En toen werd het donker.
Ik herinner me het beeld nog alsof het gisteren was. Toen ik je leerde kennen,
lag je kaarsrecht en muisstil in je bed. De ramen gesloten, het gordijn voor de
zon geschoven. De angst stond te lezen op je gezicht. Kanker vrat je ruggengraat
weg. Elke beweging kon een breuk veroorzaken en nog veel meer ellende dan er al
was. Terwijl artsen vochten tegen de wreedaardige cellen, streden wij tegen de
angst. Stukje voor stukje schoven we het gordijn weer opzij en trachtten we
zonnestralen toe te laten in de ruimte en geleidelijk aan ook in je hart. De
hoopvolle boodschap die je kreeg van de dokters zetten zelfs het raam naar de
buitenwereld weer wat open. Als twee meisjes vierden we samen een feestje, een
tikkeltje bedwelmd door de iets te aanwezige geur van Tommy Girl, het parfum
dat je kreeg van je al even uitgelaten dochter. Je genoot van de kansen op
nieuw leven die je geboden worden. We zochten wegen doorheen en langs de
ongerustheid die bleef huizen in je hart. Een onrust die helaas niet onterecht
bleek.
We ontmoetten elkaar terug op de palliatieve eenheid. Dapper vertelde je me dat
je niet bang was om te sterven. Tegelijk leek het alsof je de angst probeerde te
verdrijven met de Tommy Girl waarmee je veel te kwistig in het rond spoot. Het
was lente toen je stierf. Ik had het voorrecht om erbij te zijn, samen met je
dochter, je man, je mama. We zaten rond je bed en hielden elkaars handen vast. Het
leek alsof je mee opgenomen werd in de kring, alsof we samen rond een kampvuur
zongen. We zagen je stilletjes vertrekken en zongen zachter trager O Heer, d
avond is neerge En toen werd het donker.
Ik open de jacht op chaos en wanorde, in de samenleving, in mezelf. Sluipend door mijn eigen hoofd met in de ene hand een tweeloop en in de andere hand een mes zoek ik de oorzaken van mijn voelen. Mijn ogen keren zich naar binnen en plaatsen beelden op mijn netvlies. Ik ontwaar in het visuele geweld de aanblik van mijn bureau. Stilaan kan enkel een ervaren archeoloog er nog in slagen hier enig veldwerk te verrichten en orde te scheppen opdat duidelijk zou worden wat zich hier afspeelt. Hetzelfde lijkt zich bij wijlen voor te doen in mijn hoofd. Teveel prikkels voor een te geringe hersencapaciteit. E doch, enige mildheid dringt zich op want diep verscholen in mijn hoofd ijvert de liefde die ik in mij draag om alles bij elkaar te houden en in elkaar te passen. Waarom zou ik jagen op iets waarin zoveel liefde en passie zit? Met dezelfde onrust volgde ik deze week het nieuws. Sociaal overleggen werd asociaal omleggen van wagens en andere kostbaarheden waar mensen hard voor gewerkt hebben. De mildheid die ik in mezelf voel, slaat bij dit beeld om in onbegrip en boosheid. Daar waar ik nog enig begrip kon voelen voor de onrust bij mensen, voel ik in mezelf rusteloosheid en onbegrip voor de manier waarop sommige mensen deze dag beleven en nog meer voor de manier waarop sommige vertegenwoordigers hierop reageren. Ik voel in mezelf de neiging om te jagen en af te slachten maar bedenk me dat tegengewicht bieden krachtiger wordt wanneer ikzelf niet meega in de taal die zij gebruiken maar resoluut een andere weg kies. Hierbij wordt bijgevolg het jachtseizoen gesloten en laat ik de slachting over aan zij die hiertoe gerechtigd zijn.