De vakantie begon met gulle gastvrijheid en
eindigt op dezelfde manier. Na een warm afscheid van Averulle worden we met
open armen ontvangen in Aartrijke, in wat den Hof van Eden zou kunnen zijn.
Heerlijk, zelfgekweekt witloof staat net vrolijk te pruttelen. Vriendschap en
interesses worden gedeeld en gevierd bij een heerlijke maaltijd. Zowat alles wat
op ons bord komt, heeft de tuin gezien. Terechte fierheid toont ons de dieren
en de groenten. De spade komt boven, de kruiwagen wordt gevuld. Niet mag
verloren gaan, zeker niet de vriendschap.
We smeden plannen voor het komende jaar. Er is nog zoveel te zien in de
Westhoek en de interesse voor de eerste wereldoorlog is een gedeelde interesse.
Of we niet eens samen de streek verder zou ontdekken. Twee gezinnen met verlangende
sterretjes in de ogen. Averulle, we komen terug!
Ongeduldig
turen ze door het autoraam, wachtend op Frankrijk. De schreve is echter
duidelijker zichtbaar op de ouderwetse wegenkaart die ons door het landschap
leidt, dan op de straten. Er is geen verschil te zien tot de oudste opmerkt dat
er een telefoonkotje staat, iets dat in Vlaanderen nog nauwelijks het
straatbeeld kleurt. Maar voor de rest zelfs het dorpje waar we halt houden
draagt een Vlaamse naam.
Kijkend naar het einddoel dat de vader
aanwijst, merkt de jongste, verstopt achter zijn grote muts, dapper op dat hij
graag bergen beklimt. Niet veel later lijkt het hem toch een eindeloze tocht.
Het vrolijk springen op ijsplekken verstomt en wordt een stil hijgend stappen
bijgekleurd met best schattige is-t-nog-ver-bambi-oogjes. Als we boven op de
Catsberg even halt houden in het kleine abdijkerkje, gaat hij meteen onderuitgezakt
op de achterste bank zitten waar de moeder hem niet veel later liggend
terugvindt. De andere twee lijken nog over genoeg energie te beschikken doch
zwichten voor een drankje en hapje in de plaatselijke herberg.
De terugweg maakt vrolijk en uitgelaten. We kiezen het bospad. De kinderen
vragen ons uit over hoe we elkaar leerden kennen. Mama heeft niet alleen voor
papa gekozen omdat hij lief is, maar ook omdat hij grappig is!, concludeert de
dochter.
We laten ons niet verslaan door een plaatselijke regenbui die het duidelijk op
ons gemunt heeft. Verslagen echter zijn de alweer honderden gesneuvelde
soldaten op het kerkhof dat we onderweg tegenkomen. Andermaal lopen de kinderen
tussen de witte zerken. Andermaal lezen ze de namen. De oudste merkt op dat
Duitse soldaten tussen de Britse begraven liggen. Die vochten toch tegen
elkaar?, vraagt hij . De vader merkt droog op: In de dood is iedereen
gelijk. Tegenover elkaar gestorven, naast elkaar begraven. Gelijk, of toch
bijna Duitse stenen zijn iets spitser dan Britse en vallen op in de anders zo
vlakke rijen. Rijke soldaten onderscheiden zich van minder behoeden via de
uitgebreide liefdesverklaringen per letter betaald, zo stelde de reisgids
die onderaan in hun steen gebeiteld zijn.
De tocht zet zich verder. De oudste in filosofiemodus of speelmodus: Als alle
mensen vrede zouden willen, dan was hier misschien een speeltuin, geen
kerkhof.
Ze zijn goedgemutst, letterlijk en figuurlijk.
Jas tot hun lippen, muts tot de ogen en een sjaal om het geheel op zn plaats
te houden. Dikke sokken in stevige bottines die vakkundig, met dubbele knoop, dichtgesnoerd
zijn. Verlangend kijken ze door het autoraam in de hoop het natuurgebied als
eerste aan te wijzen. Ze huppelen voor zover de winterse klederdracht het hen
toelaat over de parking richting ingang, zeshoekige bordjes zoekend waarop de richting van de wandeling
aangegeven wordt. Hun vrolijke gejoel wordt algauw overstemd door verwondering
en bewondering. De moeder heeft iets met kale bomen. Niemand weet wat, maar
zowat elke kale boom die op haar weg komt, doet haar mond openvallen en lokt de
Japanse reflex uit klik. De kinderen laten zich aanvankelijk leiden door het
ijs dat zich die nacht vormde. Hamvraag is uiteraard hoeveel het ijs kan
dragen. Niet veel, zo blijkt, maar gelukkig houden bottines het ijskoude water
buiten. Eens voorbij het romantische kasteelbrugje wordt hun aandacht getrokken
door de honderden ganzen die postvatten op de velden rond de vijver. De
oorspronkelijke wandeling is al lang afgeblazen want de velden liggen er zo nat
bij dat zelfs rubber laarzen geen bescherming zouden bieden tegen het ijswater.
Het deert hen niet. Ze gaan van vogelkijkhut naar uitkijkpost en spotten
konijntjes, schapen, ganzen, eenden en zelfs een uil. In de stilte die hun
respect voor moeder natuur vertolkt, luisteren ze naar de geluiden van het bos.
Het kraken van de bomen, een onzichtbare specht Niet veel verder liggen in diepe stilte duizenden
soldaten. De kinderen lopen tussen de witte stenen. Kale bomen benadrukken de
troosteloosheid. De schaduw van grillige takken op de zerken lijkt de dode zielen
te beroeren in hun eeuwigheid. Strakke rijen in keurig onderhouden grasvelden
steken af tegen de grilligheid van het levende bos waarin de kinderen net nog
ravotten. Hier leven enkel de vogels die nietsvermoedend over de dood heen
fladderen. Hier geen ijs dat kraakt onder de voeten. De kroost laat zich leiden
door wat ze lezen. Kijk, mama, iemand van Nieuw Zeeland! Mama, deze was maar
20 jaar. Papa, wat betekent Known unto God? Ze lezen namen op het enorme
monument. Specht, merel, mus,
gans, uil worden hier Adams, Conley, Johnson, Taylor, Thomson In de
desolate stilte van de dood, spreekt de oorlog.
Bijtend koud. Ze leken op kleurrijke michelinmannetjes.
De oudste bleef maar rillen. Moeder deed zoals moeders dan doen. Ze drapeerde
haar eigen, zelfgebreide, dieprode wintersjaal rond haar zoon. Tussen wol en
muts waren nog net een wipneusje en twee priemende oogjes te zien. Dochterlief
kon haar hoofd nog nauwelijks bewegen. Bovenop haar muts trok ze haar
hedendaagse hoodie. Ze werkte het geheel af met de kap vanhaar
knalgele, dikgevoerde winterjas. Onder haar neus kon je nog haar tevreden
lachje ontwaren voor je blik tegengehouden werd door een stoffen dam. De
kleinste verdronk bijna in zijn te grote, rode winterjas en eveneens behoorlijk
grote, neppelsen, lederen vliegeniersmuts die hij bijna tot aan zijn neusbrug
getrokken had. De strik waarmee hij de oorkleppen dichtgesnoerd had opdat ze
zijn blozende wangen warm zouden houden, danste bij elke stap. Hijzelf keek
eerder zorgelijk en vroeg zich af wie hem straks zou helpen om zichzelf uit te
pakken. Net hadden ze bij de bakker nog bijna een snoepje gemist omdat ze het
niet konden grijpen met de dikke wanten die onder de manchetten van hun jas
gepropt waren. Nu stonden ze op de ruïne van de toren. Bijtend koud, gierende
wind. Ze hielden elkaar vast en tuurden naar de horizon. Geen van hen die
durfde zeggen dat het koud was en veel wind en nat. De moeder legde
beschermend haar handen rond de jongste toen ze zag hoe een koude rilling door
hem heen schoot. Net nog had de oudste opgemerkt dat de soldaat die honderd
jaar geleden de wacht hield op de toren wellicht niet zo dik gekleed was en geen
uitzicht had op warme chocolademelk.
Met
een beetje tegenzin stappen ze uit de wagen in Poperinge. Eigenlijk willen ze
gewoon naar het huisje waar we ook vorig jaar logeerden en waar ze het zo
fijn vonden. Nu slenteren ze, een tikkeltje nors, door de koude naar de Grote
Markt. Aan de zijkant van het stadhuis brengt een klein rood poortje ons tot bij
een indrukwekkend monumentje. Norsheid maakt plaats voor interesse en
bekommernis. Door de spleten in de deur kunnen we binnenkijken in één van de
dodencellen. De bewegingen van de man in de cel tonen zoveel angst en wanhoop
dat het bijna niet opvalt dat het om een projectie gaat. Het stemt tot
nadenken. De tegenovergelegen cel toont het kraswerk van de moegetergde,
doodsbange soldaten. Wat nu Shellshock heet, was toen lafheid of desertie en
leidde naar de kogel. De kinderen stellen vragen, trachten zich een beeld te
vormen van doodsbange soldaten op de vlucht voor een volgend bombardement. Ze
turen door de tralies naar het binnenplein. Voor hun neus staat de
executiepaal. De moeder merkt op dat de soldaten konden zien hoe hun eigen
kameraden geëxecuteerd werden. De dochter schrikt en spert de ogen open: Mama,
dat is nog erger dan zelf doodgeschoten worden! Dat is oorlog, Anna
In de late namiddag komen we aan in het vakantiehuisje. De eigenares wacht ons
op met de hartelijkheid die haar eigen is. Een heerlijk verwarmde, knusse
woonkamer, versgebakken koekjes op de tafel, dessertjes in de ijskast, donzig
opgedekte bedden, streelzachte handdoeken Zelfs de rol WC papier lacht ons toe
dankzij het sneeuwmansnuitje dat erop getekend is. De kinderen weten meteen
waar hun schoenen moeten staan en waar ze hun jas kwijt kunnen. Ze trekken de
kast open waar ze ook vorig jaar de strips vonden en nestelen zich met een
boekje op de zetel. Het voelt als thuiskomen.