Blozend blijft het
belhuisje staan
door het verliefde meisje.
Ze noemde zijn naam
fluisterde een zoen
en hele blote
woorden,
giechelde,
gniffelde en toen
kon het belhuisje
alles horen,
werd rood tot
achter de oren
zo, langs de kant
van de weg.
Heus waar, zoals ik
het zeg.
|