Wat is er aan de hand? Ik voel hoe chaos zich van me meester
maakt. Mijn gedachten tollen in het rond weg val alle orde die hun eigen zijn. Ik
voel me plots als een figuurtje uit de Muppets dat gekatapulteerd werd in een
stukje Bohemian Rhapsody en het geheel kwijt is Ik voel het bloed uit mijn
gezicht wegtrekken. Wat is er aan de hand? Het kan niet waar zijn. Niet hij
NIET HIJ! Steunend op mijn hoofd - of zijn het mijn handen die mijn hoofd
dragen - probeer ik rust te vinden in mezelf, golven te bedwingen, de storm te
bedaren.
Hij kijkt mij aan. Warme, vriendelijke ogen waarin echter ook zijn ongerustheid
verscholen ligt. Ik kijk van hem naar het kleine kind dat zo vredig ligt te
slapen in de licht verduisterde kamer. Ik heb dit nog nooit gedaan., zegt
hij, Ik weet wat ik moet doen, maar ik heb het nog nooit gedaan en zal het wellicht
ook nooit meer moeten doen. Ik zal mijn best doen.
Ik wil dit niet. Ik wil dit niet. IK WIL DIT NIET! De woorden moeten klankloos
uit mijn hoofd gespat zijn. Hij heeft ze gelezen. U heeft geen keuze , zegt
hij zacht, Er is geen alternatief. Vrijdag., voeg hij eraan toe.
Nu is het maandagavond. Nog drie volle dagen en dan kan het voorbij zijn. Dit
kind dat hier zo vredig slaapt. Enkel de witte plakker op zijn handje,
waaronder een infuusnaald verstopt zit en de ijzeren spijlen van het
ziekenhuisbedje verraden dat dit kind ziek is. De rommel in mijn hoofd laat me
niet helder denken. Drie is te weinig. Dat kan niet. Ik zit propvol vragen maar
er komt geen klank. Zwijgend staan we naast elkaar te kijken naar mijn kind.
Hij blijft bij mij. Hij zou makkelijk weg kunnen lopen van mijn pijn, verdriet
en angst maar hij blijft bij mij. Het lijkt alsof de ziekenhuisgang zijn adem inhoudt.
Geen enkel huilend kind meer, geen enkele sussende ouder, geen enkele vlug
stappende verpleegkundige. Enkel nog hij en ik en dit brokje liefde en
kwetsbaarheid. Mijn zoontje is ook anderhalf., zegt hij tenslotte en ik hoor
een trilling in zijn stem.