Poopee, blauwe ezel... Je bent er altijd geweest en je zal er altijd zijn. Trouw, onbevooroordeeld, onvoorwaardelijk. Je wiegde ons kleine ventje in slaap toen hij nog heel klein was en hij enkel je staart kon grijpen omdat zijn vingertjes je niet konden omarmen. Je bleef oneindig kalm toen hij wekenlang eindeloos over je staart wreef. Het leek alsof jij begreep dat hij daar troost uit putte. Jij was er immers op momenten van diepe pijn, toen hij ontwaakte op intensieve zorgen... en nog eens... en nog eens... en nog eens. Trouw bleef je bij hem waken wanneer hij dagenlang zijn bed niet mocht verlaten. Je nestelde je dicht tegen zijn wang, precies zoals hij het zo graag had. Jij wist dat wel. Je zag met lede ogen maar veel begrip aan dat er een tweede knuffel zoals jou in bed verscheen. Wij zagen het als een 'reserveknuffel' omdat we wisten hoeveel pijn het zou doen als hij jou kwijt zou raken. Hij zag onmiddellijk het verschil. Jij bleef Poopee, de enige echte, zij werd 'de zus van' en vanaf de eerste dag wisten wij dat zij je nooit zou kunnen vervangen. Er kwam nog een kleine versie bij want als hij een familielid van je tegenkwam in een etalage dan moest het diertje gekocht worden. Zo besliste hij. Ook een knuffelezel heeft recht op familiehereniging. En zo ging het maar door. Vandaag zijn jullie met 7. Babypoopee, Nina, Zwemmie, Bonaventuur, Jomme, Baconfoy en jij. Mensen zouden kunnen denken dat jullie de collega's zijn, maar nee, jullie zijn één grote, liefhebbende familie waar ook een - inmiddels niet meer zo klein - ventje deel van uitmaakt. Elke avond schikt hij jullie een voor een naast zich in bed en wenst hij jullie elk apart een goede nacht, maar jij, Poopee, jij krijgt tot op vandaag de ereplaats. Elke avond opnieuw kijkt hij je diep in je ogen, omhelst hij je en geeft hij een kusje op je neus. Vervolgens kruip jij dicht tegen hem aan waarna zijn lijfje zich rond het jouwe vouwt. Dank je wel, Poopee!
Het is een zaterdagse gewoonte geworden die we ook deze week hoog in het vaandel dragen. Wanneer de kinderen naar bed zijn, nestelen wij ons zij aan zij in de zetel aan de salontafel. Pure gezelligheid dicht bij elkaar. Geen boelekeseten, zoals jij het zo vaak noemt. Vandaag staan er tapas op het menu. De geur van knapperig geroosterd brood is mijn neus binnengekomen en vermengt zich met de geur van olijven en look. Een veelkleurig bordje met vlees en tuinkruiden staat naast een schoteltje met Spaanse kazen omringd met kappertjes en tomaten. Het vrolijke sissen van het kleine ovenschoteltje met scampi geeft het startschot voor een gezellige avond. De traditie wil dat de tv aanstaat. We zien de zoveelste herhaling van een of andere misdaadserie waardoor kijken met een half oog volstaat. We genieten van de kleine hapjes die voor ons staan en de zuivere klank van de wijnglazen die elkaar aantikken voor we elkaar recht in de ogen kijken en zoals elke week op de liefde fluisteren. Voldaan schuif je daarna dicht tegen me aan. Ik leg mijn hoofd op je schouder. Ik voel je warme hand op mijn been. Je zoekt mijn vingers en vindt ze snel. Ook dit is immers een gewoonte. Je kust me. Ik voel je zachtheid op mijn huid. Na een drukke week waarin kinderen en werk in het middelpunt staan, vinden we elkaar altijd weer terug in de hoek van het salon.
Ik lees. Ik verslind. Als het maar letters zijn. Stiekem droom ik van tijd om romans te lezen, te verdwalen in fantasie en dromen; zo diep te duiken dat ik de personages kan aanraken, hun gezicht kan voelen, de stoffen van hun kledij tastbaar dichtbij zijn. Helaas is mij die tijd niet gegund. En toch lees ik, boek na boek, van a tot z. Letters die mijn kennis bijspijkeren, mijn kijk verscherpen of verbreden, mijn honger naar nog meer aanwakkeren en tegelijk stillen. Mijn passie laat zich tooien door de hobby van mijn man. Pronkstuk in de woonkamer is zijn zelf ontworpen kast gevuld met de boeken die mijn herseninhoud en handelen enigszins in beeld brengen. Een passie voor ethiek, een hart voor rouwenden, een mantel van psychologie en theologie. Laat mij maar lezen, met opgetrokken knieën in de zetel, genietend van het zonnetje op een plein, onder een zomerse parasol in het zand. Elk landschap laat letters schitteren.
De leegte in mijn hoofd is meer dan eens omgekeerd evenredig met de volheid van de kookpotten. Mijn keuken lijkt wel mijn therapieruimte te zijn. Geef me een plek aan het aanrecht, geef me een demichef, een snijplank, groenten, vlees of vis en de zorgen verdwijnen door het afvoergat terwijl de inspiratie opborrelt als kokend water. Koken is genieten. Koken is scheppen. Het creëren van een lekker gerecht schenkt me de rust waar ik als rusteloze ziel zo vaak naar op zoek ben. Tijdens het koken bedenk ik mij niet meer welke hoofdstukken van cursussen ik nog met afwerken en uitprinten, lig ik niet meer wakker van de achterstand die ik opliep bij het verbeteren, lijken de zorgen die ik soms koester minder groot te worden. Laat mij maar werken met garde en pannenlikker, met mes en snijpank, met potten en pannen Orgelpunt is uiteraard de maaltijd. Het gezinsgebeuren is voor mij heel belangrijk maar nog meer geniet ik van een maaltijd met vrienden. Een lekker gerecht spijst de humor en gezelligheid. Vriendschap wordt vrolijk omkaderd met het kletteren van bestek op de borden. Meer moet dat niet zijn.
Het is heerlijk warm tussen de dekens als ik de voordeur in het slot hoor vallen. Vrolijk kindergejoel vertrekt samen met de kinderen naar school. Mijn man gaat werken maar liet zijn slaapgeur naast mij achter. Ik trek zijn hoofdkussen iets meer naar mij toe en kruip nog wat dieper om te genieten van de zachte warmte van het flanellen laken tegen mijn gezicht en de dommelende slaap die mij opnieuw overvalt. Mijn lichaam geeft zich traag over. De geluiden van de straat verwijderen zich en het licht van de wekkerradio vervaagt. Vandaag moet niets, mag zijn wat is moe.
De vakantie begon met gulle gastvrijheid en
eindigt op dezelfde manier. Na een warm afscheid van Averulle worden we met
open armen ontvangen in Aartrijke, in wat den Hof van Eden zou kunnen zijn.
Heerlijk, zelfgekweekt witloof staat net vrolijk te pruttelen. Vriendschap en
interesses worden gedeeld en gevierd bij een heerlijke maaltijd. Zowat alles wat
op ons bord komt, heeft de tuin gezien. Terechte fierheid toont ons de dieren
en de groenten. De spade komt boven, de kruiwagen wordt gevuld. Niet mag
verloren gaan, zeker niet de vriendschap.
We smeden plannen voor het komende jaar. Er is nog zoveel te zien in de
Westhoek en de interesse voor de eerste wereldoorlog is een gedeelde interesse.
Of we niet eens samen de streek verder zou ontdekken. Twee gezinnen met verlangende
sterretjes in de ogen. Averulle, we komen terug!
Ongeduldig
turen ze door het autoraam, wachtend op Frankrijk. De schreve is echter
duidelijker zichtbaar op de ouderwetse wegenkaart die ons door het landschap
leidt, dan op de straten. Er is geen verschil te zien tot de oudste opmerkt dat
er een telefoonkotje staat, iets dat in Vlaanderen nog nauwelijks het
straatbeeld kleurt. Maar voor de rest zelfs het dorpje waar we halt houden
draagt een Vlaamse naam.
Kijkend naar het einddoel dat de vader
aanwijst, merkt de jongste, verstopt achter zijn grote muts, dapper op dat hij
graag bergen beklimt. Niet veel later lijkt het hem toch een eindeloze tocht.
Het vrolijk springen op ijsplekken verstomt en wordt een stil hijgend stappen
bijgekleurd met best schattige is-t-nog-ver-bambi-oogjes. Als we boven op de
Catsberg even halt houden in het kleine abdijkerkje, gaat hij meteen onderuitgezakt
op de achterste bank zitten waar de moeder hem niet veel later liggend
terugvindt. De andere twee lijken nog over genoeg energie te beschikken doch
zwichten voor een drankje en hapje in de plaatselijke herberg.
De terugweg maakt vrolijk en uitgelaten. We kiezen het bospad. De kinderen
vragen ons uit over hoe we elkaar leerden kennen. Mama heeft niet alleen voor
papa gekozen omdat hij lief is, maar ook omdat hij grappig is!, concludeert de
dochter.
We laten ons niet verslaan door een plaatselijke regenbui die het duidelijk op
ons gemunt heeft. Verslagen echter zijn de alweer honderden gesneuvelde
soldaten op het kerkhof dat we onderweg tegenkomen. Andermaal lopen de kinderen
tussen de witte zerken. Andermaal lezen ze de namen. De oudste merkt op dat
Duitse soldaten tussen de Britse begraven liggen. Die vochten toch tegen
elkaar?, vraagt hij . De vader merkt droog op: In de dood is iedereen
gelijk. Tegenover elkaar gestorven, naast elkaar begraven. Gelijk, of toch
bijna Duitse stenen zijn iets spitser dan Britse en vallen op in de anders zo
vlakke rijen. Rijke soldaten onderscheiden zich van minder behoeden via de
uitgebreide liefdesverklaringen per letter betaald, zo stelde de reisgids
die onderaan in hun steen gebeiteld zijn.
De tocht zet zich verder. De oudste in filosofiemodus of speelmodus: Als alle
mensen vrede zouden willen, dan was hier misschien een speeltuin, geen
kerkhof.
Ze zijn goedgemutst, letterlijk en figuurlijk.
Jas tot hun lippen, muts tot de ogen en een sjaal om het geheel op zn plaats
te houden. Dikke sokken in stevige bottines die vakkundig, met dubbele knoop, dichtgesnoerd
zijn. Verlangend kijken ze door het autoraam in de hoop het natuurgebied als
eerste aan te wijzen. Ze huppelen voor zover de winterse klederdracht het hen
toelaat over de parking richting ingang, zeshoekige bordjes zoekend waarop de richting van de wandeling
aangegeven wordt. Hun vrolijke gejoel wordt algauw overstemd door verwondering
en bewondering. De moeder heeft iets met kale bomen. Niemand weet wat, maar
zowat elke kale boom die op haar weg komt, doet haar mond openvallen en lokt de
Japanse reflex uit klik. De kinderen laten zich aanvankelijk leiden door het
ijs dat zich die nacht vormde. Hamvraag is uiteraard hoeveel het ijs kan
dragen. Niet veel, zo blijkt, maar gelukkig houden bottines het ijskoude water
buiten. Eens voorbij het romantische kasteelbrugje wordt hun aandacht getrokken
door de honderden ganzen die postvatten op de velden rond de vijver. De
oorspronkelijke wandeling is al lang afgeblazen want de velden liggen er zo nat
bij dat zelfs rubber laarzen geen bescherming zouden bieden tegen het ijswater.
Het deert hen niet. Ze gaan van vogelkijkhut naar uitkijkpost en spotten
konijntjes, schapen, ganzen, eenden en zelfs een uil. In de stilte die hun
respect voor moeder natuur vertolkt, luisteren ze naar de geluiden van het bos.
Het kraken van de bomen, een onzichtbare specht Niet veel verder liggen in diepe stilte duizenden
soldaten. De kinderen lopen tussen de witte stenen. Kale bomen benadrukken de
troosteloosheid. De schaduw van grillige takken op de zerken lijkt de dode zielen
te beroeren in hun eeuwigheid. Strakke rijen in keurig onderhouden grasvelden
steken af tegen de grilligheid van het levende bos waarin de kinderen net nog
ravotten. Hier leven enkel de vogels die nietsvermoedend over de dood heen
fladderen. Hier geen ijs dat kraakt onder de voeten. De kroost laat zich leiden
door wat ze lezen. Kijk, mama, iemand van Nieuw Zeeland! Mama, deze was maar
20 jaar. Papa, wat betekent Known unto God? Ze lezen namen op het enorme
monument. Specht, merel, mus,
gans, uil worden hier Adams, Conley, Johnson, Taylor, Thomson In de
desolate stilte van de dood, spreekt de oorlog.
Bijtend koud. Ze leken op kleurrijke michelinmannetjes.
De oudste bleef maar rillen. Moeder deed zoals moeders dan doen. Ze drapeerde
haar eigen, zelfgebreide, dieprode wintersjaal rond haar zoon. Tussen wol en
muts waren nog net een wipneusje en twee priemende oogjes te zien. Dochterlief
kon haar hoofd nog nauwelijks bewegen. Bovenop haar muts trok ze haar
hedendaagse hoodie. Ze werkte het geheel af met de kap vanhaar
knalgele, dikgevoerde winterjas. Onder haar neus kon je nog haar tevreden
lachje ontwaren voor je blik tegengehouden werd door een stoffen dam. De
kleinste verdronk bijna in zijn te grote, rode winterjas en eveneens behoorlijk
grote, neppelsen, lederen vliegeniersmuts die hij bijna tot aan zijn neusbrug
getrokken had. De strik waarmee hij de oorkleppen dichtgesnoerd had opdat ze
zijn blozende wangen warm zouden houden, danste bij elke stap. Hijzelf keek
eerder zorgelijk en vroeg zich af wie hem straks zou helpen om zichzelf uit te
pakken. Net hadden ze bij de bakker nog bijna een snoepje gemist omdat ze het
niet konden grijpen met de dikke wanten die onder de manchetten van hun jas
gepropt waren. Nu stonden ze op de ruïne van de toren. Bijtend koud, gierende
wind. Ze hielden elkaar vast en tuurden naar de horizon. Geen van hen die
durfde zeggen dat het koud was en veel wind en nat. De moeder legde
beschermend haar handen rond de jongste toen ze zag hoe een koude rilling door
hem heen schoot. Net nog had de oudste opgemerkt dat de soldaat die honderd
jaar geleden de wacht hield op de toren wellicht niet zo dik gekleed was en geen
uitzicht had op warme chocolademelk.
Met
een beetje tegenzin stappen ze uit de wagen in Poperinge. Eigenlijk willen ze
gewoon naar het huisje waar we ook vorig jaar logeerden en waar ze het zo
fijn vonden. Nu slenteren ze, een tikkeltje nors, door de koude naar de Grote
Markt. Aan de zijkant van het stadhuis brengt een klein rood poortje ons tot bij
een indrukwekkend monumentje. Norsheid maakt plaats voor interesse en
bekommernis. Door de spleten in de deur kunnen we binnenkijken in één van de
dodencellen. De bewegingen van de man in de cel tonen zoveel angst en wanhoop
dat het bijna niet opvalt dat het om een projectie gaat. Het stemt tot
nadenken. De tegenovergelegen cel toont het kraswerk van de moegetergde,
doodsbange soldaten. Wat nu Shellshock heet, was toen lafheid of desertie en
leidde naar de kogel. De kinderen stellen vragen, trachten zich een beeld te
vormen van doodsbange soldaten op de vlucht voor een volgend bombardement. Ze
turen door de tralies naar het binnenplein. Voor hun neus staat de
executiepaal. De moeder merkt op dat de soldaten konden zien hoe hun eigen
kameraden geëxecuteerd werden. De dochter schrikt en spert de ogen open: Mama,
dat is nog erger dan zelf doodgeschoten worden! Dat is oorlog, Anna
In de late namiddag komen we aan in het vakantiehuisje. De eigenares wacht ons
op met de hartelijkheid die haar eigen is. Een heerlijk verwarmde, knusse
woonkamer, versgebakken koekjes op de tafel, dessertjes in de ijskast, donzig
opgedekte bedden, streelzachte handdoeken Zelfs de rol WC papier lacht ons toe
dankzij het sneeuwmansnuitje dat erop getekend is. De kinderen weten meteen
waar hun schoenen moeten staan en waar ze hun jas kwijt kunnen. Ze trekken de
kast open waar ze ook vorig jaar de strips vonden en nestelen zich met een
boekje op de zetel. Het voelt als thuiskomen.
Kerstdagen vragen om dat lekkere, ietwat specialere extraatje. Vergeten groente kunnen hier een eervolle plaats innemen. Ikzelf kan genieten van boerenkool, pastinaak en rammenas. Maar helemaal bovenaan mijn lijstje staan toch de aardpeertjes. Ze bieden een meerwaarde aan heel veel vleesgerechten en groenteschotels. Doe een ruime hoeveelheid water en melk in een pot. Voeg een groentenbouillonblokje toe en breng aan de kook. Schil de aardpeertjes en snij ze in kleine stukken. Blancheer ze tot ze heerlijk zacht en smeuïg zijn. Na het afgieten hak je de groente fijn in de blender. Proef en kruid bij met peper, zout en nootmuskaat. Werk af met een beetje room tot een heerlijke zalf.
Ik dien voor alles. Momenteel zitten twee poezen op mij. De ene
kijkt geconcentreerd naar de weren in het parket. De andere schuurt met haar
ruwe tong haar pels schoon. Ze voelen warm, zacht en kriebelig. Het likken
stopt, het turen verslapt ze vallen in slaap. Ik voel het diepe ronken van hun
lijfje.
Helemaal iets anders dan de voorbije uren. Toen waren er spelende kinderen. Ik
was drager van een spelbord. Huizen en hotels werden op mijn draagvlak
opgetrokken. Het valse monopolygeld rolde gretig. Af en toe voelde ik
kinderhanden op me slaan, begeleid van een vrolijk gelach, gefrustreerd gemor
en soms een naar enig leedvermaak proevend gegrijns.
Soms ben ik het middelpunt van een feestje. Ik voel hoe het trillende bruisen
van de champagne doorheen de hoge voeten van de glazen in mijn hout binnendringt
en geniet van het gekwebbel dat ermee gepaard gaat.
Tussen de bedrijven door voel ik voeten op mij rusten. Traag en bewegingloos.
Ik hou mijn krakende geluidjes in en wil niet storen.
Het zou eenzaam kunnen lijken als iedereen het huis uit is, maar dat is niet
zo. s Morgens, voor hij naar school vertrekt, gooit een klein jongetje een
kussen op mij en legt hij er behoedzaam zijn knuffeltje op. Flink zijn he!
Straks kom ik terug. Beloofd!
De week is druk. Rapportenweek. In de leraarskamer durven we
er ons bij wijlen nogal plat over uitlaten We moeten weer punten kakken.
Niet zon gemakkelijke opdracht in het begin van het schooljaar als je een
kleiner vak geeft. Je wil immers je vak fatsoenlijk inleiden en hebt wat
leerstof nodig voor je ook een test kan afnemen. Maar het is me gelukt, op de valreep. Het opstellen, afnemen en
verbeteren van testen en taken is maar een stukje van de opdracht. De punten
moeten genoteerd worden in een papieren en digitaal puntenboek. Attitudes
moeten geëvalueerd worden (begin er maar eens aan als je les geeft in tien
klassen) en vakopmerkingen moeten zorgvuldig geformuleerd worden. Het is een
race tegen de klok. Een race die ik wil winnen want elke leerling heeft recht
op een beetje bemoediging. Tegelijk geven we alle jongeren aandacht op de
klassenraden. De titularis brengt de boodschappen van de klassenraad over aan
de leerlingen. Heel wat leerlingen hebben mij deze week getrakteerd op
dankbare, lachende ogen. Een paar lesuren lang heb ik tranen gedroogd, mee
gezocht naar manieren om er alsnog een geslaagd jaar van te maken. Tussendoor
zo lijkt het wel - heb ik mijn eigen
kinderen naar school en huis gebracht, hen bijgestaan bij het maken van hun
huiswerk, naar hun verhalen geluisterd en genoten van de blije complimentjes
wanneer ze smikkelden van het avondeten.
En de hele week lang droeg ik in gedachten een beeld met mij mee. Een tekening van een gebouw. Ik stel vast
dat ze me niets zegt. Werkelijk niets. Of misschien stel ik vast dat ze zoveel
zegt. Alleen zegt ze niets over zichzelf
maar wel over mij. Ik ben moe, zo moe. Ik ben leeg of is het vol?
Ze zat naast me. We bekeken haar nog onvolledige rapport op
groot scherm. De rode cijfers sprongen nog harder in haar gezicht dan normaal.
Haar mondhoeken die anders fier omhoog krulden trilden langzaam naar beneden.
Haar ogen volgden. De immer aanwezige sterretjes werden verdoezeld door een
mistlaagje. In een poging het positieve te benadrukken wees ik haar op haar
schitterende resultaten voor de taalvakken. Zelf een taalbeest zijnde ruik ik
soortgenoten van op grote afstand. Ze
keek me dof aan. Jammer dat ik daar goed in ben want eerlijk, mevrouw, talen
interesseren me niet. Ik verdoezelde een steek doorheen mijn taalhart. Bij
elke blik op het scherm leken de punten wiskunde en wetenschappen nog verder te
zakken. Ik doe dat zo graag, mevrouw. En geloof me, ik werk zo hard! Ik weet
het, meisje ik weet hoezeer je ervoor gaat. Precies daarom Ik zag de radars
in haar hoofd sloom bewegen op zoek naar een oplossing die ze niet wil
bedenken. Ik zag haar pogingen om in mijn ogen te lezen dat het allemaal wel
zou meevallen, dat het wel zou lukken als Helaas kon ik geen invulling voor
die als bedenken.
Klassenradenwoensdag. Twee woensdagmiddagen buigen we ons
over de leerlingen aan wie we lesgeven. Voor mij betekent het dat ik de
bespreking van zon 250 leerlingen bijwoon. Het gaat over studieresultaten en
attitude. Het is moeilijk om aan te geven hoe ik mij daarbij voel. Het is een mengeling van tevredenheid en
ergernis, soms zelfs afschuw. Het laat
mij telkens opnieuw zien hoe individualistisch het onderwijs is en toont ook
elke keer aan dat wij niet onderlegd zijn om de verhalen die op ons afkomen te beluisteren
en de leerlingen hierin te begeleiden. Ik voel me vaak verward en zelfs slecht
na zon namiddag. Van jongeren willen we
te vaak minivolwassenen maken en verwachten we dat ze ook als volwassenen
reageren. Ze mogen niet wenen. Ze moeten mee in de ratrace van de samenleving. Wanneer
ze dat niet kunnen en bijgevolg, om welke reden dan ook, onvoldoendes oplopen
worden ze al snel aangespoord om te schakelen naar een richting die beter
aansluit bij hun mogelijkheden zoals dat dan genoemd wordt. Ik mag er mij niet
door laten ontmoedigen en probeer met hen de weg verder te zetten, hopend dat
ze stilaan hun draai vinden en bloeien.
Wat weeg jij veel!, zei ik argeloos toen ik gisteren mijn
zoon van de auto naar de spoedafdeling droeg nadat hij gevallen was. Een beetje
bang sloeg hij zijn armen rond mijn hals. Tussen mij en hem had hij zijn
knuffel geklemd. Ook terwijl hij even later in een rolstoel door de gang zoefde
en op de onderzoekstafel klappertandde van angst voor de foto die van zijn
voetje getrokken zou worden, droeg ik hem en ontdekte ik andermaal dat mijn
kinderen nooit te veel wegen. Ze zoeken hun weg door het leven. Wij ouders trachten wegwijzers te zijn, trachten hen een weg te laten zien doorheen angst,
pijn en onzekerheid. Een paar uur later legde hij zijn hoofdje vol vertrouwen
tegen mijn schouder terwijl ik hem naar de auto droeg, op weg naar huis. Ik
zie je graag, fluisterde hij zacht in mijn oor. Ik jou ook, fluisterde ik
even samenzweerderig terug. Elk kind zal eigen wegen verkennen. Een diep
vertrouwen zegt me dat ze hun weg wel zullen vinden.
Zijn instap in de kleuterschool was op zn minst chaotisch Hij was ingeschreven voor bleek dat hij nauwelijks overlevingskansen had. Ik had de school op de hoogte gehouden van zijn toestand en de evolutie, zijn hele ziekteperiode lang. Een paar weken voor hij zou instappen hadden we nog samengezeten Het zou een droom worden voor dat ventje. Iedereen toonde een grote bereidheid en zocht mee naar oplossingen die het leven voor ons zoontje wat makkelijker en veiliger zouden maken. En toen stapte hij in de bereidheid sloeg om in een ware hysterie. Alsof een buitenaards wezentje de school betreden had en hij vervaardigd was uit het fijnste en meest breekbare kristal dat door mensenadem niet geblazen kan worden. Gezond, fijn voelend overleg werd plots diplomatie-met-fluwelen-handschoenen. De kinderarts kwam tussen, nodigde alle juffen van de school uit voor een overleg. Gezucht in het vergaderlokaal toen een juf dé vraag durfde stellen: Dokter, kan hij doodgaan als hij valt? Een blik van verstandhouding tussen de dokter en mij toen een oudere juf nuchter opmerkte: Waar doen wij toch zo moeilijk over laat hem toch gewoon kind zijn en heb nu toch eens een beetje vertrouwen. Het zou later die juf zijn die hem een wondermooi jaar bezorgde in de tweede kleuterklas. Instappen in de lagere school. De gesprekken met de directie en het zorgteam startten tien maanden voor D-day. De directeur luisterde naar zijn verhaal en doorbladerde het fotoboek waarin wij herinneringen plaatsten aan Nathans gevecht op leven en dood. Er viel een stilte in het lokaal. De directeur kuchte even en deed zijn best om onopvallend een traan weg te vegen uit zijn ooghoek. Mevrouw, dit kind heeft alles om het te maken op deze school. We zullen en kunnen oplossingen zoeken voor de obstakels waarmee hij geconfronteerd wordt. En ze gingen aan de slag. Met een realistische angst doch zonder hysterie. Hij werd toegewezen aan een juf van wie ik zo goed als zeker ben dat ze onder haar kleren engelenvleugels verbergt. De wereld van lettertjes en cijfertjes ontvouwde zich elke dag meer en meer. Zijn zelfvertrouwen groeide. Langzaam toonden zijn talenten zich en rezen ze uit tot ver boven zijn handicap. Op 1 september gaan we er weer voor het tweede leerjaar ondertussen. Opnieuw bij een droom van een juf die helemaal klaarstaat om een kind op te vangen die op emotioneel vlak functioneert als een peuter van 18 maanden maar intellectueel klaar is om naar het derde leerjaar te gaan. Ze smeedt allerlei plannetjes om hem uit te dagen en hem tegelijk klein te laten zijn en hem de veiligheid te bieden die hij nodig heeft om stilaan ook emotioneel een beetje te groeien. Haar beloning een peuter die zal lachen zoals alleen peuters dat kunnen, met heel zijn lijfje. Lieve jongen, mama gelooft in jou. Durf maar ventje, doe maar op. Mama staat klaar om je te vangen en te koesteren. Wat er ook gebeurt, wie je ook wordt mama houdt van jou!
Kleutertijd. Hij sleurde zijn rugzakje naar huis. Tong uit
de mond, rug een tikkeltje gebogen. Elke dag opnieuw. Het ging wel vooruit. De
zware last viel hem niet zwaar. Eens de voordeur door en de keuken binnen zette
hij zijn schat op de tafel en verscheen een lachje dat fierheid, blijheid en
gelukzaligheid uitstraalde. De rits ging open en de brooddoos werd snel op het
aanrecht gezet. En dan begon het. Een bonte verzameling aan kastanjes en
nootjes werd vergezeld van herfstbladeren in alle mogelijke kleuren.
Voorzichtig schikte hij ze op de tafel nauwlettend in de gaten houdend hoe zijn
broer, zus en ikzelf erop zouden reageren. Elke kastanje die op het eikenhout
tikte maakte zijn glimlach groter. Elke kleur die het tafereel opsmukte ontstak
een lichtje in zijn ogen. De herfst tekende elke dag een stilleven in ons huis.
Helaas staan er geen bomen op de speelplaats van de lagere school.
De keuken Is dit niet de plaats waar eenvoud chaos wordt en
vervolgens als alles mee zit in orde wordt herschapen? Misschien leidt het
niet tot een eetbaar gerecht vaak wel tot enige samenhang in mijn hoofd. Of is
het omgekeerd
Ik breng veel tijd door in de keuken dat kan ook niet
anders wanneer je een gezin met 5 mensen wil voorzien van verse en gezonde
voeding. Maar er is meer. Ik breng er graag tijd door. Ingrediënten die soms
wel, soms niet lekker zijn op zichzelf combineren met andere voedingsmiddelen
en zo een smakelijke maaltijd bereiden. De bio-boer confronteert me geregeld
met groenten die ik niet ken. De invloeden die op me afkomen vanuit andere
culturen inspireren. Soms voel in de
aarzeling in mezelf; andere keren ga ik er onmiddellijk mee aan de slag en maak
ik er gewoon een lekker potje van. Springen en zwemmen meestal valt het
resultaat mee. De durf, de drempel overwinnen is vaak het moeilijkst.
Op de tafel ligt een stapel boeken te wachten om gelezen te
worden. Ingrediënten. Hoewel zorgvuldig uitgezocht weet ik zeker dat niet alles
even goed zal smaken. De kunst zal erin bestaan het waardevolle te selecteren
en in mijn geheugen op te slaan, het vervolgens samen te brengen met alle
kennis en vaardigheden waarover ik beschik en zo nieuwe inzichten te
ontwikkelen of nuances aan te brengen in reeds verworven gedachten.
Een lekkere maaltijd geniet je met mensen nieuwe inzichten
toets je in gesprek met andere mensen. Ik bied hen een lekkere maaltijd aan en
laat me voeden door hun ideeën, door hun studiewerk, hun denken
Het keukengebeuren is dagelijkse kost. Het kokkerellen in
mijn hoofd evenzo.