Jij bent niets meer dan een zelfvoldane kinderhater. Schrijf toch ook eens iets positief over je kinderen. Het was een bericht dat ik via mijn blog kreeg op mijn eerste episodes van Vader Van Vier. Dan toch een lezer! Hoera! Ik dacht dat werkelijk niemand deze afleveringen zou lezen afgezien van een verweesde leerling die uit heimwee aan het vervlogen schooljaar op zoek was naar oefeningen Duitse grammatica. Maar dat hoera-geroep om een bericht is volgens X wellicht de typische reactie van een zelfvoldane zak.
Maar ik wil reageren. Natuurlijk hou ik van mijn kinderen. Er is niemand die meer houdt van mijn kinderen dan ikzelf. En mijn vrouw. En mijn ouders. En mijn broer die in het verre Hong Kong woont. Ik ben helemaal geen kinderhater. Maar het is wél zo dat ik, sinds ik deeltijds nieuwe man ben geworden, merk dat kinderen zwaar op je zenuwen kunnen werken. Zoals op die momenten waarop je aan het worstelen bent met de pan spetterende olijfolie (episode daarover moet nog volgen), waarop je een krant aan het lezen bent (of een tweede, of een derde desnoods), op momenten waarop je graag iets voor jezelf zou willen doen, etcetera, enzovoort. Ze lopen dan redelijk geweldig hard in de weg. [En ja, dan moet ik huismoeders feliciteren, maar dit tussen vierkante haken.] Ze willen veel aandacht, ze willen veel weten, ze willen veel doen, ze willen, ach, ze willen gewoon te veel. Veel is hen nog niet genoeg. En als je ze dan nog om de haverklap hoort schreeuwen tegen elkaar zoals op dit eigenste ogenblik- dan denk je wel eens dat kinderloze gezinnen een zalig leven moeten hebben. En toch missen die waarschijnlijk iets. De liefde voor en de liefde van je kids. Ik hou ervan als ze me s avonds een dikke knuffel geven voor het slapengaan, ik hou van mijn tweejarig dochtertje die, als ze me ziet, haar ogen openspert, papa schreeuwt en op me komt toegelopen, ik hou van de waarom-vragen van mijn zoontje van zes, ik hou van het verhaaltje-voor-het-slapengaan-voorlezen, van het schaken met mijn oudste dochter, van de verhaaltjes die mijn tweede dochter verzint terwijl ze aan het spelen is, van het wafels-bakken en het deeg-maken, van het samen zelf geplante aardappelen uit de grond halen. Enfin, er is zo veel om van te houden.
Ik zou het echter vandaag ook hebben over uitjes. Daar kan je ook behoorlijk gestoofd van terugkeren. Maar ik wil het deze keer, in antwoord op die ene lezer die misschien een paar dagen heeft zitten wachten op een reactie we waren op reis, mevrouw- , ik wil het deze keer dus positiever vertellen. Daar was ook reden toe. Eén van de laatste uitstappen die we maakten voor we naar Nederland vertrokken was een theatervoorstelling op de Gentse Feesten. Mama, ze wil ridder worden, van theater MaMaThé. Je wilt je kinderen wat cultureel tegengif bieden tegen Nicklodeon en Studio 100 en je gaat dan naar theater doe ik zelf eigenlijk te weinig. Alleen overviel het gevoel mij, toen ik in de zaal kwam, dat het misschien helemaal niets was voor de kinderen, dat ze tot in lengte van dagen hun vader zouden verwensen omdat hij hen naar saaie voorstellingen meenam. Wij MOESTEN naar toneel van ons vader, bwaaks! Stel je voor dat ze dan voor de rest van hun leven zo getraumatiseerd zijn dat ze nooit meer een voet in een schouwburg zetten. Goed aangepakt, pa. Het gevoel heeft maar even de kop opgestoken. De voorstelling was bijzonder leuk, inhoudelijk misschien wat te moeilijk voor twee meisjes van om en bij de acht jaar oud en een jongen van zes, maar effectief een krachtig tegengif voor alle soapseries die de tv-zenders voor de kinderen hebben uitgewerkt, voor de Hollands gesproken animatieseries. Mijn kinderen zaten de liedjes uit de voorstelling drie dagen later nog te zingen. Bravo MaMaThé! En dan zeggen dat de acteurs niet helemaal tevreden waren over de belichting. Ach, het was goed, MaMaThé. Papa vond het goed en de kinderen ook. Ik hou van uitstappen naar plaatsen of voorstellingen of organisaties die niet steeds weer dezelfde commerciële rommel serveren. Een pretpark (Bobbejaanland hébben we effectief gedaan, in juli, en in augustus volgt nog Boudewijnpark, maar die tickets van beide parken hebben we aan sterk verminderd tarief op de kop kunnen tikken.) bezoeken doe ik in principe niet graag, de schminksters overal te lande komen intussen mijn oren al uit, en de clowns die ballonnen opblazen en in allerhande vormen knopen kan ik ook al niet meer zien. En willen de incas op de straat hun panfluiten eens in het stoofhout gooien, alstublieft. Alhoewel, die lamawollen dwergen zie je niet te vaak meer, heb ik de indruk. De uitstappen moeten echt iets te bieden hebben. Liefst kleinschalig en origineel. The Big Jump in Wetteren beantwoordde aan die criteria. We deden iets ongelofelijk banaals: we sprongen met zijn allen in een beek. Bedoeling was te ijveren voor zuiverder water in rivieren en beken. Het was een enige ervaring, net alsof je iets doet waar al eeuwen een verbod op rust. En toch was zwemmen in de beek halverwege de vorige eeuw nog perfect mogelijk. Het water in de Molenbeek in Wetteren stonk. Het stonk zoals de meeste andere beken in België. Maar nadien konden we douchen en er kwam een fanfare spelen en de kinderen konden potten bakken. Wel, dàt was een fantastische uitstap. Heel ontspannen, niet veel volk, geen evenement dat er op gericht is om grote winst te scheppen. De kinderen hebben er een middagje spelen met vrienden voor moeten opgeven, maar ik ze hebben ervan genoten. Dat was later te zien. Nog een ander voorbeeld, hoewel iets minder toepasselijk: Bataclan op de Gentse Feesten. Het parkje is te klein geworden en de organisatie te origineel om het gezellig te houden. De organisatoren van Bataclan zijn alternativos die zelfs bier drinken creatief kunnen inkleden tiens, zou hun vader met hen geknutseld hebben, vroeger? Er was bijvoorbeeld een levende grijpmachine. Je kent dat wel vanuit het lunapark op de kermis. Je kan er teddyberen of horloges of andere rommel voor je lief grijpen. Je steekt een euro in zon machine, bedient een grijper door op toetsen te drukken en eindigt met een lege portemonnee en zonder knuffelbeer in slechts heel uitzonderlijke gevallen krijg je ook nog de bons. Deze Bataclangrijper echter was een menselijke arm. t Is te zeggen, in een hok achter een glazen wand zat een man met bokshandschoenen aan. Als je een euro in een gleuf stak, ging hij rechtstaan en bewoog hij zich volgens jouw instructies naar een vloer die bezaaid was met spullen van de rommelmarkt. Alleen is een knuffel grijpen met bokshandschoenen hetzelfde als schilderen met je hand in het gips als je begrijpt wat ik bedoel- en dus viel de knuffel af en toe weer op de grond. Wel, ik zeg je: mijn dochter die haar pluchen dolfijn door de bokshandschoenen van de grijper terug op de vloer zag stuiteren, was er het hart van in. Doet ze hetzelfde in een lunapark, dan steekt ze een extra munt van haar zakgeld in de machine en probeert ze opnieuw. Ik voelde daar oprechte emotie, veroorzaakt door iets even banaals als geestigs als die menselijke grijper. Bataclan had nog veel meer te bieden, voor kinderen én hun ouders, maar voor details moet je op een andere site gaan zoeken. Al wil ik nog meegeven dat ik een enorme fan was van de tiensecondenrave: om het half uur weerklonk een sirene waarna er gedurende een seconde of tien harde technobeats klonken. De bezoekers sprongen allemaal recht en gingen, de vingers in de lucht, op en neer springen. Waarna ze opnieuw rustig gingen zitten en hun pint leegdronken. Een tien voor ironie. Enfin, ik hou er voor vandaag maar weer eens mee op. Duty calls; er wordt geschreeuwd en gevochten in de kamer hiernaast.
De krant had weer een fantastisch bericht: Kinderen kunnen niet zonder vader. De aanwezigheid van een vader zorgt ervoor dat kinderen later socialer en zelfzekerder worden. Een kind moet klaarblijkelijk een mannelijke figuur in zijn omgeving hebben. Daar leert het van, het wordt nieuwsgierig, het verlegt zijn grenzen, het wordt minder bang. Tiens, bestaan er nog andere waarden? Ha! Het wordt nog maar eens bevestigd: kinderen moeten een échte man in hun omgeving hebben. Eén die eens op mannelijk op tafel durft te slaan, één die niet bij elke valpartij met de fiets och-mijn-zoeteke-boeleke-heb-je-je-pijntjes-gedaan? loopt te jammeren, één die mannelijk kan vloeken, één die kan zeggen: Verdomme, kleine, ik ben aan het werken. Ga bij je moeder bleiten!, etcetera, enzovoort. Dàt is nog eens opbeurend nieuws over Kimberly Sterrekes is het schrikbarend stil; zou ze nog leven? Meteen is mijn volgende vraag ook opgelost: Drink je wel een pint in het bijzijn van je kinderen? Nog even het krantenartikel doorgenomen. Hell yeah! Vaderfiguur, mannelijkheid, grenzen verleggen. Vooruit: de volgende keer dat ik een pint uit de koelkast neem, ontkurk ik ze met een truweel, steek ik mijn vinger in de flessenhals om hem er met een plopje weer te laten uitspringen, drink ik ze in één teug leeg, zet ze met een kwak weer op tafel en boer dan eens luid zodat de hele buurt gehoord heeft dat hier een mannelijke vaderfiguur woont.... of zouden de onderzoekers dat niet zò bedoeld hebben? Artikel nog eens doorgelezen. Bummer. Het gaat in principe over een onderzoek bij muizen. De onderzoekers denken dat het ook opgaat voor mensen. Pint weer in de koelkast, truweel in de werkbak, sorry voor het boeren, buren. Maar toch, maar toch. Kinderen kunnen niet zonder een vader. En al zeker niet als moeder moet slapen na een nachtshift. Dan moet vader, zoals vanmorgen, nog kaartjes schrijven voor het verjaardagsfeestje. Met de hand. Dat betekent: lijntjes trekken, mooi op de lijntjes schrijven, je best doen want je bent tenslotte toch leerkracht-, je niet laten afleiden door tien nieuwe vragen van de kinderen, en vooral geen vlekken maken van confituur of choco of melk met cornflakes. Lang duurt dat dus niet. De kleinste gooit haar boterham over de tafel, vlak op kaartje één, de tweede komt aan mijn arm trekken terwijl ik welkom aan het schrijven ben op kaartje nummer twee. Neen, neen, neen. Dit is écht iets voor moeders. Dit moeten mannen niet doen: die moeten met hamers spijkers in planken drijven, die moeten stukken balk verzagen en ermee over de schouder naar de andere kant van de tuin lopen, die moeten ... aan hun computer kunnen zitten om een bijdrage te schrijven voor de redelijke saaie reeks Vader Van Vier. Juist, ik zou over uitjes schrijven. Dat zal voor morgen zijn. Vanmiddag trekken we naar een kindertheater op de Gentse Feesten: Help, mama, ze wil ridder worden.
Mijn bakkerin is een vriendelijke vrouw. Ze wenst me een goeie morgen, vraagt beleefd en altijd met een glimlach wat ik wens, schuift het brood gracieus in een papieren zak en rekent correct af. En toch zie ik er elke zondag tegen op om naar de bakker te gaan. Het probleem is de afrekening. Die is correct, zoals al gezegd, maar mijn tenen krullen als de bakkersvrouw zegt wat ik moet betalen. Dat doet pijn, man. Twee eurootjes en vijf centjes, alstublieeft let ook op de verlengde /ie/. Ik moet altijd op mijn tanden bijten om niet te zeggen: Ocharme, nu moet ik mijn centjes afgeven. Zijn ze niet schattig? k Zal ze missen, die arme beestjes. Nog een klein aaitje geven en je mag ze hebben. Ik word er week van. Allee, bedanktekes en saluutjes, hé. Ik hààt die verkleinwoorden. Tenzij het ironisch bedoeld is, hoef je geen verkleinwoorden te gebruiken. Al zeker niet voor zoiets banaals (alhoewel) zoals geld. Op zondagen heb ik er het meest last van, van die diminutiefdrang. Ik sta er dan nog met stinkende bek de prut uit mijn ogen te wrijven na een leuke avond met vrienden en wijn .... en vrienden .....en wijn. Daar worden doorgaans geen verkleinwoorden gebruikt (alhoewel hun partners.... ach, neen, laat ik maar vriendelijk zijn). En dan kom je dus met een houten kop buiten op zondagmorgen rond een uur of acht, half negen, en dan staat daar zon vrouw alles te verkleinen wat er verkleind kan worden. Mijn verdomde koffiekoeken zijn de laatste tijd ook verkleind voor nochtans dezelfde centjes, heb ik trouwens gemerkt. Neen, op zondag heb ik het erg zitten. Op weekdagen kan ik er ook niet tegen, maar dan ben ik meestal goed wakker om dat gediminiutief te relativeren. BEHALVE! Behalve in de krantenwinkel naast de bakker. Niet dat die twee wat hebben, de krantenverkoper en de bakkersvrouw. Dat kan niet. O neen, dat is uitgesloten. Als ik bij de krantenverkoper mijn krant met een gedecideerde machobeweging op de toonbank knal, vraagt hij: Een krantje? Das dan één eurootje. WATTE? Rewind: Een kranTJE? Das dan één euroOTJE Zum Kotzen, zegt men in het Duits en een vertaling lijkt me niet eens nodig. Waanzin. De eerste keer dat ik de krantenverkoper hoorde, stond ik daar nogal ezelachtig te kijken. Van hem naar mijn krant en terug. Over zijn roze pull met v-hals naar zijn zonnebankbruine gezicht en geföhnd haar. Is De Morgen nu weer van formaat veranderd? Nog kleiner geworden? De uitzuigers, sinds die ex-VTM-chef daar zit, wordt alles commerciëler. Of is die verkoper hier, die trouwens groter en breder is dan ik en er daardoor als een echte man uitziet- een nicht? Een nicht die krantjes en Humootjes en Menzootjes en Gay Pleasurekes verkoopt? Verdomd zeg, het is aanstekelijk, dat ge-tjes en ge-kes. Eerst de bakkerin, nu de krantenverkoper. En, help, ik moet nog naar de slager. Een worstje? Een gebraden varkentje? Een biefstukje van een kilootje? Een buffeltje in sneetjes? Op café is het ook al niet beter. Vraag je een Jupiler of een Duvel en dan moet de barvrouw of man (en meestal is dat dan geen homo, tenminste niet in de cafés waar ik ga) mijn bestelling verkleinen. Doe maar een grote Duvel, pleeg ik wel eens te zeggen. Maar meestal begrijpen ze er niks van en geven ze je toch een Duvelke. Zon schattig, klein, met schuimkraag bezet gouden Duvelke. Ik zal mijn bestjes doen om het in mijn keeltje te gieten. Getver, man, doe toch normaal (zeg ik meestal niet, omdat ik niet van ruzie hou). Morgen heb ik het over uitjes. Neen, geen kleine ajuinen, maar kleine uitstappen. Geheel onterecht noemt men dat uitjes. Voor mij met mijn vier kids- vergen die daguitstappen de voorbereiding van een groot zomerkamp. Maar tot zover: doe mij maar een stevige Duvel met een lekker dikke, schuimende kraag.
Papa, kan jij mij een piratenhaak maken? Het was mijn zoontje van vijf. Hij stond naast me met een plopkrant of iets dergelijks te zwaaien. Daarin stond een knutseltip. Normaal zijn het moeders die zich afvragen of ze wel een goeie moeder zijn. Als ze een keer te laat zijn bij de crèche of als ze hun kleine toch een tik geven nadat die hen een hele dag getreiterd heeft, breekt hun hart, steekt hun hoofd vol twijfels: Ben ik wel een goeie moeder? Vaders hebben weinig last van de vraag of ze een goeie papa zijn. Sinds mijn zoontje daar stond met zijn plopkrant weet ik waarom: ze doen veel te weinig in het huishouden, houden te weinig bezig met hun kinderen. Een piratenhaak, papa. Ik weet niet hoe dat moet. Knutselen. Verdomd, zeg. Knutselen, moet een goeie papa dat kunnen? Moet een papa er niet voor zorgen dat de kinderen zich creatief ontplooien? Moet hij het voorbeeld niet geven, zodat ze later de nieuwe Picasso of de de nieuwe Jean Nouvel kunnen worden? Ik keek even op van de krant die ik aan het lezen was en liet de gedachte even ronddraaien. Neen, crea en knutselen, das voor de moeders, voor de jeugdbeweging we betaalden toch niet voor niets lidgeld aan de scouts? Papa is bezig, jongen, zei ik nogal clichématig het is mijn stopzinnetje, heb ik gemerkt sinds ik nieuwe man ben geworden. Beteuterd gooide mijn zoontje zijn Plopkrant op de tafel en ging terug naar de woonkamer waar hij zich voor de televisie gooide. Ben ik wel een goeie vader?, spookte het door mijn hoofd. wil de kleine eens creatief zijn, jaag ik hem onrechtstreeks weer naar de televisie. Was ik daar niet tegen, tegen dat voortdurende kritiekloze ge-tv-kijk? Zuchtend schoof ik mijn krant aan de kant en bekeek ik de plaatjes uit de Plopkrant. Allerlei beelden kwamen me voor de geest: lijm die overal aan zal kleven, een spoor van waterverf over de muren van de keuken, snippers van karton en papier door het hele huis, omgestoten bekers verf over de kleren van de kinderen, een doos met pareltjes en kraaltjes die op de tafelrand balanceert en wacht om op de grond te kletteren tot papa met een reflex uithaalt om de doos alsnog op de tafel te houden, een hele dag poetsen om alles weer proper te krijgen. Moeten papas kunnen knutselen? Ik bekeek de Plopkrant nog een keer. Zucht. Ik riep mijn zoontje bij me en samen begonnen we aan de piratenhaak. Nadat hij twee stukjes karton had verknipt, gooide hij de schaar op de tafel en zei dat het te moeilijk was voor hem. Hij schoof bij zijn zussen aan op de bank voor een nieuwe Genie in the house. Ik wilde niet ophouden, wilde laten zien dat deze nieuwe man in alles goed is min of meer, toch. Tien minuten later was de piratenhaak klaar. Hallelujah! Alweer een 12 op 20 voor een nieuw onderdeel in het curriculum van de opleiding beste-vader-van-de-wereld. Ik gooide een lange jas om, stak de piratenhaak in mijn mouw, zette een pet dwars op het hoofd suggestie van een piratenhoed, kinderen hebben dat onmiddellijk door.- en sloop ik de woonkamer in. Dreigend kwam ik op de kinderen afgelopen. Haha, landrotten, hier is kapitein Haak, schreeuwde ik acteren; moeten mijn kinderen later ook kunnen, zich in een situatie inleven, een personage vertolken. Hij zal jullie aan zijn glinsterende haak rijgen, jullie de ogen uitsteken en overboord gooien! Papà!, schreeuwden ze terug. Je staat voor tv! We zien niks meer! Vaders zouden beter kranten blijven lezen. Kinderen kunnen perfect voor zichzelf zorgen. Ben ik een goeie vader? Wat een bespottelijke vraag.
Hoera, driewerf hoera! Een dag zonder Kimberly Sterrekes in de krant. Mijn ochtend kan niet meer stuk. Ik ben dol op een ochtend lang kranten lezen en koffie slurpen. Ik zou twee, drie kranten na elkaar lezen zelfs al hebben ze allemaal dezelfde berichten. Eén van mijn allerleukste reiservaringen is drie ochtenden na elkaar Engelse en Schotse kranten lezen in een Starbucks in Glasgow. Man, o, man. Drie uren lang grote potten Starbuckskoffie drinken, en tegelijkertijd The Guardian, The Scotsman, The Daily Star en The Independent lezen. Dat is om duimen en vingers van af te likken. Maar tegenwoordig ben ik triest. De krant die ik in de bus krijg, Het Nieuwsblad, is niks meer dan een vod. Ik ben trouwens enkel geabonneerd op die krant om de kosten van mijn belastingen af te trekken en omdat er veel over sport geleuterd wordt. Maar sinds een paar jaar is dat gazetje echt niets meer dan een voorpagina, wat vodden van artikels binnenin, het sportkatern en de horoscopen. En sinds een week of twee hebben ze bij Het Nieuwsblad Kimberly Sterrekes gevonden, dat Baviaantje dat 52 of 520 sterren op haar gezicht wilde laten tatoeëren en toen dat gebeurd was, zei dat ze er maar drie gevraagd had. Het Nieuwsblad bleef dat tattoo-baviaantje maar opvoeren. Maar wat wil je? Met een baviaan aan het hoofd van de krant. Die kan zijn soortgenoten niet over het hoofd zien, natuurlijk. Geen Sterrekes, dus, maar ze was al vervangen door een ander loeder: een meisje van vijftien dat haar vriend de opdracht had gegeven om haar bloedeigen moeder te doden. De Baviaan had nog meer lotgenoten gevonden, klaarblijkelijk. Ik hoor het hem zo zeggen, op de redactie: Het is toch een straf verhaal. Daar moeten we elk detail van kennen. Kimberly Sterrekes was ook een straf verhaal, maar het strafste verhaal van allemaal, dat houdt de Baviaan angstvallig verborgen. Hij werkte ooit bij een andere krant en wat hij daar uitspookte, mag het daglicht niet zien... Maar goed, in weerwil van de weerzin voor de Baviaan, zat ik me die ochtend wél te ergeren aan de houding van de dienst Jeugdzorg, die naar eigen zeggen wel degelijk contact had opgenomen met de familie van het meisje dat haar moeder liet ombrengen. Op de radio sprak een vertegenwoordiger steevast van het dossier. Ik zal zelfs meer zeggen: de dienst Jeugdzorg had de moeder zelfs gesuggereerd om op het kantoor langs te lopen. Wat denk je daarvan? Méér konden ze toch niet doen? Ze konden toch moeilijk hun auto nemen en naar het dossier Heppen in Heppen rijden? Neen, dat doet zon dienst niet. Wie zal immers de verslagen opmaken en controleren? En wie de controles van de verslagen controleren? En wie, tenslotte, zal ze afdrukken, er gaatjes in persen, en in dikke ringmappen steken, zoals het protocol voorschrijft? Neen, neen. Naar het dossier Heppen in Heppen rijden, dat was uitgesloten. Daarvoor was er te veel werk op de dienst Jeugdzorg. Net toen ik me het telefoongesprek tussen de dienst Jeugdzorg en het dossier Heppen zat voor te stellen, schoot het me te binnen dat ik als nieuwe papa ook verantwoordelijk was voor het middageten. Hoe laat was het? Tien over elf. Wanneer hadden we ontbeten? Acht uur. Oei, de kinderen zouden honger krijgen. Gehaast en licht nerveus stortte ik me de kelder in om de voorraad te bekijken. Tomaten, aardappelen en.... dat was het ongeveer. Verdomme, hebben we vlees? Verdomme, neen. Toch niet in de koelkast. Dilemma: iedereen weer op de fiets jagen, de kleinste vastbinden, en naar de slager rijden of iets zoeken in de diepvries? Eerst kijken in de diepvries. Daar lagen ijslollies, een brood, diepgevroeren groenten (te laat om die nog te ontdooien) en Hoera, gered- een doos fishsticks van Captain Iglo. Die goeie ouwe kapitein met zijn vriendelijke glimlach in zijn wollige baard. Waarlijk een genie was dat. Vissticks zijn snel ontdooid, snel opgewarmd, snel binnengewerkt. Lang leve Captain Iglo. Ik spoelde tomaat en sla, sneed de tomaten in kleine stukjes en zette de oven aan. Voorverwarmen, twintig minuutjes op 250 graden. Zo was het me geleerd door mijn vrouw of tenminste, dat dacht ik onthouden te hebben. Een kwartier later al opende ik de oven om te kijken of hij al warm genoeg was je kunt nooit voorzichtig genoeg zijn en bovendien: IK had honger;d e kinderen waren nog aan het spelen en hadden nog geen tekenen gegeven van een onstilbare drang naar eten. Ik opende de klep en schreeuwde het uit: tedjuu! Er wordt wat afgevloekt in mijn bestaan als vader van vier, dat kan ik je wel vertellen. Waarom tedjuu? Mijn vrouw had vlees te ontdooien gelegd in de oven en nu was het inpakpapier al aan het smeulen. Ik kon nog lezen wat er op geschreven stond: kipsatés. Ten tweden (sic) male: tedjuu! Ik griste het pakje satés uit de oven, schopte de klep dicht met mijn blote voet en gooide het pakje op de tafel. Schade opmeten. Papier licht smeulend, vlees oké nog niet volledig ontdooid, maar ook niet aangebrand. Het viel al bij al nog mee. Een tweede dilemma stak de kop op die dag: eten we nu de kipsatés of toch de vissticks van Captain Iglo? Mag je wat bevroren geweest is terug invriezen of moet je dat zo snel mogelijk oppeuzelen? Ik vervloekte de avonden dat ik vloekend- de kookprogrammas op tv wegzapte. Maar knopen zijn er om doorgehakt te worden: Captain Iglo won het pleit. Dat was om kort te gaan een gemakkelijkheidsoplossing. Ik had geen zin om boter te smelten en vlees te bakken, etcetera. En bovendien: ik had honger nog steeds geen spoor van vleesverslindende, uitgehongerde kinderen. De vissticks werden als volgt verwarmd: op een bakplaat zonder boter- in de oven en tien minuten wachten. Of neen, na vijf minuten al eens een keertje bijten: warm en knapperig vanbuiten, ijskoud vanbinnen. Ik kookte ook aardappelen die ik zélf geschild had. Terwijl de vissticks opwarmden, proefde ik ook of de aardappelen al zacht waren. Héét, dat waren ze. Net als de vork waar ik mijn lippen aan verbrandde. Maar echt goed gekookt? Neen, dat niet. Twee minuten later waren de vissticks klaar. Ik nam ook meteen de aardappelen van het vuur, goot het kookwater in de gootsteen en trok met de hele santeboetiek naar ons zomerhuisje (waarover later meer). Daar wachtte de grote test. De aardappelen waren nog niet helemaal zacht, de vissticks waren goed doorbakken (uìt de kunst) en de tomaten en de sla, tja, daar was dus niks aan. Een bus Herbemare, een kruidenmengsel, moest dienen als smaakmaker. De grote test bestond hieruit. De nieuwe papa vroeg zijn kindjes: En, smaakt het? De kindjes antwoordden voltallig: Hmm, lekker, papa. Voilà, zò moet dat zijn: de nieuwe papa heeft alweer een voormiddag succesrijk overleefd. En dan nu, snel om een nieuwe krant. The Guardian bij voorkeur.
Ha, hier se. De nieuwe man. Ha ha, grappig. Ik stond op het plein net te worstelen met mijn kleinste spruit die niet terug in haar buggy wilde en tegelijkertijd zei mijn zoon dat hij dringend naar het toilet moest en vroegen mijn twee oudste dochters of ze nog iets mochten drinken. De nieuwe papa was al overwerkt, en hij was nog maar een paar uur bezig. De nieuwe mama draait sinds kort namelijk deeltijds nachtdiensten. Overdag moet ze slapen. En wil ze dat écht kunnen doen, moet de nieuwe papa de kinderen animeren en kalmeren. Met zijn vieren kunnen ze een huis in een handomdraai op stelten zetten en kunnen ze het gebrul van een overvliegende straaljager overstemmen. Dus moet de nieuwe papa ofwel voortdurend SSJJTT! schreeuwen excuus: hard fluisteren- of hij moet zich kwaad maken. Er is nog een derde manier voor de nieuwe papa om het probleem aan te pakken: hij gaat ermee naar buiten; uitstapjes maken. Leuk! Vier kindjes in de auto hijsen, een halfuur hun gemekker aanhoren (Moet dat nu écht, een aboretuu of hoe heet dat?), hen na de uitstap in het arboretum (Ze vonden het leuk! Eerste succesje geboekt!) weer aangespen in de auto, buggy opplooien en in de koffer gooien en snel naar huis om eten te maken. Snel nog twee ruziemakers de les spellen en hen gestreng aankijken via de achteruitkijkspiegel, een kinderliedje opleggen, want dat cdtje van Tool kennen ze nu wel al en K3 vinden ze leuker. Enfin, de hele ratrace van voren af aan. Als het zo nog een paar weken voortduurt, wordt deze nieuwe man snel oud, beet ik de kennis op het plein toe. Tja, JIJ hebt kinderen gewild, hé vriend, merkte hij met een zelfvoldane ondertoon op voor hij zich uit de voeten maakte naar het café rechtover het plein, waar ik hem een pint met jenever zag vragen. Kijk, ik mag dan wel moeten worstelen met kinderen en zeuren in huis en me kwaad maken en buggy's opplooien. Als ik zie dat iemand op een zaterdagochtend om 10 uur al een café induikt, dan voel ik me tòch nog goed. Zitten hijsen in de voormiddag? Geef mij maar een arboretum én het gezeul met en het gezeur van kinderen.