Allerheiligen is voor mij de dag waarop overledenen herdacht
worden. In mijn schoonfamilie is het een gemeenschappelijk rouwmoment. We gaan
allemaal samen naar de kerk en het kerkhof. Daarna eten we samen een eenvoudige
broodmaaltijd.
Daar staan we dan Dat er naast ons gezin ook andere familieleden aanwezig zijn
, valt mij op dat moment niet eens op. Mijn hand zoekt de hand van mijn man. We
kijken elkaar recht in de ogen en bidden bijna klankloos. Het lijkt ook alsof
de kinderen het voelen. Het gekwebbel dat klonk op de weg van de kerk tot hier wordt
een diepe stilte wanneer we voor de grote, zwarte steen staan. Uiteindelijk leest
Toon de namen voor. Hij begint rechts en leest de namen van de grootouders van
mijn man. Dan leest hij de namen aan de andere kant van het graf en ontdekt elk
jaar opnieuw de naam van zijn nog levende grootmoe op de steen. Zijn stem gaat
even in de hoogte. Hij keert terug naar de naam erboven en leest zorgvuldig de
data. 1984 Ik zie bijna hoe zijn hersenen draaien. Papa, dat is dertig jaar
geleden Toen was jij negen jaar. Het draaien van zijn hersenen lijkt ratelen
te worden Hij kijkt naar zijn papa. Ik zie zijn ogen groter worden. Papa, ik
ben bijna tien jaar Heb ik dan al langer een papa dan jij ooit gehad hebt?
Mijn man knijpt iets steviger in mijn hand. Ik zie hem slikken en weet dat hij s
avonds iets dichter tegen mij aan zal kruipen. Zonder woorden voel ik het
verdriet dat hem na al die jaren nog steeds overvalt. In zijn ogen lees ik ook
de trots die zijn vader zou gevoeld hebben als hij ons gezin kon ontmoeten. We
blijven even staan. Denken aan wat geweest is en wat is. Het zijn de kinderen
die de stilte verbreken en ons terugbrengen naar vandaag. We moeten verder.