeds meer onder mensen en velen zijn bereid mee te helpen aan de inventarisatie van vogels.
De vink werd het vaakst waargenomen. De koolmees verdringt de huismus naar de 3de plaats.
In 2010 was de huismus nog de meest getelde vogel. Deze telling geeft duidelijke aanwijzingen dat het niet zo goed gaat met de straatket.
Ook heggenmussen nemen drastisch af in aantallen. Oorzaken van deze evoluties zijn voorlopig niet gekend.
Soorten die het beter doen dan de afgelopen jaren zijn de boomklever, de grote bonte specht en de gaai. Dat zijn niet toevallig soorten die leven van noten. Vorig jaar was behoorlijk notenloos, ook in het noorden, waardoor deze vogels massaal naar de tuinen trekken, op zoek naar voedsel.
De vogel die in het grootst aantal tuinen werd gezien is de merel. Die kwam voor in 92% van de tuinen. Daarmee is deze zwarte vogel de meest verspreide soort in Vlaanderen en Brussel.
Gemiddeld werden er dit jaar 39 vogels per tuin geteld. Dat is minder dan de 43 per tuin tijdens de koude winters van 2006 en 2011. In vergelijking met de vriesperiode van de voorbije weken waren de omstandigheden om vogels waar te nemen in de tuin minder gunstig. Bij sneeuw en vorst trekken vogels massaal op zoek naar voedsel in tuinen. Dat was het telweekend minder het geval.
De top 10 van de meest getelde vogels (04/02/13):
1.vink50 660
2.koolmees41 917
3.huismus36 020
4.merel29 420
5.pimpelmees26 611
6.houtduif26 092
7.Turkse tortel22 689
8.kauw20 196
9.ekster14 902
10.spreeuw11 960
Het blijft zorgwekkend slecht gaan met de meest alledaagse vogel van Vlaanderen
Geraadpleegde bron: Peter Vandeweerdt
Wat is er precies aan de hand met de kleine mensenvriend, die sinds 2002 wordt beschermd?
De huismus is een echte straatket: opvliegend en luidruchtig, in zijn schik op de meest onfrisse plekjes en allerminst schuw. Je zou dus denken dat deze meester in het plantrekken inmiddels alle overlevingskneepjes wel kent.
Toch zien we de huismus de jongste 15 jaar opvallend minder vaak in onze tuinen en straten.
Van mussen bestaan liefst een 20-tal soorten, maar in onze kontreien kennen wij enkel de ring- en huismus. Ze zijn grotendeels vegetariër: ze eten zaden van tarwe, gerst, haver, maïs en sommige onkruidsoorten. Tijdens de broedperiode vangen ze echter ook larven en insecten voor zichzelf en hun jongeren.
Huis- en ringmussen zijn kolonievogels die alles in groep doen: eten, baden, paren en nestelen. De huismus is ook een cultuurvogel: oorspronkelijk broedde hij tussen de rotsen, maar heeft zijn lot verbonden met dat van de mens.
Hij eet ons voedsel de etensrestjes en dat van onze huisdieren.
Huismussen hebben maar liefst 2.5 tot 4.6 kg per jaar nodig, grotendeels energie voor hun sterk ontwikkelde vliegspieren.
Behalve ons voedsel heeft de mus ook onze huizen geadopteerd.
Van nature broedt de ringmus in boomholten en de huismus in een gesloten nest dat de vogel zelf vlecht op zon 3 m hoogte. Sommige huismussen nestelen nog altijd in bomen, maar de meeste zoeken een veilig onderkomen tussen en onder de dakpannen, waar ze een veel eenvoudiger verblijfje in elkaar knutselen.
Mussen bouwen 2 tot 4 nesten per jaar.
Van de jongen die amper 12 tot 16 dagen op het nest blijven, valt meer dan de ½ al snel ten prooi aan ziekten, voedseltekort of roofdieren. Daardoor wordt een mus gemiddeld amper 2 jaar oud, maar de dieren die het 1ste jaar doorkomen, worden normaal zon 5 tot 6 jaar oud.
Aan het reilen en zeilen van de mus werd lang weinig aandacht besteed, maar op plaatsen waar haast toevallig toch cijfers werden opgetekend, werden de jongste 30 jaar scherpe dalingen van de populatie vastgesteld, lokaal soms met 75%.
De redenen zijn inmiddels wel bekend!
Om te beginnen is er de situatie op het platteland, waar de daling al veel vroeger begon dan in de stad.
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen heeft, niet zozeer omwille van de giftigheid, wel als rampzalig gevolg dat onkruiden en insecten worden uitgeroeid.
De landbouw, maar ook particulieren en overheid kunnen de mus en andere vogels een grote dienst bewijzen door bermen en wegkanten intact te laten.
Met vele hagen zijn op het platteland zijn ook de schuilplaatsen verdwenen waar mussen bescherming kunnen zoeken tegen katten en eksters.
Het hermetisch afsluiten van de stallen, het meteen onderwerken van de mest op het veld en de toegenomen hygiëne op de boerderij zijn beschermende maatregelen voor vee, mens en milieu, maar mussen hebben nu net die gemorste afvalhoopjes nodig.
Ook op de velden valt minder te rapen: oogstmachines laten niet veel meer liggen en door het vaker inzaaien van wintergranen, die op de koudste momenten nog onvoldoende rijp zijn voor de vogels, viel alweer een voedselbron weg.
In de steden kwam de daling later, maar ze is er ontegensprekelijk ook.
Ook daar zijn de mensen een stuk netter geworden; er slingert veel minder afval rond en tuinen worden angstvallig onkruidvrij gehouden.
Grootste probleem is onze bouwstijl; onze daken worden geïsoleerd en zorgvuldig afgeschermd tegen indringers. We hebben de huismus dus letterlijk dakloos gemaakt.
Nog een oorzaak is methyltributylether (MBTE) dat het lood in onze benzine heeft vervangen. MBTE scheidt echter bij verbranding stoffen af die schadelijk zijn voor de larven waarmee mussen hun jongen voederen.
Maar zelfs dat is volgens wetenschappers niet voldoende om de spectaculaire daling van de mussenpopulatie in de steden te verklaren.
Steeds meer wordt vandaag gedacht dat de typische kolonievorming van mussen nu in hun nadeel speelt. Een kolonie heeft wellicht een minimumaantal dieren nodig. Als er te veel wegvallen, raakt zon kolonie onder dat kritisch minimum, waardoor ze volledig uitsterft.
Rond dit fenomeen (bekend als het Allee-effect) wordt vandaag onderzoek gedaan, maar veel vragen blijven onbeantwoord.
Onderstaande fotos van [blauwe reiger rietgors roodborst vink keep] zijn van
De tapuit is een levendige vogel en trekker bij uitstek; hij overwintert ten zuiden van de Sahara, maar is er zelfs in geslaagd via Ijsland Groenland te koloniseren. Deze langeafstandskampioen, die nog steeds in Afrika overwintert, is in onze streken al vaker op doortrek waargenomen. De recordhouders zijn de tapuiten die in Alaska broeden. Zij ondernemen de ongelofelijke tocht via de Beringzee over heel Centraal-Azië om uiteindelijk in Ethiopië te belanden, een vlucht van 16 000 km.
Het opvallendste kenmerk van de kleine, slanke vogel is zijn witte stuit met zwarte T-vormige staarttekening die te zien is als hij laag over de grond naar een steen, aardkluit of andere uitkijkpost vliegt. Vaak zit de alerte vogel in rechtopstaande houding op een kleine verhoging in het landschap, waarbij de staart langzaam wordt bewogen.
s Zomers heeft het mannetje grijze bovendelen, zwarte wangen en vleugels. Van kruin tot rug is het verenpak lichtgrijs; onder de witte wenkbrauwstreep tekent zich een zwarte vlek af rond het oog. De vaalgele onderkant wordt geleidelijk wit; de sterke poten en voeten zijn zwart, ideaal uitgerust voor de rotsachtige omgeving waarin hij leeft.
De lichaamslengte varieert van 14.5 tot 15.5 cm; de spanwijdte wisselt tussen 26 en 32 cm en het gewicht schommelt tussen 17 en 30 g.
De tapuit jaagt met stuiterende sprongen (hippen) en korte rennen (doelgerichte achtervolgingsvluchten vanaf een zitpost) hoofdzakelijk op de grond naar insecten en hun larven, spinnen, naaktslakjes en ander klein gedierte. Soms vangt hij vliegen tijdens de vlucht of met een korte fladderende sprong.
In de lente komt hij al vroeg in maart uit zijn overwinteringgebied in onze streken aan.
Het is voornamelijk als broedvogel een bewoner van zandgronden, zoals weinig begroeide duinstreken, droge grassteppe, hoogvenen en heidevelden. Dergelijke open terreinen en puinvelden, akkers met stenen muurtjes (wijngaarden) en rotsspleten bieden voldoende nestgelegenheid in de vorm van holten tussen stenen en onbewoonde konijnenholen.
Het wijfje bouwt het nest hoofdzakelijk alleen: het is een mos- of grasrijke kom in de grond of in een holte onder een steen of struik met een stapeltje fijne twijgen, dat vlakbij de toegang een platformpje vormt.
De 4 tot 7 lichtblauwe eieren komen na 14 dagen uit en de jongen brengen ca 2 weken door in het nest. De roep is heel karakteristiek kort en schel; de zang is een reeks korte luide riedelende frasen, vermengd met rollende rauwe, krasserige tonen.
Ondanks het stoppen van de ontginning van woeste gronden en de bescherming van vele duingronden, zet de afname van de tapuit door. De vermesting leidt tot het verdwijnen van schrale vegetaties en open zandige plekken, die nu juist een onmisbaar deel van de leefomgeving van de soort vormen.
De rosse stekelstaart, een mooie maar ongewenste bastaard!
De rosse stekelstaart, zoetwatervogel die in kleine groepjes tussen het riet leeft, is een Noord-Amerikaanse eend die door hybridisatie een grote bedreiging vormt voor de zeldzame nauw verwante Europese witkopeend.
Deze ongewenste vermenging vormt een ernstig gevaar voor het genetisch patroon van de witkopeend, die door onvruchtbaar te worden uiteraard dreigt uit te sterven.
De rosse stekelstaart is bij ons in de natuur terechtgekomen door uitzettingen en ontsnappingen van in gevangenschap levende dieren.
Het was die opvallende blauwe snavel van het mannetje dat vooral Britse grootgrondbezitters aanspoorde de rosse stekelstaart aan hun collectie watervogels toe te voegen.
De witkopeend komt in Europa enkel voor in Spanje. Daar dreigde deze soort eind jaren 70 al uit te sterven door overbejaging en biotoopvernietiging. Door beschermingsmaatregelen groeide de populatie witkopeenden er opnieuw aan tot 2 000 vogels.
Omwille van het hoge risico voor de Belgische diversiteit wordt de soort die in Vlaamse waterrijke gebieden in kleine aantallen voorkomt (enkele tientallen) nauwgezet in het oog gehouden.
Om problemen in Spanje te voorkomen, is het belangrijk dat ook Vlaanderen samen met andere Europese landen aan het beperken van het aantal in het wild voorkomende rosse stekelstaarten meewerkt.Hiertoe is een internationaal actieplan met concrete beheersmaatregelen om de populatiegroei af te remmen en binnen de perken te houden primordiaal.
Ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk leren dat lokaal ingrijpen met selectief afschot de meest efficiënte bestrijdingsvorm is. Enkel intensieve uitroeiingcampagnes konden de invasieve populatie van 6 000 exoten drastisch terugdringen.
De rosse stekelstaart is een opvallende eend, klein en compact met grote, ronde kop, krachtige snavel, rond lichaam met bolle rug en lange stijve vaak omhooggehouden staart.
Het mannetje draagt een grotendeels diep kastanjebruin of roestrood verenkleed; de kruin en nek zijn zwart, de wangen helderwit, kin en onder- staartdekveren wit. De snavel is lichtblauw. In de winter is de snavel grijs en het lichaam dof bruin, maar mét de witte kenmerkende wangen.
De lichaamslengte varieert van 35 tot 43 cm; de spanwijdte wisselt in breedte van 53 tot 62 cm en het gewicht schommelt van 350 en 800 g.
Bij de balts richten de flamboyante, actieve mannetjes hun staart op, gooien hun kop naar achteren en ratelen met hun snavel tegen hun opgezette borstveren, waardoor een reeks luchtbellen ontsnapt. Hierbij maken ze lage, grommende klanken.
De wijfjes broeden op ondiepe, voedselrijke binnenwateren en voeden zich met insectenlarven, kreeftachtigen en zaden van waterplanten. Ze duiken vanaf het wateroppervlak en komen naar boven als een kurk.
s Winters verhuizen zij naar grotere meren en waterreservoirs; groepen op favoriete plekken bestaan uit wel honderden exemplaren.
Stekelstaarteenden nestelen vaak langs vennetjes; ze bouwen er een grote drijvende hoop plantenmateriaal tussen het hoge riet, vaak overdekt met gevlochten stengels. De wijfjes leggen tussen april en juli 6 tot 10 eieren, die na 25 tot 26 dagen uitkomen, waarna de jongen na 50 tot 55 uitvliegen.
Rietgorzen, bewoners van moerassige gebieden, rietvelden en oevers aan stromende waters, lijken wat op een sterk gestreepte mus. Gorzen zijn sterk gebouwde vinkachtige vogels. Bij mannetjes is de kopstreep zwarter dan bij de vrouwtjes en in zomerkleed wordt de kop zwart men een witte baardstreep; vrouwtjes hebben bruine en witte kopstrepen.
Gorzen die vaak in de toppen van struiken of riet huizen zijn zaadeters die leven van de zaden van allerlei ruigtekruiden. Ook zoeken ze insecten in ruigtestruwelen en in het riet.
De opnames van Wim tonen hier een mediageile rietgors die zich vanuit de vogelkijkhut graag op de gevoelige plaat liet vereeuwigen. Wie eerder verschenen artikels over de rietgors wenst te raadplegen kan in het archief terecht:
18/10/09 Rietvogels (rietgors, blauwborst, rietzanger, kleine karekiet) 24/09/10 De rietgors
De fotos van de staartmees zanglijster ringmus boomklever heggenmus zijn vanPieter Cox
In het eerste weekend van februari organiseert Natuurpunt voor de 13de keer een vogeltelweekend. Wetenschappers maken steeds vaker gebruik van gegevens die vrijwilligers verzamelen.
In 2012 voerden in België meer dan 2 miljoen vogelspotters observatiegegevens in.
In Nederland was dat meer dan het dubbele. Deze waarnemingen worden gebruikt om in kaart te brengen welke soorten waar voorkomen en of ze er in aantal op vooruit- of achteruitgaan.
Dat volontairs allerlei potentieel interessante gegevens verzamelen is niet nieuw.
In Nederland tellen vrijwilligers al sinds 1978 vogels in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek. In de Verenigde Staten vond dit jaar de 113deChristmas Bird Count plaats en in Groot-Brittannië houden amateurbiologen al sinds de jaren 1730 het bloeitijdstip van planten in de gaten.
De laatste jaren hebben technologische evoluties het verzamelen en delen van informatie makkelijker gemaakt en het aantal geïnteresseerden de hoogte in gejaagd. Dat is ook wetenschappers niet ontgaan.
Citizen science, waarbij wetenschappers een beroep doen op de hulp van vrijwilligers om data te verzamelen, zit in de lift.
Met zijn lange staart en kleine, ronde lichaam is de staartmees een onmisbare tuinvogel. Het verenkleed is voornamelijk zwart-wit, maar met rozige grijze accenten.
Planten, vlinders, paddenstoelen, boommarternesten, waterspitsmuizen of korstmossen: zowat alles wordt geïnventariseerd en geteld. Er is keuze tussen onderzoek dat een zekere ervaring en inspanning vereist en meer laagdrempelige projecten.
Het Grote Vogelweekend, dat Natuurpunt op 2 en 3 februari organiseert, is zon laagdrempelig project, net zoals het vlinderweekend in augustus.
De jaarlijkse wintertellingen brachten al de achteruitgang van de huis- en ringmus en de opmars van de vink aan het licht.
Dit soort grootschalige, eenmalige tellingen geven een idee van hoe een soort het doet, zegt Wouter Vanreusel van de studiedienst van Natuurpunt.
Maar ze dienen vooral om mensen te mobiliseren en met de natuur in contact te brengen. We proberen mee te geven wat mensen zelf voor de vogels of vlinders kunnen doen.
Om evoluties in aantallen en verspreiding van soorten in kaart te brengen, zijn de tellingen op meer regelmatige basis, bv. maandelijks, een betere methode.
De gevorderde amateurbioloog kan deelnemen aan projecten waarbij hij volgens een standaardprotocol (een afgesproken inventarismethode en communicatiewijze) moet werken.
Hij moet bv. een vast traject aflopen of op vaste punten observeren.
Zo tellen vrijwilligers in samenwerking met het Instituut- en Bosonderzoek op geregelde tijdstippen vogels op 1 200 plaatsen in Vlaanderen, die de verschillende habitattypes vertegenwoordigen.
Uit die data kon eind vorig jaar worden afgeleid dat de strenge winters van de voorbije jaren een aantal vogelsoorten hebben gedecimeerd. Daarnaast worden op basis van deze en andere citizenscience-projecten verspreidingskaarten en de bekende Rode Lijsten met bedreigde diersoorten opgesteld.
De zanglijster is een vertrouwde gast op gazons. Hij kan worden onderscheiden van de grote lijster doordat de vlekken op de borst in lijnen zijn gerangschikt en de vorm hebben van omgekeerde hartjes, terwijl die van de grote lijster verspreid en rond zijn. Zanglijsters zijn ook kleiner en bruiner dan grote lijsters.
Goudzoekers
Eén van de troeven van citizenscience is de schaal waarop je gegevens kan verzamelen, vindt de Britse biologe Helen Roy, hoofdauteur van het rapport Understanding CitizenScience and Environmental Monitoring, dat eind vorig jaar verscheen. Zonder massale hulp van burgerwetenschappers zou dat onmogelijk zijn.
Maar dataverzameling door leken heeft ook zijn beperkingen. Wij hebben bv. de neiging om soorten te gaan spotten waar we ze verwachten bv. vooral in natuurreservaten en niet in landbouwgebied. Een fenomeen dat bekendstaat als het goudzoekersprincipe.
Om een vertekend beeld te vermijden, kunnen statistische correcties worden toegepast.
Daarnaast is niet iedereen in staat om een zwartkop van een matkop te onderscheiden, of een klein koolwitje van een klein geaderd witje.
Maar ook daar valt een mouw aan te passen.
Als we weten dat mensen zich tussen bepaalde soorten kunnen vergissen, houden we daar rekening mee bij het formuleren van conclusies, zegt Vanreusel. En bij losse meldingen zoals op http://waarnemingen.be/index.phpwordt altijd gecontroleerd of het realistisch is dat een soort in een bepaald gebied of op een bepaald tijdstip voorkomt. Dubieuze meldingen krijgen extra aandacht en worden soms geschrapt.
Roy nam voor haar rapport 30 citizen science-projecten onder de loep. Controle van de datakwaliteit en een basisopleiding voor vrijwilligers waren de regel. Men denkt soms dat de kwaliteit van data die burgers verzamelen ondermaats is. Maar dat blijkt een misverstand.
De ringmus lijkt sterk op de duidelijk grotere huismus, maar kan worden herkend aan de tekening van kop en gezicht; de kastanjebruine kap mist het grote grijze centrum van de huismus en op de witte wang zit een zwarte punt.
Vogelliefhebbers
Aan de Amerikaanse Cornell University benutten vogelexperts de mogelijkheden van citizen science volop. In het gerenommeerde eBird-project voeren vogelspotters hun waarnemingen in een online database in. Dat levert soms meer dan drie miljoen meldingen per maand op.
Nestwatch vraagt vrijwilligers bij te houden waar vogels nestelen, hoeveel eieren ze leggen en hoeveel jongen ze grootbrengen. Gegevens uit deze en andere projecten zoals Feederwatch en de Great Backyard Bird Count worden gecombineerd met de resultaten van het Yardmap-project, waarbij vogelliefhebbers hun tuin en omgeving in kaart brengen. Zo gaan de wetenschappers op zoek naar links tussen het voorkomen van soorten of broedsucces.
Op datakwaliteit wordt nauwlettend toegezien. Automatische filters detecteren onwaarschijnlijke of uitzonderlijke waarnemingen, waarna een computerprogramma extra informatie vraagt. De betrouwbaarheid van wie geregeld iets aan eBird meldt, wordt automatisch geëvalueerd op basis van eerdere meldingen en trouwe medewerkers helpen mee om meldingen te checken.
De boomklever, onmiskenbaar wanneer goed te zien, heeft een puntige vorm door zijn lange kop en snavel, een opvallende zwarte oogstreep, een blauwgrijze rug en een witte tot diep oranje borst- en buikzijde.
De kwaliteit van data die burgers verzamelen is helemaal niet ondermaats
De Belgische bioloog André Dhondt verkaste in 1994 naar Cornell en coördineert er mee enkele projecten. Hij zag het vertrouwen in citizen science groeien.
We stellen op basis van onze gegevens jaarlijks een State of theBirds-rapport op voor de overheid, dat aan de basis ligt van beleidsbeslissingen. Sommige projecten worden gefinancierd door de National Science Foundation en hebben al tientallen wetenschappelijke publicaties opgeleverd.
Hoe meer zielen
Nu smartphones met gps en camera steeds goedkoper worden, worden ook die ingezet. Met de smartphone app Obsmap (https://market.android.com/details?id=org.obsmapp&hl=nl) en de mobiele website http://webobs.org kunnen natuurliefhebbers hun waarnemingen vanuit het veld melden. Daarnaast kan je controleren wat in een bepaald gebied of welke locatie is gespot. Zo profiteren natuurliefhebbers ook zelf van hun werk.
Om mensen gemotiveerd te houden, moet je ze iets teruggeven, weet Vanreusel. Waarnemers krijgen na een verkeerde determinatie bv. een persoonlijke uitleg van een team administrator. De site bevat tevens actuele verspreidingskaartjes en een schat aan herkenningsfotos.
Het aantal meldingen op waarnemingen.be is de voorbije jaren gestaag gegroeid, maar die groei begint nu af te vlakken.
We vermoeden dat we, als we niets nieuws doen, over een 3-tal jaar op 3 miljoen waarnemingen per jaar zullen afklokken, zegt Marc Herremans, diensthoofd van Natuurpunt Studie.
Maar via laagdrempelige projecten zoals het vogeltelweekend hopen we meer mensen warm te maken voor het ambitieuzere werk. Want hoe meer mensen meedoen, hoe waardevoller de data worden.
Op het eerste gezicht is de heggenmus (geen familie van de mussen) egaal bruin, maar van dichterbij zijn de musachtige, bruingestreepte bovendelen en een grijze kop, keel en borst zichtbaar. Ze hebben een zeer dunne snavel en oranje poten.
De grote opvallende, rumoerige zilvermeeuw wordt vaak als overlast beschouwd in steden waar hij op daken broedt en tijdens zomermaanden al heel vroeg luid begint te schreeuwen, maar eigenlijk is hij in heel Europa in aantal achteruitgegaan.
De meeuwen maken ook vaak mensen bang door hen voedsel uit de hand te ontfutselen en ze bevuilen met hun uitwerpselen heel wat gebouwen, standbeelden en autos.
Zilvermeeuwen leven s zomers vooral op kliffen, maar ook op andere kusten en ver in het binnenland, waar zij op vuilnisbelten eten zoeken en rusten op grote reservoirs.
Groepen die s avonds in V-formaties naar hun rustplaats terugkeren, zien er imposant uit.
De vlucht is krachtig met doorgaande vloeiende vleugelslagen en de zilvermeeuw is een meester in het zweven.
Deze meeuwen voeden zich vooral met gedierte uit ondiepe kustwateren, zoals krabben, schelpdieren, zeesterren en vissen, maar daarnaast volgen zij ook vaak vissersschepen vanwege het afval dat overboord wordt gegooid.
Zilvermeeuwen laten vaak schelpdieren op een hard oppervlak vallen om ze open te breken; een riskante strategie omdat andere meeuwen zullen proberen het voedsel te stelen. Het lijkt er echter op dat de vogel die de schelp laat vallen het voordeel heeft dat hij nauwkeurig kan voorspellen, waar de buit terecht zal komen en daardoor de beste kans heeft zijn maaltijd te pakken te krijgen.
Ze hebben zich de laatste tijd ook als afvaleters op vuilstortplaatsen ontpopt en eten wat ze maar te pakken krijgen op kades, boulevards, vuilnisbelten, akkers en weilanden, maar ook in de bebouwde kom, soms erg ver weg van waterrijke gebieden.
Vis, aardwormen, kleine zoogdieren, eieren, graan en etensresten van mensen worden allemaal verorberd. s Winters foerageren zilvermeeuwen vooral rond afvoerpijpen en riolen, rond kleine havens of bij eb op wadden.
Het verenpak is aan de rugzijde lichtgrijs en de zwarte vleugelpunten vertonen witte vlekken. De kop is helderwit en op de gele snavel is een rode vlek. Het nestjong pikt naar de rode snavelvlek om het volwassen dier tot het uitbraken van voedsel te stimuleren. De poten zijn lichtroze.
De lichaamslengte varieert van 55 tot 67 cm; de spanwijdte kan wisselen tussen 130 en 160 cm; het gewicht schommelt tussen 750 en 1 250 g
De zilvermeeuw kan best oud worden; 30 jaar is geen zeldzaamheid. Immers eenmaal volwassen heeft de zilvermeeuw weinig van rovers te duchten en hij plant zich overigens ook snel voort.
Ze produceren luide jodelende tonen; het rijke vocabularium van miauwende, klagende en lachende geluiden zijn karakteristiek.
De balts van meeuwen is complex; de meest gehoorde roep is de lange roep, die ten gehore wordt gebracht met een diep gebogen kop, die daarna wordt opgericht met wijdgeopende snavel.
De agressieve balts bestaat uit het tegenover elkaar staan met naar beneden wijzende snavels en iets afstaande vleugels. De vogels pikken ook in de grond of trekken aan grasstengels.
De roep weerklinkt als een lang, luid, helder keffend of blaffend geluid.
Het initiatief voor de paarvorming ligt bij de moeders. Door onderdanig gedrag te vertonen ten opzichte van de toekomstige vader, probeert zij de alom tegenwoordige agressiviteit te onderdrukken. Dit gedrag blijkt van groot belang te zijn omdat een mannetje geen vrouwtje accepteert dat groter is (of zich groter voordoet) dan hijzelf.
Waar de dominante zilvermeeuwen broeden, is er voor andere vogels, zoals de kleine mantelmeeuw, de Noordse stern, het visdiefje en de stormmeeuw doorgaans geen plaats.
Vaak hebben de zilvermeeuwen het niet alleen gemunt op de broedplek van de andere vogels, maar ook op de eieren. Deze worden vaak gebruikt om bij voedselgebrek als compensatie te dienen voor hun jongen.
Zilvermeeuwen broeden langs de kusten van Ijsland, Noorwegen, Zweden, Finland, de Baltische Staten; ook in Duitsland, Frankrijk en Ierland.
Zij overwinteren tot in het noordelijk Spanje.
Na meerdere nestkuitjes te hebben gemaakt, een met gras gevoerd kommetje in de grond, maar evengoed op een rotsrichel of een dak, wordt één daarvan uitgekozen voor het leggen van de eieren. Het legsel in mei telt doorgaans 3 eieren. De vogels zijn evenwel niet in staat hun eigen eieren te onderscheiden van andere.
Als legsels worden verwisseld, gaan de vogels vrolijk door met bebroeden. Zelfs als eieren worden vervangen door stenen, lampen of andere voorwerpen, die enigszins op een ei gelijken, gaat de meeuw onverstoord verder met het bebroeden ervan.
In het filmfragmentje leer je over de sleutelprikkel voor het bedelgedrag
De oorspronkelijk in kustgebieden voorkomende wat prehistorisch aandoende vogel heeft zich nu ook sterk uitgebreid naar het binnenland ingebieden met zowel zoet, als brak water.
Hij daagt zelfs vaak op in het gemeentelijk park van de luchthavengemeente.
Dat de slokkop niet populair is bij de (vlieg)vissers weten we al langer. Hij is dan ook een veelvraat die het enkel heeft gemunt op vissen.
De behendige onderwaterzwemmer deinst er niet voor terug enorm grote prooien uit te kiezen. Doorgaans drijft een opjagend groepje aalscholvers een school vissen bij elkaar om dan hard toe te slaan.
Al hebben de aalscholvers een erg flexibel keelgat, toont de opeenvolgende reeks momentopnamen hoe een grote brasem met zijn hoog opwelvende rug weliswaar moeizaam finaal toch in de maag belandt.
Die snavel gaat a.h.w. als een gapend gat over in een slokdarm en maag, gevuld met een sterk verteringszuur dat de hardste graten en botten verteert.
Eenpos, baars, blankvoorn, spiering, brasem of aal, allen zijn ze niet veilig voor deze smulpaap.
Onderstaande fotoreeks werd vastgelegd door Wim
Er verschenen al eerder heel wat artikels over deze gehate visser.
De steenloper is een wereldburger in vogelland. Deze echte kustvogel komt haast in alle werelddelen voor. De meeste steltlopers houden van zachte grond, zoals modder en zand, maar de steenloper voelt zich net zo thuis op rotsen, al gaat zijn voorkeur ook wel naar zandstranden met zeewier, schelpen en kleine stenen.
Bij hoog water vluchten de steenlopers naar afgelegen plekken om enkele uren dicht bij elkaar te rusten, vaak in het gezelschap van bontbekplevieren, bonte strandlopers en meeuwen.
Deze vogels hebben een eb- en vloed-ritme in tegenstelling tot het dag-en-nacht ritme van de mens.
In onze streken is de steenloper tijdens herfst en voorjaar een doortrekker, op weg van of naar de zomerse broedgebieden in de poolstreken. Vaak overwintert en overzomert hij langs de Noordzeekust. Geliefkoosde pleisterplekken zijn golfbrekers, strekdammen, bazalten weringen, steenglooiingen.
De lichaamslengte varieert van 22 tot 24 cm; de spanwijdte wisselt tussen 44 en 49 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 80 en 110 g.
Deze fraaie, zwart, wit en bruin gekleurde steltloper doet zijn naam alle eer aan, als hij langs stenige kusten of met basalt versterkte dijken van kei tot kei loopt. In de vlucht is het bonte kleurpatroon van zwart, wit en bruin duidelijk te zien.
s Zomers vertoont de roodbruine rug van de steenloper zwarte vlekken. De kop is grotendeels wit met een fijn zwart vlekkenpatroon. Aan de buikzijde is de donkere borstband kenmerkend. De sterk toelopende snavel is zwart en de korte sterke poten zijn fel oranje gekleurd.
Elk steentje of stukje zeewier wordt op klein ongedierte onderzocht. De steenloper zoekt naar kleine kreeftachtigen en schelpdieren (mossels en kokkels), door te scharrelen tussen de stenen, schelpen en stukjes zeewier of door te peuren langs de randjes van poeltjes, waarbij ze zelfs stenen omkeren.
Tijdens het voedsel zoeken valt de steenloper op door de schutkleur van zijn rug tussen stenen en zeewier in het geheel niet op, maar als hij wordt verstoord, vliegt de vogel op en toont zijn zwart-met-witte vleugeltekening, terwijl hij een scherpe staccato roep laat horen.
Deze steltlopers zitten elkaar vaak luid roepend na en nemen dreigende houdingen aan met gebogen rug en gespreide staart.
De steenloper broedt in de poolstreken op de rotskusten van Skandinavië.
Buiten de broedperiode tref je hem aan op diverse zeekusten, van modder tot rotsen, maar het liefst op stenige kusten met stenen aan de vloedlijn.
Gewoonlijk broeden steenlopers op eilanden. Ze hebben een voorkeur voor een rotsachtige ondergrond en het nest is niet veel meer dan een met mos, gras, bladeren gevoerd kuiltje in de grond.
Tijdens het broedseizoen eten ze insecten, spinnen en plantaardig materiaal.
Er worden 3 tot 5 groenachtige eieren met zwartbruine vlekken gelegd, die door beide oudervogels worden bebroed. Ze komen na 22 tot 23 dagen uit en binnen een dag gaan de kuikens zelf op voedseljacht. De jonge vogel ziet eruit als een volwassen dier in winterkleed, maar dan valer.
In de loop van de evolutie palmde de mens een steeds groter tot gigantisch deel van het aardoppervlak in. Dieren houden zich niet altijd aan de regels die wij voor hen opstellen.
Met de tips, opgenomen in het zopas verschenen zakboekje, reikt Vogelbescherming Vlaanderen alle natuurliefhebbers oplossingen aan om te voorkomen dat wilde dieren in de buurt van je huis schade veroorzaken of dat je hen als lastposten gaat beschouwen.
We zijn er immers mee gebaat dat mens en dier kunnen samenwonen zonder conflicten.
·Waarom hamert die specht tegen mijn muur?
Af en toe hakken spechten in tegen de muren van een woning. Op zich niet zo erg, maar als het bv. om bepleisterde muren gaat, kan het stucwerk afbrokkelen.
Spechten hameren op voorwerpen om 3 redenen:
oweghakken van schors om aan de eitjes, larven, poppen of imagos van spinnen, kevers en andere insecten te komen
ouitbeitelen van een nestholte
oroffelen op stammen om enerzijds een partner te versieren, anderzijds aan soortgenoten duidelijk te maken dat dit territorium bezet is.
Alleen de roffel gebonden aan het territoriaal gedrag gebeurt ritmisch en met een zeer hoge frequentie, liefst op voorwerpen die sterk weerklinken, zodat het geluid ver draagt.
Spechten zijn vrij schuw. Hang op de plaats waar ze schade aanrichten een voorwerp dat wappert of in de wind geluid maakt en ze zullen deze plek ontwijken.
Als alternatief kan je het eventuele tekort aan geschikte nest- en slaapgelegenheid opvangen door een spechtennestkast te voorzien.
Tijdens de wintermaanden bieden gedroogde meelwormen of een pindacake met insecten een welkome aanvulling op hun menu.
·Verlucht die groene specht mijn gazon?
Groene spechten zijn vaak op een grasveld te vinden, waar ze met hun lange bek in de grond boren. Achteraf blijkt dat ze met hun grote snavel kegelvormige gaten in de grond maakten.
De groene specht is verzot op mieren.
Nu doen de meeste mierensoorten, die voornamelijk in bos- en heidegebieden leven, het niet zo goed. Waarschijnlijk is de algemene verzuring van de bodem één van de oorzaken.
De groene specht moet dus op zoek naar andere biotopen waar veel mieren zitten, bv. in jouw gazon. Met zijn onhandig ogende sprongetjes speurt hij in het gras naar mierennesten. Hij maakt met zijn snavel een opening in de bodem tot in de kern van het mierennest en haalt met zijn lange, kleverige tong een voor een de mieren, poppen, larven en eitjes naar boven.
Je kan het dus ook positief bekijken: minder mieren, een goed verlucht gazon en een prachtige vogel in de tuin.
·Scholeksters zonder strand
De oorspronkelijke biotoop van de scholekster bestaat uit schelpenstranden, wadden, schorren en duinen. Beschikbare kustgebieden zonder verstoring zijn schaars geworden.
Vanaf 1950 paste deze bontgekleurde kustvogel zich aan en koloniseerde hij opgespoten haventerreinen, weiden of akkers wat resulteerde in een stijging van de populatie.
Maar opnieuw gaat er geschikte habitat verloren door onder meer het gebruik van andere landbouwteelten en technieken of door verkavelingen.
Noodgedwongen dienen scholeksters zich weer aan te passen en op zoek te gaan naar andere geschikte plaatsen.
Platte daken met een kiezel- of grindbedekking lijken verdacht veel op hun natuurlijke biotoop. Bovendien zijn ze hier veilig voor viervoetige predators. Vliegende vijanden vormen mogelijk wel nog een gevaar omdat er op het dak weinig of geen beschutting te vinden is.
Bij dreigend gevaar drukken scholeksterjongen zich plat tegen de grond en vermengd de kleur van hun donskleed met deze van de kiezelsteentjes.
Het specifiek voedergedrag van de scholekster maakt het mogelijk om haar jongen op het dak uit te broeden.
Hoewel de scholeksters nestvlieders zijn brengen de oudervogels het voedsel naar de jongen. Vele andere nestvlieders moeten onmiddellijk zelf hun kostje bijeenscharrelen.
Regenwormen of schaaldieren zijn echter niet op een kiezeldak te vinden. De ouders vliegen dus heen en weer tussen het dak en aanpalende voedselrijke weilanden, wat extra energie kost. Bovendien zijn de kuikens vaak niet geduldig genoeg om op het dak te blijven tot ze vliegvlug zijn en belanden ze op de grond waardoor ze verwondingen kunnen oplopen. De hulpeloze jongen verschuilen zich dan voor de mens, waardoor de ouders hen ook moeilijker terugvinden.
Zo stel je zelf vast dat deze ogenschijnlijk perfecte alternatieve broedlocatie ook andere, moeilijk te vermijden problemen kan opleveren.
·Elk schouwtje heeft zijn kauwtje
Kauwen zijn sociale dieren, die communicatie met soortgenoten heel belangrijk vinden.
Ze broeden dan ook graag in elkaars buurt. Het zijn holenbroeders, wat het voor hen niet gemakkelijk maakt voldoende geschikte nestplaatsen te vinden.
Kauwen zijn echter, net als alle andere kraaiachtigen, uiterst slimme vogels en hebben tegenwoordig een geweldige oplossing voor dit probleem gevonden. Kauwen gebruiken immers veel nestmateriaal. Nesten in schouwen van 2 m dik zijn geen uitzondering.
Ze gebruiken vooral boomtakken maar ook stukken stof, plastiek en ander afval.
Dit nestmateriaal blokkeert de ventilatie van de schouw. Iedereen weet hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat een schouw de rook of gassen zoals koolstofmonoxide goed afvoert.
Bij schouwen die in verbinding staan met een open haard vergroot het risico op schouwbrand.
oOm te beletten dat kauwen in jouw schouw broeden, sluit je de rookgaten best af met gaasdraad of met een metalen roostertje (inox) met mazen van maximum 3 cm diameter.
Gaasdraad is echter geen oplossing op lange termijn. Immers, kauwen zijn erg inventief en kunnen de draad met hun sterke snavel loswrikken.
oZorg ervoor dat de rookgaten geruime tijd voor de broedperiode worden afgesloten. Als de kauwen er toch in slaagden om in jouw schouw te nestelen, wacht je best tot het einde van het broedseizoen (september) alvorens tot actie over te gaan. Geef de kauwen de kans om hun jongen groot te brengen.
oZodra het nest is verlaten, laat je een professionele schoorsteenveger het nestmateriaal verwijderen. Hij kan gelijktijdig de schoorsteenpijp reinigen en het roostertje plaatsen. Zonder dit roostertje zullen de kauwen volgend jaar zeker en vast terugkomen en er een nieuw nest bouwen.
·Fruitsnoepers
Ben jij ook zo dol op vogels in jouw tuin, maar vind je het vervelend dat ze het fruit opeten voor je zelf de kans krijgt ze te plukken?
Frustrerend, maar wellicht kunnen de volgende tips helpen.
Er is maar één manier om zeker te zijn dat tuinvogels niet met jouw fruit aan de haal gaan; overspan de fruitboom die je wilt beschermen met een vogelnet of gaas.
Toch is het in de praktijk niet gemakkelijk om netten te vinden waar geen vogels in verstrikt raken. Er bestaan veiligere alternatieven, zodat jij meer fruit kan oogsten.
De bakenkaart is één van de nieuwe technieken om vogels uit fruitbomen te weren.
De reflecterende elementen weerkaatsen zowel daglicht als de voor ons onzichtbare, maar voor vogels zichtbare, uv-straling.
Initieel gebruikte men bakenkaarten om vogels te waarschuwen voor hoogspanningskabels, maar men stelde vast dat ze ook hun nut hebben om fruit te beschermen.
In grote boomgaarden plaats je elke 10 cm minstens één bakenkaart. Heb je slechts één of enkele fruitbomen in je tuin zorg er dan voor dat er aan beide zijden een bakenkaart staat of hangt, zodat er geen dode hoek wordt gecreëerd of gebruik een lange paal om de kaart hoger dan de bomen te hangen.
De bakenkaart werkt zoals een reflector én als een glow-in-the-dark-sticker.
Kleinere fruitbomen hang je vol met vlaggen, linten, ballonnen, oude cds, belletjes,
Je hebt veel flapperende en klingelende voorwerpen nodig om de vogels van alle takken weg te houden, maar het staat vast dat je een groot deel van jouw fruit zelf zal kunnen plukken.
Een duurdere versie van deze huis-tuin-en-keuken-spulletjes zijn vogelverschrikkers die periodiek automatisch worden opgeblazen (scary man) of die lukraak lichtflitsen of geluiden produceren. Hou er rekening mee dat vogels uiteindelijk wennen aan de meeste afweermethodes. Het is dus belangrijk om ze enkel toe te passen op het moment dat er effectief fruit aan de bomen hangt.
Vergeet ook niet van in een rustige hoek ook enkele bessenrijke struiken te planten waar vogels wél van mogen eten. Vlier, lijsterbes, Gelderse roos, meidoorn, hondsroos en kardinaalmuts bieden een alternatief voor gulzige tuinvogels.
Een van de meest legendarische wintervogels is de pestvogel. In zijn extravagante verenkleed lijkt hij wel verdwaald uit de tropen, maar in werkelijkheid komt hij uit het verre Siberië, uit de taigabossen waar hij een weinig bekend leventje leiden.
De pestvogel dankt zijn naam aan het invasieachtige karakter van zijn trekbewegingen: men veronderstelde vroeger dat wanneer de vogels weer eens plotseling in grote groepen in ons land opduiken ze op de vlucht waren voor de pest en andere rampen.
Wellicht is het in de middeleeuwen enkele keren voorgekomen dat er na een pestvogelinvasie een pestepidemie uitbrak, waardoor de lugubere naamassociatie haast vanzelfsprekend was.
De prachtdieren zijn heel rustig en laten zich van heel nabij bewonderen daar de meesten in de onmetelijke bossengordel nog nooit een mens hebben gezien. Daar toeven ze met honderden samen zolang er voldoende voedsel in de ondergroei van de donkere en gesloten naaldbossen (overvloed aan vossenbes en berendruif) voorradig is.
Pestvogels zijn in strikte zin geen trekkers, maar als in hun broedgebied voedselschaarste en/of overbevolking optreedt, dan trekken ze richting zuiden.
Tegen lange afstanden zien ze niet op. Ringonderzoek heeft aangetoond dat ze duizenden km afleggen, in sommige gevallen van 4 000 tot 5 700 km.
De pestvogel bezoekt dus lang niet elke winter onze streken, maar als het een pestvogelwinter is, zijn ze door hun geringe schuwheid gemakkelijk waar te nemen en komen ze ook in stadsparken voor.
De pestvogel is gemakkelijk herkenbaar aan de grijsachtige roosbruine kleur met opvallende kuif, zwarte wenkbrauw en fraaie vleugeltekening. Kenmerkend zijn ook de zwarte bef en de matte zwarte staart met brede gele eindband, aan de buikzijde is het verenpak roestrood van kleur en licht gestreept. Aan het einde van de handpennen heeft de pestvogel wasachtige scharlaken rode lakplaatjes (druppelvormige plaatjes zegelwas), die vooral bij het mannetje opvallen. De korte zwarte snavel vertoont een hoornkleurige aanzet. Het dichte zijdeachtige verenpak beschermt de pestvogel tegen extreme koude.
De pestvogel heeft het formaat van een spreeuw en heeft een lichaamslengte van 18 cm; de spanwijdte varieert tussen 32 en 35 cm en het gewicht schommelt tussen 45 en 70 g.
De vlucht is snel en recht, met af en toe een zweefvlucht. Typerend hierbij is de hoge metalige triller op gelijke hoogte.
Pestvogels zijn sociaal levende dieren, die zich in kleine groepjes te goed doen aan de bessen en bottels van hondsroos, cotoneaster, vuurdoorn, meidoorn, jeneverbes, lijsterbes, Gelderse roos, bramen, hulst, liguster, mispels. Ook appels en ander fruit vallen in de smaak. Ze zijn dan vaak te spotten in stadsparken en tuinen met veel van dergelijke bessenstruiken.
Door de lage voedingswaarde van de bessen die hij eet, moet de pestvogel er enorme hoeveelheden van verorberen.
s Zomers eet de pestvogel insecten (voornamelijk muggen).
s Winters maakt de pestvogel een zwak, trillend geluid, maar tijdens het broedseizoen is hij veel luidruchtiger. Hij broedt in de naald- en berkenbossen van noordelijke streken (taigagordel).
Een baltsend mannetje zet zijn kuif op en toont zijn grijze stuitveren. Hij zal ook een bes geven aan het beoogde vrouwtje. De zang is matig ontwikkeld: een versie van de karakteristieke roep die een vrij schrille, zilveren triller is met van dichtbij een ratelende klank.
Het komvormige nest wordt gemaakt van een platformpje met doorvlochten twijgjes berk of naaldboom, opgebouwd met grashalmen, spinrag, wolgras en gevoerd met mos.
Er worden 4 tot 6 eieren gelegd, die door het wijfje in circa 2 weken worden uitgebroed. Deze eitjes zijn blauwgrijs met zalmkleurige, donkergrijze en zwarte punten en vlekken.
Het is misschien nog wat vroeg om nu reeds aan Sint-Valentijn te denken, maar deze opeenvolgende reeks beeldopnames illustreert op aanschouwelijke wijze hoe beide partners elkaar alle genegenheid toedragen.
De gigantische Andescondor is één van de grootste roofvogels ter wereld en een ware koning van het luchtruim, bekend om zijn uithouding, kracht en snelheid.
Door de Incas werd hij Apu Kuntur genoemd, het was de boodschapper van de zonnegod, die bekend stond om zijn intelligentie en verhevenheid.
De condor leeft in gebieden hoofdzakelijk samengesteld uit open graslanden en bergachtige streken (niet-beboste rotsachtige regios) op een hoogte van 3 000 tot 5 000 m in de 7 000 km lange bergketen in Zuid-Amerika en de aangrenzende kusten van de Stille Oceaan in westelijk Zuid-Amerika.
Hij is een meester in het gebruik van thermiek (opstijgende warme luchtstromen) en kan langer dan een uur zweven zonder één enkele vleugelslag. Hij legt dagelijks meer dan 200 km af, schijnbaar zonder veel inspanningen te moeten leveren.
Condors leven meestal alleen of in paren, al verzamelen er zich soms 10-tallen rond één karkas.
De Andescondor is een echte aaseter met een uitstekend gezichtsvermogen; hij doodt niet zelf een prooi. Hij speurt hoog in de lucht de omgeving af naar kadavers van liefst grote dieren; behalve herten en springbokken, eet hij ook wel kleinere prooien zoals hazen en knaagdieren. In de kustgebieden zoekt hij ook op stranden en rotsen naar dode zeezoogdieren (aangespoelde karkassen van zeeleeuwen), maar ook naar eieren van zeevogels.
Na het eten maken de condors hun haast kale kop en nek schoon door die af te vegen aan het gras of het zand.
De spanwijdte van de imposante Andescondor bereikt de 3. 20 m; zijn lichaamslengte haalt de 130 cm en het gewicht schommelt rond 13 15 kg.
De extreem grote vleugels zorgen voor een prima draagvermogen. De condor heeft net als vele andere giersoorten een kale roodgrijze kop en hals, die gemakkelijker schoon te houden is.
De volwassen vogels hebben een zwart verenpak met een kraag witte veren en duidelijk zichtbare goed doorbloede huidplooien in de nek. De kruin van de mannetjes wordt vaak bekroond met een grote donkerrode kam.
De condors zijn in staat om te blozen en dit wordt gebruikt om sociale contacten met soortgenoten te onderhouden.
In de gebieden waar de Andescondor leeft, kan het zeer heet zijn, maar de vogel heeft een aparte manier gevonden om zich te koelen. Waar bijna alle vogels hun ontlasting tegelijk met de urine uitscheiden, kan de condor dit scheiden. Ze laten geregeld de urine langs hun poten lopen, waarna de verdamping ervan voor de nodige afkoeling zorgt.
Rond het 5de of 6de jaar wordt de mannelijke condor geslachtsrijp en wordt zijn rode kam diepgeel. Dan gaat hij op zoek naar een vrouwtje om haar met zijn baltsgedrag te verleiden.
Als monogame vogels blijven zij trouw aan hun eerste partner. Na de vorming van een echt koppel zoeken de vogels samen een nestplaats.
Tijdens de balts spreidt het mannetje zijn vleugels en paradeert hij voor het vrouwtje heen en weer, waarbij hij eerst sist en klokt en zich dan langzaam omdraait en zijn witte vleugelvlekken toont.
Na de paring legt het vrouwtje één ei op een nauwelijks toegankelijke kale richel of in een holte van een klifwand. Beide ouders geven de jonge vogel eerst een half jaar lang op de nestelplaats te eten, waarna ze het jong nog eens 6 maanden voeden en verzorgen. Als gevolg van deze lange ouderlijke zorg brengen condors maar eens in de 2 jaar een jong voort.
Elke 2 jaar legt de Andescondor enkele grote eieren op die onbereikbare rotsrichel, die doorgaans door het wijfje wordt bebroed. Het mannetje lost haar slechts enkele uren per dag af.
Het jong kruipt na 8 weken uit het ei en wordt dan nog ruim 5 maanden op het nest gevoerd. Ook als het jong eenmaal uitvliegt, zorgen de ouders nog eens zon periode voor het jong.
De Andescondor is één van de langstlevende vogels ter wereld, die in gevangenschap tot 100 oud kan worden.
De condor is momenteel met uitsterven bedreigd. Een Nederlander, die een natuurcentrum heeft opgericht in Otavalo (Ecuador), tracht de instandhouding te bepleiten. Middels educatieve programmas en ecotoerisme betracht men de lokale bevolking te sensibiliseren en te motiveren om de vogelpopulatie in stand te houden.
De twee volgende video-opnames brengen enerzijds de knappe biotoop, anderzijds de machtige vogel in beeld met het alom bekend muzikaal eerbetoon op de panfluit.
De ijsvogel was dit jaar de absolute topfavoriet. Zo snel als hij voorbijflitst over de sprankelende beekjes, zo snel werd duidelijk dat hij de winnaar zou worden van dit verkiezingsjaar.
Met bijna 300 voorkeurstemmen meer dan de 2de in rang, stak hij met kop en schouders boven zijn tegenspelers uit.
Zilver werd behaald door de alom bekende koolmees, één van de meest voorkomende sympathieke, maar eigenzinnige tuinvogels. Hang een nestkast op de meest perfecte plaats en ze kruipt toch in de omgekeerde bloempot in een hoekje van het terras om haar nest te maken.
De koolmees is eveneens één van de tuinbezoekers die enorm profiteren van de vele voedertafels en nestkasten die worden uitgestald.
De rode wouw prijkt op de 3de plaats, een prachtige roofvogel die we in Vlaanderen spijtig genoeg niet als broedvogel kunnen bewonderen, maar toch geliefd is.
In de aprileditie van het 3-maandelijks tijdschrift Mens & Vogel kom je alvast meer te weten over de verborgen levenswijze van de ijsvogel. Je krijgt tips om zijn broedbiotoop te herkennen, te vernemen waar hij op uitkijk zit en om zijn typische roep te leren onderscheiden.
De Vogelvrienden van de Kille Meutel wensen alle trouwe natuurfans
vrolijke en sprankelende eindejaarsfeesten in een evenwichtige balans
en net zoals voor onze dankbare gevederde tuinbezoekers een warm nest
waar het leuk toeven is en je wensdromen vorm krijgen op zn allerbest
hechte vriendschap, een portie geluk en een gezondheid met veel glans
De fotos hieronder zijn van Pieter, die het huisfotografen duo Wim & Jo vervoegt en bereid is nog meer beeldmateriaal voor deze educatieve blog aan te leveren (zie foto Pieter in kader).
Wie in het archief op dit blog gepubliceerde artikels wenst te raadplegen, kan terecht op volgende verschijningsdata:
Ijsvogel:
02/03/09:De ijsvogel
25/07/11:De ijsvogel, de vissende mijnwerker
Koolmees:
17/11/07:Stadsvogels zingen een ander lied
03/12/07:Mezen en gefluister (kool- en pimpelmezen) 17/06/12: Op elke hoek van zijn rijkje zingt de koolmees een ander wijsje
Vossen zijn na een lange periode van bijna afwezigheid in Vlaanderen helemaal terug van weggeweest. Door de relatief grote oppervlakte van hun territoria en dankzij hun van nature groot aanpassingsvermogen, laten vossen zich geregeld opmerken in de buurt van de mens.
Vossen behoren tot onze inheemse fauna en vormen een belangrijke schakel in het ecosysteem. Het zijn echte voedselopportunisten en eten wat het gemakkelijkst te vinden of te vangen is.
Deze slachtpartijen leiden er toe dat de vos op weinig sympathie kan rekenen.
Een veelgehoorde reactie is dat de vos extra moet worden bejaagd. Een intensieve bejaging of bestrijding biedt echter geen oplossing. Wanneer sterfte binnen de vossenpopulatie toeneemt (door bv. afschot), neemt ook de voortplanting toe.
Meer jongen worden geboren die op hun beurt meer kans hebben om te overleven.
Wanneer een vos sterft, komt er een territorium vrij voor een meestal jongere vos. Jonge dieren zijn minder dominant waardoor meer vossen op eenzelfde oppervlakte kunnen leven. Vogelbescherming Vlaanderen en Natuurpunt slaan de handen in elkaar en voeren zowel online als op papier een petitie voor een doelmatige aanpak voor het voorkomen van schade aangericht door vossen.
Wie aan dit thema gerelateerde eerder verschenen artikels in het archief wenst te raadplegen kan volgende bijdragen opsporen:
·20/11/10 Reinaert in het vizier
·30/11/10 De vos
·06/02/11 Vossenstreken
·10/02/11 Vossenstreken: het Mina-advies
·05/02/12 Moeten we tegen de vossenjacht zijn?
Lees de brochure: Slimmer dan de vos hou je kippenren vosvrij!
Feniks is Raggis grote paradijsvogel uit Nieuw-Guinea!
Pas sinds 1957 ontdekten Australische onderzoekers dat de papoeas van Nieuw-Guinea al een paar duizend jaar paradijsvogels dooddenen de huiden ruilden met handelaars die ze meenamen naar het Westen, onder meer naar Fenicië.
Om ze te beschermen tegen insectenvraat, hulden de inboorlingen de vogellijkjes in een laagje mirre, kneedden ze tot een eivorm en verpakten ze in geschroeide bananenbladeren.
Raggis grote paradijsvogel heeft een goudgele kop en verbergt vurige rode verenbossen onder zijn vleugels.
Wanneer het mannetje indruk wil maken op een vrouwtje, zwiept hij die lange rode veren naar voren de hoogte in en rent zo wild heen en weer over de takken, dat het lijkt of hij in brand staat!
Raggis grote paradijsvogel is niet de enige spectaculaire vogel op Nieuw-Guinea.
Het wemelt daar van de Feniksen ! Rode, blauwe, groene, gele en paarszwarte iriserende wondervogels zwaaien er met vlaggen, borstschilden, vaantjes, waaiers, pelerines, epauletten, wimpels, lellen en hele wolken van wit dons.
Ontdekkingsreizen
Dat zelfs dode paradijsvogels sterk tot de menselijke verbeelding spreken, bleek al op 8 september 1522.
Toen bracht de Victoria het enige schip van Magelhaen dat de reis om de wereld had volbracht, namelijk de eerste partij paradijsvogelhuiden mee uit het Oosten.
Het was een geschenk van een Molukse radja voor de koning van Spanje. De eerste reactie van het Spaanse hof was, dat deze schitterende veren van heuse engelen waren, dat kon bijna niet anders .
Vanaf dat moment werd Europa een gretige afnemer van paradijsvogelveren.
In het klamme donker van het Nieuw-Guinese oerwoud, waar bloedzuigers en andere zwarte glibbers als een levend tapijt over de bosgrond golven en waar tientallen ontdekkingsreizigers en wetenschappers voor altijd zijn verdwenen, vormen deze kleurige vogels de enige lichtpuntjes.
Dat weten ze zelf maar al te goed en daarom nemen ze dat laatste vaak letterlijk. Wanneer door een gat in het donker groene bladerdek een bundeltje zonlicht valt, zal een paradijsvogel daar beslist middenin gaan zitten, want dan komen zijn kleuren beter uit.
Prachtparadijsvogel
De prachtparadijsvogel is niet veel groter dan een spreeuw en heeft kobaltblauwe pootjes. Uit zijn staart steken twee lange naar boven krullende veren. Hij draagt een knalgele capuchon die als een aureool zijn fluweelzwarte kop omlijst.
Ook heeft hij een opvallende diepgroene bef, die zijn hele borst beslaat en is afgezet met een turkooizen randje.
Boven het jonge boompje waarin hij altijd baltst, heeft hij alle bladeren van de bomen getrokken. Een werkje waar hij uren mee bezig is, maar zo schittert het zonlicht tenminste optimaal op zijn iriserende kraag en bef.
Tijdens het baltsen zet hij de veertjes van deze twee pronkstukken beurtelings uit en laat ze dan weer zakken. Dat doet hij zo snel, dat het lijkt alsof zijn hele lijfje trilt.
Tegelijkertijd maakt hij een indringend, zoemend geluid en spert hij zijn snavel wijd open, zodat ook zijn felgroene keel zichtbaar wordt, want dat staat zo leuk bij zijn bef!
Blauwe paradijsvogel
De zeldzame blauwe paradijsvogel werd in 1884 ontdekt door de Duitse goudzoeker en dierenverzamelaar Carl Hunstein, die kort daarna verdronk in een vloedgolf, opgewekt door een vulkaanuitbarsting.
Op het eerste gezicht lijkt het een gewone zwarte vogel met hier en daar een toefje blauw. Maar tijdens de balts, op een boomtak, brengt hij zijn lijf langzaam en voorzichtig naar achteren. Zodra hij ondersteboven hangt, schudt hij zich en spreidt een hemelsblauwe waterval van veren uit. Door, nog steeds ondersteboven hangend, ritmisch met zijn heupen te bewegen, laat hij het blauwe verenschort trillend op en eer dansen. Daarbij stijgt uit zijn keel een luid, metaalachtig geronk op. Tijdens deze show zwellen twee kleine, maar opvallende witte plekken onder en boven zijn ogen helemaal op, zodat de vogel zelf alleen nog maar door een smal spleetje kan gluren.
Keizer Wilhelm paradijsvogel
De Keizer Wilhelm paradijsvogel laat zich niet achterover maar juist voorover kantelen. Deze vogel, die overigens een minder bespottelijke naam verdient, heeft een iriserend groene kop en borst, knalgele nek en schouders, alsook kaneelbruine vleugels waaronder hij een lading Brussels kant verstopt. Pas wanneer de vogel naar voren duikelt en zijn vleugels spreidt terwijl hij ondersteboven aan zijn tak hangt, komen zijn ragfijne en spierwitte sierveren tevoorschijn.
Maar in ieder geval heeft het buitenissige uiterlijk van paradijsvogels iets met hun eten te maken. Alle paradijsvogels zijn vruchteneters. Soms pikken ze weleens een insect, spin, hagedis of kikker mee, maar het liefst eten ze fruit.
Dat is er in een tropisch regenwoud genoeg, dus de vogels houden tijd over. De onopvallend gekleurde vrouwtjes voeden de jongen dan ook in hun eentje op. Ze hebben daar geen man bij nodig omdat er niet de hele dag achter insecten hoeft te worden aangejaagd.
Zon mannetje heeft dus echt bijna niks te doen, behalve mooi zijn.
Niet alleen seks
En toch er is iets geks aan de hand met die mannetjes. Want vaak baltsen ze helemaal niet voor vrouwtjes. Soms, als er in de verre omtrek geen vrouwtje in de buurt is, zitten twee of drie paradijsvogelheren tegen elkaar op te pronken alsof hun leven er vanaf hangt. Ze maken rituele danspasjes, spreiden hun mooie veren en nemen de ene sensationele houding na de andere aan. Af en toe lijkt het haast alsof hun hele lichaam in een stuiptrekking zit omdat ze kennelijk in de hoogste opwinding totaal verstarren.
Mocht er tijdens zon dans toch een vrouwtje opdagen dat wel wil paren, dan kan het zelfs dat de mannetjes daar niet eens toe bereid zijn. Simpel en alleen omdat ze het te druk hebben met hun voorstelling.
Baltsen betekent voor paradijsvogels dus meer dan seks alleen. Het sociale contact en de competitie met andere mannetjes, het stimulerende en opwindende effect van zon wedstrijdje, de aanwezigheid van ademloos toekijkende paradijsvogelknaapjes: dat alles is waarschijnlijk minstens zo belangrijk als het verleiden van een vrouwtje.
Geleerden vermoeden dat deze dansen territoriumgevechten vervangen.
Geen gekke theorie, want paradijsvogels vechten inderdaad zelden om wijfjes, territoria of een bepaald plekje in de pikorde.
Paradijsvogels zijn dan ook bepaald geen dommerds, want geloof het of niet: ze stammen af van kraaien! Hun hoofd staat niet altijd naar vrouwen. Maar als ze zich overgeven aan de liefde, zijn ze ook niet kieskeurig.
Hoe verschillend de diverse soorten er ook uitzien, ze kruisen met elkaar alsof het niks is. Er zijn in het wild minstens negentien natuurlijke bastaarden waargenomen.
Van de dofzwarte schermparadijsvogel is bekend dat hij het in de vrije natuur met zeker vier andere soorten doet.
Al sinds onheugelijke tijden maken de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Guinea, de papoeas, jacht op de paradijsvogels. Deze natuurmensen weten precies waar in het woud de baltsplaatsen te vinden zijn en kunnen zo ongemerkt dichtbij komen, dat ze de mannetjesparadijsvogels met drie of vierpuntige pijlen van hun tak kunnen schieten.
Pronkerige dameshoedjes
De papoeas gebruiken de pronkveren van de vogels om er imposante hoofdtooien van te maken of als geld, waarmee je vrouwen en goederen kunt kopen. Blijkt dat een man die zich heeft versierd met paradijsvogelveren (ook al is hij zo lelijk als de nacht), door de vrouwen en meisjes veel aantrekkelijker wordt gevonden dan een beeldschone, goedgebouwde man zonder veren.
Eind vorige eeuw placht de Europese dameshoedjesindustrie liefst vijftigduizend (!) paradijsvogelhuiden per jaar op te kopen. Op een gegeven moment stonden zon beetje alle soorten op uitsterven. Op het laatste nippertje kwam er echter een internationaal verbond op de handel in paradijsvogel veren en sindsdien zijn de vogels zich weer aardig aan het herstellen.
Even een overzichtje: er zijn op dit moment 42 verschillende soorten paradijsvogels bekend. Van al deze soorten zijn er drie die echt door de jacht bedreigd worden. Dat zijn de blauwe paradijsvogel, de brilparadijsvogel en de zwarte sabelstaart.
Bijzonder merkwaardige reportage: Cornell Lab of Ornithology and National Geographic
Eén van de meest verbazingwekkende kenmerken van moderne pinguïns is hun vermogen om extreme koude te doorstaan. Verrassend genoeg ontwikkelde die eigenschap zich tussen 58 en 49 miljoen jaar geleden, toen de aarde veel warmer was dan vandaag.
In Antarctica begint in november het ijs weg te trekken en duiken de keizerpinguïns in de koude Antarctische Oceaan op zoek naar voedsel.
Tijdens de zomer duiken ze tot meer dan 450 m diep naar vis, pijlinktvis en krill.
Daarna zijn ze klaar om de lange tocht landinwaarts te maken naar hun winterse broedplaatsen. Bij aankomst zullen ze zichzelf uit het water op het ijs lanceren.
Dat korte moment tussen zee en ijs is de enige keer dat deze pinguïns ervaren wat voor de meeste vogels vanzelfsprekend is: door de lucht vliegen.
Net als andere vogels hebben pinguïns veren, vleugels, een snavel en leggen eieren.
Toch vertonen ze ook kenmerken die hen duidelijk onderscheiden van hun gevederde vrienden. Hun vleugels zijn geëvolueerd tot vinnen waarmee ze zwemmen.
Hun typische smoking camoufleert hen voor roofdieren; hun compacte botten zorgen voor ballast bij het duiken en met hun korte dikke poten kunnen ze prima in het water navigeren en energetisch efficiënt waggelen op het land.
Dank zij deze en andere aanpassingen zijn vele pinguïnsoorten erin geslaagd om één van de meest extreme omgevingen op de planeet te veroveren.
Fossielen brengen helderheid
Paleontologen hebben zich lang afgevraagd waar deze eigenaardige vogels vandaan komen en hoe ze zich verspreidden over het zuidelijk halfrond. Fossiele ontdekkingen van de afgelopen 10 jaar hebben geholpen om de evolutionaire mars van de pinguïn te reconstrueren.
Het blijkt dat veel van hun kenmerkende eigenschappen ontstonden in veel mildere omstandigheden dan de brutaal koude omgevingen, die mensen doorgaans associëren met pinguïns.
De nieuwe bevindingen maken duidelijk dat de biologie en geografische spreiding van deze vogels een complexe wisselwerking van veranderend klimaat en natuurlijke selectie weerspiegelen, die 10-tallen miljoenen jaren in beslag nam.
Dit benadrukt de kwetsbaarheid van de hedendaagse pinguïns voor de effecten van de huidige snelle klimaatverandering.
Al meer dan 150 jaar geleden werden de eerste fossielen van pinguïns teruggevonden, maar de resten waren zo fragmentarisch, dat ze weinig informatie boden.
Pas in de jaren 80 en 90 doken in het Waipara-gebied van Nieuw-Zeeland een aantal fossielen op die de vroegst bekende stadia van de pinguïnevolutie onthullen.
Deze overblijfselen, die dateren van 62 tot 58 miljoen jaar geleden, tonen aan dat de vroege pinguïns oppervlakkig leken op aalscholvers met hun lange, smalle snavel en flexibele vleugels. Bij nader onderzoek ontdekte men dat ze toen al klassieke pinguïneigenschappen aan het ontwikkelen waren.
Zo waren hun bovenste vleugelbotten plat en breed zoals deze van moderne pinguïns; hun onderbeenbot was kort en breed en hun beenderen waren over het algemeen compacter dan die van vliegende vogels.
Waimanu-pinguïns
Deze pinguïnsoort was één van de oudste vertegenwoordigers van de moderne vogelgeslachten. Ze leefden kort na de catastrofale gebeurtenis die de Krijtperiode 65 miljoen jaar geleden afsloot en de dinosaurussen en vele andere wezens noodlottig werd.
Sommigen denken dat de ramp zo goed als alle vogels elimineerde en dat er maar een handvol soorten overleefden.
Een dergelijk scenario zou impliceren dat pinguïns en andere moderne vogelgeslachten zich na de massavernietiging snel ontwikkelden uit een beperkt aantal voorouders.
Afgaande op de beschikbare fossielen en de DNA-vingerafdruk van moderne vogels, acht men het waarschijnlijker dat veel moderne vogelgeslachten met inbegrip van de pinguïnlijn ontstonden vóór die epische ramp en dat ze er op één of andere manier in geslaagd zijn om het in tegenstelling tot de dinosaurusbroeders te overleven.
Minicontinent Zeelandië
Dat de vroegste pinguïns opdoken in Nieuw-Zeeland is waarschijnlijk geen toeval.
Veel pinguïns leven ook vandaag rond de Nieuw-Zeelandse kusten. Tot de komst van de mensen, minder dan 1 000 jaar geleden, vormden de eilanden aan de randen van de zuidelijke Stille Oceaan een zeevogelparadijs met een gematigd klimaat.
De aarde was vrij van roofzuchtige zoogdieren en bood ruimte voor broedkolonies met overvloedig voedsel in de omringende zeeën.
Geologisch bewijs suggereert dat het gebied ook aan het eind van het Krijt gunstig was voor de ontwikkeling van de zeevogels.
Het Nieuw-Zeeland van vandaag is het grootste blootgelegde gebied van een verzonken minicontinent bekend als Zeelandië, dat omstreeks 85 miljoen jaar geleden afbrak van het oude supercontinent Gondwana.
Losgeslagen dreef Zeelandië noordoostwaarts door de Stille Oceaan, planten en dieren meevoerend dinosaurussen incluis tot het zijn huidige locatie bereikte ongeveer halfweg tussen de Zuidpool en de tropen.
Terwijl Zeelandië zich verplaatste, koelde het af en zonk het. Ondiepe zeeën overspoelden het land en er omheen vormde zich een continentaal plateau.
Ondanks haar geïsoleerde positie kwam Zeelandië niet ongedeerd uit de vernietigende ramp aan het einde van de Krijtperiode. Veel van de inheemse land- en zeedieren werden uitgeroeid.
Wat slecht was voor die wezens, was goed voor pinguïns.
Met zeereptielen als de plesiosaurus uit de weg geruimd, hadden de eerste pinguïns in het water rond Zeelandië geen last van concurrenten of roofdieren.
Migraties
Met de zee-ervaring die ze in Zeelandië hadden opgedaan, breidden pinguïns hun domein snel drastisch uit en verspreidden zich over duizenden kilometers en nieuwe klimaatzones. Fossielen van een pinguïnsoort in Peru tonen aan dat vetganzen ongeveer 42 miljoen jaren geleden dicht bij de evenaar arriveerden en zich vestigden in één van de warmste plaatsen op aarde tijdens één van de heetste periodes in de geschiedenis.
De temperatuur bedroeg in Peru toen 30°C en de gemiddelde zeetemperatuur was 11.8 tot 9.8°C hoger dan vandaag.
De vogels hadden zich 37 miljoen jaar geleden verspreid naar bijna alle grote landmassas op het zuidelijk halfrond.
Warmteregulator
Waarom die exodus plaatsvond, werd pas recent achterhaald via belangrijke aanwijzingen op fossiele vinbotten.
Op het opperarmbeen zitten een reeks groeven, die weinig opvallen tussen de markeringen van pezen en spieren. Deze groeven werden in 2006 voor het eerst opgemerkt tijdens het bestuderen van bevroren pinguïns in de kelder van het American Museum of Natural History in New York.
Onderzoekers probeerden het verband te achterhalen tussen de markeringen op fossiele botten en de zachte anatomie van de vin.
Andere wetenschappers bestudeerden de evolutie van het vermogen van de pinguïns om hun lichaamstemperatuur te regelen.
Toen ze hun onderzoeksresultaten naast elkaar legden, kwamen ze tot het besef dat die groeven zich vormen op de plaats waar een kluwen van slagaders en aders tegen het opperarmbeen drukt. Deze bloedvaten vormen een warmtewisselaar met een tegenstroomsysteem, die de pinguïns via de vinnen toelaat het warmteverlies te beperken en alzo zelfs in ijskoud water de lichaamswarmte te behouden.
De functie van de groeven op de fossiele vinbotten wierpen een verrassend licht op de oorsprong van de warmteregulatie bij de vetganzen.
Wat was voor de eerste pinguïns het nut van een warmteregulator in een broeikaswereld?
Hoewel het zeeoppervlak warm was, kwamen de pinguïns tijdens hun lange foeragerende zwempartijen in het diepe en kille oceaanwater terecht.
Een warmbloedig dier kan, als de omgevingstemperatuur lager is dan de lichaamstemperatuur,in hypothermie (onderkoeling) geraken. Zelfs met hun isolerende vetlagen en waterdichte veren liepen pinguïns dat risico. Dit warmtebeveiligingssysteem heeft het tevens mogelijk gemaakt om de lange open waterreizen te overleven, via de welke ze zich verspreidden van Zeelandië naar andere continenten.
Terwijl pinguïns zich verspreidden over de zuidelijk oceanen, ontwikkelden ze een grote diversiteit aan vormen.
Wetenschappers hebben inmiddels meer dan 50 fossielsoorten benoemd in aanvulling op de 19 bestaande soorten. In tal van gebieden vond men het bewijs dat in het verleden veel verschillende pinguïnsoorten samenleefden. Onder de moderne pinguïns delen slechts maximaal 5 soorten dezelfde broedplaats.
Uit het fossiele pinguïnbestand kunnen we lessen trekken voor het behoud van de moderne pinguïns.
Waakzaamheid geboden
Verontrustend op lange termijn is de dreiging die uitgaat van de klimaatverandering.
Pinguïns hebben veel energie gestoken in het zich aanpassen aan zeer diverse klimaten.
Ze gedijden zowel in de stomende equatoriale zones van de aarde tijdens een broeikasfase als in de door ijs ingesloten woestenij van het moderne Antarctica.
Het is niet omdat pinguïns de afgelopen 60 miljoen jaar klimatologische veranderingen succesvol hebben doorstaan, dat ze perse prima gewapend zijn tegen de gevolgen van de opwarming van de aarde. Integendeel, bij die aanpassing is het tempo van cruciaal belang. Paleontologen hebben het bewijs gevonden dat veel soorten hun verspreidingsgebied heel geleidelijk verplaatsten tijdens grote prehistorische klimaatverschuivingen.
Als de temperatuur meerdere graden stijgt in de loop van een paar decennia, zoals veel klimatologische modellen voorspellen, hebben dieren geen tijd om te verhuizen naar geschiktere leefgebieden, als die er al zijn.
De kleine Galapagospinguïn leed reeds aan ernstige populatiedalingen tijdens de sterke El Nino-jaren, die de stromingen van de Stille Oceaan grondig verstoren en de koude voedselrijke wateren herschapen in warmere voedingsstofarmere wateren.
Keizerpinguïns van hun kant worden met een andere uitdaging geconfronteerd.
Deze vetganzen broeden op dikke kappen zee-ijs. Als de ijsschotsen te snel smelten, worden broedkolonies vernietigd, daar jaar na jaar de trouwe partners elkaar op exact dezelfde locatie weer opzoeken.
Pinguïns zijn vandaag minder divers in hun morfologie en meer beperkt in hun ecologische rol dan miljoenen jaren geleden het geval was, wat hen veel kwetsbaarder maakt.
Wie in het archief eerder verschenen artikels over pinguïns wenst te raadplegen kan volgende verschijningsdata opzoeken
Ik ben Franz Pieters
Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden
Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden
De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens.
In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens.
Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval:
• uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring;
• verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt;
• vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens;
• passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is;
• geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt;
• op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren.
Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens:
Kille Meutel Vogelvrienden
Watertorenlaan 59
1930 Zaventem
franz.pieters@telenet.be
Mobiel: 0478 55 34 59
Waarom verwerken wij persoonsgegevens?
Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden:
• om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden;
• om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten);
• om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners;
• om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting);
Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij:
naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven)
We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen.
Verstrekking aan derden
Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek)
Bewaartermijn
De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen.
Beveiliging van de gegevens
Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen:
• we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen;
• de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden;
• wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten;
• onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens.
Uw rechten omtrent uw gegevens
U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen.
Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers.
Klachten
Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming.
Wijziging privacy statement
Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.