Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    18-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jan van Gent
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Al jaren lang trekken onze vogelvrienden Georges en Jeannine naar Schotland en genieten er van de natuurschone landschappen. Inmiddels hebben beide rasechte vogelliefhebbers al heel wat informatie over één van hun meest geliefkoosde toeristische trekpleisters bijeengesprokkeld, wat mag blijken uit hun volgend reisverhaal.

     

    Bass Rock

     

    De Lothians, het gebied ten westen en ten oosten van de hoofdstad Edinburgh zou je het 'platteland' of de ‘polders’ van Schotland kunnen noemen.

    North Berwick is een havenstadje in het Schotse East Lothian, een gebied met een prachtkust, waar het leuk toeven is voor wie met volle teugen wil genieten van een fascinerende streek bezaaid met kastelen, landhuizen en historische slagvelden.

    Voor de kust liggen enkele eilanden, waaronder het vogelreservaat Bass Rock, een klomp basalt (gestolde rest van een vulkaanuitbarsting) in de Noordzee.

    De omtrek is amper anderhalve km en het hoogste punt steekt 107 m boven zee uit.

    Aan de zuidwestelijke kant daalt het steile rotseilandje geleidelijk af naar zeeniveau, waar zich een kleine aanlegplaats bevindt, een kleine vuurtoren en overblijfselen van een oude kapel uit de 14de eeuw, alsook een ruïne van een garnizoensafdeling die dienst deed als een gevangenis.

    Onafgebroken striemen water en wind de rots, waar nauwelijks beschutting te vinden is.

    Om Bass Rock te bezichtigen, moet je een ‘Photography Trip’ boeken via het ‘Seabird Centre’.

    Eén keer per week vaart een bootje uit met maximum 11 personen aan boord. Als het niet te hard waait, zet de schipper de verkenners aan wal in het gezelschap van een gids en komt die na drie uur weer oppikken.

    Zelden is de zee kalm en vermits getijen haast onvoorspelbaar zijn, is het een hachelijke onderneming om zich per boot aan een overtocht te wagen, maar gewapend met een telelens is de rondvaart omheen Bass Rock ook al een genietbaar avontuur.

     

    Op Bass Rock nestelen talloze vogels waaronder papegaaiduikers, zeekoeten, eidereenden, drieteenmeeuwen, alken en ongeveer 140.000 Jan-van-Genten die in januari jaarlijks terugkeren van hun winterverblijf aan de westkust van Afrika.

    Bass Rock herbergt de grootste kolonie Jan-van-Genten ter wereld op één rots en vertegenwoordigt daarmee 10% van de wereldpopulatie.

    Tijdens de broedtijd ziet het eiland er vanaf het vasteland door de immense massa vogels en uitwerpselen (guano) wit uit hoewel stollingsgesteenten van zichzelf een donkere kleur hebben.

    De Jan-van-Gent broedt in Europa vooral bij Schotland en IJsland, maar ook op de kanaaleilanden, de Franse kust en in Noorwegen.

     

    Brokje historiek                         

     

    Bass Rock is vroeger, gedurende bepaalde perioden, bewoond geweest. Eén van de eerste mensen die er een bescheiden gebedsruimte bouwde was Sint Baldred, een door de lokale bevolking erg gewaardeerd vroom man, die als ‘de apostel van de Lothians’ werd aanzien.

    Gedurende de periode van de 13de tot de 18de eeuw heeft er zelfs een kasteel gestaan, waar veel veldslagen om hebben plaats gevonden en waar later monniken zich in terugtrokken.

    In de loop van de 16de eeuw liet Mary I, de koningin van Schotland, er 100 soldaten kazerneren om de Engelsen te bevechten. De laatste jaren tot de afbraak (begin 18de eeuw) deed het militair bastion dienst als gevangenis.

    Veel later werd er een 20 m hoge vuurtoren gebouwd, die in 1902 in gebruik werd genomen. Eens de lichtbaken automatisch functioneerde (1992), verlieten de laatste bewoners van Bass Rock het eiland, dat sindsdien weer als de 'vogelrots' bekend staat.

    De wetenschappelijke naam van de Jan-van-Gent – Sula bassana – is zelfs naar de plaatsnaam Bass Rock genoemd. De grote Jan-van-Gent-kolonie is dan ook al sedert begin 1500 op het eiland aanwezig.

     

    Voortreffelijk duiker

     

    De naburige rijke visgronden laten toe grote hoeveelheden vet op te nemen, wat Jan-van-Genten helpt hun spectaculaire duikvluchten uit te voeren. Het hoge vetgehalte stelt hen ook in staat gedurende langere tijd te vasten, als het ruwe weer het tijdelijk onmogelijk maakt te foerageren.

    Deze magnifieke duikers zien de prooi van op grote hoogte (ca 40 m) en duiken dan met hun kop naar voren loodrecht naar beneden, waarbij de vleugels in een V-vorm strak naar achteren tegen het lijf worden gevouwen en waardoor hij in staat is vissen te vangen die onbereikbaar zijn voor andere zeevogels. De borstkas van de vogel is voorzien van opblaasbare luchtzakken die de klap helpen opvangen wanneer hij op het wateroppervlak inslaat. Hierbij bereikt hij gemakkelijk een diepte van 3.5 m, maar hij kan tot tien meter of zelfs nog dieper, onderwater duiken als hij zijn vleugels en zwemvliezen benut.

    Soms slaan ze toe met een ondiepe schuine duik van minder hoog, als de vis vlak onder het wateroppervlak zwemt. Ook eten Jan-van-Genten visresten, achtergelaten door sleepboten.

    Het verenkleed van een volwassen Jan-van-Gent, dat glad wordt gestreken en ingevet om het waterafstotend te houden, is wit met uitzondering van de witgelige kop en nek, de zwarte poten en vleugelpunten.

    De naar voren staande scherpziende ogen stellen hem in staat scholen vissen makreel of koolvis te ontdekken en ze tijdens snelle duikvluchten met de spitse dolksnavel te doorpriemen.

    In de vlucht valt het fors gebouwde, maar gestroomlijnde lichaam op met de lange smalle vleugels (maximale spanwijdte van 1.80 m waarmee de vogel economisch kan vliegen in turbulente lucht) en wigvormige staart, duidelijk een ideale bouw om water en lucht te doorklieven.

     

    Broedkolonie

     

    Al zijn Jan-van-Genten vaak vanaf de kust te zien, toch brengen ze de hele winter door op zee. Ze broeden in dichtbevolkte kolonies, vooral op steile kliffen voor de kust. De nesten liggen gelijkmatig verdeeld op rotsrichels, waarbij de vogels precies op pikafstand van elkaar blijven. Het nest bestaat uit een grote hoop zeewier, plantenresten, veren, …

    Het ene ei – een legsel van twee eieren is zeer zeldzaam – is vrij lang en heeft een onregelmatig kalkomhulsel, dat hier en daar zo dun is dat men er de lichtblauwe eischaal doorheen ziet.

    De ouders broeden om beurten, waarbij het ei onder hun elkaar overlappende, van zwemvliezen voorziene voeten ligt. Het jong komt na 43-45 dagen uit het ei.

    Het oorverdovende gekrijs, de permanente bedrijvigheid met een wolk van duizenden af- en aanvliegende vogels, het blijft altijd een fenomenaal schouwspel en al lijkt het chaotisch, toch is dat helemaal niet zo.

    Integendeel alle activiteiten en gedragingen spelen zich hier af binnen een zeer strak netwerk aan regels en grenzen. De hechte samenwerking tussen de partners en de relaties met omringende soortgenoten worden op een buitengewoon efficiënte manier onderhouden en op elkaar afgestemd met geluiden, houdingen en bewegingen.

    Tijdens hun broedperiode van 5 maanden vertonen de koppels een intens sociaal leven, inclusief rituelen om een partner te lokken en het territorium af te bakenen.

    Tot dat sociale gedrag bij Jan-van-Genten behoren o.a.: de begroetingsceremonie tussen paartjes; het buigen, dat met de verdediging van het territorium samenhangt; het verticaal omhoog kijken, dat aangeeft dat het dier op de wieken gaat als er gevaar dreigt. 

    Hoe groter een kolonie is, hoe groter de aantrekkingskracht op andere soortgenoten.

    Dit samentroepen heeft niets te maken met veiligheid of lokale beschikbaarheid van voedsel, wel met de sociale prikkels die nodig zijn om tot broeden te komen. Als een vogel op het nest wordt afgelost door zijn/haar partner, dan geeft de neerdalende vogel vanuit de lucht met rauwe kreten aan dat hij/zij in aantocht is. Jan-van-Genten kiezen een partner voor het leven en willen dolgraag een gezin stichten: van paringsdans tot het uitbroeden van het ei: het stel doet het allemaal samen.

    Landt een volwassen dier echter op een verkeerde plaats of dwaalt een jong van zijn nest af, dan wordt de zondaar meedogenloos aangevallen en soms wel eens dood gepikt.

    Na de broedtijd in de herfst trekken vluchten Jan-van-Genten van de rotsige kusten in het Noord-Atlantisch gebied in zuidelijke richting tot aan de kust van Senegal in West-Afrika.

    Wie via webcam een blik wenst te werpen op Bass Rock kan de volgende weblinks activeren:

     

    http://www.seabird.org/webcam-bass1.asp of

    http://www.seabird.org/webcam-bass2.asp

     

    De 3 foto's in de linker marge onder het logo zijn beeldopnames gemaakt door Georges De Jode

    18-10-2008 om 19:57 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (5 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Trefdag Vogelbescherming

    Het was mistig toen we met ons Zaventems kwartet op zondag 12 oktober 2008 op het provinciaal domein Puyenbroeck te Wachtebeke arriveerden.

    Het ledenfeest met randanimatie voor klein en groot vond plaats in en rond een grote verwarmde tent op het evenementeneiland van het immense domein. In de tent kon men deelnemen aan workshops, zoals ‘Vogeldeterminatie’, ‘Braakbalpluizen’ of ‘Vogelfotografie’, waar je enkele knappe foto’s van natuurwatcher Yves Adams kon bewonderen, die zowat als de huisfotograaf geldt van het driemaandelijks tijdschrift ‘Mens & Vogel’. Wie meer van zijn prachtige foto’s wil zien, kan terecht op de weblink: http://www.vildaphoto.net/

    Er waren verschillende verkoopstands van gekende partners die natuurbeschermingsproducten, zoals vogelvoer, voedersilo’s of nestkastjes aanbieden, maar ook allerlei infostands, zoals de kerkuil- en de mussenwerkgroep en o.m. een stand van de douane die op de luchthaven nog geregeld illegale handelsproducten van wilde dieren onderschept.

     

    Na de verwelkoming van voorzitter André Verstraeten, werd door Jan Rodts het programma nog eens overzichtelijk overlopen.

    Vogelbescherming Vlaanderen overkoepelt en coördineert een keten van 11 opvangcentra voor vogels en wilde dieren (VOC), verspreid over heel Vlaanderen. Deze centra staan in voor de deskundige opvang, verzorging en revalidatie van hulpbehoevende, in het wild levende vogels en andere dieren.

    Hoofddoelstelling is zoveel mogelijk van deze gekwetste, zieke of verweesde dieren met de grootste overlevingskansen terug in de natuur vrij te laten.

    Het VOC van Merelbeke vangt tijdens de drukste periode (mei – augustus) per jaar zowat 3 000 dieren op, wat van de vrijwilligers van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat hard labeur vereist om al die behoevende dieren te voeden en te verzorgen, alsook hun habitats te reinigen.

     

    Wat later woonden we de vrijlating van gerevalideerde vogels bij.

    Eerst mochten kinderen voor de gelegenheid illegaal gevangen vinken, putters en barmsijsjes, die recent in beslag waren genomen, symbolisch weer de volle vrijheid gunnen.

    Dan werden twee jonge blauwe reigers, die een vleugelbreuk hadden opgelopen, vrijgelaten.

    Daarna werden enkele duiven gelost. Er volgden nog een jonge roek en een kraai, drie torenvalken en tot slot mochten drie ouderloze jonge donkere knobbelzwanen hun oorspronkelijke heimat herontdekken.

     

    Terwijl Oswald en Arlette aan een geleide wandeling deelnamen, participeerden Chris en ik aan een vogelquiz, geleid door Steven Leyen. We haalden geen al te hoge score, maar kregen toch een troostprijs, namelijk een boek over “De vier seizoenen van de mezen” van Jenny De Laet, die zij persoonlijk signeerde. Zij vertelde mij ook dat men voortaan de mussentelling wat wetenschappelijker wenst te onderbouwen door te werken met vaste werkgroepen, vaste observatiemomenten in te lassen en eenduidiger waarnemingsrichtlijnen op te stellen. Later volgt hierover meer.

    Toen rond het middaguur de zon de mist had weggebrand, was het aangenaam verpozen op het terras met een hapje en een drankje en een gezellige babbel.

     

    Op verkenningstocht

     

    Zoals Franz reeds meldde, trokken Oswald en ik in duo naar de groepswandeling onder begeleiding van gids Lou.

    In het begin van de wandeling hadden sommigen onder ons het geluk een ijsvogel over het water te zien scheren. In tegenstelling tot wat we dachten, kan dit dier niet overleven in gebieden waar het water in koude periodes lang bedekt is met ijs. De ijsvogel voedt zich immers hoofdzakelijk met vis. Zijn Franse naam “martin pêcheur” klopt aldus veel meer met zijn levenswijze.

    De ijsvogel is onderaan bruin en bovenaan schitterend blauw. Hierdoor is hij zowel zijn prooi als zijn aanvallers te snel af: de bruine kleur misleidt de vissen wanneer ze naar boven kijken; de roofvogels worden om de tuin geleid wanneer ze naar beneden kijken en ogenschijnlijk het blauwe water zien flikkeren in de zon.

    Tijdens de tocht langs de grote vijvers, leerden we over de aanpassing van de waterhoenen aan het open water: langzaam maar zeker ontwikkelen zich zeer kleine zwemvliezen tussen de poten terwijl de waterhoenen eigenlijk vogels zijn die in de takkenbosjes aan de oevers van het water leven. Darwin heeft dus nog altijd gelijk ... 

     

    Nu weten we ook dat de eend met de witte hals en borst eigenlijk een “fuut” is.

    We moesten niet alleen onze ogen de kost geven, maar ook onze oren openzetten.

    De roodborstjes zijn sinds kort weer in het land en bakenen door hun gezang hun territorium af. Wisten jullie dat zowel de mannetjes als de vrouwtjes hetzelfde verenkleed hebben, wat zeer uitzonderlijk is in de natuur? Dit om zich in de herfst te kunnen verstoppen tussen de kleurrijke bladeren van de bomen.

     

    Van bomen gesproken … in het domein staan prachtige eiken en kastanjelaars. En de gids, die ook een paddestoelenkenner is, wist ons tussendoor ook hierover allerlei te vertellen.

    Tussen het “gezang” van de roodborstjes  hoorden we het gekras van de kraaien en de iets melodieuzere klank van de kauw. De kauw is wat grijzer dan de kraai. Een andere “rechtbek” is de roek. Het verschil tussen een kraai en een roek ligt hem in de beharing en de vorm van de snavel.

    De roek is minder behaard en heeft een iets krommere bek omdat hij meer aas eet, zoals de gier bv.  Geen van deze rechtbekken is echt geliefd bij de mens.

     

    Op het domein Puyenbroeck was er lang een reigerskolonie van een 300-tal paren. Nu telt de kolonie er slechts nog maar een 60-tal. Een groot aantal reigers heeft zich naar andere gebieden verplaatst. Dit is op zichzelf niet negatief, omdat het reigerbestand op deze manier niet louter afhankelijk is van het blijven bestaan van het domein Puyenbroeck.

     

    Wat ons totaal onbekend was, maar minstens even interessant  is het “levend erfgoed” dat men op het domein poogt in stand te houden. Levend erfgoed is de verzamelnaam voor de oorspronkelijke, streekeigen Belgische rassen van landbouw- en neerhofdieren, die zo niet uitgestorven, dan toch ernstig in hun bestaan worden bedreigd. Het zijn allemaal dieren die vroeger op het hof rond de boerderij of het huis werden gehouden, gedomesticeerde dieren die melk of wol, mest of vlees, pels of trekkracht gaven aan de mens. Ze verdwenen uit ons beeld, verdrongen door economisch productiever rassen, die op grote schaal konden worden gekweekt: lokale oude rassen neerhofdieren als het Rode West-Vlaamse rund, het wit-blauwe dubbeldoel (een rund waaruit door kruising en kweek de dikbil is voortgekomen), de Gentse Kropper (duif), de Zilverbrakel (hoen), de Brugse vechter (hoen), de Rode Ardenner (kalkoen), de Vlaamse gans, … Wisten jullie dat de Vlaamse gans eigenlijk helemaal donkergrijs is, doch door het levend plukken van het witte dons op de borst deze witte kleur heeft gekregen.

    En heb je een kip al eens goed bekeken? Wist je dat je aan haar oorlellen kan zien of ze een wit of een bruin ei zal leggen? Wijzelf moeten eerlijk toegeven dat we niet eens wisten dat kippen (en ook hanen, maar die leggen natuurlijk geen eieren) oorlellen hebben.

     

    Wat hebben vossen en uilen gemeen? Het uitroeien van het teveel aan deze dieren heeft een omgekeerd effect. Ze zijn immers – zoals zo vele dieren in de natuur – in staat hun aantal nakomelingen aan te passen aan het voedsel (bv. de hoeveelheid muizen) dat voorradig is.

    Hoe meer de mens op ze jaagt, hoe meer prooidieren er zijn en hoe meer jonge dieren er ter wereld komen.

    De tijd vloog voorbij en het halfuurtje dat we weg zouden blijven werd uiteindelijk een leerrijke, boeiende wandeling van ongeveer twee uur. Eigenlijk beseffen we nu eens te meer hoe mooi de natuur in mekaar zit en hoe bitter weinig we erover weten ..., besluit natuurfan, Arlette.

     

    Na de middagpauze volgde de verkiezing van de “vogel van het jaar”, te kiezen uit 20 kandidaten, wiens profielen afwisselend door ambassadeur Geert Hoste of Jan Rodts met gekruide commentaar werd ingekleurd.

    Ook groenlinkje Vera Dua verscheen op het podium om haar sympathie te betuigen voor de vogelbeschermers.

    Wens je nog zelf je stem uit te brengen, dan kan je terecht op de hiervoor apart gecreëerde website:  http://www.vogelvanhetjaar.be

    Aan het eind van de dag werden we nog in vervoering gebracht door de stomende coverband ‘Bow and Arrow’, waar de heer Rodts –jawel, diezelfde Jan – sinds juli 2007 als drummer is toegetreden.

    Ook hier wist hij met zijn gevarieerd slagwerk het enthousiasme snel aan te zwengelen.

     

     

    Beeldmateriaal met liefde voor de natuur is van fotograaf Monique Bogaerts, die beeldig de reportage afsluit.















    18-10-2008 om 08:11 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    11-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De grote stern
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De meeste langs de Noordzeekust broedende grote sterns brengen de winter door voor de westkust of zelfs in het zuiden van Afrika. Diep in het zuiden komt in maart de voorjaarstrek op gang. Zwervend langs de kusten van de Atlantische Oceaan begeven de vogels zich geleidelijk steeds verder noordwaarts. Eind maart, begin april arriveren de eerste individuen boven de Noordzee. Vanaf midden april worden ze in grote aantallen in hun broedgebieden gesignaleerd.

    Ze vestigen hun broedkolonies bij voorkeur op kleine door water omgeven geïsoleerde eilandjes, afgelegen strandvlakten, smalle duinrichels of kwelders (schorre of begroeide aangeslibde kleibank, die bij gemiddeld hoogwater niet meer onderloopt). Niet zelden liggen de kolonies in zones die door springtijen of bij storm overstromen. Als dit gebeurt in de lente en de zomer, heeft dit voor de legsels van de broedende sterns fatale gevolgen.

     

    Griend

     

    Eén van de bekendste Europese broedplaatsen van de grote stern is het vogeleilandje Griend in het Nederlandse deel van de Waddenzee.

    Wie met de veerboot van Harlingen naar Terschelling of Vlieland vaart, passeert het eilandje op een afstand van enkele kilometers. Het is een natuurreservaat waar enkel voet aan wal wordt gezet door beheerders, een vogelwachter of natuuronderzoekers. Griend is voor het grote publiek niet toegankelijk.

    Om het eiland voor de ondergang te redden zijn er in de loop der jaren maatregelen genomen om het te beschermen. Langs de zuidrand werden enkele strekdammen aangelegd. Rond 1988 werd het eiland verstevigd door de aanleg van een lage zanddijk langs de noordzijde. Sindsdien is het proces van afkalving omgezet in een proces van aangroei.

     

    Omdat het gedrag van grote sterns zoveel bijzonderheden vertoont, zijn ze op Griend gedurende een lange tijd intensief bestudeerd. Aanvankelijk worden de sterns overdag maar weinig gezien, omdat ze dan hoofdzakelijk op zee vertoeven om vis te vangen.

    Tegen de avond komt er echter een gestage stroom vogels naar het eiland om te overnachten. Begin april gebeurt dat op het drooggevallen wad; later palmen ze hogere delen van het eiland in, waar zich de feitelijke broedgebieden bevinden. Wellicht heeft dit te maken met een gewenningsproces, want hun gedrag wijst erop dat zij in het begin bang zijn om aan land te komen. Zo vliegen ze geregeld massaal op om zich zigzaggend in de richting van de zee te begeven. Deze zogenaamde paniekvluchten lijken sprekend op de manier waarop sterns vluchten wanneer er plots een gevaarlijke roofvogel opduikt. Al bij de geringste verstoring (een overvliegende meeuw, een schreeuwende scholekster) vertonen zij die vluchtreflex.

     

    Gedragsverandering

     

    Eind april treedt er een plotselinge verandering op in het gedrag van de sterns. Opeens blijft een aantal vogels ’s morgens vroeg op het eiland achter, terwijl hun soortgenoten allen naar zee vliegen op zoek naar voedsel. De groep achterblijvers bestaat vaak uit enkele honderden enkelingen. Ze zitten in een dichte groep en zijn opvallend actief. In de eerste plaats worden er veel baltsactiviteiten uitgevoerd: er wordt voortdurend geschreeuwd en de vogels lopen naar elkaar toe in schitterende pronkhoudingen. Daarbij worden de vleugels uitgezet en zijn de kuiven hoog opgericht. Hoewel het vaak een warwinkel is van roepende, pronkende en vechtende vogels, vormen zich in de deinende massa paartjes. Soms ziet men een tweetal vogels afzijdig staan.

    Niet zelden wordt er dan door het wijfje in een gedrongen houding geroepen en gebedeld om een visje dat door het mannetje van zee is meegebracht of geeft ze te kennen bereid te zijn om te paren. Wanneer het mannetje met lange nek en een speciaal geluid eveneens laat blijken paringsbereid te zijn, volgt de copulatie.

    Omdat elk paar graag in de omgeving van soortgenoten broedt, maar tegelijkertijd zijn buren op enige afstand wenst te houden, heeft dat veelvuldige burenruzies tot gevolg. Dergelijke ruzies kunnen leiden tot felle vechtpartijen, waarbij de veren worden opgericht en de opengesperde snavels ineenhappen. Hoewel de snavelgevechten er erg imposant en dreigend uitzien, hebben ze zelden lichamelijke schade tot gevolg. Enkele dagen nadat een groep sterns zich definitief in het broedgebied heeft gevestigd, hebben de meeste paren eieren. Daarna vestigen zich nieuwe groepen, waardoor de kolonie uitgroeit en uiteindelijk duizenden legsels telt. 

     

    Nakomelingen

     

    Grote sterns leggen hun eieren in een kuiltje in het zand. Het eerst gelegde ei wordt uitsluitend door het wijfje bebroed. Voor het mannetje breekt nu een drukke tijd aan. ’s Morgens – voor het licht wordt – vertrekt hij al naar zee om één of enkele uren later met een visje voor zijn wijfje terug te komen. In meer dan 90 % van de gevallen is dat smelt, zandspiering, sprot of haring. Zo gaat het de hele dag door tot aan de avondschemering.

    Aangezien de visjes vaak op enkele tientallen kilometers van de kolonie worden gevangen, leggen de mannetjes per dag soms wel 500 kilometer af. Het doel van deze pendeltocht is het wijfje in optimale conditie te brengen. Alleen dan zal ze enkele dagen na het leggen van het eerste ei er nog een tweede produceren. Wanneer beide eieren gelegd zijn, houdt het voeren geleidelijk op.

    Het mannetje neemt nu de helft van de broedtaak op zich en het dagelijks ritme van beide ouders wordt gemerkt door afwisselend broeden en voedsel zoeken.

    Bij grote sterns verstrijkt opvallend veel tijd (soms wel 5 dagen) tussen beide legsels.

    De nakomertjes hebben veel minder reële levenskansen dan het eerder geboren broertje of zusje, zeker als na een week de jongen al uit het nest worden weggelokt.

    De tocht uit de kolonie is een gevaarlijke onderneming en soms kunnen de nakomertjes het tempo van de ouders niet bijhouden, waardoor ze verdwalen en in de maag van hongerige meeuwen belanden. Ze zijn ook steeds als eerste de dupe wanneer er voedselschaarste heerst, vooral tijdens langdurige stormperioden. Terwijl er op een windstille dag gemiddeld zo’n 15 visjes bij de jongen worden gebracht, krimpt de buit bij storm tot amper één enkel visje.

    Jonge sterns die de eerste week in leven blijven, maken goede kans om uit te vliegen.

    Ze houden zich verborgen in de dichte vegetatie die de kolonie omringt en wachten geduldig tot ze worden gevoerd. Op een leeftijd van ongeveer 30 dagen zijn de jongen vliegvlug en al spoedig volgen ze hun ouders naar zee.

    De trek komt op dreef vanaf half juli, bereikt een hoogtepunt in augustus en dooft uit in de loop van de maand oktober. Duizenden sterns zijn dan weer onderweg naar hun Afrikaanse winterkwartieren.

     

    Zonderling buurmanschap

     

    Opmerkelijk is dat sterns zich in grote kolonies nestelen, maar zich vaak vestigen in de buurt van kokmeeuwen. Dat lijkt vreemd, want kokmeeuwen zijn geduchte rovers, die er niet voor terugdeinzen eieren en jongen uit de sternkolonie weg te grissen en op te eten. Bovendien hebben kokmeeuwen de gewoonte om de visjes afhandig te maken, die grote sterns voor hun partner of jongen meenemen. Het buurmanschap van kokmeeuwen lijkt voor grote sterns dus een groot nadeel, vooral als onderzoek uitwijst dat zowat 13 % van de eieren en 9 % van de sternjongen worden geroofd.

    Wat bezielt de stern dan om vlak bij hun grootste vijand te gaan broeden?

    Het lijkt aannemelijk dat een kokmeeuw als buurman ook voordelen moet opleveren. Onderzoek naar de praktijken van een andere rover – de zilvermeeuw – leverde het bewijs. Zilvermeeuwen zijn eveneens beruchte rovers van eieren en jongen. Daarbij maken ze weinig onderscheid tussen grote sterns en kokmeeuwen. Wanneer er een zilvermeeuw in het gezamenlijk broedgebied verschijnt, zijn grote sterns en kokmeeuwen dan opeens bondgenoten. Beide soorten gedragen zich echter zeer verschillend.

    Kokmeeuwen vliegen onmiddellijk op van hun nest, vallen de zilvermeeuw aan en achtervolgen hem over een grote afstand. Vaak is dit voldoende om de rover te verjagen.

    Grote sterns daarentegen beschermen hun legsel tegen zilvermeeuwen door eenvoudigweg op hun eieren of jongen te blijven zitten. Zilvermeeuwen zijn best in staat om een grote stern van zijn nest te verjagen, maar doordat de kokmeeuwen zo fel aanvallen, krijgen ze daartoe zelden de kans. Zo dragen de kokmeeuwen ongewild bij tot een grotere veiligheid binnen de sternkolonie.

     

    De grote stern is wat kieskeurig en eet voornamelijk haringachtigen, die in de bovenste waterlagen leven en gemakkelijk vanuit de lucht worden verschalkt. Door deze beperkte voedselkeuze is de grote stern erg gevoelig voor veranderingen in de beschikbaarheid van deze gegeerde prooivissen.

    In tegenstelling tot veel andere soorten zeevogels hebben grote sterns geen krop; ze transporteren hun prooi één voor één in hun geheel naar hun kuikens.

    Is er te weinig haring dan schakelen ze over op zandspieringen, die door hun vorm makkelijk uit hun bek door kokmeeuwen kunnen worden geroofd. Om deze kleptomanen en parasiterende meeuwen te ontlopen, verplaatsen de ouders hun kuikens of gaan beide ouders tegelijkertijd vissen om zo het prooiverlies te compenseren.

     

    Jan Desmet heeft het altijd zonde gevonden dat veel van nieuw verworven en wetenschappelijk onderbouwde inzichten over “Dierenlevens” niet verder worden uitgedragen dan een publicatie in een vakblad of het auditorium van een universiteit.

    11-10-2008 om 07:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (7 Stemmen)
    04-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De slippertjes van spreeuwen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De meeste mensen weten van de spreeuw weinig meer te vertellen dan dat hij een onverbeterlijke kersendief is of een egoïstische slokop, die in de winter de in de tuin gestrooide voedselresten voor de snavels van andere vogels weggrist. Net als de koolmees is de spreeuw een holtebroeder, die maar al te graag gebruik maakt van nestkasten om in te nestelen.

    Vooral tijdens de koudste winterdagen brengt hij de nacht liever door in een nestkast dan op een gemeenschappelijke slaapplaats.

    Wanneer een mannetje na herhaalde inspecties een kast van zijn gading vindt, wordt deze door hem in bezit genomen. Eenmaal hij de smaak te pakken heeft, zet hij zijn inspectietocht verder en tracht zoveel mogelijk potentiële woningen te verwerven. De oudere mannetjes laten zich gelden door beslag te nemen op de meest geschikte broedplaatsen.

    Spreeuwen verkiezen holten waarvan de opening naar het oosten of zuidoosten is gericht, omdat deze zowel beschutting bieden tegen regeninslag als tegen de felle opwarming door de zuiderzon.

    Ook de hoogte van de verblijfplaats speelt een rol: hoe hoger, hoe liever.

    Omdat spreeuwen hun voedsel verzamelen op gemeenschappelijke foerageerplaatsen, verdedigen de mannetjes geen afgebakend territorium zoals de koolmees. Ze dulden evenwel niet dat andere mannetjes in de boom landen, waarin hun nestkast is opgehangen.

     

    Casanova

    Zodra een mannetje de trotse eigenaar van één of meerdere verblijfplaatsen is, kan hij een wijfje versieren. Hiertoe bouwt hij eerst een ruw nest. Om de aandacht van de dames te trekken die op zoek zijn naar een geschikte echtgenoot, vat hij post op een goed zichtbare plek in de buurt van zijn eigendom en begint er luid te zingen en met zijn vleugels te fladderen. Zodra een geïnteresseerd wijfje in de buurt neerstrijkt, lokt het mannetje haar naar zijn verblijf. Hij vliegt snel zijn nestkast binnen en nodigt haar al zingend uit om het interieur eens te bezichtigen. Na een tijdje overwint het vrouwtje haar aarzeling, nadert de aangewezen kijkwoning, lonkt naar binnen en waagt zich in het nest.

    Ze komt vervolgens weer naar buiten en gaat nog een keer in en uit. Vallen de charmeur en zijn intrek bij haar in de smaak, dan is het pleit beslecht. De meeste wijfjes bezoeken echter verschillende nestkasten en huisbewaarders vooraleer ze hun definitieve keuze maken.

    Daar de zang bij de partnerkeuze een belangrijke rol speelt, slaagt de verleider die met het meest gevarieerd (tot 15 imitaties) repertoire de toehoorder weet te bekoren, de gunst af te dwingen.

    Aanvankelijk verloopt de nestbouw stuntelig en ondoelmatig. Geregeld gooit het wijfje naar buiten wat het mannetje net voordien aanleverde. Spreeuwenmannetjes zijn in deze periode helemaal niet trouw aan hun partner en durven tijdens korte afwezigheden van het wijfje datzelfde lokgedrag vertonen om andere wijfjes te verleiden.

    De bouwactiviteit van het wijfje bereikt 4 à 5 dagen voor het legsel een hoogtepunt. Vanaf dan bezoekt zij het nest vaker en gedurende langere periodes dan het mannetje, dat nu nagenoeg onafgebroken zingt om zijn wijfje tot paren aan te sporen. Is ze voldoende opgewonden, dan vliegt ze naar het uitnodigend mannetje toe en pikt hem zachtjes in de nek, waarna hij met haar paart. Het aantal paringen bereikt een piek een tweetal dagen voor het eerste ei wordt gelegd.

     

    Vreemdgaan en koekoeksneigingen

    Sommige mannetjes durven voordeel trekken uit een korte afwezigheid van hun buurman om diens wijfje te verleiden tot een buitenechtelijke copulatie. Om er zeker van te zijn dat alle eieren van zijn vrouwtje door hemzelf zijn bevrucht, houdt het mannetje tijdens haar vruchtbare periode zijn eega scherp in de gaten en verjaagt elke minnaar die haar te dicht nadert. Vanaf de tweede of derde dag van de eierenleg begint het mannetje zich jegens zijn partner onafhankelijk te gedragen en vliegt hij vaak alleen weg. De meeste mannetjes die meer dan één nestkast bezitten, proberen dan een tweede wijfje te versieren. Zij brengen bij hun tweede verblijf het grootste deel van hun tijd zingend door en verwaarlozen hun eerste partner, tenzij zij tot paren bereid is. Het mannetje willigt echter haar wens alleen in wanneer hij op dat ogenblik geen ander wijfje op het oog heeft. Is dit wel het geval, dan gedraagt hij zich heel agressief tegenover zijn vrouwtje en verjaagt haar, alsof hij zich ten opzichte van het ongepaarde wijfje als een vrijgezel wil voordoen. Soms is het vrouwtje echter zo dominant, dat ze verhindert dat hij zich met een tweede wijfje verlooft. Gemiddeld 1 op 5 van de mannetjes slaagt erin om vreemd te gaan. Wijfjes van bigame mannetjes worden door hun buitenechtelijke liefdespartners doorgaans in de steek gelaten zodra ze 1 tot 2 eieren hebben gelegd. Zij brengen gemiddeld slechts 3 jongen groot doordat zij als alleenstaande niet in staat zijn voldoende voedsel te vergaren. Het mannetje keert dan terug naar zijn eerste liefde om haar te helpen bij het voederen van haar 5 tot 6 jongen.

    Sommige wijfjes leggen hun ei in het nest van een ander. Op deze manier laten ze andere  wijfjes opdraaien voor het bebroeden van de eieren en het grootbrengen van de jongen.

    Deze parasitaire wijfjes deinzen er zelfs niet voor terug om eerst een ei uit het nestkastje te werpen, alvorens er zelf een in te leggen. Zo vindt men soms legsels van 10 of meer eieren, daar waar wijfjes zelden meer dan 7 eieren leggen (gemiddeld 6).

     

    Gezinsplicht

    Als het laatste ei is gelegd, begint het wijfje te broeden en na 12 dagen, komen de eieren uit.

    Op het jongerenmenu staan spinnen, muggen, rupsen, emelten (larven van de langpootmug), regenwormen en larven en imago’s (poppen) van kevers.

    De spreeuw zoekt ze op door middel van zijn typische sperbeweging; hierbij steekt hij de gesloten snavel in de grond en maakt vervolgens een gat door deze open te spreiden.

    Wanneer later in het seizoen het aanbod van dit levend voedsel schaarser wordt, schotelen de ouders hun kroost ook broodkruimels, kersen en allerlei bessen voor. Na elke voederbeurt nemen de ouders de drekproppen van de jongen mee naar buiten, zodat het nest proper blijft. Na een 15-tal dagen zijn de jongen al flink opgegroeid en komen met hun kopje zo dicht bij het vlieggat dat de ouders voor de voederbeurt niet eens meer naar binnen hoeven. Ook de nesthygiëne wordt door de jongen, die hun uitwerpselen rechtstreeks buiten deponeren, geleidelijk zelf verzorgd. Na 21 dagen worden de jongen aangespoord het nest te verlaten. Aangezien de jongen nog niet in staat zijn zelf hun voedsel te verzamelen, dienen de ouders de gezinsleden na het uitvliegen nog een tijdje van voedsel te voorzien.

    De ouders zijn in staat hun jongen te identificeren op basis van hun bedelroepen, net zoals de jongen erin slagen de lokroepen van hun ouders te herkennen. Deze ouderzorg buiten het nest neemt zowat 3 tot 12 dagen in beslag. De eerste dagen na het uitvliegen, vergezellen de jongen hun ouders nog niet naar de gemeenschappelijke slaapplaatsen. Geleidelijk aan moeten zij immers zelf hun dagelijks rantsoen leren bemachtigen, waarna de sterke band tussen jongen en ouders verdwijnt.

    Rond eind mei, begin juni begint een aantal spreeuwen nog met een tweede legsel, waarbij nieuwe koppeltjes worden gevormd. De opbrengst van deze tweede broedcyclus ligt beduidend lager dan de eerste. Er worden minder eieren gelegd en er sterven veel meer jongen in het nest, als gevolg van het eenzijdige voedsel. Hierdoor worden de uitwerpselen van de jongen vloeibaar, waardoor de ouders ze niet meer uit het nest kunnen verwijderen. Bijgevolg bezwijken al heel wat jongen in het vieze en vochtige nest. Ook deze die uitvliegen en minder wegen, hebben weinig kans op overleven. Gemiddeld 7 op 10 jonge spreeuwen sterft voor ze 1 jaar oud zijn, al kunnen gezonde exemplaren een respectabele leeftijd van 5 jaar en meer bereiken.

     

    Fascinerend schouwspel

    Spreeuwen staken de zoektocht naar voedsel 1 tot 2 uren voor zonsondergang en troepen samen in kleine horden die zich verenigen op een aantal veilige verzamelplaatsen. Zo ontstaan dan ook enorme spreeuwenpopulaties – formaties van duizenden dichtopeengepakte vogels – met merkwaardige vliegbewegingen in groep. Ze vliegen ongeveer een halfuur heen en weer voordat ze massaal neerstrijken.

    De spreeuw heeft een typische vlucht. Hij slaat zijn vleugels snel op en neer, maar sluit ze af en toe eventjes, waarbij hij als een projectiel voort suist. Soms houdt de spreeuw zijn vleugels even uitgestrekt, zodat hij een korte glijvlucht maakt. Alle variaties duren hoogstens 1 tot 2 seconden en dat levert een snelle, rechtlijnige vlucht op. Zo’n spreeuwenwolk kan als één geheel keren en zwenken, samenklonteren tot een compacte formatie om daarna weer in verschillende richtingen uit te zwermen.

    Als je bedenkt hoe lastig het is voor een stuntteam om met een paar straaljagers enkele figuren te maken, vraag je je af hoe honderdduizenden spreeuwen het klaarspelen om zulke ingewikkelde gecoördineerde vliegmanoeuvres te maken. Ze vliegen niet alleen met gelijke snelheid en dezelfde koers, maar ze slaan zelfs de vleugels in hetzelfde ritme op en neer.

     

    Uit nauwkeurige waarnemingen van het gedrag van de stuntvliegers blijkt dat het tempo of de vliegrichting verandert, omdat één vogel op een gegeven moment het initiatief neemt en alle andere hem volgen. Maar het is niet steeds dezelfde squadronleader die het initiatief neemt, Iedere vlieger kan op een gegeven moment de rol van vluchtleider op zich nemen.

    Blijkbaar houden de spreeuwen elkaar tijdens het vliegen scherp in de gaten. Uit kleine veranderingen in vleugelbeweging en lichaamsas leiden ze af welke wending de vlucht van hun buurvogels gaat nemen. De vogels kijken dus veel verder dan hun snavel lang is. Ze letten ook op de soortgenoten die enkele meters verderop vliegen en blijven zo keurig in formatie.

    Zo maakt de spreeuwenwolk prachtige golvende en deinende bewegingen.

     

    Overlevingskansen inschatten

    Een uiterst interessante verklaring over dit gecoördineerd vlieggedrag is die van Wynne-Edwards, die tussen 1946 en 1974 hoogleraar was aan de universiteit van Aberdeen.

    Volgens hem zijn de nachtelijke samenkomsten nodig om de vogels inzicht te geven in de grootte van beschikbare voedselvoorraden. Al foeragerend merken de vogels wel of er veel of weinig voedsel, overvloed of schaarste is. Maar de spreeuwen moeten eveneens weten met hoeveel soortgenoten ze deze voedselvoorraad moeten delen. Als de vogels geregeld samenscholen, weten ze precies met hoeveel snavels ze uit dezelfde ruif eten. Als het aantal te groot is in verhouding tot de beschikbare voedselvoorraad, krijgt een deel van de vogels de drang om weg te trekken, op zoek naar gebieden met meer voer of streken met minder vogels.

    Een dagelijkse samenkomst is natuurlijk het beste voor een nauwkeurige afstemming van vogelaantal en voedselvoorraad. Maar dat kost veel tijd, vooral tijdens de korte winterdagen wanneer de spreeuwen hun tijd hard nodig hebben voor het vergaren van voedsel.

    Daarom vinden de samenkomsten plaats op de uren dat de vogels toch niet kunnen foerageren: 's avonds en ’s nachts.

    De theorie van Wynne Edwards verklaart eveneens waarom de vogels opvallende vliegbewegingen maken en waarom ze in de avondschemering bijna voortdurend kwetteren, met hun vleugels klapperen en ander kabaal maken. De spreeuwen doen gewoon hun uiterste best om soortgenoten te laten zien en horen met hoeveel snavels ze de provisiekast moeten delen.

     

    04-10-2008 om 14:59 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (1 Stemmen)
    29-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Terug van weggeweest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Beste Vogelvrienden en trouwe Bezoekers,

     

    Mijn laatste bijdrage dateert van – yes, shame on me – 7 juli wat betekent dat ik  meer dan twee maanden onproductief was op dit forum. 

    Niet dat ik geen zin had om wat te schrijven, maar professioneel  had ik de plicht totaal andere teksten te helpen produceren aan een intensief tempo.  

    Het moet wel hovaardig lijken als je op je eigen blog niet reageert op vriendelijke en attente schouderklopjes. Wie mij beter kent, weet dat ik daar niet ongevoelig voor ben. Mijn huidige job vergt heel wat energie, maar dat stoort mij niet, want ik heb er zelf voor gekozen. Niettemin zal ik opnieuw trachten – “tijd te maken”, heet dat dan – om op geregelde tijdstippen aan de opgewekte interesse tegemoet te komen.

    Begrijp mij niet verkeerd : ik heb niet de pretentie te beweren dat wat op dit blog verschijnt altijd je aandacht verdient.  De Kille Meutel verenigt een aantal vogelkenners, die uit liefde voor de natuur aandacht hebben voor het gevederd volkje en graag hun observaties delen.

     

    Birdy

      

    29-09-2008 om 23:12 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Roofvogelshows
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De mening van Jan Rodts

    Uit het toenemend aantal exotische en Europese roofvogelsoorten die in de 11 vogelopvangcentra worden binnengebracht, blijkt al langer dat roofvogelshows geregeld slachtoffers eisen.

    Ook gebeurt het vrij frequent dat zulke vogels vanwege de leren riemen aan hun poten in boomtakken verstrikt raken en de hongerdood sterven. Deze roofvogels, voordien in het bezit van nepvalkeniers of ondeskundige trofeejagers zijn vaak ontsnapt uit gevangenschap of moedwillig vrijgelaten. Zij zijn hun natuurlijk jachtinstinct kwijt en verkeren doorgaans in een bedenkelijke conditie.

     

    Dat roofvogels op een sprenkel – valkeniersjargon voor het blok waar ze op vastgebonden zitten – het publiek bekoren is zeker, maar door hun aard en levenswijze zijn deze vogels per definitie ongeschikt om in gevangenschap te worden gehouden.

    Hun lichaamsbouw en gedrag vragen om ruimte, niet om een riempje om de poten.

    Instinctief zijn deze vogels nog steeds voorbestemd voor snelheid, vrijheid en jacht en niet voor het navliegen van een ronddraaiende koordje met vlees.

    Trouwens iemand een loer draaien is iemand foppen, bedriegen of voor de gek houden en wie van ons vindt dat leuk?

     

    Deze ‘circusdieren’ zijn nog geen schim van hun soortgenoten in het wild.

    In het belangrijkste ‘positief’ argument – de vermeende  educatieve waarde – die goedwillende en kundige valkeniers aanwenden, gelooft de voorzitter van Vogelbescherming Vlaanderen ook niet.

    Immers de toeschouwers zien de vogels niet in hun natuurlijke doen. Voor de vogels is dat even funest (noodlottig) en zeker voor echte nachtvogels, zoals kerkuilen die je soms in zo’n show in de volle zon ziet verpieteren (verkommeren). Vermoedelijk leven er meer kerkuilen in gevangenschap – meestal nog in een papegaaienkooi – dan dat er vrij rondvliegen.

    Als je het publiek werkelijk van de fascinatie voor deze magnifieke roofvogels wil laten proeven, trek dan met de verrekijker of telescoop op pad. Er zijn roofvogelwerkgroepen waarmee je op stap kan gaan om de dieren in hun natuurlijke omgeving te zien en er zijn prachtige documentaires op video of dvd, die je kan huren of aanschaffen.

     

    Tot overmaat van ramp sporen deze vertoningen het grote publiek aan om zelf roofvogels te gaan houden, met als gevolg een complete malafide bedrijfstak die zich met illegale roofvogelhandel bezighoudt.

    Overigens heeft de vraag naar roofvogels geleid tot betreurenswaardige en onheuse praktijken, zoals het leegroven (eieren of jonge vogels) van nestkasten in openbare gebouwen en het aanbrengen van ongeldige kweekringen om de poten.

    In Europa zijn alleen wilde roofvogels wettelijk beschermd en niet de in gevangenschap geboren en opgegroeide vogels. Een vogel met een kweekring kan dus vrij worden verhandeld. De aluminiumringen die je gemakkelijk open rekt of bewerkt vervangen door hardstalen ringen, waarvan je de diameter niet kan vergroten, zou al soelaas brengen.

     

    Dierenwelzijn en valkerij, een eeuwenoude jachtmethode, zijn perfect verenigbaar

     

    Beroepsvalkeniers zijn het ermee eens dat wettelijke regels moeten voorkomen dat ‘charlatans’ de roofvogels uithongeren om er circusattracties mee op te voeren op kermissen, op braderieën en zelfs in scholen.

    Valkerij beoogt enkel de jacht met roofvogels op wild in een natuurlijke omgeving. Het in gevangenschap grootbrengen van roofvogels heeft niets te maken met valkerij.

    Voor een valkenier is de roofvogel eigenlijk hetzelfde als het geweer voor een traditionele jager.

    Een misvatting die circuleert, is dat je roofvogels reeds als kuiken kan trainen. Valkeniers halen roofvogels op bij fokkers wanneer de dieren zijn volgroeid en kunnen uitvliegen en het africhten vergt een specialistische verzorging, bijzonder veel doorzettingsvermogen en geduld.

    De kloof tussen mens en dier is in deze tijden al erg groot en de aandacht voor de natuur zeer gering. Om opnieuw respect te leren opbrengen, moeten mensen weer beseffen dat zij deel uitmaken van natuurlijke systemen. Roofvogels zijn enorm krachtige symbolen, omdat ze sterk en onafhankelijk zijn en niet door de mens kunnen worden gedomineerd.

     

    Educatieve demonstraties en voordrachten van valkeniers kunnen kinderen en volwassenen dan ook veel bijbrengen over natuurwetten. De ervaring van het werken met roofvogels doorprikt de menselijke arrogantie, die beweert alles onder controle te kunnen houden.

    Voor de roofvogel is de mens enkel een jachtpartner, die hij tolereert en waarmee hij – omwille van het wederzijdse respect – bereid is samen te werken. 

    Bij de hoge vlucht cirkelt de roofvogel op grote hoogte rond, op zoek naar een prooi. Doet zich een kans voor dan zal de vogel een duikvlucht benutten om de prooi te slaan. Als valkerij al een perfect samenspel tussen mens en dier is, dan is de aanwachterij hier misschien wel het mooiste vb. van.

    Allereerst wordt een staande hond het veld in gestuurd op zoek naar veerwild (bv. patrijs of fazant). Deze hond mag in geen geval zelf achter het wild aan gaan. Op het moment dat de hond gaat ‘voorstaan’ (teken dat er wild, dat zich schuil houdt, is gelokaliseerd), zal de valkenier de valk laten opstijgen en daarna beoordelen of die op de juiste hoogte is. Als de valk goed staat, geeft de valkenier de hond (Springer) het teken om het gevonden wild uit de dekking te drijven; daarna zal de valk een poging wagen het wild te slaan.

    Bij de lage vlucht worden zoogdieren zoals konijn en haas bejaagd. De valkenier draagt hierbij de jachtvogel op de vuist, lopend door het jachtgebied en vergezeld van een hond. De hond heeft als taak het wild dat zich in dekking bevindt, weg te drijven; uit ervaring weet de jachtvogel dat hij zijn kansen om de prooi te slaan vergroot wanneer hij de hond goed in de gaten houdt.  

    Soms is de samenwerking nog complexer: als men gebruik maakt van een fret, laat men eerst de jachthond speuren naar belopen konijnenpijpen; eens een hol ontdekt laat men de fret het konijn eruit drijven, dat meteen wordt achtervolgd door de jachtvogel.

     

    Zeer vele valkeniersgroepen over de hele wereld doen via fokprogramma’s inspanningen om bedreigde soorten te helpen en te herintroduceren (bv. slechtvalken die haast waren uitgeroeid).  Beter zou men een brug slaan tussen natuurbeschermingsorganisaties en erkende valkeniersgroepen die aan roofvogelrehabilitatie doen, die uiteindelijk hetzelfde doel nastreven: roofvogels ondersteunen en beschermen.

    Wanneer een roofvogel ook maar één week niet vrij heeft kunnen vliegen, is zijn lichamelijke conditie er sterk op achteruit gegaan. Om hem weer fit genoeg te krijgen om actief te gaan jagen, zijn er minstens enkele weken van dagelijkse training nodig, methodes die natuurbeschermingsorganisaties niet beheersen. Het is een slecht idee om een roofvogel die te weinig spieren heeft – bv. na het herstellen van een verwonding – zomaar in het wild los te laten.

    De enige manier om een beperkt, maar gezond roofvogelbestand echt te ondersteunen is haar voedselbronnen en haar habitat te verbeteren en de bedreigingen, veroorzaakt door de mens, te verminderen. Voor men roofvogels op een bepaalde  plaats (terug) in het wild uitzet, moet men dus een zeer goede kennis hebben van de plaatselijke wilde populatie en habitat en er zeker van zijn dat er een overschot aan overlevingsbronnen is.

     

    Het geeft een uitzonderlijk gevoel het vertrouwen te genieten van een roofvogel en hem te zien jagen, een gevoel van eenheid met de natuur.

    Valkeniers voorzien in de behoeften van hun vogels door ze dagelijks vrij te laten vliegen, ze tijdens het jachtseizoen te laten jagen en ze daarbuiten fit te houden door ze op een loer of een balg, of naar de hand te laten vliegen. Hiervoor moet je het vertrouwen genieten, dat alleen met een correcte behandeling kan worden afgedwongen. Een valkenier streeft ernaar de natuurlijke conditie van elke roofvogel zo dicht mogelijk te benaderen en hem zo fit mogelijk te krijgen.

     

     

     

    29-09-2008 om 21:50 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (10 Stemmen)
    06-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Correctiesleutel Sommebaaiquiz
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Herinner je de vraag bij het bericht over de Sommebaai verschenen op 21/06: kan je naam en foto van de 10 uitgekozen vogels op het spoor komen op basis van de hiernavolgende bondige beschrijvingen?

    De illustraties van de beschreven vogels zijn onderaan in de linkermarge in een willekeurige volgorde gerangschikt; er staan geen volgcijfers bij, maar de bovenste foto is nummer 1, die eronder nummer 2 en zo verder …

    Hier volgt de correctiesleutel: letter (omschrijving) – naam – nummer (foto)

     

    a)    deze vogel broedt in grote en luidruchtige kolonies bij duinplaatsen en kwelders (buitendijks gelegen aangeslibd land van een wad, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt, ook schorre); kenmerkend zijn de chocoladebruine kop en de opvallende donkerrode snavel en poten: de kokmeeuw (3) is een kleine wendbare zeer wit ogende meeuw; hun aantal is verder toegenomen nu meer reservoirs en opgespoten terreinen (kunstmatige biotopen) veilige rustplaatsen verschaffen en vuilnisbelten een overvloed aan voedsel (slikbewoners, zoals schelpdieren, slakjes, wormpjes, kreeftjes of visjes) bieden; in het water vangen kokmeeuwen hun buit meestal al zwemmend, al grondelend of door middel van stootduiken (vanuit de lucht naar een prooi duiken)

    b)   deze echte kustvogel onderscheidt zich door een oranjerode snavel, een zwarte kap op de kop en eerder korte poten; hij bereikt deze contreien na een erg lange tocht (16 000 tot 18 000 km) vanuit de overwinteringgebieden in de zuidelijke oceanen nabij de Zuidpool; de noordse stern (6) is meer aan zee gebonden dan de visdief; hij broedt het noordelijkst van alle vogels, meest op eilanden voor de kust, ook op zand- en kiezelstranden; hij overwintert in de meest zuidelijke streken en ziet daardoor van alle vogels op aarde het meest daglicht

    c)    deze erg kleurrijke vogel met een groenzwart kopje, vuurrode snavel en bruinwit verenpak met zwarte schouderstreep, voedt zich in ondiep water met vooral kleine schelp- en schaaldieren en broedt het liefst in een oud konijnen- of vossenhol; de bergeend (1) leeft vooral maar niet uitsluitend langs de kust; aan het eind van de zomer verzamelen de eenden zich en vliegen de meest volwassen vogels naar   Hegoland om er te ruien; dit is een merkwaardig klein eilandje (amper 1,7 km² groot met 1 650 inwoners) in de Noordzee op 70 km van de Duitse kustlijn, vooral bekend om zijn roodkleurige rotskust die tot ruim 60 meter hoog uit de zee rijst; bergeenden hebben zich naar het binnenland verspreid dankzij de toegenomen zand- en grindafgravingen in lage gebieden; de bergeend zwaait met zijn snavel heen en weer door de natte modder op zoek naar algen, slakken en kleine schaaldiertjes, graast en ook wel eens in ondiep water grondelt om voedsel te bemachtigen

    d)    deze vogel komt aan de kust minder voor dan de noordse stern en broedt veel vaker in de buurt van zoet water; met de zwartgepunte rode snavel pikt hij het voedsel op dat bij voorkeur bestaat uit kleine rondvis (haring, kabeljauw, koolvis, makreel, schelvis, wijting) en meestal al duikend wordt bemachtigd; bij gebrek aan rondvis wordt overgeschakeld op kleine platvis, garnalen en kikkervisjes; het visdiefje (4) is de stern die het vaakst boven Europa wordt gezien; eerst bidt hij om dan met de kop vooruit naar vis en weekdieren te duiken, waarna hij zijn prooi direct doorslikt of hem in zijn snavel meeneemt naar zijn partner of zijn jongen in het nest

    e)    deze vogel die in poldergebieden toeft, onderscheidt zich van andere waadvogels door zijn wit verenkleed versierd met enkele zwarte strepen, zwarte kopkap, erg lange blauwgrijze poten en een duidelijk opwaarts gebogen snavel; het voedsel, zoals insecten en kleine kreeftjes, wordt in ondiep water met maaibewegingen van de snavel buit gemaakt; de kluut (9) nestelt in ondiep, enigszins brak water en slibachtige modder met drogere eilandjes in tamelijk grote, wijdverspreide kolonies, niet zo dicht opeengepakt als meeuwen of sternen; in de winter vormen ze echter wel dichte drommen om beschutting en bescherming te zoeken

    f)     deze vogel is bekend om zijn befaamde donsveertjes die op de borst van het vrouwtje groeien en waarmee het legsel in het nest warm wordt gehouden; deze vogelsoort broedt vaak op voor de kust gelegen eilandjes of soms langs oevers van meren en rivieren; kruin en buik van de woerd zijn zwart, de rest van het verenpak wit; van dichtbij lijkt de borstlicht roze en de nek lichtgroen; de eidereend (8), een echte zeevogel, leeft in groepen en wordt vaak in grote zwermen voor de kust gezien; hij duikt voor de kust, in riviermondingen en baaien van het oppervlak naar krabben, schaaldieren, garnalen en zeesterren; broedt in het noorden van Groot  Brittannië, Ijsland en Skandinavië en in de Waddenzee; overwintert op zee tot in West-Frankrijk met grote groepen in zandbaaien en boven mosselbanken, zelden landinwaarts

    g)    deze vogel voedt zich vooral met dieren uit ondiepe kustwateren, zoals krabben, schelpdieren, zeesterren en vissen, maar evenzo met afval dat uit vissersboten overboord wordt gekipt of zelfs met afvalresten op stortplaatsen; het verenpak vertoont zilvergrijze bovendelen; kop en onderzijde zijn wit; op de gele snavel is een rode vlek en de poten zijn roos; de zilvermeeuw (5) leeft ’s zomers vooral op kliffen en ver in het binnenland, waar hij op vuilnisbelten eten zoekt en rust; ’s winters foerageert hij vooral rond afvoerpijpen en rioolbuizen rond kleine havens of bij eb op wadden; zilvermeeuwen – vaak na een mislukt broedsel – wagen zich aan het roven van eieren en jongen van sternen

    h)    in getijdenzones zoekt deze fraaie kustvogel met zwart-wit verenkleed, oranjerode beitelvormige snavel en roze poten vooral naar mosselen en kokkels, maar ook wel naar wormen; schelpdieren weet hij vlot met zijn snavel open te hakken of los te wrikken; geen andere vogels dan de scholekster (10) vormt zulke dichte vaak reusachtige en lawaaierige zwermen; de scholekster zoekt naar grote zeewormen en weekdieren, pikt schelpdieren tussen rotsen en zeewier weg en eet ook wel eens regenwormen op landbouwgronden, daar kokkels steeds minder gemakkelijk te vinden zijn; broedt op zand-, modder- en rotskusten, met gras begroeide eilanden, oevers lang noordelijke rivieren en grasvelden 

    i)     deze vogel heeft een volledig wit verenpak; zijn naam heeft hij te danken aan zijn lange platte breed uitlopende snavel in de vorm van een spatel; hiermee waadt de steltloper voorovergebogen met maaiende bewegingen door het water om kleine schaaldieren, weekdieren, kleine amfibieën en stekelbaarsjes te vangen; de lepelaar (2) is een vogel van moerassen en meren met veel ondiep water, maar ’s winters verblijft hij ook in riviermondingen, waar hij door het water schrijdt met zijn haast menselijke tred; hij broedt rond met riet omzoomde meren met veel struikgewas, maar foerageert op uitgestrekte zoutpannen (komvormige laagten in de duinen), kustmoerassen en brakke watergebieden

    j)     deze leuke vogel van stille zand- en kiezelstranden en ondiepe zoutwaterpoelen, vertoont bij zijn zoektocht naar voedsel een vrij komisch gedrag; hij doet een paar kwieke passen, staat dan als een standbeeld plots stil, waarna hij met een snelle snavelbeweging voedsel uit het slib pikt om dan weer bewegingloos toe te kijken; na een korte pauze herhaalt zich hetzelfde ritueel; de bontvlekplevier (7) heeft een witte wenkbrauwstreep een korte zwart-oranje snavel, een witte halsband, een brede zwarte borstband; helderwitte onderdelen, licht zandkleurige bovendelen en felgekleurde oranje poten; in volle vlucht ziet men aan rugzijde een donkere staartpunt met witte zijkanten aan de staartveren en witte vleugelbanden; de bontvlekplevier broedt op zand- en kiezelstranden en op opgespoten land; het hele jaar door treft men de vogel aan op brede stranden, waaronder riviermondingen, ook wel (minder frequent) op rotskusten

     

     

    06-07-2008 om 15:41 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    03-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nesten observeren

    De campagne van Vogelbescherming Nederland gekoppeld aan een interactief videoproject  “Beleef de lente” was vorig jaar een groot succes; dagelijks raadpleegden gemiddeld 10.000 bezoekers de website.  Wie een kijkje wil nemen in zes vogelnesten (torenvalk – steenuil – ijsvogel – lepelaar – grote stern – gierzwaluw), waar webcams alle gebeurtenissen live registreren, moet even www.beleefdelente.nl aanklikken.

    Via het bijhorende forum is het mogelijk om alle waarnemingen te bediscussiëren; ook worden dagboeken bijgehouden door vrijwilligers.

    Bedoeling van de campagne is zoveel mogelijk mensen te laten genieten van de unieke beelden en hierover met elkaar te laten communiceren.

    Technisch geen eenvoudige klus, aangezien de filmopnames van de camera’s een behoorlijke hoeveelheid bandbreedte vereisen. Daarenboven is het een hele uitdaging om de webcams op lastig te bereiken plekken te installeren en in werking te houden.  Een sociaal software platform staat in voor de realisatie (de streaming van de camerabeelden naar internet) en het beheer van de interactieve website.

    Privé-(schier)eiland voor sternen

    Eén van de knapste toonbeelden van hoe natuur en economie samen kunnen gaan, vind je in Zeebrugge. Aan de oostelijke voorhaven werd een kunstmatig schiereiland van 5 ha opgespoten met het zand van de uitbaggering van de havengeul. Het eiland groeide intussen uit tot 11 ha en verwierf internationale faam als de grootste broedkolonie van sternen in West-Europa. De unieke kolonie is digitaal te bezoeken op www.natuurpunt.be/sternen

    Niet alleen sternen toeven in het kunstmatig leefgebied; ook de kokmeeuw, de bergeend, de scholekster, de stormmeeuw, de zwartkopmeeuw, de kleine mantelmeeuw, de witte kwikstaart, de bontbekplevier en de kneu treft men er aan. Door de afgezonderde ligging komen er quasi geen roofvogels in de buurt en is er ook weinig kans op andere verstoringen. Geregeld worden hoog opgeschoten vegetaties verwijderd en schelpenbanen aangelegd om de dwergsternen op hun wenken te bedienen.

    Het sternenonderzoek dat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) uitvoert in Zeebrugge, kent 4 belangrijke pijlers:

    ·         grootte van de populaties

    ·         populatiesamenstelling (ringen)

    ·         broedsucces

    ·         voedselkeuze

    03-07-2008 om 18:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    27-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nestbouw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Foto: de grote textorwever

    Eksters kan je door het luchtruim zien vliegen met zulke lange takken in hun bek, dat ze haast uit balans worden gebracht. Met hun krachtige snavel wrikken ze zelfs twijgjes van bomen.

    Ook duiven staan bekend als verwoede takjesverzamelaars, al beperken ze zich meestal tot losse en kleinere takjes die ze op de grond vinden.

    Daar één enkele zijtak te weinig houvast biedt, wordt meestal een bouwplek gekozen op een vork van meerdere takken. Maar ook dan nog heeft de wind vrij spel en tuimelen geregeld de moeizaam aangevoerde takjes gewoon naar beneden, waarna het geduldig opbouwwerk herbegint.

    De eerste nestfundamenten op hun plaats houden, is voor de vogels de lastigste karwei, maar eens genoeg takjes blijven liggen, houden die elkaar met hun gewicht en knobbelige vorm wat in bedwang en wordt het bouwen ook meteen makkelijker.

    Sommige vogelsoorten kennen wel handige kneepjes om hun nest in aanbouw te verstevigen. Staarmezen bv. verwerken spindraad in hun bouwsel , wat het geheel als bij een klittenband (velcro) bijeenhoudt.

    Zwaluwen metselen met speeksel de modder, waarin ook vaak stukjes stro verwerkt zitten, voor hun lemen komvormig nest aan elkaar.

    Karekieten zijn dan weer met grassprietjes in de weer, die ze rond rietstengels wikkelen en waartussen zij hun nestje weven. Belangrijkste voorwaarde is dat er voldoende rietstengels dicht genoeg opeen staan om er het nest op een meter boven water aan te kunnen vastvlechten. Omdat het nest bij wind wat mee wiebelt, heeft het de vorm van een diepe kom, zodat eieren of jongen er niet zo snel kunnen uitrollen.

    Een nogal merkwaardig vogelnest is dat van de Australische boskalkoen. Deze wat vreemde vogel, die zijn jongen in de steek laat zodra deze uitkomen, gaat niet zelf op het nest zitten broeden.

    Van aarde en plantendelen bouwt het mannetje een koepeltent van enkele tientallen cm hoog, waarin hij tunnels graaft. In deze gangen legt het wijfje haar eieren. Het legsel wordt uitgebroed door de warmte die vrijkomt door rotting van bladeren en plantenresten. Het mannetje controleert de temperatuur binnen het nest door dagelijks zijn kop in het bouwsel te steken.  Als de temperatuur te hoog is schraapt hij een laagje aarde weg bovenaan het gewelf, opdat de regen wat verkoeling kan brengen.

    De grote textorwever, die graag in de buurt van mensen woont, is eveneens een buitengewoon nestbouwer. De mannetjeswever begint met een raamwerk en gebruikt vervolgens zijn snavel om repen palmblad los te trekken, die hij drapeert over een takje en vervolgens dicht vlecht met grassprieten. Als het nest klaar is, waarbij een opening wordt vrijgelaten aan de onderkant, gaat het mannetje er ondersteboven aan hangen en probeert hij vrouwtjes te verleiden met zijn lokroep en fladderende vleugels.

    27-06-2008 om 22:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    21-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogelnest brengt buurt samen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    “Nest 3” is het derde van een reeks kunstprojecten van Andreas Hetfeld in samenwerking met Suus Baltussen, die zowel mensen, de kunsten als de natuur bij elkaar brengen.

    Op initiatief van het Middelheimmuseum nodigden de Nederlandse beeldkunstenaars iedereen uit om samen met de Kielenaars te bouwen aan een reuzengroot nest op het grasveld naast de sociale woonblokken van het Kiel.

    Het nest is een levend en groeiend object met een diameter van 9 meter en een hoogte van 4,5 meter.

    De buitenkant wordt opgetrokken uit wilgentakken die deels in de grond worden geplant en dan tot leven komen wanneer ze knoppen en blaadjes krijgen. De binnenkant wordt bekleed met mossen en andere zachte natuurlijke materialen.

    Het concept doet denken aan de voorstelling “Dooi vogeltje” van Benjamin Verdonck die in mei 2004 tegen het administratief centrum van Brussel op 30 meter hoogte onafgebroken 7 dagen lang in een gigantisch zwaluwnest doorbracht. De vertoning schetst het verhaal van een man die komt, ziet en in een poging om zijn toeschouwers te omarmen uiteindelijk valt.
    Benjamin Verdonck is een acteur en theatermaker – verbonden aan het Toneelhuis in Antwerpen – die met zijn werken vaak de openbare ruimte opzoekt en ziet wat kunst daarin kan betekenen.

    Ook Andreas Hetfeld speelt al langer met het idee om ongewone locaties te zoeken. Graag wil hij een nest bouwen in het midden van een drukke rotonde, om het contrast tussen het verkeer en de kwetsbaarheid en gevoeligheid van de mens tot uiting te laten komen. Het nest maakt je immers gevoeliger voor wat je ziet en hoort en het is een veilige en geborgen plek.

    Allicht trekken de Kille Meutel-vogelvrienden hier ook een – weliswaar kleinschaligere – parallel: de rustige groene oase – een warm nest – te midden van de woonzone, vlakbij de drukke luchthaven.

    Eén van de eigenschappen van dit interactieve kunstproject “Nest 3” is dat het de kracht en daarmee de kans bezit de meest uiteenlopende culturen op een natuurlijke manier met elkaar te verbinden. Het stimuleert de sociale cohesie tussen de buurtbewoners, waardoor de wijk weer uitgroeit tot een ontmoetingsplek. Jong en oud kunnen bij het project worden betrokken en er actief aan deelnemen. Dit kan zowel naast, als samen met elkaar. Met zijn allen iets creëren schept een gevoel van samenhorigheid en veiligheid. Samen de handen uit de mouwen steken, kan meer bereiken dan vele gesprekken en eenieders bijdrage is belangrijk want hij bevordert het groeiproces.

    21-06-2008 om 18:38 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Sommebaai

    De gigantische baai aan de trechtervormige monding van de rivieren Somme en Maye –

    internationaal bekend vanwege de ecologische rijkdom – bestrijkt ongeveer 6 000 ha.

    De monding van de rivier kenmerkt zich door zandbanken en vlaktes.

    Bij eb trekt het water zich terug tot ruim 14 km van het leuke plaatsje Saint-Valery-sur-Somme.
    De verlokkelijke streek barst van de vogels en het noordelijke landdeel (3 000 ha groot) ten noorden van het vissersdorpje Le Crotoy is een natuurreservaat, waarin het ornithologisch Parc du Marquenterre ligt. Dit prachtig domein telt gevarieerde biotopen, zoals duinen, rietkragen, zoutwater lagunes, vijvers, venen en moerassen, waar meer dan 300 vogelsoorten nestelen.

    In voorjaar en najaar is het hier een komen en gaan van de meest uiteenlopende soorten. Het merkwaardig natuurgebied ligt dan ook op het kruispunt van grote migratiewegen van Afrika en de Middellandse Zee naar IJsland, Groot-Brittannië, Scandinavië en de Baltische staten. De Sommebaai biedt een voedselrijke rust- en ravitailleringplaats voor vogels op trektocht.

    Naast de grauwe gans, de wilde eend, de smient, de drieteen strandloper, de kleine en de grote mantelmeeuw, de reiger, treffen we in de streek nog andere merkwaardige bezoekers:

    Kan je naam en foto van de 10 uitgekozen vogels op het spoor komen op basis van de hiernavolgende bondige beschrijvingen?

    a) deze vogel broedt in grote en luidruchtige kolonies bij duinplaatsen en kwelders (buitendijks gelegen aangeslibd land van een wad, dat bij gewone vloed niet meer onderloopt, ook schorre); kenmerkend zijn de chocoladebruine kop en de opvallende donkerrode snavel en poten

    b) deze echte kustvogel onderscheidt zich door een oranjerode snavel, een zwarte kap op de kop en eerder korte poten; hij bereikt deze contreien na een erg lange tocht (16 000 tot 18 000 km) vanuit de overwinteringgebieden in de zuidelijke oceanen nabij de Zuidpool

    c) deze erg kleurrijke vogel met een groenzwart kopje, vuurrode snavel en bruinwit verenpak met zwarte schouderstreep, voedt zich in ondiep water met vooral kleine schelp- en schaaldieren en broedt het liefst in een oud konijnen- of vossenhol

    d) deze vogel komt aan de kust minder voor dan de noordse stern en broedt veel vaker in de buurt van zoet water; met de zwartgepunte rode snavel pikt hij het voedsel op dat bij voorkeur bestaat uit kleine rondvis (haring, kabeljauw, koolvis, makreel, schelvis, wijting) en meestal al duikend wordt bemachtigd; bij gebrek aan rondvis wordt overgeschakeld op kleine platvis, garnalen en kikkervisjes

    e) deze vogel die in poldergebieden toeft, onderscheidt zich van andere waadvogels door zijn wit verenkleed versierd met enkele zwarte strepen, zwarte kap, erg lange blauwgrijze poten en een duidelijk opwaarts gebogen snavel; het voedsel, zoals insecten en kleine kreeftjes, wordt in ondiep water met maaibewegingen van de snavel buit gemaakt

    f) deze vogel is bekend om zijn befaamde donsveertjes die op de borst van het vrouwtje groeien en waarmee het legsel in het nest warm wordt gehouden; deze vogelsoort broedt vaak op voor de kust gelegen eilandjes of soms langs oevers van meren en rivieren; kruin en buik van de woerd zijn zwart, de rest van het verenpak wit; van dichtbij lijkt de borstlicht roze en de nek lichtgroen

    g) deze vogel voedt zich vooral met dieren uit ondiepe kustwateren, zoals krabben, schelpdieren, zeesterren en vissen, maar evenzo met afval dat uit vissersboten overboord wordt gekipt of zelfs met afvalresten op stortplaatsen; het verenpak vertoont zilvergrijze bovendelen; kop en onderzijde zijn wit; op de gele snavel is een rode vlek en de poten zijn roos

    h) in getijdenzones zoekt deze fraaie kustvogel met zwart-wit verenkleed, oranjerode beitelvormige snavel en roze poten vooral naar mosselen en kokkels, maar ook wel naar wormen; schelpdieren weet hij vlot met zijn snavel open te hakken of los te wrikken

    i) deze vogel heeft een volledig wit verenpak; zijn naam heeft hij te danken aan zijn lange platte breed uitlopende snavel in de vorm van een spatel; hiermee waadt de steltloper voorovergebogen met maaiende bewegingen door het water om kleine schaaldieren, weekdieren, kleine amfibieën en stekelbaarsjes te vangen

    j) deze leuke vogel van stille zand- en kiezelstranden en ondiepe zoutwaterpoelen, vertoont bij zijn zoektocht naar voedsel een vrij komisch gedrag; hij doet een paar kwieke passen, staat dan als een standbeeld plots stil, waarna hij met een snelle snavelbeweging voedsel uit het slib pikt om dan weer bewegingloos toe te kijken; na een korte pauze herhaalt zich hetzelfde ritueel

    Je kan via een @-bericht of in het gastenboek/birdywatch je antwoord op deze korte quiz kwijt; probeer hierbij ook het juiste nummer van de foto aan de naam, die je afleidde uit de beknopte omschrijving (letter), te koppelen!

    De illustraties van de beschreven vogels zijn onderaan in de linkermarge in een willekeurige volgorde gerangschikt; er staan geen volgcijfers bij, maar de bovenste foto is nummer 1, die eronder nummer 2 en zo verder …

    Op 04/07 verschijnt de correctiesleutel en verneem je of je de juiste naam aan letter en nummer wist te linken. Succes!

    21-06-2008 om 12:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    15-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aalscholver
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De gewone aalscholver of schollevaar is de enige soort die in ons land voorkomt, vroeger als broedvogel, vandaag uitsluitend als een zeldzame gast.

     

    De aalscholver leeft in kolonies, zowel aan de kust als in het binnenland in de nabijheid van natuurlijke binnenwateren. Dagelijks legt deze uitstekende vlieger grote afstanden af, op zoek naar voedsel.

    In water van 1 tot 3 meter diep duikt hij naar vis, schaaldieren en amfibieën. Bij voorkeur eet hij jonge platvis, brasem en aal, waarvan 50% handelswaarde heeft. Onderzoeken wijzen uit dat hij trouwens veelal zieke of door wormen getroffen vis eet. Hij achtervolgt zijn prooi en kan wel 45 seconden onder water blijven. De jachtduur varieert van een half tot 2 uur, waarbij de vogel tot 160 keer het water kan induiken.

     

    De keel en wangen zijn wit. Het verenkleed van deze pelikaanachtige is grotendeels glanzend zwart en bronsgroen van kleur met witte dijvlekken; deze spelen bij de balts en paarvorming een grote rol, die met een flitsende advertentiecampagne start.

    De mannetjes zakken op hun nest diep door de poten, gooien de kop naar achter in de nek en buigen hun staart naar voren. Daarbij klappen ze de vleugels naar buiten, terwijl ze die met de polsen tegen het lijf gedrukt houden. Dit ritmisch bewegen van de vleugels geeft een overvliegend vrouwtje zicht op de fel afstekende witte dijvlekken van het mannetje en op de verve waarmee hij zich in de voortplantingsstrijd werpt. Vrouwtjes hebben een voorkeur voor actieve mannetjes of die al een nest hebben of niet.

     

    Aalscholvers hebben een lange, slanke, rekbare hals; aan de forse bovensnavel bevindt zich een haakvormige punt.  Uitwendige neusgaten ontbreken en de snavel is licht getand. De poten zijn voorzien van zwemvliezen.

    Het mannetje van de aalscholver is iets groter (ca 90 cm) en zwaarder dan het vrouwtje (2,3 t.o.v. 1,9 kg); verder zijn er weinig uiterlijke verschillen. De vogel heeft geen waterdicht verenkleed en wordt bij het duiken drijfnat. Voordat de aalscholver terug naar het nest vliegt, laat de vogel het doorweekte verenkleed met wijd gespreide vleugels, die een spanwijdte kunnen halen van anderhalve meter, op een rustig plekje aan de oever of op een slikplaat even drogen (tot 20 minuten lang).

     

    Aalscholvers die in zout water vissen, slikken wel eens stenen in om gemakkelijker en dieper te kunnen duiken. Bij de jacht onder water bewegen ze zich schoksgewijs voort door beide poten gelijktijdig naar achteren te stoten. Wanneer de vogel een vis beet heeft, neemt hij deze mee naar het oppervlak om hem door te slikken.

    Het opstijgen uit het water wil nog weleens lastig gaan, zeker bij vogels die een goed maal hebben verorberd en daardoor extra zwaar zijn beladen. Dan stoten ze weer herhaaldelijk de poten naar achteren, als bij het duiken, bij wijze van aanlopen. Dit wat hortende take-off, met een achterlijf dat nog vaak tegen het water ketst, heeft ze in Nederland de bijnaam ‘kontekloppers’ opgeleverd.

     

    Bij grote overvoed vissen aalscholvers ook wel in groep, vooral wanneer het water troebel is. Aalscholvers moeten immers hun prooi kunnen zien. Een deel van de groep duikt de troebele diepten in en jaagt de vissen op naar hogere ondiepe regionen, waar het water helder is en de prooien aan de trefzekere snavels van de collega-aalscholvers niet kunnen ontkomen.

    Die taakverdeling wisselen de vogels af. Dit is een buitengewoon efficiënte techniek waarmee de vogels spiering, witvis, brasem en pos (baarsachtige gevlekte vis) bemachtigen, soorten die nauwelijks belangrijk zijn voor beroepsvissers. Ze vormen dan één lijn en maken zo doeltreffend jacht op de vissen die zich bij eb in riviermondingen en baaien samenscholen. Aan het gedrag van troepen meeuwen leiden ze af waar zich die grote scholen kleine vissen bevinden.

    De jachttactiek laat aalscholvers toe om vaak in minder dan een half uur aan hun dagelijkse voedselbehoefte te voldoen. Ze besteden dan ook veel tijd aan de verzorging van hun verenpak, aan wat rusten, baltsen en spelen.

    Als ze in groep uitvliegen, vormen ze soms lange golvende rijen of een wigformatie.

    Op zonnige zomerdagen gaan ze ook wel eens graag solo vliegen, waarbij ze zwevend op de stijgende lucht in spiralen opklimmen. Wanneer ze hoog genoeg zijn, beginnen ze aan een strakke glijvlucht.

    In Afrika en Azië worden afgerichte aalscholvers gebruikt om voor de mens vis te vangen.

    Een ring rond de hals voorkomt dat ze de prooi zelf inslikken; in Japan is de aalscholverjacht een toeristische attractie.

     

    De mest of guano van de aalscholver is een gegeerd product. De rijkste afzettingen bevinden zich aan de westkusten van Zuid-Amerika en Zuid-Afrika, waar miljoenen aalscholvers nestelen.

    Het zijn immers zeer sociale dieren die zij aan zij op rotsrichels aan zee, maar het liefst in bomen in de buurt van meren en vijvers nestelen, ver van de door mensen bewoonde wereld.

    Het bouwen van een aalscholvernest gaat gepaard met een flinke portie vernielzucht. Om aan takken voor nestmateriaal te komen, slopen de vogels de boom waarin ze hun nest bouwen. Bovendien overleven de bomen dit broedgeweld vaak niet daar ze bezwijken onder de grote hoeveelheden uitwerpselen met een hoge zuurgraad, die de vogels massaal over de bomen uitstorten. De kolonie moet dan op zoek naar een nieuwe bomengroep.

    Het nest wordt gemaakt van takken en twijgen, bekleed met riet, stengels en gras.  

    Het legsel van de aalscholver bestaat uit 3 tot 4 blauwe, met een krijtlaag bedekte eieren van 50 g.  Deze worden 23 tot 25 dagen bebroed. De jongen zijn zwart en hebben een roze naakte kop; beide ouders staan in voor het onderhoud van het nest, het broeden en het voeren van de jongen.

    De jongen vliegen reeds na minder dan twee maanden uit. Het volwassen verenkleed krijgen ze pas als ze twee jaar of nog ouder zijn. Pas dan gaan ze voor het eerst op zoek naar een partner.

     

    Naast het verloren gaan van zijn leefgebieden door grootschalige droogleggingen en watervervuiling werd deze viseter genadeloos vervolgd door vissers en viskwekers. Toch wijst alles erop dat de aalscholver de visserij eerder dient dan schaadt. De prooien van deze jager zijn immers vooral kleine, minder gezonde vissen.

    In Europa  is de soort beschermd … hoewel … momenteel  circuleert een petitie (opgestart op 13/02/08, die zeker nog loopt tot eind juli 2008), een oproep aan alle vissers in Vlaanderen om het aalscholverprobleem met drastische maatregelen aan te pakken.

     

    De petitie van het Vlaams Hengelsportforum spoort aan de aalscholvers te bestrijden en maakt het ingenomen standpunt hard met de volgende stellingen:

     

    ·         inmiddels zou de Europese Unie in een aantal buurlanden de bescherming van de aalscholver hebben geschrapt

    ·         Vlaanderen hoeft niet het aalscholverreservaat van Europa te worden

    ·         tellingen geven aan dat de aalscholverpopulatie almaar toeneemt met als gevolg dat de schade aan visbestanden tenslotte ook het bestaan van futen, reigers en ijsvogels zal bedreigen, waardoor het nog meer moeite zal kosten om het ecologisch evenwicht in de overbevolkte habitat te herstellen

    ·         visbestanden zijn al fel gereduceerd in een groot aantal ondiepe binnenwateren

    ·         gebaseerd op recente tellingen en aangenomen dat een vogel een halve kilo per dag verbruikt, raamt men dat dagelijks 2,5 ton vis wordt weggevreten – op jaarbasis betekent dit een slordige 900 000 kg, een massa die onmogelijk kan worden gecompenseerd door natuurlijke aanwas, noch door visuitzettingen

    ·         grotere concentraties aalscholvers jagen vaker in groep en voeren zelfs drijfjachten uit waarbij een hele zone van het binnenwater of de hele breedte van een kanaal compleet worden leeg gehaald

    ·         een aantal beschermde zoetwatervissen (o.a. snoek, paling en vlagzalm) worden uitgeroeid door een vogel die al lang niet meer bedreigd is

     

    Zelfs al zou blijken dat aalscholvers inderdaad een paar procent van de visstand ‘wegkapen’, waarom zouden ze daar geen recht op hebben?

    Zij waren er immers reeds lang voor de visserij werd ingevoerd. Het is gemakkelijk uit vermeende concurrentie aalscholvers te verguizen en af te schilderen als visstropers.

     

     

    15-06-2008 om 17:13 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    14-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De strandplevier
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De dunne poten en de dunne snavel van de kleine steltloper, aangepast aan het lopen langs de vloedlijn zijn zwart. Een scherp afgelijnde zwarte tekening op de witte kop, een zwarte smalle oogstreep en donkere vlekken aan weerszijden van de borst (in plaats van een volledige borstband) kenmerken het verenpak; de kruin en het achterhoofd zijn roestbruin en de rug vertoont grijsbruine dekveren. De onderkant van de vleugels en de staart, alsook buik en borst zijn wit van kleur. Tijdens de vlucht zijn een duidelijke vleugelstreep en witte staartzijden goed merkbaar.

    Het voedsel van de strandplevier dat hij zoekt in het aanspoelsel van de zee (brakke wateren) bestaat uit weekdieren, insecten en kreeftachtigen, die met korte stoten van de snavel uit het slijk worden gevist; hierbij worden korte stukjes druk op en neer gerend (om de prooien te spotten), waarna de vogel weer kort stil staat en snel met de kop knikt.

    Rust is een absolute voorwaarde om zich te vestigen op de zoute poldergronden.

    Het nest bestaat uit een ondiep kuiltje in het zand, daar de kleine waadvogel in de kustgebieden open zandige plaatsen, zoals schelprijke stranden en zandplaten (schorren) verkiest. Daarin legt het vrouwtje doorgaans drie goed gecamoufleerde eieren. Zowel het mannetje als het vrouwtje bebroeden de eieren, waarbij het mannetje waarschijnlijk vooral ‘s nachts broedt en het vrouwtje overdag.  Wanneer vrouwtjes zich bedreigd voelen, zullen zij bij het nest weglopen en alleen van het nest vliegen bij acuut gevaar. Mannetjes nemen vrijwel altijd de vleugels. Onderzoekers vermoeden dat ’s nachts, als de mannetjes broeden, gevaren vaak niet tijdig kunnen worden opgemerkt en de mannetjes geen tijd hebben om onopvallend het nest te verlaten.

    Strandplevieren toeven aan onze kuststreek van april tot september, maar zoeken dan weer warmer oorden op en trekken naar de kusten van Spanje en Noodwest-Afrika, waar ze overwinteren.

    Stranden vormen één van de laatste dynamische gebieden waar deze soort voorkomt, maar het strand is ook een belangrijke toeristische trekpleister. Recreatie heeft echter duidelijk een negatief effect (biotoopvernietiging of verstoring als gevolg van bouwprojecten) op de vestiging en het broedsucces van de pioniersoort.  

     

     

     

    14-06-2008 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    02-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De sperwer
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    We moeten ‘helaas’ in onze kijkwijzer ‘rover geeloog’ of sperwer aan onze bezoekerslijst van de Kille Meutel toevoegen. Het was vogelspotter Oswald die woensdag 30/04/08 de moordende indringer rond 16.45 u op de gevoelige plaat wist te zetten. De dag daarop zond ook vogelspotter Georges een opname van de spiedende sperwer op een tuinafsluiting, gefotografeerd op 03/02/08 omstreeks 18.00 u.

    Al hebben de huismussen een aparte alarmroep als ze een sperwer tijdig opmerken, toch blijft de snelle jager één van de grootste roofvijanden van de huismus, al vallen ook vinken, mezen en roodborstjes in de smaak. Tijdens het broedseizoen, dat samenvalt met een overvloed aan pas uitgekomen vogeltjes, bedraagt het aantal gedode huismussen gemakkelijk één derde deel van het totaal aantal slachtoffers. Engelsen heten de sperwer dan ook de ‘Sparrow Hawk’ – vrij vertaald – de ‘mussenhavik’. Verder bestaat het menu van de sperwer één vijfde deel uit insecten en voor de rest ook uit reptielen, amfibieën en andere kleine zoogdieren tot de grootte van een duif of konijn.

    Al is de verrassingsaanval zijn favoriete jachttactiek, toch weet de sperwer door een snelle achtervolgingsvlucht, waarbij hij de prooi in al zijn wendingen precies volgt, vaak te overmeesteren.

    Sperwers zijn uitgerust met korte, afgeronde vleugels en vliegen met haastige vleugelslagen, die met korte glijvluchten worden afgewisseld. Een hulpeloos vogeltje maakt alleen enige kans te ontsnappen aan de naaldscherpe klauwen en de krachtige haaksnavel als het tijdig in zeer dichte hagen of struikgewas kan wegduiken … een reden temeer om voor wat beschutting te zorgen in de vorm van heggen of struiken in eigen tuin.

    Het kleine mannetje heeft en spanwijdte die varieert van 65 tot 75 cm, een lengte van ongeveer 28 cm en een gewicht dat schommelt rond de 160 g. Het mannetje is beter aangepast aan het jagen op kleine vogels dan het grotere wijfje (gemiddelde lengte van 38 cm) dat met haar 280 g overigens haast twee keer zo veel weegt als het mannetje.
    Al komt bij meer roofvogelsoorten het verschil in grootte voor, toch is dit nooit zo uitgesproken als bij sperwers.
    De kleine erg wendbare mannetjes verkiezen om op beschutte plekken te jagen, zoals in licht beboste gebieden, boomgaarden en zelfs tuinen in stedelijke gebieden waar zij zich goed aan hebben aangepast.

    Geregeld grijpt de sperwer een kleine, ongelukkige vogel van een voedertafel in de tuin. Deze meesterlijke vlieger kan immers op enkele decimeters boven de grond vliegen en dan plotseling opvliegen om op een hogere plek toe te slaan. Met zijn lange staart als roer wisselt hij om de haverklap van richting, zwevend en duikelend tussen de takken en langs de heggen. Hoewel hij met hoge snelheid kan vliegen, doet de sperwer dit slechts kort, om zijn relatief korte vleugels en kleine hart en longen niet teveel te belasten.

    Sperwervrouwtjes geven de voorkeur aan meer open jachtgebieden, waarboven zij op grote hoogte rondcirkelen op zoek naar nietsvermoedende prooien.

    Bij de sperwer lijkt de balts heel veel op die van andere roofvogels, welke bestaat uit achtervolgingsvluchten en schijngevechten tussen de partners in de lucht. Sperwers leven in paren en blijven meestal hun hele leven lang elkaar trouw.

    Al voert het mannetje het meeste bouwmateriaal aan voor het nest, toch zorgt voornamelijk  het vrouwtje voor de inrichting; het nest is een vlak bouwsel van takken, maar soms wordt een nest van een houtduif of zwarte kraai opgeknapt. Een geschikte plek voor het nest is een halfdicht sparrenbos, waar het niet makkelijk kan worden ontdekt door andere roofvogels zoals kraaiachtigen, bosuilen en haviken.
    Enkele weken alvorens het eerste ei wordt gelegd, voorziet het mannetje het wijfje van prooidieren, waardoor haar lichaamsgewicht aanzienlijk toeneemt en ze te zwaarlijvig wordt om zelf op jacht te gaan. De 3 tot 6 ronde blauwwitte eieren met donkerbruine spikkels worden in ca 5 weken van april tot juni door het vrouwtje uitgebroed; na evenveel weken vliegen de jongen uit.

    Het sperwermannetje is donker op de rug en heeft een fijn roodbruin met wit gestreepte onderzijde en een witachtige kin. Het wijfje is op haar rug donkerder, maar lichter aan de onderzijde; is ook dwars gestreept maar met een minder dominant bruinachtig bandpatroon.
    Beide vogels hebben een wit vlekje in de nek en een met brede banden doorstreepte staart.

    Waar de sperwer talrijk voorkomt, ziet men hem niet zo vaak als de torenvalk, omdat hij het grootste deel van zijn tijd in dekking doorbrengt. Sperwers zijn nochtans niet schuw. Er zijn gevallen bekend van sperwers die in een wilde achtervolging een huis binnen zijn gevlogen … dit vermoedelijk omdat de kleine vogels waar ze op joegen dekking zochten in deze laatste toevluchtsoord bij gebrek aan dicht struikgewas.

    De sperwer verraadt zijn aanwezigheid door braakballen en plukresten of veren en botjes van de prooi achter te laten, die ze op vaste plaatsen minutieus oppeuzelen.
    Vroeger was de sperwer een algemene verschijning in de landbouwgebieden, waar er genoeg bomen groeiden en voldoende beschutting verschaften.
    Hun aantal is echter sterk verminderd toen men algemeen gebruik maakte van herbiciden, pesticiden en kunstmest. Kleine vogels die zich met behandelde zaden en granen voedden, werden een vergiftigde maaltijd voor duizenden sperwers.

    Zo’n killer in de buurt, dient wel niet de zaak van onze welkome zanggasten in de groene Kille Meutel oase!

    02-05-2008 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    12-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Turkse tortel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Foto: Georges De Jode

     

    De geschiedenis van de Turkse tortel is één van de succesvolste in de vogelwereld.

    Tot 1930 was zijn verspreiding in Europa beperkt tot delen van de Balkan, maar in de 40 volgende jaren werd geheel Midden- en West-Europa gekoloniseerd.

    De slanke duif is ongeveer 30 cm lang en 200 g zwaar; het verenkleed is vaalgrijs tot beige bruin en vertoont een kenmerkende zwarte halsring. Tijdens de vlucht is de vogel te herkennen aan de relatief lange staart met de brede zwarte eindband.

    De Turkse tortel is een opportunist en typische cultuurvogel die niet kieskeurig is wat biotoop betreft en vooral voorkomt in de buurt van menselijk bebouwing, waar een overvloed aan voedsel te vinden is.

    Favoriet zijn de plaatsen waar graan of ander dierenvoer wordt gemorst, zoals in boerderijen, eendenfokkerijen, kippenfarms, overslagbedrijven, …

    Tijdens de balts wordt er uren aan elkaars veren en snavel geknabbeld.

    De Turkse tortel die twee tot drie keer per jaar broedt, bouwt een eenvoudig en eerder slordig nest bestaande uit losse takjes, doorvlochten met dunnere twijgjes in een conifeer, taxus of met klimop begroeide loofboom.

    In dat nest worden 2 eieren gelegd, die twee weken worden bebroed. Na het uitkomen blijven de jongen 2 tot 3 weken op het nest. Ze worden gevoed met duivenmelk, een substantie die lijkt op zoogdiermelk, een kaasachtige stof rijk aan vet en proteïnen, geproduceerd door de slijmhuid in de krop van de ouders.

    De Turkse tortel eet voornamelijk zaden, af en toe bladeren, torren en vruchten, zo nu en dan ook rupsen en slakken.

     

    Opvallend in hun communicatie is het ‘koeren’. Men onderscheidt 3 wijsjes.

     

    Het postkoeren doet een doffer (mannetjesduif) om zijn territorium af te bakenen. Hij kiest hiervoor meestal een schoorsteen, een lantaarn of een boom van waaruit hij de omgeving kan overzien. Meteen als hij neerstrijkt, maakt hij met een post-roekoekoe duidelijk dat hij is toegekomen, het gebied hem voortaan toebehoort en de indringers best uitkijken.

    Mocht een andere doffer het toch wagen zijn domein te betreden, dan stormt hij met een luide schreeuw op de indringer om hem te verjagen. Lukt dat niet dan worden met de voorkant van de vleugels flinke meppen uitgedeeld. Uit onderzoek blijkt dat Turkse tortels uit het koeren van een tegenstander diens kracht kunnen taxeren. Het postkoeren kent namelijk variaties die alleen door sterke volwassen mannetjes kunne worden geproduceerd.

     

    Het nestkoeren heeft alles met de voortplanting te maken. Zowel de doffer als de duivin brengen elkaar in de stemming om een nest te bouwen. Ook blijkt dat het vrouwtje door het nestkoeren wordt geprikkeld om eerder eieren te leggen.

     

    Het buigkoeren kan worden gezien als het op de spits drijven van een confrontatie. De koerende doffers naderen hierbij al buigend een duivin of een ander mannetje. Bij een vrouwtje betreft het een liefdesverklaring waarin alle kracht en stoerheid in het koeren wordt gestopt om indruk op haar te maken. Indien het buigkoeren gericht is naar een ander mannetje dan kunnen er maar twee dingen gebeuren: of deze concurrent kiest zo snel mogelijk de wieken of er komt heibel.

    12-04-2008 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    05-04-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mooi voorjaarsgedicht

    MERULA


    vandaag zie ik het voorjaar aan
    er is een merel in me opgestaan
    reken maar, die wou wel fluiten
    fluiten buiten binnenstebuiten
    die wou stilaan de maat wel slaan
    wel slaan wel slaan, wel fluiten

    dat weet je ook niet daags tevoren
    moet je horen moet je horen
    waar haalt die vogel het vandaan
    van binnenuit zijn ziel te uiten
    blij te zijn vrij te zijn geboren
    blij zijn eigen weg te mogen gaan

    het vogelijn was niet te stuiten
    liet zijn lied niet in het minst verstoren
    en zou zich nóg te buiten gaan
    ware niet een vale gier door ruiten
    door ruiten en roeien gegaan
    om de zang te storen, de zang te smoren

    mijn vrijheidszin begon te muiten
    zo'n merel moet zijn liedje blijven fluiten
    om onze lente weemoedig bij te staan
    moet je horen, moet je horen
    trek eens aan je lange oren
    fluiten boven binnen buiten

    mijn lief kom nu naar voren uit het koren
    kom nu even voor mij staan
    ons liedje is nog lang niet uit en
    wij hebben vele jaren te doorstaan
    om merels in ons op te sporen
    en gieren in ons uit te sluiten

    amsterdam, 20 juli 2007 gouden regen fecit vers 230

    Fries de Vries

    05-04-2008 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    30-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mussenspotter
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Huismusvriendelijke biotoop

     

    Waar mensen wonen, huizen ook mussen en met de hulp van de mens hebben ze zich met succes verder over onze planeet verspreid, want het ‘huisje met een tuintje’ is door de huismus erg geliefd!

    De ringmus daarentegen verkiest een kleinschalig cultuurlandschap met knotwilgen, elzen, hakhout, boomgaarden, een biotoop met een rijk aanbod aan nestplaatsen, voldoende voedsel en dekking.

    Al zijn huismussen zaadeters (tarwe, gerst, haver, gierst, maïs en rijst) toch varieert het menu van landelijke en stadsmussen wel wat. Landelijke mussen pikken aan rijp fruit (druiven, kersen, dadels) en stadsmussen wagen zich aan insectenvangst, al blijft 85% van het genuttigde voedsel toch wel plantaardig.

    De nauwe verbondenheid met de mens en het sterk aanpassingsvermogen helpen de ‘straatket’ te overleven.

     

    Toen in 1958 door Mao de ringmus tot schadelijke vogelsoort werd uitgeroepen, werden 3 miljoen Chinezen gemobiliseerd om in 3 dagen tijd met alle mogelijke middelen de ringmus uit te roeien. De gevolgen waren dramatisch; veelvuldige insectenplagen vernietigden hele oogsten. Het biologisch evenwicht was immers grondig verstoord. Daarna volgden massale reddingscampagnes om het ringmussenbestand weer te helpen herstellen.

     

    Noch de huismus, noch de ringmus zingt echt. Het karakteristiek getjilp (een opeenvolging van ‘chirp’-geluiden) getuigt niet meteen van enig zangtalent.

    Een huismus verdedigt op geen enkel tijdstip van het jaar een territorium, wel zijn nestplaats. Zo zullen mannetjes met een grote zwarte keelvlek eerder een nestplaats bezitten dan mannetjes met een kleinere keelvlek.

    Eens de geschikte nestplaats met eventueel een woning in aanbouw is ingepalmd, wordt het verworven plekje tegen indringers intensief verdedigd.

    De huismus bezit overigens een hele waaier van bruikbare nestplaatsen.

    Zowel het mannetje als het vrouwtje nemen actief deel aan de bouw van het nest.

    Soms houden ze werkelijk een grote lenteschoonmaak, waarbij al het oude nestmateriaal uit de holte wordt verwijderd en vervangen door een buitenbekleding bestaande uit droog gras, zodat werkelijk een ‘grasbal’ ontstaat. Aan de binnenzijde wordt de bolvormige woning bekleed met zacht materiaal, zoals kippen- en duivenveren, die ze op een erf vinden; ook fijne schorsschilfertjes en paardenhaar worden benut.

    Zodra een vrouwtje belangstelling toont voor een mannetje voert deze het aantal ‘chirup’-geluiden op terwijl hij de vleugels spreidt en door de poten buigt, kop en staart in een verticale positie houdt, waardoor de zwarte bef (keelvlek) duidelijk zichtbaar wordt.

    In die houding huppelt het mannetje rond het vrouwtje, daarbij de kop snel op en neer bewegend en tjilpend uit volle borst.

    Huismusvrouwtjes bezoeken meestal verschillende nestplaatsen alvorens ze ingaat op de avances van het mannetje. Haar definitieve keuze is gemaakt als zij een uitnodigende horizontale houding aanneemt, door haar poten buigt en met trillende vleugels zachte ‘dee-dee’-geluiden uitstoot. Meestal grijpt dan de paring plaats.

    In de 10 dagen vooraleer het vrouwtje haar eerste ei legt, kan het aantal paringen oplopen tot 40 per dag.

     

    Resulteert dit in een broedsel met doorgaans 4 eieren dan is het koppeltje trouw voor het leven, dit in tegenstelling tot veel andere kleine zangvogels, waarbij de paarband slechts één broedseizoen standhoudt.

    Begin maart gedragen vrouwtjes zich opvallend agressiever tegenover het ander geslacht (dreigen, achtervolgen en gericht pikken).

    Ook het slaapgedrag verandert dan grondig: waar in de winter naast de partner zelfs enkele juvenielen (nestjongen) worden getolereerd, eist het vrouwtje nu het slaapnest voor zichzelf op.

    Een vruchtbaar huismusvrouwtje dat opvliegt, wordt al snel achtervolgd door 2 tot 8 opdringerige minnaars die uitnodigend roepen.

    Het mannetje dat niet actief deelneemt aan deze verleidingsshow en trouwens de concurrenten probeert te verjagen is de levenspartner van het belaagde vrouwtje, dat hardnekkig van zich afbijt. Doorgaans worden de shows opgevoerd in de vroege ochtend tussen 5 en 9 uur.

    Bij het mannetje geeft de grootte van de zwarte keelvlek informatie over de dominantiestatus tijdens de winter. In haar zoektocht naar een geschikte partner, is dit meteen het signaal die de vruchtbaarheidsgraad onthult en de seksuele drift prikkelt.

    De mannetjesmussen verhogen hun vaderschapszekerheid en hogere bevruchtingskansen door met het eigen vrouwtje frequent te paren, zelfs tijdens zo’n verleidingsshow.

    De huismusvrouwtjes hebben er alle belang bij om te paren met dominante huismusmannetjes, om op die manier dominante zonen voort te brengen.

    Huismusmannetjes kunnen hun aantal nakomelingen verhogen door tijdens gezamenlijke verleidingsshows te paren met vreemde bereidwillige vrouwtjes.

     

    In onze gematigde streken begint een vrouwtje haar eieren te leggen begin april en ze kan nog een legsel beginnen tot eind juli, begin augustus.

    Wijfjes leggen gemiddeld 4 eieren en kunnen doorgaans 3 legsels produceren. Zowel het mannetje (9%) als het vrouwtje (33%) vertoeven geregeld op het nest en bij afwezigheid worden de eieren afgedekt met nestmateriaal. Het vrouwtje slaapt meestal op de eieren om ze tegen te sterke afkoeling te beschermen.

    Het vrouwtje neemt het uitbroeden van de eieren volledig voor haar rekening. De aanwezigheid van de partner verhoogt echter wel het reproductiesucces (uitkomen van de eieren). Tijdens de intensieve broedperiode worden de eieren overdag zelden langer dan 5 minuten verlaten; ofwel broedt het vrouwtje (53%), ofwel bedekt het mannetje (34%) het legsel.

    Dagelijks vervangt het mannetje 5 tot 6 keer het vrouwtje, dat waarschijnlijk naar voedsel op zoek gaat en blijft dan soms tot 20 minuten op het nest.

     

    Na 11 tot 19 dagen komen de jongen uit (88%) die vooraf met hun eitand tegen de eischelp aantikken om zich even later uit de gebroken eischaal voort te slepen.

    Alhoewel een vrouwtje één ei per dag legt en ze meestal begint te broeden nog voor het laatste ei is gelegd, komen de mussenjongen vrij synchroon of tegelijkertijd uit het ei.

    De pasgeboren naakte jongen worden nog 6 tot 8 dagen afwisselend door beide zorgzame ouders warm gehouden.

    Pas wanneer de jongen volledig bevederd zijn (9 tot 10 dagen) kunnen ze hun lichaamstemperatuur op peil houden.

    Met het broedseizoen breekt voor de ouders ook een drukke en moeilijke periode aan.

    Zij moeten op zoek naar dierlijk voedsel (langpootmuggen, bladluizen, vliegen, bijen, larven) om het proteïnegehalte van de jongen te verhogen. Granen en broodkruimels vullen het rantsoen aan.

    Ouders met 4 jongen moeten tussen de 9de en de 13de dag gemiddeld 25 keer per uur hun kroost (circa 6 voederbeurten per jong) voeden.

    De eerste 8 dagen is het vrouwtje de hoofdleverancier; tussen de 8ste en 12de dag doen mannetje en vrouwtje evenveel moeite om voedsel aan te voeren. Daarna drijft het vrouwtje de inspanningen op daar het mannetje dan weer meer belangstelling toont voor zijn partner dan voor de jongen.

     

    Mussenouders moeten ook hun verblijf rein houden, want een vuil nest is een gegeerde woonplaats van bacteriën en parasieten.

    De uitwerpselen, verpakt in een gelatineachtige drekprop – om de 2 uur poept een mussenjong – worden geregeld uit het nest verwijderd. Heel vaak doet een hoekje in het nest dienst als poepplaats.

    Het wijfje slaapt bij haar jongen tot ze minstens 7 dagen oud zijn, maar nooit langer dan 9 nachten.

    Het gewicht van de jongen speelt een belangrijke rol in hun overlevingskansen, die op hun beurt sterk worden bepaald door de hoeveelheid en/of kwaliteit van het voedsel.

    Is het voedsel ongeschikt of de voedingswaarde ontoereikend, dan is er veel kans dat het hele legsel verloren gaat.

     

    Door het verliezen van hun partner zien sommige huismusmannetjes als het ware hun kansen op een broedsel verdwijnen. Door kindermoord te plegen op de nestjongen van een vrouwtje dat alleen instaat voor het grootbrengen van haar kroost, verzekeren zij zich enerzijds van een partner en anderzijds verkorten zij de tijd alvorens zij met haar kunnen paren.

    Doden zij de jongen niet, dan winnen zij waarschijnlijk wel het vrouwtje voor zich maar moeten zij wachten tot de jongen uitgevlogen zijn om met haar te kunnen paren.

    Hoe later echter een broedsel wordt grootgebracht, hoe kleiner het broedsucces.

    Alhoewel bigamie bij de huismus heel zelden voorkomt, toch valt het voor dat twee vrouwtjes paren met hetzelfde mannetje. Aangezien het eerste wijfje meer op de aandacht van haar partner kan rekenen dan het bigame wijfje, vermoordt deze de jongen van het wijfje dat de volle aandacht krijgt. Merkwaardig genoeg helpt bijna altijd het mannetje het moordend wijfje met het grootbrengen van haar jongen, terwijl het eerste wijfje dat een vervolglegsel start, niet meer wordt geholpen.

     

    In onze gematigde streken zijn 3 broedsels vrij algemeen. Eén broedsel van bij het leggen van de eieren tot het uitvliegen van de jongen neemt zowat een maand in beslag.

    Het voortbrengen van een legsel en het met succes grootbrengen van de jongen vergt van de ouders een niet onbelangrijke inzet, die tot aanzienlijk gewichtsverlies leidt.

    Ook werd vastgesteld dat naarmate het ouderpaar meer legsels voortbrengt, zij het moeilijker krijgt.

    Het tijdstip en de duur van elk broedseizoen wordt voornamelijk bepaald door de beschikbaarheid van voedsel en varieert volgens de seizoensgebonden wijzigingen van de daglengte.

    Doorgaans eindigt het broedseizoen pas 25 dagen na de langste zonnedag (rond 21/06).

     

    Na 14 tot 15 dagen kunnen de jonge nog bleke mussen al behoorlijk goed vliegen.

    Ze bedelen dan voortdurend om voedsel en dit bij elke volwassen vogel (hoofdzakelijk mannetjes) die opduikt.

    Na een week zijn ze echter gedwongen hun plan te trekken, daar de mannetjes door de nieuwe broedactiviteiten van hun partner bij het nieuwe legsel hun vaderplicht dienen te vervullen.

    De jonge mussen zijn hierdoor niet langer aan een bepaalde nestplaats gebonden en samen met de onafhankelijke jongen van andere nesten gaan ze op zoek naar de beste voederplaatsen.

    De meeste mussen zijn pendelaars die echter geen al te grote verplaatsingen (max. 1 tot 2 km) ondernemen.

     

    Mussen vertrekken bij voorkeur vanuit een dichte haag of een andere dichte begroeiing om een voederplaats veilig te verkennen/bereiken.

    Ze gedragen zich als een sociale groep en bij de minste alarmkreet haasten ze zich naar de dichtstbijzijnde groene schuilplaats.

    Zodra het graan geoogst is, trekken eerst de volwassen en iets later ook de juveniele huismussen geleidelijk terug naar de broedgebieden. De nieuwsgierige tienermussen vertonen een nieuw gedragspatroon, namelijk het prospectiegedrag of het inspecteren van alle beschikbare en mogelijke nestplaatsen.  Vrijgekomen nestplaatsen worden al snel ingenomen.

     

    Op het ogenblik dat de dagen gevoelig korter worden, de bomen hun herfstbladeren al verloren hebben en het ook opvallend kouder wordt, komt aan het prospectiegedrag van juveniele mussen en aan de nestactiviteiten van volwassen mussen een einde.

    De mussen concentreren zich nu vooral op gunstige voederplaatsen.

    Foerageren in groep levert manifest een aantal voordelen op. Zo beschermen de groepsleden zich tegen op de loer liggende roofdieren en verkleint bovendien de tijd die ze moeten spenderen aan waakzaamheid; meer ogen zien nu eenmaal meer dan 2 ogen.

    Er zijn echter ook nadelen aan verbonden: zo moet elk individu het gevonden voedsel delen met de andere groepsleden. Wanneer een huismusmannetje een voedselbron ontdekt, dan seint hij dat met de ‘chirup’-roep en al snel sluiten andere huismussen bij hem aan.

    Vind de verkenner één volledig sneetje brood dan zal die niet zo gauw de anderen optrommelen en eerder zelf heimelijk van de buit genieten.

    Er bestaat immers een strikte rangorde tussen de mussen en wie de individuele afstand niet respecteert (circa 10 cm) lokt dan vanzelfsprekend agressieve reacties uit. Hoe dichter de mussen in rangorde bij elkaar staan en hoe meer de beffen op elkaar gelijken (dominantiegraad), hoe groter de kans op ernstige conflicten. Die kan je dan best vermijden.

     

    Vooral op mooie winterdagen kunnen huismussen nogal wat tijd spenderen aan het verwijderen van vuile of beschadigde vleugel- en slagpennen, het herstellen van de structuur van de veren en ze voorzien van een laagje stuitolie.

    Zoals het past zullen de huismussen voor een toiletsessie, eerst een bad nemen, ofwel in een plas ofwel in het zand.

    Vermits huismussen soms lange tijd hetzelfde nest gebruiken tijdens het broedseizoen, maar ook als slaapnest tijdens andere periodes, is het absoluut zeker dat ze niet enkel baden voor het onderhoud van hun verenkleed, maar ook voor het verwijderen van parasieten (vlooien, luizen, mijten).

     

    Mussen zijn opvallende langslapers en beginnen niet voor zonsopgang aan een nieuwe werkdag. Ochtendgymnastiek met een uitgebreid toilet zijn hun eerste activiteiten, maar meestal hebben ze allemaal de slaapplaats verlaten, een half uur nadat de eerste mussen wakker zijn geworden.

    Hoeveel mussen in de gebruiksvriendelijke biotoop huizen valt moeilijk te tellen, maar toch gaan de Vogelvrienden van de Kille Meutel op 19 en 20 april hun best doen om dit in kaart te brengen.

      

    Geraadpleegde bron: ‘Mussen, een groene partij’ (Jenny De Laet)

    30-03-2008 om 14:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    29-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastenboek/birdywatch

    Tuinen zijn schitterende oorden om vogels waar te nemen, echte gedragslaboratoria, die je kansen gunnen om je vaardigheid tot determineren (identificeren op basis van kenmerken) aan te scherpen.

    Het was al langer de bedoeling de gebruiker van deze weblog uit te nodigen wat persoonlijks neer te schrijven in de rubriek ‘gastenboek’:  

    1)    voor passanten een uitlaatklep voor een spontane impressie, een interessant weetje, een constructieve suggestie, een originele tip ...

    2)    voor de bewoners van de Kille Meutel – de nauw betrokken vogelwaarnemers – een vogellogboek in zakformaat met almanak en notitieruimte, waarin je beknopt weergeeft welke gevederde bezoekers in jouw biotoop zoal opduiken, waar je occasionele rapporteringen over opmerkelijke observaties in eigen tuin kwijt kan

     

    Om min of meer trefzeker de tuinbezoekers te herkennen, leek mij een beknopte en aanvulbare kijkwijzer op basis van zelf waargenomen vogels een nuttige tussentijdse opname voor verdere exploratie (vandaag in je brievenbus).

    Deze beknopte kijkwijzer sluit aan bij de vogelprofielen (identiteitskaarten) opgenomen in een eerder uitgereikte nieuwsbrief (11/12/2004).

    Hij kan dienen als leidraad na het bekijken van de dvd ‘Bekende vogels in je tuin’ (Vogelbescherming Vlaanderen) die de 30 meest frequent voorkomende tuinvogels beschrijft.

     

    De dagelijkse vaste ronde door de buurt

     

    Vogels vallen het meest op als zij actief zijn: wanneer ze voedsel verzamelen, zingen, baltsen op zoek gaan naar een geschikte partner, vechten om een territorium te behouden, een nest bouwen en hun jongen verzorgen, hun veren onderhouden of baden.

    De twee hoofdactiviteiten zijn: eten en veren in goede conditie houden.

    Lucht tussen de veren zorgt voor een isolerende en waterdichte laag. De baardjes die de veervlaggen bijeenhouden, raken los en warrig door dagelijks gebruik en slijtage en de vogel moet ze met de snavel weer ‘dichtritsen’.

    Het gladstrijken bestaat uit zacht knabbelen of strijken van de veren met de gesloten snavel zodat de spleten tussen de baardjes weer dicht geraken. Hiermee verwijdert de vogel ook het vuil en de parasieten (bv. luizen en mijten) waardoor de veren weer hun oorspronkelijke stand innemen. Met geregelde tussenpozen drukt de vogel de snavel tegen een speciale klier onder de staart om zijn verenpak met een dun laagje olie te bestrijken, die ook bacteriën en schimmels bestrijdt.

    Door te baden verwijderen vogels ook externe parasieten; de meesten schudden hun veren op in een vijver of plas, maar sommigen verkiezen stofbaden (mussen).

    Het eerste maal van een vogeldag is erg belangrijk omdat daarmee een deel van het tijdens de nacht verbruikte vet om de lichaamswarmte te behouden, wordt vervangen. De meeste vogels verzamelen in bomen om hun veren te verzorgen en te zingen, maar ze beginnen niet te foerageren voordat het helemaal helder is.

    Vogels zijn niet allemaal tegelijk actief; de roodborst en de merel zijn er vroeg bij en zijn gewoonlijk ook de laatste om te verdwijnen als de avond valt, terwijl spreeuwen reeds vroeg rond de middag de tuinen verlaten om naar hun rustplaatsen terug te keren.

     

    Jaarlijkse cyclus

     

    Het leven keert terug in de tuin als de dagen weer langer en warmer worden.

    Vroege bloemen leveren de nectar waarvan de eerste insecten leven – een welkome verandering voor vogels waarvan de wintervoorraden beginnen op te raken.

    Als het zangvolume toeneemt, betekent dat het begin van een nieuw broedseizoen.

    Lente is voor tuinvogels een tijd van verandering en onzekerheid. Hoewel de gemiddelde temperatuur stijgt, kunnen perioden met vorst en slecht weer bedreigend blijven, vooral voor soorten die vroeg nestelen als duiven en lijsters.

    Vogels raken in broedstemming als de dagen beginnen te langen, maar de exacte timing van het leggen wordt beïnvloed door de temperatuur. In een warme lente kunnen koolmezen al begin of half april eieren leggen, maar in koude jaren kan het leggen even goed midden mei beginnen.

     

    Hoewel insecten en zaden volop beschikbaar zijn, kan de zomer net zo moeilijk zijn als de winter. Door hitte, droogte en slecht weer kunnen de jongen sterven en de ouders niet herstellen van hun inspanningen om de jongen groot te brengen. Ontluikend gebladerte huisvest horden insecten en spinnen die de meeste vogels nodig hebben om hun jongen te voeren, terwijl gemaaide gazonnen geschikte voederplaatsen zijn voor lijsters en spreeuwen die zoeken naar aardwormen en emelten (grauwgrijze maden van 2–4 cm, langpootmuglarven)

    De rumoerige en rusteloze spreeuwen vliegen in dichte formaties en verzamelen in bomen; gemengde groepen vinnige mezen scheren foeragerend door bomen, vaak in gezelschap van boomklevers en boomkruipers. Door groepsvorming genieten onervaren vogels meer veiligheid en krijgen hierdoor een grotere kans om voedsel te vinden.

     

    De herfst is een uitstekend jaargetijde om vogels waar te nemen, vooral wanneer de oogst aan vruchten en zaden op het platteland eerder mager uitvalt. Na de zomerrui hebben de meeste vogels een nieuw verenkleed, waardoor ze moeilijker te herkennen zijn.

    De herfst is niet voor alle vogels het einde van het broedseizoen: zwaluwen, huismussen, groenlingen en merels hebben nog legsels tot ver in september; de duiven blijven zelfs nestelen tot in de maand oktober.

    Andere vogelactiviteiten worden weer hervat na de rust in de late zomer.

    Sommige tuinvogels beginnen weer te zingen, zoals zanglijsters, roodborsten, winterkoninkjes, pimpel- en koolmezen, die op mooie dagen een heel koor vormen.

    Gekoppeld aan de herfstzang is ook de terugkeer van balts, territoriumstrijd en soms zelfs nestgedrag: huismus, spreeuw en koolmees onderzoeken bv. weer nestkasten en gaan soms weer nesten bouwen.

     

    In de winter hebben vogels het moeilijk. Het koude weer en het gebrek aan voedsel doen veel vogels naar mildere oorden trekken. Lokaal komen vogels na slecht weer in tuinen om hun voordeel te halen uit door de vogelvriend aangeboden voedselbronnen.

    Door de korte winterdagen is de tijd om te foerageren beperkt en kleine vogels moeten vrijwel de hele tijd dat ze wakker zijn naar voedsel zoeken, daar het hoger calorieverbruik de vetreserves sneller uitput. Dit is dan ook één van de beste tijden om vogels naar voedersilo’s te lokken. Merels, heggenmussen en vinken, die meestal op de grond foerageren, hebben geleerd om uit hangende voederapparaten voedsel te halen.

    Het beroemdste vb. van vogels die zich hebben aangepast aan veranderende omstandigheden is dat van room stelen uit melkflessen. De foliedoppen werden doorprikt door pimpelmezen, koolmezen, eksters en zelfs grote bonte spechten.

    Hoewel vogels niet zweten, verliezen ze constant water via hun ademhaling en hun uitwerpselen en moeten daarom nu en dan water drinken, bij warm weer soms zelfs enkele malen per dag. Een kommetje water in de buurt van de voederplank is dan ook heel erg welkom!

    29-03-2008 om 16:28 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    22-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Speurtocht naar de oorsprong van vogels
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Eerst had je de dinosaurussen, dan die komeet en daarna de zoogdieren.

    Zo hebben wij dat op school geleerd. Uit nieuw onderzoek blijkt nu dat de theorie niet helemaal klopt. Er waren al grote zoogdieren lang voor de dinosaurussen aan hun einde kwamen.

     

    Het werk van paleontologen – wetenschappers die fossielen bestuderen – is een echt detectiveverhaal, een voortdurend speuren naar nieuwe aanwijzingen die de raadsels uit de prehistorische wereld kunnen oplossen.

    De wereld die wij nu bewonen heeft er 4 500 miljoen jaar over gedaan om de huidige staat te bereiken. In deze erg lange periode is de planeet grondig gewijzigd door een hele reeks geologische veranderingen, die de aardkorst hebben opgetild, geplooid en vervormd.

    Dinosaurussen hebben een behoorlijk deel van deze geschiedenis beleefd. Als groep hebben zij in de ene of andere vorm meer dan 150 miljoen jaar over de aarde gezworven.

    Door hun fossiele resten uit gesteenten te halen, heeft men hun opkomst, hun bloeitijd en hun uiteindelijke ondergang kunnen bestuderen.

    Dinosaurussen helpen ons inzicht te verwerven in evolutionaire processen en in de complexe relaties tussen de dieren en de aarde die zij lange tijd bewoonden.

     

    Het maakt je bescheiden als je je realiseert dat wij mensen – zo dominant als wij ons zelf hoogschatten – uiteindelijk net als alle andere diergroepen, voorbestemd zijn om … ja zeker … uit te sterven.

    De moderne mens verblijft nu al iets meer dan 100 000 jaar op aarde, een microscopisch kleine tijdsspanne in de lange geschiedenis van onze aardbol en heel kort zelfs als men deze passage vergelijkt met de periode waarin de dinosaurussen op aarde woonden.

    Daarom moeten wij begrijpen wat er in het verleden is gebeurd en ook plannen wat wij met onze (leef)wereld verder wensen aan te vangen, want wij zijn niet meer dan … tijdelijke heersers en beheerders van deze blauwgroene planeet, … ons aller moeder aarde.

    Wat wij nu doen, kan en zal belangrijke gevolgen hebben voor de toekomstige generaties. 

     

    Zoektocht naar een gemeenschappelijke voorouder

     

    Als eerste veronderstelde de Engelse bioloog, Thomas Henri Huxley, dat er een mogelijke verwantschap bestaat tussen dinosaurussen en vogels, die een gemeenschappelijke voorouder delen.

    Paleontoloog en geoloog, Harry Seeley, kon echter aantonen dat de dinosaurussen tot twee totaal verschillende groepen behoorden, waardoor de stelling niet langer hard kon worden gemaakt.

    Ook paleontologen en zoölogen geraakten ervan overtuigd dat als er een gelijkenis was tussen vogels en dinosaurussen dit een gevolg van convergentie (gemeenschappelijke oorsprong in de evolutielijn) was en helemaal geen aanwijzing voor een directe verwantschap.

     

    De raadselachtige oorsprong van de vogels kreeg in de kalksteengroeven in de omgeving van het Beierse stadje, Solnhofen, een nieuwe wending.

    Op de bodem van de baai (inham van de zee) werden door het getij dunne, gelijke lagen kalk gedeponeerd.

    Alle dieren en planten die na hun dood hier aanspoelden, werden samengeperst tussen de dunne kalklagen en bleven als fossielen bewaard. Ook van insecten zoals libellen zijn in de baai authentieke afdrukken geconserveerd gebleven.

    Zeer zelden treft men duidelijke afdrukken van veren van de doorgaans lichte en kwetsbare vogels aan, maar in deze ‘lithografische’ kalksteen (graveerkunst in steen) zijn fijne en merkwaardige details gespaard gebleven.

    De eerste aanwijzing voor de vondst van de archaeopteryx was de ontdekking in 1861 van een prachtig geconserveerde veer in een steengroeve in de buurt van Solnhofen.

    Kort daarna ontdekten arbeiders een bijna compleet skelet van een gevederd dier.

     

    De archaeopteryx had zowel vogel- als reptielkenmerken en leek een typische ‘missing link’ (ontbrekende schakel) te zijn. Neemt men aan dat koraalriffen (koraalbank, een kalkgeheel met meestal rode vergroeide skeletten van talrijke kolonievormende bloempoliepen) tijdens het Jura tijdperk (144 – 208 miljoen jaar) zich ontwikkelden op een wijze vergelijkbaar met die van vandaag, dan lagen deze riffen slechts 10 tot 60 m onder het wateroppervlak. Warmte en droogte bevorderden de overmatige verdamping van het water en veroorzaakten gelijktijdig een verhoging van het zoutgehalte in de lagunes (door een lange smalle landtong van de zee gescheiden meren).

    De dichte pekel (geconcentreerde zoutoplossing) zonk op de bodem en zorgde voor het behoud van levende organismen, ook van deze met zachte weefsels.

    In 1876 bevestigde een nieuwe nog merkwaardigere vondst (met schedel en verenkleed) het vogel- en reptielachtige karakter. Op de kaken trof men geen hoornachtige verhardingen aan, wel kleine pinvormige tanden net zoals bij een reptiel, wat laat vermoeden dat zij insecteneters waren.

     

    De meerderheid van de paleontologen is voorstander van het idee dat de theropode dinosaurussen en de vogels een gemeenschappelijke voorouder hadden.

    De vleesetende theropoden hadden, net als de eerste vogels, een drietenige voet met een vierde gedraaide teen aan de achterkant van de lange, slanke achterpoten. Ze liepen op hun achterpoten en hun voorpoten waren in verhouding erg kort, maar hun drie vingers hadden vaak wel griezelig scherpe, gekromde klauwen. Kenmerkend voor de theropoden waren de holle beenderen. Het is nog onduidelijk of zij zelf hun lichaamstemperatuur konden regelen of daarvoor afhankelijk waren van de zonnewarmte.

    De allerkleinste gevleugelde dinosaurus, die we kennen is de kolibrie ter grootte van een insect met een gewicht van amper 1,8 g.

     

    Vliegvermogen: vanaf de grond of vanuit een boom?

     

    Hoe dieren hun vliegvermogen hebben ontwikkeld, berust op twee theorieën.

    In de eerste theorie zou het dier tijdens het rennen met zijn armen, voorzien van primitieve pluimen hebben geflapperd om de loopsnelheid op te voeren. Na verloop van tijd  ontwikkelden deze bovenste ledematen zich tot echte vleugels.

    Dit idee lijkt te worden bevestigd door waarnemingen bij moderne vogels.

    Immers een aantal grotere en zwaardere dieren als ganzen, zwanen en albatrossen, nemen bij het opvliegen een lange aanloop waarbij ze krachtig met de vleugels slaan. De eerste vogels hadden vermoedelijk inefficiënte vleugels zonder functionele mechanica (beenderen, gewrichten, spieren) en zonder perfecte aerodynamica (stroomlijn) en moesten allicht ook hard rennen om voldoende snelheid te halen en van de grond te raken.

    Een argument voor de ‘van op de grond-theorie’ werd in 1974 aangebracht door de Amerikaanse paleontoloog John Ostrom, die onder de indruk was van de overeenkomsten tussen archaeopteryxen en de snelle theropoden. Dit bracht hem tot de veronderstelling dat het vliegvermogen voor het eerst werd ontwikkeld door kleine snelle op de grond levende roofdieren. John Ostrom stelde zich de vroege ‘protovogels’ (oorspronkelijke modellen) voor als op de grond levende insecteneters met slagpennen ingeplant in de randen van hun armen.

    Uit het springen en slaan met hun gevederde armen ontstond een soort fladdervlucht die de protovogel in staat stelde zijn prooi in snelheid te pakken.

     

    In 1880 beschreef de Amerikaanse paleontoloog Othniel Charles Marsh de omstandigheden waaronder het vliegvermogen zich volgens hem had ontwikkeld.

    Mogelijk leefden de voorouders van vogels in bomen. De natuurlijke selectie zou deze dieren hebben bevoordeeld die één of andere methode hadden ontwikkeld om hun val uit hun gevaarlijke habitat te breken. Dit gold vooral voor dieren die joegen op snelle en behendige insecten.

    Er zijn talrijke moderne dieren waaronder hagedissen (vliegende draak), knaagdieren (vliegende eekhoorn) die in boomkronen leven en over aangepaste parachuteachtige structuren beschikken. Deze theorie geeft ook een verklaring voor de geleidelijke ontwikkeling van gevederde schubben. Het in een glijvlucht zweven van boom tot boom vereist in vergelijking tot het op en af klauteren van boomstammen weinig inspanning.

    Een actieve vlucht daarentegen vergt sterke vliegspieren om met de vleugels te kunnen klapwieken, een stevig maar licht skelet, een sterk hart en krachtige longen, hoogontwikkelde zintuigen en hersens om voordurend de vlucht te kunnen controleren en te corrigeren.

    Aanleiding tot discussie over het vliegvermogen van de archaeopteryx is het ontbreken van een benig schildvormig borstbeen, met een kam in het midden die dient als aanhechtingsplaats voor de grote vliegspieren.

    Het gebruikelijke beeld van de archaeopteryx is dat van een eenvoudig in bomen klimmend dier, dat van boom naar boom kon zweven en daarbij zo nu en dan met de vleugels sloeg.

    De bestudering van het verenkleed onthult dat het dier vleugels had met arm- en handpennen, die veel lijken op die van een moderne vogel.

    Ook het asymmetrisch patroon van de veren die men bij hedendaagse vogels aantreft, is een  kenmerk dat erop wijst dat de prehistorische vogel een actieve vlieger was. De vlag van de veer wordt door de schacht immers niet in twee gelijke baarden verdeeld, wat voor de betere luchtstroming zorgt.

    Het ontbreken van een groot borstbeen hoeft trouwens geen onoverkomelijk bezwaar te zijn, wat gebleken is uit een nauwkeurig onderzoek van de vliegspieren van moderne vogels.

    Ook vleermuizen missen een goed ontwikkeld borstbeen, maar hun grote borstspieren zijn midden op de borst met elkaar verbonden door middel van ligamentachtige hechtingen.

     

    Nieuwe technieken

     

    In de zoektocht naar DNA in fossielen doen wetenschappers opmerkelijke ontdekkingen.

    Met de vondst van collageen in een prehistorisch bot is er een nieuw bewijs dat de vraatzuchtige tyrannosaurus rex, bekend uit de fantasievolle Jurassic Park-films van Steven Spielberg, familie is van onze kip.

    In een fossiel dijbeen van een 68 miljoen jaar oude T-rex, in Montana ontdekt in 2003, hebben Amerikaanse wetenschappers in het eiwit collageen dezelfde chemische structuur gevonden als in het eiwit van het bot van de moderne kip. De onderzoekers veronderstellen daarom opnieuw een bewijs te hebben dat de dinosaurus een voorloper is van de vogel.

    Collageen is immers het belangrijkste organische bestanddeel van bot dat zorgt voor een luchtige, maar toch stevige en flexibele structuur, waarin de bloedvaten lopen.

    Tot nu toe ging men ervan uit dat organisch materiaal zodanig verweert en vergaat dat het in de miljoenen jaren oude archeologische vondsten niet meer kan worden opgespoord.

    Dankzij nieuwe en nauwkeuriger onderzoekstechnieken is dit nu wel mogelijk.

    Eén van de technieken die wordt gebruikt, is massaspectroscopie. Deze methode om de samenstelling van een stof vast te stellen, is zo verfijnd geworden dat maar nog enkele duizendsten van een gram bronmateriaal nodig is om een analyse uit te voeren. Een nadeel is wel dat tijdens de scheikundige behandeling het bewijsmateriaal grotendeels verloren gaat.

    Studies met botten van een 80 miljoen jaar oude hadrosaurus en van twee 65 miljoen jaar oude tyrannosaurussen leverden dezelfde resultaten: bloedvaten, celstructuren en een weefselstructuur, die erg geleek op dat van kraakbeen.

    Men vergeleek deze kenmerkende vaststellingen met de weefseleigenschappen van struisvogels en emoes en weer was de overeenkomst opvallend. Zowel onder de gewone als onder de elektronenmicroscoop bleek het dinosaurusweefsel vrijwel identiek aan dat van de moderne loopvogels. Deze ontdekking draagt bij aan het idee dat dinosaurussen eerder vogels waren dan reptielen.

     

    Hoogleraar paleontologie, Jack Horner, was de veldwerker die de wereldberoemde vondst deed van het eerste dinosaurusei met embryo; het eerste bewijs leverde voor nestbouw in kolonies, het eerste bewijs ontdekte dat dinosaurussen ouderschap kenden.

    Hoewel nieuwe technologieën, toegepast op het klassieke vakgebied van de paleontologie, veel nieuwe informatie opleveren, blijft het speurwerk naar fossielen in het veld monnikenwerk.

    De recente vondst van collageen is er één in een reeks van vele kleine stapjes in dienst van het onderzoek naar de ultieme vondst: DNA. Want dat blijft de Jurassic Park-droom van alle onderzoekers, die ooit voldoende organisch materiaal in fossielen hopen te vinden om bv. uit een loopvogel of kip … een nieuwe dinosaurus te fokken.

    De tragiek van de paleontologie is dat naarmate de tijd verstrijkt ook de kans op nieuwe spectaculaire vondsten steeds kleiner wordt. Er komt wel meer kennis over het beschikbare materiaal via de analysetechnieken, maar vindplaatsen worden almaar schaarser door de toename van bewoning en bebouwing en er worden steeds meer bronnen vernietigd door schatgravers.

     

    Unieke vondsten

     

    In de Amerikaanse staat North-Dakota blijkt een bijna complete gemummificeerde hadrosaurus die zo'n 67 miljoen jaar geleden leefde te zijn gevonden. De vondst is spectaculair, omdat dit 12 m lang prehistorisch reuzenreptiel op meerdere gedeelten van het lichaam nog versteend huidweefsel vertoont dat vrijwel intact is gebleven.

    Deskundigen zijn dan ook verrukt, want onbeschadigd huidweefsel levert veel meer informatie op dan een bottenstructuur (versteende skeletten). De schubben van de hadrosaurus – Dakota genaamd – zijn duidelijk te voelen en ook de kleur en de tekening van de huid zijn voor een deel bewaard gebleven. 
    Een team wetenschappers uit Groot-Brittannië heeft tests uitgevoerd op de huidmonsters om het uiterlijk te onderzoeken. Daaruit bleek dat de hadrosaurus in plaats van gevlekt, mogelijk gestreept was. Dakota's spieren zijn gemeten om zijn manier van lopen vast te stellen. 
    Met behulp van de allergrootste scanner op aarde is een scan gemaakt van het lichaam van de planteneter, dat een gewicht had van 3 600 kg. Deze machine wordt gebruikt voor het scannen van motoren van space shuttles. Uit de scan is gebleken dat de rug van de hadrosaurus ongeveer 25 % groter is dan oorspronkelijk werd gedacht. Hij kon een loopsnelheid ontwikkelen van maar liefst 45 km/u. 

     

    Begin dit jaar is een schedel ontdekt van een reuzenknaagdier aan de kust van Rio de La Plata in Uruguay (Zuid-Amerika), een inmiddels uitgestorven dier dat vermoedelijk 1 ton woog en in drassige gebieden leefde.

    Het grootste bekende levende knaagdier is het waterzwijn (capybara) met een gewicht van 60 kg, dat ook in Zuid-Amerikaanse moerassen leeft.

    De gedragingen van het zopas ontdekt oerdier moeten ongetwijfeld gelijkenissen hebben vertoond met de huidige levenswijze van een nijlpaard.

    Tot voor kort gingen wetenschappers ervan uit dat de zoogdieren een sluimerend bestaan leidden in de schaduw van de machtige dinosaurussen … tot 65 miljoen jaar geleden een komeet tegen de aarde aan knalde.

    Deze vondst toont aan dat de voornaamste zoogdierfamilies zich aan het vormen waren lang voor de dinosaurussen verdwenen.

    Sommige kranten en tijdschriften spreken over een muis, anderen over een rat, weer anderen over een soort cavia. Wat het ook mag zijn geweest, dankzij die schedel was het mogelijk om zich een idee te vormen van de grootte van het hele lichaam.

    Het resultaat was een knaagdier zo groot als een stier (3 m lang met een schofthoogte van 1,5 m) dat zo’n 4 miljoen jaar geleden hier op onze aarde ronddwaalde en leefde te midden van sabeltandtijgers en andere prehistorische monsters. Zijn enorm grote snijtanden waren 30 cm lang, waarvan slechts 10 cm zichtbaar. Deze snijtanden stelden de onderzoekers voor nieuwe vragen omdat grazers die in wezen niet nodig hebben. Daarom denkt men dat die reusachtig grote snijtanden gebruikt werden om bv. de schors van bomen af te rukken of om bomen neer te vellen, net als bevers doen om dan aan het gebladerte te kunnen. Natuurlijk kunnen ze ook gediend hebben om zich te verdedigen. Wetenschappers veronderstellen dat het knaagdier zich hoofdzakelijk met fruit en bladeren voedde, overeenstemmend met het dieet van zijn meest dichtstbijzijnde en nog levende familielid: de pacarana. Dit knaagdier, dat eruitziet als een forse cavia verblijft voornamelijk in het Zuid-Amerikaanse Andesgebergte en kan tot 80 cm uitgroeien en een gewicht halen van ca 15 kg.

    De pacarana en het dier aan wie de schedel toebehoorde, maken samen deel uit van één en dezelfde familie, namelijk van de Dinomyidaefamilie der knaagdieren.

    De 53 cm lange schedel werpt een nieuw licht op de anatomie van deze totaal uitgestorven reuzengrote knaagdierensoort. Tot op heden beperkte het succes van opgegraven overblijfselen zich tot schamele vondsten: een paar tanden of onvolledige onderkaken.

    Men denkt dat die kolossen zijn uitgestorven omdat ze enerzijds veel te groot waren om holen in de grond te graven, waarin ze zich verstopten en anderzijds te traag waren om aan vijanden te ontsnappen.

     

    Lagen de continenten even stil?

     

    Er zijn aanwijzingen dat de platendrift minder continu is dan meestal wordt aangenomen.

    De werelddelen hebben mogelijk zelfs een poosje stilgelegen en dat kan nog gebeuren.

    Grillige en hortende continentenbewegingen verklaren mogelijk hoe het komt dat de aarde zijn warmte trager verloren heeft dan computernabootsingen tot nu toe konden berekenen.

    De continentendrift of platentektoniek wordt immers aangedreven door de energie van de taai vloeibare hete massa (magma) in het binnenste van de aardbol. Als de platen tijdelijk niet meer bewegen, zal logischerwijs de aarde trager afkoelen, net zoals een deksel op een pot soep verhindert dat de warmte ontsnapt.

    Als de platendrift kan stilvallen en opnieuw beginnen, plaatst dat de evolutie van de continenten in een heel nieuw licht, want het verruimt de mogelijke evolutionaire scenario’s.

     

    Fossiele botfragmentjes van een uitzonderlijk grote prehistorische kikker van 40 cm lang en 4 tot 5 keer groter dan de huidige kikkers op Madagaskar, doet vragen rijzen over de splitsing van het oercontinent.

    Met zijn grote krachtige muil kon hij waarschijnlijk zelfs gewervelden, zoals muizen en hagedissen verslinden. De kikker uit de hel of ‘Beëlzebub’ gelijkt ook maar weinig op de kikkersoorten die vandaag op Madagaskar leven. Hij vertoont veel meer gelijkenis met een groep amfibieën die alleen in Zuid-Amerika voorkomt. Vermoedelijk hadden beide soorten een gemeenschappelijke voorouder in de tijd dat Madagaskar via Antarctica nog in verbinding stond met Zuid-Amerika. Het supercontinent ‘Gondwana’ zou volgens de gangbare theorieën 160 miljoen jaar geleden zijn gesplitst, maar volgens de herkomsttheorie van Beëlzebub zou de splitsing 70 miljoen jaar geleden maar zijn aangevangen, al is het ook mogelijk dat de kikkers zich dobberend op drijvend hout tussen Madagaskar en Zuid-Amerika hebben verplaatst.

     

     

    Interessante weblink: http://www.fossiel.net/informatie/glossarium.php

     

    22-03-2008 om 14:04 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    15-03-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het winterkoninkje

    Het gedrongen, levendig en erg beweeglijk, maar ook schuw vogeltje met een kort opgericht wipstaartje is amper 9 tot 10 cm groot. Het vederpakje is rossig aan de bovenzijde en vaalbruin aan de onderzijde; flanken en buik zijn dwarsgestreept. Het heeft een dun, maar vrij lang snaveltje en een lichtgekleurde wenkbrauwstreep.

    De schetterende zang is opvallend luid voor zo’n vogeltje.

    Het rusteloze vogeltje met afgeronde vleugels (spanwijdte 13 tot 17 cm) lijkt tijdens zijn vlucht wel op een buitensporige hommel, die door de tuin snort op zoek naar voedsel.

    Het winterkoninkje dat een verborgen levenswijze verkiest, leeft in naald- en loofbossen met dichte ondergroei van struikgewas, bramen en varens.

    Toch tref je het vogeltje ook aan in tuinen en parken tussen houtstapels, takkenbossen, heggen, klimop en zelfs in oude nesten. Het vogeltje houdt zich schuil op donkere plaatsen, nabij de bodem en sluipt daar rond net als een muis.   

    Het winterkoninkje zoekt tussen schors en spleten van vermolmde boomstronken, alsook onder de strooisellaag van afgevallen bladeren en verdorde takjes kleine insecten, spinnen, duizendpoten en wormpjes. Soms eten ze ook wel eens zaden en bessen, maar ook kikkervisjes, forellarven of kleine goudvisjes zijn niet veilig.

    Wanneer tijdens een strenge winter de bodem bedekt is met een sneeuwlaag, kan je best geraspte kaas strooien, meelwormen en broodkruimels.

    Het mannetje bouwt een omvangrijk bolvormig nest met bladeren, droog gras en mos.

    Het vrouwtje voegt op de bodem van het nest een voering van zachte donsveertjes toe en legt 5 tot 7 witte eieren met aan de stompe kant soms zwarte of roodbruine spikkels.

    Zij bebroedt dit legsel gedurende 14 tot 16 dagen. De jongen verlaten het nest na 2 tot 3 weken.

    15-03-2008 om 16:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    vitalski
    www.bloggen.be/vitalsk
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs