Zoiets banaals als rustig op de bus wachten in Verona, kan
zelfs bijna spannende taferelen opleveren. Aan een ontmoeting kan je niet altijd
ontkomen.
Met de stadskaart in de hand waren we er na minder dan een
kwartier eindelijk in geslaagd om uit te vissen welke bus we nodig hadden om
onze arme voeten te sparen. Het wachten was alleen nog op de bus van lijn 91 of
31, 32 of 33. Een ruime keuze. Tijdens het wachten blokken we het stratenplan
even van buiten, dat is altijd handig. Tot er om een bizarre reden een oudere
dame naar ons toe komt. Ze is goed ingeduffeld met een zelfgebreid sjaaltje,
voor de sier, want het is drukkend warm. Omdat ze ziet dat we in de kaart
verdiept zijn, buigt ze zich mee over het stratenplan alsof ze er zelf nog kan
van leren.
Ongevraagd weet je wel.
Niet het minst trekt ze zich er wat van aan dat we niets
begrijpen van haar Italiaanse vragen, waar wij met schouderophalen op
antwoorden. We maken haar in elke taal die wij kennen duidelijk dat we helemaal
geen Italiaans spreken. Ik vind het al welletjes dat we naast Nederlands,
Frans, Engels en Duits ook nog West-Vlaams en een mondje Limburgs kennen. Voor
Italiaans was geen ruimte meer. Mi scusi. Natuurlijk proberen we het wel om een
aantal woorden over tafel te strooien. Van prego, grazie en por favore tot Buon
giorno dat na de siesta vlot blijkt over te gaan in Buona Sierra. Als we het
niet vergeten, lukt ons dat nog wel.
Maar het gesprek met deze dame gaat ons te ver, zeker als ze
ons hardnekkig blijft bevruchten met informatie. Leergierig als we zijn,
proberen we dan toch maar de betekenis van de woorden te vinden door ze te
vergelijken met het Frans. Hà, ze woont waarschijnlijk dichtbij de arena, waar
wij naar toe willen. Die arena is gesloten, of er is minstens iets mis mee en
verder raken we het spoor bijster. De vrouw moet minstens gemerkt hebben dat we
de tweede letter niet snapten van haar betoog en toch blijft ze dapper
doorbabbelen. Ze diept intussen ook al haar leesbril uit haar handtas om het stratenplan
nog vlotter te kunnen meevolgen. Als enige oplossing babbelen we zomaar in het
Nederlands terug, maar die woorden wuift zij dan weer weg alsof het vliegen zijn.
Eindelijk worden we van de Babylonische spraakverwarring
gered door de bus. Dat hopen we In elk geval.
We krijgen onderweg toch even rust tot we vermoeden dat we bij de juiste halte
zitten. Een andere vrouw ontfermt zich
over ons. Vreemd genoeg, deze keer begrijpen we mekaar zelfs in het Italiaans.
Waar moeten jullie zijn? Volgende halte en ga alvast dichter bij de deur
staan. Hoera, we gaan erop vooruit.
Bij het afstappen botsen we onvermijdelijk weer tegen de
eerste babbeldame aan. Juist, zij woonde hier dichtbij. Help! Ze verwacht geen
tegenpruttelen als ze ons uitnodigt om mee te gaan. Maar dat zien wij toevallig
voor geen meter zitten. Het is snikheet, en wij willen echt een en ander van
Verona zien vandaag. Wie weet wat die dame met ons van plan is.
Dus zien we onszelf genoodzaakt om een smoes te verzinnen:
We nemen van hieruit een route naar een ander plein. Dat is zelfs niet helemaal
gelogen.
Maar de dame is nog niet klaar met ons. Ze palmt opnieuw het
stratenplan in om ons te bewegwijzeren naar dat volgende plein. Er blijken heel
wat hindernissen te liggen onderweg, volgens wat wij ervan begrijpen. Op den
duur willen we alleen nog maar zo snel mogelijk ontsnappen aan dat mens.
Dochter fluistert als we nu samen beginnen te lopen op 1-2-3 maar we zijn
intussen al zo lacherig geworden dat we al onze brochures nodig hebben om ons
gezicht te verbergen. Intussen blijft de vrouw maar babbelen, nog steeds
ongevraagd en zonder dat wij iets wilden weten van het begin af. En vooral we snappen intussen al lang niet
meer waarover ze het heeft.
Ten einde raad bemoederen we haar overvloedig met zoveel Grazie
dat ze er geen speld meer tussen krijgt en ze echt gelooft dat we niet als
zielige bloedjes verloren zullen lopen in de stad. Sommige mensen zouden hun hulpvaardigheid echt
iets beter mogen doseren.
|