Een nacht ergens laat in
oktober. Om een onbekende reden ben ik wakker geschoten uit mijn
slaap. Er wat gebeurt er dan, je hersenen zijn blijkbaar ook terug in
de aan stand. geraakt De slaap kan je niet meteen weervinden. En het
is niet dat ik al te veel zorgen heb, maar toch begin je de kleine
besognes een voor een wat te overlopen. Maar ook de grote precaire
toestanden. Zoals, zou op eigenste ogenblik ergens op de Middellandse
Zee een kramiek, rubberbootje ronddobberen. Overvol beladen met
vrouwen, kinderen, mannen, op de vlucht voor de oorlog en die hun
geluk willen proberen beproeven in een ander land, ver weg van hun
geboortegrond. Zouden die dompelaars het halen of hopeloos verzwolgen
worden in diezelfde golven van die grote plas waarin je zelf enkele
maanden geleden nog mateloos genietende ging pootjesbaden.
Zie ik daar ook zo maar
ineens in mijn nachtelijke overpeinzingen, de toch wel immens grote
problemen in het koninklijk paleis van Laken. De vorst en de vorstin
zitten in hun ruime salon met lekker goedzittende fauteuils. Hij zit
zijn krant te lezen, voorzichtig lurkend aan een welriekend
sigaartje, een glas dure rode wijn op het salontafeltje. Zij zit
rustig een handboek over spraakkunst te bestuderen met een theetje in
een Chinees porceleinen kopje binnen handbereik. De koters zitten of
in Engeland of hebben zich reeds teruggetrokken in hun luxuese
kinderkamers, natuurlijk met wifi. Alles lijkt hier peis en vrede.
De vorst springt plots
op en zegt met een iets wat onzekere stem : Tilde, het is weeral
zover, we moeten er weer maar eens aan beginnen. Mathilde kijkt
verschrikt op uit haar boeiende boek. Maar Fifi, we hebben al genoeg
kinderen voor de troonopvolging en met onze dotatie kunnen we er geen
meer bijnemen. Haha, zegt hij, vroeger dacht men dat ik alleen maar
kon de vlieg, maar nu kan ik ook de vogel. En als ik
tweemaal klop klop doe aan je deurtje, hahaaa ! Mathilde kijkt een
beetje hulpeloos naar de zoldering en denkt terug aan die mooie film
die ze ooit zag The postman always rings twice.
Neen, neen, dat is het
niet. Het is bijna zover dat ik mijn kerstboodschap aan de bevolking
moet sturen. Mathilde denkt in zichzelf, waar heb ik toch weer die
blikken dozen gelaten met de afbeelding van oma Fabiola waar al die
kaartjes inzitten komende uit de promoties van den Aldi, het Kruidvat
en de Wibra. In welk kastje staat ook alweer dat potje met de
zorgvuldig afgeweekte ongestempelde postzegels van vorig jaar.
Wat denk jij, zegt hij,
hoe zou ik het dit jaar doen. Zittende achter mijn bureau met wat
tierlantijntjes of rechtstaande voor een mooi versierde grote
kerstboom. Dat lijkt met wel wat. Een symbool voor het land, twee
grote statige voorbeelden van de verlichting. Ik kan mij dan ook
ietwat naar voren bewegen, als het ware naar de burgerij toe stappen.
Ik moet dan wel heel voorzichtig zijn met al die televisiekabels.
Als ik erover struikel en met mijn sm.. gezicht op de grond val zou
heel de natie met mij lachen en dat doen ze nu al genoeg.
Maar Tilde, ik heb nog
een probleem. Ik heb geen, comment on dit ça, inspiration. Ik kan
natuurlijk mijn fardeke bovenhalen en die toespraak van vier jaar
geleden terug overschrijven, want tenslotte zoveel is er niet
veranderd. Niemand die het erg zou vinden. Ze zijn het toch vergeten
of hebben toen ook niet geluisterd. Ware het niet van de journalisten
die het zeker zouden opmerken en dan ben ik weer de pineut bij dat
gezelschap.
Aan mijn papa moet ik
het niet vragen. Die schreef ze trouwens zelf bijna nooit. Daarbij is
hij zelf amper in het land. Alleen voor zijn pensioen op te nemen of
om in het ziekenhuis te liggen of om er op bezoek te gaan bij mama.
En tante Fabiola is er
spijtig genoeg ook niet meer. Die kon pas echt goed schrijven. Zelfs
een dik boek met twaalf sprookjes, dat is nogal wat anders dan een
boek over hondjes zoals mijn broer. Tilde zou jij dat ook kunnen, ik
bedoel sprookjes schrijven. Jij, die zo gestudeerd bent. En, kijk we
zijn toch zelf het levende bewijs van een heus waargebeurd
sprookjeshuwelijk. Maar je mag wel niet beginnen met een kus aan een
lelijke pad.
Mathilde kwam prompt met
de ideale oplossing van bijna onoplosbare probleem. Maar Fifi, vraag
het toch aan ons Liesje, onze oudste dochter. Je weet toch dat ze op
haar veertiende al zelf een toespraak hield voor de gesneuvelden. En
dan nog wel in drie talen. Ik denk dat ze daarvoor wel aanleg heeft.
Allen ze zit nu in Engeland op school en zal ze wel een speech in het
engels schrijven, denk ik.
Tilde, dit kan toch geen
hindernis zijn. Tenslotte heb ik ook gestudeerd in Engeland. En ook
twee jaar in Amerika. In heb daar mijn diploma gehaald, cum laude.
Zelfs de geleerdste professoren verstonden niet wat ik zei. Later
heeft de universiteit met iets aangeboden, horibulus kousaf, of
zoiets, zonder ervoor een examen te moeten afleggen. Wegens al die
koningszaken heb ik te weinig tijd om te studeren. Ik lees dan ook
iedere week de Dag Allemaal, zo blijf ik ook op de hoogte van wat in
mijn rijk te gebeuren staat.
Weet je wat, ik ga me
terugtrekken in mijn studeerkamer. Om te brainwashen of brainstormen,
of hoe heet die aandoening nu ook weer.
Twee uur later komt de
vorst terug naar beneden. In zijn pijama, peignoir en met kemelharen
sloefkes. Tilde het beging al heel goed te lukken. De aanhef heb ik
al. Zal ik het eens voorlezen.
Oewaarde landgenoten, de
koningin en ik...De rest laat ik over aan de premier, die moet ook
maar eens werken voor zijn dikke wedde. Ieder zijn jog, nietwaar.
Genoegzaam vlijde hij
zich in de knusse canapé, zette een oude video opname op van de
Royalties en viel moe van de geleverde inspanningen, maar voldaan, in
een diepe slaap.
|