Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    17-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het jaarlijkse Grote Vogelweekend 2023 op 28 & 29 januari 

    Geraadpleegde bron: VRT NWS: Welke vogels fladderen in jouw tuin?

    Elk jaar vraagt Natuurpunt aan burgers om gedurende een kwartier vogels te tellen in de tuin, zodat ze de evolutie van vogelsoorten en hun gebruik van tuinen kunnen opvolgen. De telling kan je online doorgeven op de website van het Het Grote Vogelweekend | Natuurpunt

    Het levert 15 minuten vol verwondering op, voor Natuurpunt levert het waardevolle data op voor het grootste vogelonderzoek van Vlaanderen.

    Je hoeft helemaal geen vogelkundige te zijn om de vogels te herkennen. Op de website vind je een invulformulier, duidelijke instructies en een overzicht met foto en beschrijving van de meest voorkomende tuinvogels. Je vindt er ook wat elke vogel eet en hoe je ze best kan voederen in de winter. Als je bij het waarnemen van een vogel – al dan niet met een verrekijker of telescoop – te hard twijfelt om hem te determineren, kan je een foto nemen en deze invoeren in de app Obsidentify die je met behulp van fotoherkenning de soortnaam verklapt.

    De telling zelf duurt amper 15 min. Je mag meerdere kwartiertjes tellen, maar dan telkens met een apart invulformulier. De tijdslimiet zorgt er namelijk voor dat de verzamelde gegevens vergelijkbaar zijn, want als je langer telt, zal je natuurlijk meer vogels zien. Het is het interessantste als je die kwartiertjes spreidt, want je zal op andere momenten van de dag andere soorten spotten. 

    In 2021 telden de bijna 80.000 Vlamingen samen 1.314.387 vogels, de grootste Vlaamse tuinvogeltelling ooit. En ook de speelplaats blijkt een nuttige plek voor de wetenschappers: daarom werd het weekend 28 – 29/01 al voorafgegaan door een Vogeltelweek voor scholen.

    De tuinvogeltelling betekent een schat aan informatie voor de vogelexperts. Doordat er zo veel mensen met dezelfde vaste methode tellen, krijgen de wetenschappers informatie binnen die ze kunnen vergelijken tussen regio's, want de aanwezigheid van bepaalde vogelsoorten verschilt naargelang de regio en de omgeving.

    Door de telling jaar na jaar te doen, kan de evolutie van vogels ook worden opgevolgd. Zo kon Natuurpunt bv. in de gaten houden of de merel zich de voorbije jaren, na een stevige dip door een virus, herstelde. Dat lukt, al is het maar langzaam. De putter is dan weer terug van lang weggeweest. Dat is echt een prachtige vogel, de kanarie van onze plaatselijke vogelwereld. Je ziet die nu ook terug in het stadsbeeld.

    Andere soorten nemen in aantal af, zoals de kauw. Die zat al lang op een hoogtepunt, en mensen zagen dat wel eens als een plaag, maar dat is nu voorbij. Zo zie je dat de natuur dat zelf op een natuurlijke manier afbouwt. Ook de huismus verliest de strijd een beetje. Nochtans was dat vorig jaar de meest getelde vogel. Maar we zien ze meer en meer apart of in kleinere groepjes, in plaats van een grote groep. De huismus heeft eigenlijk grote groepen (minimaal 10 individuen) nodig om zich in stand te houden. 

    Aan één vogel kan je dit jaar alvast wat extra aandacht besteden: de keep. Die lijkt erg op de vink en blijft daardoor gemakkelijk ‘incognito’ in groep. Mocht je de kenmerken van die vogel op voorhand een beetje willen inprenten, dan kunnen we ontdekken of die erop vooruitgaat.

    Maar het verzamelen van informatie over de vogelsoorten is niet het enige doel van deze actie. Natuurpunt wil met deze jaarlijkse actie mensen in contact brengen met de natuur in hun eigen achtertuin. We willen mensen bewust maken van de natuur in hun nabije omgeving, en verwondering oproepen. En dat lukte het voorbije jaar al goed. In 2021 namen bijna 80.000 mensen deel, quasi een verdubbeling van het jaar ervoor. 

    Niet toevallig, volgens Gerald Driessens, vogelexpert bij Natuurpunt Studie. De interesse is gigantisch gegroeid sinds vorige ‘lockdowns’. Dat zien we in de vogeltelling, maar ook bij andere tellingen op de website Welkom - Waarnemingen.be, in de verkoop van verrekijkers, noem maar op. Ook in het veld kom ik steeds nieuwe mensen tegen. Wie weet ronden we dit jaar de kaap van 100.000 deelnemers.

    Die natuur zo dicht bij huis heeft niet alleen een ontspannende functie, maar ze bestrijkt ook een niet te onderschatten oppervlakte: 13% van het Vlaamse landoppervlak bestaat namelijk uit huizen en tuinen. En die tuinen hebben potentieel voor de biodiversiteit. Als tuinen natuurlijk ingericht zijn, bieden ze een extra stek voor planten en dieren. Interessante plekjes voor vogels verdwijnen steeds meer, zoals rietkraagjes. Daar vertoeven vogels graag. Ook in struiken en hagen kunnen ze beschutting vinden, bv. om te vluchten voor een kat. Je kan de dieren ook helpen door een ‘zaadbank’ vrij te houden in een hoekje van de tuin, een ruig hoekje waar planten zoals distels hun zaden nog kunnen voortbrengen.

    En dan kan je nog letten op hoe je voedert. Niet elke vogel eet graag hetzelfde, en je kan zelfs ziektes helpen voorkomen. Er is een parasiet waar de groenling de laatste tijd van afziet. Daarvan krijgt die vogel een zwelling in de bek en laat daardoor stukjes eten vallen. Als een andere vogel dat opeet, krijgt die de ziekte ook. En vogels kan je natuurlijk geen afstands- of hygiëneregels laten volgen. Je kan die uitwisseling van de parasiet vermijden door niet méér voeding te leggen dan er wordt opgegeten, verschillende aparte plekjes te maken en de voederplaats af en toe eens te spoelen.

    Ondertussen weten we dat twee hoofdaspecten bepalend zijn in het opduiken van vogels in de tuin: het weer en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voedsel in de natuur. Want daarvan zijn vogels volledig afhankelijk. Aan beide aspecten kunnen we als mens niet echt iets veranderen. In vergelijking met de omvang van het natuurlijke voedselaanbod, is wat wij hen in onze tuinen kunnen aanbieden slechts een bescheiden hapje. Toch kan dit voor een aantal vogelsoorten een alternatief betekenen dat hen het leven kan sparen, zeker bij een felle winterprik.

    Een toe- of afname van vogels in tuinen is een complex gegeven dat voorzichtig moet worden geïnterpreteerd en dat niet rechtstreeks kan worden vertaald naar hoe het gaat met vogels in het algemeen. De inrichting van onze tuin en de regelmaat waarmee we vogelvoer aanbieden hebben een invloed op het aantal vogels dat daarop reageert. Door op een verantwoorde manier jaarrond te voederen, bieden we aan vogels garanties om te kunnen overleven.

    Dat die het moeilijk kunnen hebben, konden we een week na de vorige editie van Het Grote Vogelweekend waarnemen: de korte maar hevige winterprik dwong talloze vogels naar onze tuinen, op zoek naar eten. De natuur is daarin onverbiddelijk en veel vogels hebben die sneeuw- en vriesperiode niet overleefd. Toch kan je met zekerheid zeggen dat we door het aanbieden van voedsel vele duizenden vogellevens hebben gered.

    De fascinatie voor vogels hoeft niet te stoppen na deze tuinvogeltelling. Luister in het voorjaar naar de vogelzang, kijk in de zomer naar jonge vogelfamilies en let in het najaar op de spectaculaire vogeltrek.











    17-01-2023 om 12:01 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goudhaantje en vuurgoudhaantje, de kleinste koninkjes van het Vlaams vogelrijk

    Geraadpleegde bron: Knack: Mens & Vogel winter 2023: de vuurgoudhaan

    Een heel fijn, ritmisch gepiep ergens hoog in een fijnspar of grove den; meestal volstaat dat om een goudhaantje te kunnen lokaliseren. Zonder dat geluid zal je dit piepkleine vogeltje zelden of nooit opmerken. Met een lengte van slechts 8.5 tot 10 cm en een lichaamsgewicht schommelend tussen 5 en 7 g zijn goudhanen de kleinste vogels van Europa.

    In Europa broeden 2 soorten goudhanen: het ‘gewone’ goudhaantje en het vuurgoudhaantje. Om deze laatste in het vizier te krijgen, zal je wel wat geluk moeten hebben. Zijn aantallen in Vlaanderen liggen immers een pak lager (1200 tot 2300 broedparen) dan die van het ‘gewone’ goudhaantje (15 000 tot 25 000 broedparen). En toch staat het vuurgoudhaantje op de Vlaamse Rode Lijst aangeduid als ‘momenteel niet in gevaar’ en het goudhaantje als ‘kwetsbaar’. Hoe verklaren we dit?

    De laatste jaren wordt, net als in Wallonië, Duitsland en Groot-Brittannië, een terugval van het goudhaantje vastgesteld. De korte termijntrend voor Vlaanderen bedraagt - 12%, die voor heel België - 14%. Omzetting van naaldbossen in meer natuurlijke loofbossen en heidevegetaties en een verminderde vitaliteit van de sparrenbossen door zure depositie liggen wellicht aan de basis van deze negatieve trend. In Nederland houdt de populatie voorlopig stand.

    In tegenstelling tot het goudhaantje beperkt de habitat van het vuurgoudhaantje zich niet enkel tot sparren- en dennenbossen (vuurgoudhaantjes zoek je trouwens beter niet in dennenbossen, omdat ze die doorgaans mijden). Ook in oude gemengde bossen, parken en tuinen met sparren en loofbossen met veel klimop en bosrank komt de soort tot broeden. In de periode 2000 – 2002 werd reeds een toename vastgelegd met de grootste dichtheden in de Voerstreek, de bosrijke Kempen en ten oosten van Brussel. Het ouder worden van onze bosbestanden en de betere bescherming ervan is wellicht deels een verklaring.

    Op basis van de door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek verzamelde data tijdens de periode 2007 – 2018 kon voor het vuurgoudhaantje niet meteen een trend worden vastgesteld. Daarvoor is de soort nog net te schaars en te verspreid voorkomend in vergelijking met het goudhaantje. Of de soort momenteel ook in Vlaanderen, net als in Wallonië en Nederland achteruitgaat, zal moeten blijken uit de cijfers die op dit ogenblik worden verzameld voor de nieuwe Vogelatlas. Net als bij andere naaldhoutspecialisten als zwarte mees en kuifmees kan het omvormen van naaldbossen tot meer natuurlijke loofhoutbestanden en heidegebieden mogelijk ook tot lokale afnames leiden.

    Samenvatting van de veldwerkmethodiek voor de opmaak van de nieuwe Vogelatlas

    Kilometerhok-onderzoek:

    • 8 vooraf geselecteerde hokjes volgens een vast patroon: het gouden grid (zie foto) " tellingen in steekproefhokken " relatieve dichtheden;
    • telkens een bezoek van 1 uur in 4 perioden: 01/04 – 15/05 & 16/05 – 30/06 & 01/12 – 15/01 & 16/01 – 28/02;
    • in de broedtijd wordt uitsluitend ’s ochtends geteld, in de winter kan dat de hele dag;
    • in elk kilometerhok worden de zeldzame soorten ingetekend op kaart, de schaarse worden geturfd en de algemene aangekruist;
    • tijdens elk kilometer-onderzoek wordt een punttelling van 5 min uitgevoerd op een centraal punt in het hok: alle aanwezige vogels worden geturfd; optioneel kan er 2 keer een 5 min-telling worden uitgevoerd waarbij alle vogels worden ingetekend op kaart.

    Atlasblok-onderzoek

    Doel: een zo volledig mogelijk soortenlijst opstellen per atlasblok (zo nauwkeurig mogelijk ingevulde verspreidingskaart), voor zowel broed- als winterseizoen. Alle biotopen worden minstens 3 keer bezocht in zowel broed- als winterseizoen. Het totaal aantal bezoeken aan het atlasblok is vrij te kiezen. Enkele avondbezoeken tijdens het broedseizoen moeten worden ingelast. Zeldzame, kolonievormende en enkele schaarse soorten worden ingetekend en geschat. Schattingen van het aantal paren (broedseizoen) of individuen (winter) gebeurt in vooraf gedefinieerde categorieën: 01 – 03 / 04 – 10 / 11 – 25 / 26 – 50 / 51 – 100/ 101 – 250 / 251 – 500 / 501 – 1000 / > 1000 Van alle broedvogelsoorten wordt steeds de hoogste broedzekerheidscode genoteerd

    De winter is momenteel in het land en dus is het voor de meeste vogels van levensbelang om zo weinig mogelijk energie te verspillen en zo veel mogelijk (vet)reserves aan te leggen. De lichaamstemperatuur van een vogel ligt immers iets hoger dan die van de mens, namelijk rond de 40°C. Om op temperatuur te blijven, moeten vogels in hun lichaam voedsel verbranden om in warmte om te zetten. Als het heel koud wordt, moeten ze dus meer voedsel verbranden dan wanneer het pakweg 20°C is.

    Om in de winter op temperatuur te blijven, moet hij één tot tweemaal zijn eigen gewicht eten aan insecten. Vandaar dat goudhaantjes de hele dag in de weer zijn met het zoeken naar voedsel. ’s Nachts verliezen ze zo’n 20% van hun lichaamsgewicht. Dat gebeurt door de verbranding die nodig is om dat kleine vogellichaampje op temperatuur te houden. Overdag moeten ze dat verlies opnieuw aanvullen. Dat kan alleen door veel te eten. En in de winter kan dat een probleem zijn. Het is koud, snel donker en dus is de tijd om eten te vinden beperkt. Als het tegen zit, ligt er ook sneeuw en is er geen insect te bekennen. Bovendien zijn álle vogels op zoek naar voedsel en is dus de concurrentie bijzonder groot.

    Behalve veel eten, kunnen goudhaantjes er nog op een andere manier voor zorgen dat ze warm blijven, namelijk dank zij hun verenkleed. Als wij mensen het koud hebben, trekken we een trui aan. Niet omdat een trui een soort verwarming is, wél omdat hij de warmte die ons lichaam uitstraalt, vasthoudt. Hoe meer kleren we aantrekken, hoe minder warmte we verliezen en hoe beter we bestand zijn tegen ijzige koude. Bij goudhaantjes werkt het ook op die manier. Zij zetten hun veren een beetje uit, waardoor ze bolrond worden. Tussen hun veren zit een massa lucht die goudhaantjes met hun lichaam opwarmen. Het werkt dus net als een trui.

    Wat ook helpt, is ’s nachts dicht bij elkaar kruipen. Dat bespaart energieverlies. Twee goudhaantjes tegen elkaar aangedrukt, betekent een energiebesparing van zo’n 25%. Als ze dus ook deze methode toepassen, hebben ze overdag minder voedsel nodig om warm te blijven. Als ze met hun drieën dicht bij elkaar de nacht zouden doorbrengen, kunnen ze wel tot 30% energie besparen. Dit gaat natuurlijk niet alleen op voor goudhaantjes. Vele andere vogelsoorten passen deze methode toe. Boomkruipers bv. kruipen soms met hun tienen in een nestkast of een natuurlijke holte in een boom om elkaar warm te houden.

    In tegenstelling tot het ‘gewone’ goudhaantje heeft het vuurgoudhaantje een gevarieerder getekend kopje. Hij heeft een kleurrijker en zelfs bandieterige uitstraling. Dat komt door de zwarte oog- en witte wenkbrauwstreep die goed contrasteren. Voor het overige verschilt het vuurgoudhaantje van het goudhaantje nog door de meer egale, groene bovenzijde en de beperktere hoeveelheid grijs in de nek. Beide soorten hebben een smalle, zwarte snorstreep.

    Vuurgoudhaantjes jagen op iets grotere prooien en zijn sneller. Ze verplaatsen zich met meer vaart door het struikgewas en leggen grotere afstanden af tussen elke maaltijd. Ze laten zich gemakkelijker verleiden om het naaldbos te verlaten en op zoek te gaan naar andere foerageergebieden, zoals parkjes en ‘rommeltuintjes’. Heel opvallend is dat ze zich zelfs in moerasgebieden wagen. Dan sta je toch even te kijken als je die typische sparbewoners acrobatisch ziet bengelen aan een riet- of lisdoddestengel.

    De zang van het goudhaantje klinkt ijl en zeer hoog. Het is een stereotiepe, ritmische, golvende en in volume toenemende strofe, helemaal op de scherpe i-klank gericht. De strofe begint met heel hoge toontjes (maar die worden soms ook weggelaten). Daarna wordt een 3-tot 4-delig motiefje ongeveer 5 keer herhaald. De strofe eindigt met een eindrollertje, soms aangevuld met vloeiende fluittoontjes. In het motief ligt de klemtoon op het 1ste element. De strofe duurt 3 tot 4 sec, de pauzes ertussen een fractie langer.

    ♫ Goudhaantje - geluid / zang beluisteren. (vogelgeluid.nl)

    De zang van het vuurgoudhaantje bestaat uit een stereotiepe, duidelijke in volume en tempo toenemende strofe, gevormd door slechts één element, dat 8 tot 14 maal wordt herhaald in een snel tempo. De strofe duurt ongeveer 2 sec en blijft op één toonhoogte. Ieder mannetje beschikt over 4 tot 5 strofetypes die reeks-gewijs worden herhaald. Sommige strofetypes eindigen in een trillertje zodat de verwarring met het goudhaantje kan ontstaan.

    https://www.vogelgeluid.nl/vuurgoudhaan/











    12-01-2023 om 11:04 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De impact van vuurwerk op vogels

    Geraadpleegde bron: EOS-magazine: Geknal van vuurwerk zindert nog lang na bij vogels

    De viering van de jaarwisseling ging weer gepaard met heel wat vuurwerk, waarbij miljoenen kilo’s vuurpijlen worden afgestoken en dat zorgt voor massale stress bij huisdieren maar ook onder de vogels. Fijn voor wie van lichtspektakel houdt, maar een nachtmerrie voor vogels en andere dieren, en niet enkel op oudejaarsavond. GPS-data verzameld bij ganzen laat zien dat de dieren het weken later nog moeilijk hebben als gevolg van het angstaanjagend geknal.

    Een onderzoek met radar uit 2011 liet zien hoe grote groepen vogels in paniek wegvluchten van vuurwerk op oudejaarsavond. Onderzoeker Andrea Kölzsch, verbonden aan het Max Planck Institute of Animal Behavior en gespecialiseerd in de ecologie van trekkende vogels. wilde weten of de opgeschrikte vogels terugkeerden of niet.

    Samen met een groep wetenschappers uit Nederland, Denemarken en Duitsland volgde Kölzsch 8 jaar lang de bewegingen van 4 soorten trekkende ganzen die in onze streken overwinteren (bekijk de foto’s in deze volgorde van de kolgans, taigarietgans, brandgans en kleine rietgans).

    Uit data van 347 individuen bleek dat de opschudding door vuurwerk hun gedrag nog wekenlang beïnvloedt.Normaal gezien verpozen ganzen 's avonds op het water om zoveel mogelijk energie te besparen. Vuurwerk echter verstoort hun nachtrust ernstig. De gebruikte data omvatten de periode voor en na oudjaar, waarin met vaststelt dat zodra het vuurwerk aanvangt, de ganzen opvliegen. Vaak vluchten ze van de ene plek naar de andere, want er zijn op dat moment overal knallen en lichtflitsen. Gemiddeld vliegen ze 5 tot 16 km die nacht, maar een enkele keer wel 500 km, een afstand die ze anders nooit afleggen in de winter. Ze stijgen ook hogerop, tussen 40 en 150 m extra. In geen enkel geval keren ze terug naar de plek waar ze zich voorheen ophielden. 

    De impact van vuurwerk op vogels blijft relatief lang na oudejaarsavond voelbaar. De verstoring die al dat geknal veroorzaakt komt op een slecht moment voor de dieren, midden in de winter wanneer voedsel schaars is. De energiehuishouding van ganzen in de winter is krap. Hun fourageer-gedrag werd tot 12 dagen na nieuwjaar bestudeerd en blijkt dat ze in die periode tot 10 % meer tijd besteden aan het zoeken van voedsel. Winterdagen zijn kort, ze spenderen dus bijna elk moment dat er licht is aan eten om hun batterijen weer op te laden om zo het verlies aan energie van die ene nacht vluchten weer goed te maken. Als de winter mild is lukt dat wel, maar gedurende strenge winters dreigen de ganzen in de problemen te komen.

    Uit het onderzoek vallen geen conclusies af te leiden van wat vuurwerk met andere dieren doet. Vogels die worden bejaagd zoals ganzen zijn extra gevoelig aan knallen en licht. Maar iedereen die zelf een huisdier heeft weet dat dieren bang zijn wanneer 's nachts plots de hel los breekt op een moment dat het anders rustig is.

    De studie van Kölzsch en haar collega's laat zien dat vuurwerk niet enkel op oudejaarsavond negatieve gevolgen heeft voor vogels, maar nog lang erna. Dat weerlegt het argument dat het maar om een enkele nacht gaat, stelt Kölzsch. Ze beseft dat een totaalverbod op vuurwerk niet haalbaar is, maar een compromis zou mogelijk moeten zijn. Want ook minder vuurwerk heeft een impact. In het coronajaar 2020 verbood Nederland vuurwerk bij de jaarwisseling. Daardoor werd er slechts 1/3 afgeschoten van wat er normaal op oudjaar de lucht in gaat. Toch reageerden 2 van de 4 onderzochte soorten op dezelfde manier. Voor hen maakt het niet uit, zelfs weinig vuurwerk schrikt hen al op.

    De onmogelijkheid een stille, veilige plek te vinden tijdens oudjaar en de dagen daarrond zorgt voor verstoring op verstoring en dat vergt zijn tol op de lange termijn. Naast de genoemde stress, energieverbruik en verstoring van slaap- en foerageeractiviteiten, kan het immuunsysteem worden verminderd, wat het risico op het krijgen van ziekten of het vermogen om met barre weersomstandigheden om te gaan, kan vergroten.

    De mensen van de dierenambulances (Wildlife Taxi Team) zien rond de jaarwisseling en in de dagen daarna meer gewonde stadsvogels die in paniek de straat op zijn gevlogen en worden aangereden. Of knobbelzwanen die op 1 januari opeens verdwenen zijn en pas dagen later weer durven terug te keren.

    Een verbod omheen beschermde natuurgebieden en plekken met veel vogels zou al helpen. Ook het centraliseren van vuurwerk kan werken. Dat hoeft niet per se één groot centraal vuurwerk te zijn, maar als het al binnen de steden kan blijven, wordt al heel wat leed vermeden. Dat geeft vogels tenminste een plek om naar toe te vluchten. Nu worden ze door de ene knal na de andere overal opgejaagd en kunnen geen kant meer op. Ook kunnen niet alle vogels navigeren in de nacht waardoor ze op gebouwen of hoogspanningskabels botsen. Vuurwerkvrije zones rond rust- en natuurgebieden zijn daarom heel hard nodig.

     

    Voor het nieuwe jaar wens ik mijn lezers:

    rust om van het kleine te genieten;

    licht en zonneschijn om je te laten stralen;

    kracht om iedere tegenslag te overwinnen;

    liefde en vriendschap om je hart te verwarmen;

    humor om wat somber is te kleuren;

    tijd voor ontspanning (vogels kijken) en dromen.











    04-01-2023 om 12:06 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-12-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tureluur doet het bij ons iets minder slecht dan de andere weidevogels

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de tureluur [Dirk Draulans]

    Je zou tureluurs worden van de eindeloos herhaalde alarmroepen van een koppel tureluurs dat zijn jongen wil beschermen. De vogels zijn onvermoeibaar als ze kuikentjes in het gras van hun broedgebied hebben lopen. De kleintjes zijn nestvlieders: meteen nadat ze uit hun ei zijn geslopen, beginnen ze rond te scharrelen om op eigen kracht voedsel te zoeken.

    Maar tureluurskuikens zijn hapklare brokjes voor kraaien, reigers en meeuwen, dus moeten de ouders voortdurend op hun hoede zijn. Bij het minste gevaar wordt er luid gealarmeerd, soms vele minuten lang. De goed gecamoufleerde kuikens drukken zich dan plat tegen de grond. Ze blijven muisstil liggen zolang de ouders hun alarm aanhouden. Het is de enige manier om aan de dood te ontsnappen tot ze groot genoeg zijn om te gaan vliegen als er gevaar dreigt.

    De middelgrote steltloper heeft vrij lange rode poten en een rode basis aan de vrij korte snavel. Jonge vogels hebben flets oranje-gele poten. De opvallende brede witte achter-rand van de vleugels onderscheidt hem in vlucht van gelijkende soorten. Er is nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het mannetje is echter zwaarder getekend en donkerder. De meest gebruikte roep is een karakteristiek, vloeiend ‘tju-lu-luu’.

    In de broedtijd voedt de steltloper zich vooral met wormen, insecten en spinnen. Buiten de broedtijd nuttigt hij ook mollusken (wadslakjes), kreeftachtigen (vlo-kreeftjes), ook wel kleine visjes en kikkervisjes.

    De tureluur is territoriaal en monogaam, maar paren kunnen dicht bij elkaar broeden, in half-kolonies. Het nest bevindt zich op de grond, meestal goed verborgen tegen een pol gras, dat over het nest wordt gevouwd. De legtijd is in april-juni (in het noorden). Eén broedsel, telt meestal 4 eieren. De broedduur schommelt tussen de 23-24 dagen en beide geslachten helpen bij het broeden.

    De tureluur heeft een groot verspreidingsgebied: hij komt voor van IJsland tot in China. Het Europese broedbestand wordt op 350.000 koppels geraamd. De vogel broedt doorgaans in vochtige, grasrijke biotopen zoals heidevennen, natte weilanden en schorren. Omdat heidevennen verdwijnen en natte weilanden worden drooggelegd om meer op te brengen, worden tureluurs bij ons steeds meer in getijdegebieden aangetroffen. Het is ook tijdens de trek en in de winter hun lievelingsbiotoop.

    In ons land is de tureluur een zorgenkind, zoals alle weide- en akkervogels. Het Belgische broedbestand wordt op 300 koppels geraamd. Dat is minder dan 20 jaar geleden, maar meer dan in de jaren 1970, toen de populatie een dieptepunt bereikte met minder dan 200 broedkoppels. Het was de tijd van de grote drooglegging als gevolg van de desastreuze ‘ruilverkavelingen’. Ons landschap werd in een economisch keurslijf gewrongen, en dat draaide uit op een ecologische ramp. De droogte- en overstromingsproblematiek die ons nu treft, is er mee een gevolg van.

    De precaire toestand van de tureluur in onze contreien is tekenend voor de natuuronvriendelijke manier waarop we met onze leefomgeving omgaan. Dat hij het iets beter doet dan de andere weidevogels (kievit, grutto en wulp), heeft hij mee te danken aan zijn goede reactie op natuurbeheer in vooral de kustpolders. Ook in de nieuwe natte natuurgebieden van het Antwerpse havengebied doet hij het uitstekend, hoewel zijn bestand daar de laatste jaren wat afneemt als gevolg van een combinatie van toegenomen predatie (onder meer door de vos), bodemverdroging en rietopstoot op de schorren.

    Ook in het bolwerk van de tureluurpopulatie, het Verdronken Land van Saeftinghe, krijgt het bestand klappen: tussen 2004 en 2018 halveerde het naar zo’n 700 broedkoppels. Binnenkort komt er wel een grote lap nieuwe schorrennatuur bij. Dat zal de tureluur en andere zeldzame vogels zeker ten goede komen.

    Het nestsucces van de tureluur is wat groter dan dat van de andere weidevogels. De vogels broeden gemakkelijker op plekken waar geen maaimachines komen of waar weinig koeien grazen, wat het nestverlies door landbouwactiviteiten beperkt. Tureluurs zijn erg plaatsgetrouw en kunnen jaar na jaar op dezelfde plek broeden. Die leren ze bijgevolg goed kennen, wat hun een streepje voor geeft in de nooit aflatende strijd voor de overleving van de jongen. Ook zij doen het allemaal voor de kindjes.











    28-12-2022 om 11:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-11-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fraaie lepelaar is een van de stilste vogels ter wereld

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de lepelaar [Dirk Draulans]

    De lepelaar is een van onze mooiste vogels. Hij is spierwit, met in het broedseizoen een witte paardenstaart op zijn kop en een gele band op de borst. Zijn voornaamste kenmerk is de bizarre lepelvormige bek, waaraan hij zijn naam dankt. Lepelaars zijn geen reigers, ze zijn familie van de ibissen. Ze zijn een van de weinige vogels die zo goed als geen geluid maken. Alleen de jongen raspen irritant als ze na hun vertrek uit de geboortekolonie terechtkomen in groepen pleisterende vogels. Ze vallen dan volwassen dieren lastig in de hoop op een late voedselbeurt.

    De lepelaar heeft een voorkeur voor dynamische natte milieus, vaak op de overgang van zoet naar zout. Ze broeden daar op eilanden, in duinvalleien en op kwelders en in het binnenland ook in uitgestrekte moerassen met veel waterriet en wisselend, natuurlijk waterpeil. De soort nestelt veelal op de grond in rietvelden of op kwelders maar in toenemende mate ook in struiken en bomen. Lepelaars vinden hun voedsel lopend in ondiep water, waar ze hun snavel op typische wijze heen en weer bewegen, om zo op de tast allerlei prooidieren te vangen. In de lepelvormige snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee hij door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap beschikt.

    Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (stekelbaars, amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (garnaal, jonge platvis, grondel, krabbetjes).

    In het nest worden jonge lepelaars gevoed met een brij van halfverteerd voedsel die hun ouders uitbraken als er aan hun bek wordt gesleurd. Na het uitvliegen blijven sommige jongelingen steken in de fase van ‘voeder mij’, ook door andere dieren dan hun ouders. Volwassen vogels zijn deels zelf verantwoordelijk voor het ongemak: kordate individuen roepen een lastig kind kortaf tot de orde, andere laten zich vangen aan het eindeloze gebedel.

    Het voorbije broedseizoen kregen 5 jonge Vlaamse lepelaars een satellietzendertje mee om hun verplaatsingen te kunnen monitoren. Begin oktober zat er eentje al in Zuid-Spanje. Een tweede vertoefde ergens halverwege Frankrijk, de drie andere bleven in de buurt van hun geboorteplek. Niemand heeft er een idee van waarom de ene meteen weg is en de andere blijft hangen. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals; zilverreigers trekken hun hals in.

    In de vorige eeuw verdween de lepelaar bijna volledig uit West-Europa. Alleen in Noord-Nederland bleef een bolwerkje over. Vanaf de jaren 1970 kreeg de kleine populatie een boost, dankzij beschermingsmaatregelen en waterzuivering. In 2003 ontstond een eerste kolonie in Vlaanderen, op een takkenhoop in de Waaslandhaven die na natuurbeheerwerken in een grote plas was achtergebleven. Ze is nog altijd de grootste broedplaats van het land – in 2017 telde ze een maximum van 35 nesten.

    In 2013 kwam er een tweede kolonie, in het natuurgebied De Blankaart in Diksmuide. Daar broeden de vogels in een reigerkolonie, in bomen dus, waar het veiliger is dan op de grond. De dieren maken geregeld gebruik van verlaten reigernesten. Dat bespaart op bouwkosten. Recent zijn er in Vlaanderen nog wat losse broedgevallen bijgekomen. De trend naar meer verspreid broeden is ook in Nederland merkbaar.

    Lepelaars blijken steeds meer in onze regio te overwinteren. Vroeger trokken ze allemaal zuidwaarts, richting Spanje en Portugal of zelfs Mauritanië en Senegal. Veel dieren overwinteren jaar na jaar op dezelfde plek. Als je het ergens goed hebt, ga je het leven niet moeilijker maken door iets nieuws uit te proberen. Maar standvastigheid mag niet verhinderen dat er nieuwe broedplaatsen ontstaan, of dat je je winterstrategie aanpast aan nieuwe ontwikkelingen. Ook lepelaars moeten mee met hun tijd.

     











    15-11-2022 om 15:54 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-11-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koereiger in opmars

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel: zomer 2022

    Als vogelbeschermingsorganisatie probeert men de evolutie en trends van de broedvogels in Vlaanderen zo goed mogelijk op te volgen. Dat is ook nodig als je streeft naar een efficiënte wettelijke bescherming. Gelukkig kan men een beroep doen op de expertise van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Maar hoe gaat het nu eigenlijk met de broedvogels in Vlaanderen? Sommige soorten doen het slecht, andere gaan er wonderwel op vooruit.

    In het algemeen kan men stellen dat – op korte termijn – vogelsoorten die aan agrarisch gebied gebonden zijn zoals kievit, patrijs, zomertortel, graspieper, gele kwikstaart, spreeuw, veldleeuwerik en ringmus (fors) afnemen. En dat is een open deur intrappen, want zowat 50% van het landoppervlak in Vlaanderen bestaat uit landbouwgebied en we weten allemaal dat de biodiversiteit daar zeer zwaar onder druk staat.

    Positief dan weer is dat heel wat standvogelsoorten in onze bossen het relatief goed doen. Die bosgebieden blijken lokaal ook voldoende rust en voedsel te bieden aan nieuwkomers als raaf en oehoe.

    De Vlaamse overheid streeft ernaar om voor een aantal soorten de zogenaamde ‘instandhoudingsdoelen’ te behouden of te bereiken. Slechts 10 van de 26 vogelsoorten bereiken de vooropgestelde doelen en soms zelfs overschrijden ze die (bv. middelste bonte specht en slechtvalk). Iets meer dan de helft van de soorten haalt deze doelen echter (ruim) niet. Sommige soorten (bv. grauwe klauwier) lijken die in de nabije toekomst, gelet op hun huidige trendverloop, echter wel te zullen bereiken.

    Opvallend hierbij is het grote aandeel aan soorten die gebonden zijn aan moerassen, slikken en schorren zoals de sterns (grote stern, dwergstern, visdief), lepelaar en reigerachtigen (kwak, woudaap en roerdomp). Eén reigersoort, die het almaar beter doet in Vlaanderen, maar die nog niet wordt beschouwd als een ‘regelmatige’ broedvogel is de koereiger.

    Maar wat is een ‘regelmatige broedvogel’? Dat is een soort die sinds het jaar 1900 in minstens 10 aaneengesloten jaren met zekerheid in Vlaanderen heeft gebroed. En dat is bij de koereiger (nog) niet het geval, ook al doet die soort haar uiterste best om het effectief te worden.

    De koereiger is een soort die in Vlaanderen al een tijdje als ‘dwaalgast’ en ‘overwinteraar’ (wintergast) te boek staat. Het eerste individu werd in 1987 waargenomen in de IJzervallei. Dat was toen groot nieuws. Om deze kleine reigersoort toen te kunnen bewonderen, moest je nog naar Zuid-Frankrijk of Spanje. Het grootste aantal pleisterende koereigers dat ooit in Vlaanderen werd geregistreerd, haalde 186 individuen. Dat gebeurde zeer recent – in november 2021 – tijdens de midden-maandelijkse watervogeltellingen van het INBO.

    Het eerste broedgeval voor Vlaanderen werd opgetekend in 1997. Eigenlijk ging het om 2 broedparen die het Zwin te Knokke hadden uitgekozen als ideaal leefgebied. Het jaar nadien broedde en slechts één koppel en in 1999 slaagden 2 broedparen erin nakomelingen te produceren. In 2000 steeg het aantal broedparen ineens naar 9 om in 2001 terug te vallen naar geen enkel broedpaar. In 2002 kwam opnieuw één paar tot broeden.

    De beste kans om vandaag koereigers waar te nemen, krijg je vooral op en rond het broedgebied ‘de Blankaart’ te Woumen-Merkem. De voorbije jaren tref je ze echter ook meer en meer aan in andere gebieden zoals de ‘Viconia-kleiputten’ te Stuivenskerke, ‘de Komgronden’ van Lampernisse en zelfs af en toe in ‘de Moeren’ bij Adinkerke. Meestal zie je ze in de onmiddellijke omgeving van koeien, maar van zodra die op stal gaan, zoeken ze vooral het gezelschap op van schapen en zelfs groepen grazende ganzen. Die opvallende associatie met grazende dieren is gebaseerd op het feit dat allerhande prooidieren als insecten (sprinkhanen en kevers), maar ook amfibieën, wormen en kleine knaagdieren door de graasactiviteiten uit hun schuilplaatsen worden gejaagd.

    Deze kleine reigertjes gaan vaak nog een stapje verder. Soms zie je ze van de ene herkauwende koe naar de andere stappen, terwijl ze stekende en bijtende insecten uit hun neus- en oor-holtes wegpikken. Ook vervelende insecten die op het traanvocht van de runderen afkomen, worden vakkundig en met de nodige precisie weggeplukt en opgegeten. Een betere wellness-behandeling voor het vee bestaat niet.

    Eigenlijk is de koereiger van oorsprong een Afrikaanse soort die een van de grootste expansies van het verspreidingsareaal liet optekenen in de vogelwereld. In het begin van de 20ste eeuw koloniseerde de koereiger Zuidwest-Europa en in de jaren 30 van de vorige eeuw stak hij zelfs de Atlantische Oceaan over. Hij verspreidde zich er over grote delen van Noord- en Zuid-Amerika. Ook daar vond hij veel ruimte en een rijk gedekte tafel dankzij de grote kudden runderen. Onder die gunstige omstandigheden slaagde hij erin in slechts 3 decennia uitgestrekte gebieden in het noorden van Zuid-Amerika, in Midden- en Noord-Amerika te koloniseren.

    In 1948 verscheen de koereiger ook in Australië en vandaar is hij overgestoken naar Nieuw-Zeeland. Bij een dergelijke expansiedrang was het eigenlijk vreemd dat de soort nog niet verder in Europa was doorgedrongen, hetzij naar het noordoosten vanuit zijn oude broedplaatsen in Zuid-Portugal en Zuid-Spanje, hetzij in noordwestelijke richting vanuit Noord-Afrika en Voor-Azië. Maar nu is het dus zover. De toename van de koereiger in Noordwest-Europa is een belangrijke indicatie dat het klimaat aan het veranderen is en dat dit gevolgen heeft voor tal van (vogel)soorten.

    Het opduiken van zuidelijke soorten zoals de koereiger in Vlaanderen krijgt veel positieve aandacht, maar is slechts één zijde van de medaille. Zelfs voor de koereiger zou het door de klimaatverandering ooit wel eens te warm kunnen worden in Vlaanderen. Recent werd in Spanje en Portugal vastgesteld dat de soort het niet zo goed meer doet. Plaatselijk zijn zelfs grote kolonies verdwenen door de aanhoudende droogte. Dit fenomeen heeft wellicht ook de noordwaartse migratie van de soort in Europa in de hand gewerkt, waardoor we nu in Vlaanderen van dit reigertje kunnen genieten. 

    Wie nog meer info wenst over de koereiger (tekst en foto’s) kan via de zoekrobot eerder verschenen bijdragen, namelijk deze op 31/07/2016 & 05/12/2021 opsnorren.











    02-11-2022 om 17:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-10-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wereld door de ogen van de rosse grutto

    Geraadpleegde bron: National Geographic: rosse grutto [Rob Buiter]

    Zelfs na meer dan een halve eeuw traditioneel vogels vangen, is de spanning achter het windscherm te snijden. Wanneer een groepje rosse grutto’s hoog over komt vliegen, duiken vogelvangers een beetje ineen om niet te worden gezien. Uit een oude bamboe lokfluit laten ze een klagend gepiep horen om de aandacht van de rosse grutto’s te trekken. Ze hebben het gehoord!

    Nu moeten de houten lokvogels in het weiland de rest doen. Zij moeten de rosse grutto’s overtuigen dat dit het weiland is waar ze goed eten gaan vinden, in de uren dat de Waddenzee bij hoogtij onder water staat. De lokvogels staan listig opgesteld, ‘benedenwinds’ van een klapnet dat onder wat hoopjes gras verstopt ligt. Als een deel van de groep na enkele verkennende rondjes besluit een poging te wagen, willen ze tegen de wind in op het gras naast hun houten soortgenoten landen.

    De ‘wilsterflapper’ merkt op dat precies één rosse grutto laag genoeg vliegt om binnen het bereik van het grote slagnet te komen. Op een teken van de vogelvanger, schiet na een flinke ruk aan de lijn het net los uit de borging, waarna de wind het bijna als vanzelf over de kansloze vogel laat waaien; op traditionele wijze gevangen, maar met een nobele taak in het verschiet!

    De gevangen rosse grutto zal zich bij een groeiend legertje ‘zendervogels’ voegen, dat steeds meer informatie uit de diepste uithoeken van de wereld verstuurt. Op de website van het ‘Global Flyway Network’, een door de Groningse hoogleraar trekvogelecologie, Theunis Piersma opgezet samenwerkingsverband van trekvogelonderzoekers, zijn al deze gezenderde rosse grutto’s, maar ook kanoeten, regenwulpen en gewone grutto’s, voor wetenschap en publiek te volgen.

    De rosse grutto is nauw verwant aan de Nederlandse nationale vogel, de ‘gewone’ grutto. Maar waar de laatste een uitgesproken voorkeur heeft voor zoetwatergebieden, leeft de rosse grutto meer in het zoute milieu. Beide overwinteren in westelijk Afrika; broeden doet de rosse grutto echter in Noord-Siberië, de gewone vooral in Nederland. Voor de rosse grutto is de Waddenzee in het voor- en najaar een ‘tankstation’ van levensbelang.

    Het voorjaar begint in de broedgebieden van de rosse grutto steeds vroeger. Waar de gemiddelde temperatuur op aarde sinds de industriële revolutie één graad is gestegen, is dat in het noordpoolgebied al 3 graden. De insecten komen steeds vroeger uit de ontdooiende bodem, zodat de broedvogels steeds vroeger moeten komen om hun kuikens genoeg eten te kunnen bieden.

    Uit eerdere experimenten met rosse grutto’s hebben onderzoekers al geleerd dat de vogels razendsnel moeten opvetten nadat ze in het voorjaar rond de Waddenzee zijn aangekomen. Afgetraind komen ze uit Afrika aan, om amper 2 weken later moddervet door te vliegen voor de slotetappe naar Siberië. Met het zenderonderzoek willen de wetenschappers achterhalen of het tankstation, de Waddenzee wel van voldoende kwaliteit is. De vogels vertrekken nauwelijks eerder uit hun winterkwartier in West-Afrika. 

    De vraag is: krijgen de rosse grutto’s het voor elkaar om in steeds kortere tijd hier de maag te vullen, om wat eerder in Siberië aan te komen? Oftewel: zitten er genoeg wadpieren? Leveren de weilanden genoeg insecten als brandstof? Kunnen ze in de Waddenzee de opgelopen vertraging inhalen?

    Het hypermoderne onderzoek met vederlichte zendertjes – in de internationale biologie is afgesproken dat ringen of andere onderzoeks-bagage nooit meer mogen wegen dan 5% van het gewicht van een dier – is opvallend genoeg afhankelijk van het eeuwenoude ambacht van de vogelvangers. De tradionele vogelvangst, in Friesland ‘wilsterflappen’ genoemd, staat bol van de historie. Schuilend achter hun windscherm of skûle, flappen vele Friezen al heel lang wilsters of goudplevieren. Van oorsprong werden die wilsters geflapt voor verkoop aan de poelier (handelaar in gevogelte) of voor de eigen pot. Elders in Noord-Nederland werden op eenzelfde manier ook bv. ganzen geflapt.

    In 1978 dreigde een verbod op de vangst van wettelijk beschermde vogels echter een einde te maken aan het oude ambacht. Gelukkig voor de vogelvangers beseften biologen dat ze nooit de tijd, laat staan de ervaring zouden kunnen inzetten om zo veel vogels voor hun onderzoek te vangen als deze ambachtslui. Zij zorgden er dan ook voor dat het vak met een vergunning voor wetenschappelijk onderzoek kon worden voortgezet. Dus werd de poelier vervangen door de wetenschapper en de kookpot door een ringtang. Tot op de dag van vandaag flapt zo een select groepje vangers diverse soorten ganzen, goudplevieren, kemphanen en ook rosse grutto’s in dienst van de wetenschap.

    Op het Terschellinger weiland is Roeland Bom, vogelonderzoeker van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) de wetenschapper van dienst. Wanneer die ene geflapte rosse grutto gemeten en gewogen is en van een metalen ring van het vogeltrekstation is voorzien, tovert Bom een minuscuul stukje elektronica tevoorschijn. In dit trackingsysteem, dat amper één suikerklontje zwaar is, zitten een gps, een batterij, een zonnepaneeltje om die batterij vele maanden op spanning te houden, een chip om alle posities op te slaan en een zendertje plus antenne om de vergaarde informatie op gezette tijden via het gewone gsm-netwerk naar de computer van Bom te sturen. Met een vederlicht tuigje knoopt Bom het trackingsysteem als een heuptasje achter de sierlijke pootjes langs, op de rug van de vogel.

    De gezenderde rosse grutto’s vertellen uiteindelijk een verhaal over de opwarmende aarde, maar ook over de omgang met de Waddenzee en de weilanden. De eerste resultaten – vooral afkomstig uit eerder onderzoek met geringde vogels – duiden erop dat vooral in jaren met veel zeepieren in de Waddenzee, de rosse grutto’s op tijd hun broedgebied weten te bereiken. Waar de Siberische sneeuw de afgelopen 20 jaar 2 weken eerder is gaan smelten, komen de vogels nu 4 dagen eerder toe: een bescheiden winst die helemaal wordt behaald op het ‘tankstation Waddenzee’. De gezenderde vogels zullen dit onderzoek in een gedetailleerde stroomversnelling brengen, verwachten de biologen.

    Behalve met de rosse grutto werkt Piersma met nog veel meer gezenderde vogels, die verhalen vertellen over een veranderende wereld en onze invloed op het landschap. Kanoeten bv.: kleine wadvogels die eveneens in Siberië broeden en van de Waddenzee gebruikmaken om op te vetten. De gegevens van gezenderde kanoeten doen vermoeden dat ze in het broedgebied steeds hoger in de heuvels broeden om te compenseren voor het steeds vroeger beginnend voorjaar. Hoe hoger, hoe later de sneeuw smelt en dus hoe later de insecten uit de bodem kruipen. Op die manier zouden de vogels in een veranderend klimaat het uitkomen van de eieren dus weer kunnen laten samenvallen met de piek in het aantal insecten.

    Ook de gewone grutto wordt door Piersma met zenders gevolgd. Daaruit waren verrassende lessen te trekken over de omgang met de veenweiden. Zo zag men in de uitzonderlijk droge zomer van 2018 dat de grutto’s al heel vroeg konden voorspellen waar later dat jaar de grasmat nog in een goede conditie zou zijn. Op oude weilanden met een onverstoorde bodem wisten de vogels nog regenwormen te vinden, terwijl op de productieweilanden met ‘turbogras’ de bodem zo hard was als beton met als gevolg: geen doorkomen meer aan voor de dunne gruttosnavels. De grutto’s wijzen ons zo op duurzaam beheer van weilanden.

    Behalve door het oude ambacht van de vogelvangers, wordt dit onderzoek toch vooral mogelijk gemaakt door de techniek. Pas sinds kort zijn de zenders zo licht dat ze op vogels als grutto’s en kanoeten kunnen worden aangebracht. En belangrijker: pas sinds kort geven ze informatie die gedetailleerd genoeg is om er wetenschappelijk verantwoorde conclusies aan te verbinden.

    Meer over het project van Theunis Piersma op www.globalflywaynetwork.org

    Toelichting bij de illustraties: foto 1 & 2: de rosse grutto / foto 3: de kanoet / foto 4 & 5: de grutto











    25-10-2022 om 09:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-10-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koolmees wordt bedreigd door sluipende problemen

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de koolmees [Dirk Draulans]

    In principe zouden we ons over de koolmees geen zorgen hoeven te maken. Het vogeltje komt in heel Vlaanderen voor. Het is een echte tuinvogel geworden, die profiteert van nestkasten en voederplaatsen. Dankzij die toegenomen beschikbaarheid van vogelvoeder is de snavel van de koolmezen gemiddeld zelfs wat groter geworden, meldt Science, want dat is gunstiger om het voedsel te verwerken. De beestjes passen zich aan.

    Op het platteland duiken er wel signalen op dat het bestand van de koolmees her en der begint te sputteren. Vogelwetenschappers wijzen voor een verklaring naar de gevolgen van de klimaatopwarming. Omdat koolmezen hun jongen voeden met rupsen, moeten ze hun broedtijd goed afstemmen op de periode waarin die beschikbaar zijn.

    Door de klimaatopwarming krijgen eiken in het leefgebied van koolmezen vroeger bladeren, waardoor de rupsen bijgevolg ook vroeger uit hun eitjes breken. Als de koolmezen die trend niet volgen, dreigen ze hun jongen groot te moeten brengen op een ogenblik dat veel rupsen al zijn verpopt zijn en dus niet meer geschikt zijn als voedsel.

    Een studie in een woud in de buurt van de Britse universiteitsstad Oxford, waar koolmezen al meer dan een halve eeuw intensief worden bestudeerd, wees uit dat het belangrijk is dat de eikenbomen in een koolmeesterritorium gezond zijn – dan dragen ze meer bladeren én rupsen.

    Onderzoeksresultaten in Nature Climate Change tonen aan dat koolmezen in territoria met gezonde eiken nu gemiddeld bijna een week vroeger met de eileg beginnen dan een halve eeuw geleden: ze passen zich ook in deze context aan. In sommige zones van het woud broeden de koolmezen zelfs al 3 weken eerder dan vóór de klimaatopwarming. De verschillen kunnen het overlevingssucces van jonge meesjes beïnvloeden.

    Er zijn aanwijzingen dat het leven in de stad bij koolmezen stress veroorzaakt, zeker bij jonge vogels. Een studie in Proceedings of the Royal Society B concludeerde dat jonge mezen in een stad minder gemakkelijk overleven dan op het platteland. Maar als ze hun eerste winter doorkomen, zijn ze meer gehard tegen de moeilijke levensomstandigheden.

    Een rapport in Nature Communications koppelde genetische veranderingen aan stress veroorzaakt door factoren als geluids-, lucht- en lichtvervuiling. Een verslag in Environmental Science & Technology onthulde dat blootstelling aan zware metalen epigenetische effecten kan hebben voor koolmezen: veranderingen in de posities van chemische stoffen op de genen, waardoor de overschrijving ervan in nuttige eigenschappen kan worden gehinderd. Epigenetica bestudeert onder meer de omgevingsprocessen die de ontplooiende ontwikkeling van een organisme kunnen beïnvloeden. 

    Alsof dat alles nog niet erg genoeg is, zijn er aanwijzingen dat de stikstofvervuiling die ons landschap teistert, een funest effect heeft op de populaties van koolmezen (en andere vogels). De verzuring die met stikstofneerslag gepaard gaat, leidt tot een daling van de hoeveelheid calcium in een biotoop. Vogels hebben calcium nodig om stevige eierschaaltjes te produceren. Er is zelfs waargenomen dat pootjes van kuikens in een ei kunnen breken als ze te weinig calcium binnenkrijgen.

    De mens probeert nu wel vriendelijk te zijn voor vogels, maar er zijn te veel sluipende problemen om dat als een verdienste te kunnen beschouwen.

     











    13-10-2022 om 10:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-09-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drieteenstrandloper, steeds achter terugtrekkende golven aanrennend

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel_herfst_2022

    Iedereen die wel eens een wandeling op het strand maakt, heeft zeker en vast al drieteenstrandlopers gezien. Aan onze kust zijn de kleine witte vogels, die aan een hoog tempo heen en weer voor de golven uit dribbelen, een veelvoorkomend tafereel. Ze laten zich relatief makkelijk benaderen en rennen soms een tijdje met je mee. De reden waarom dit vogeltje ‘drieteenstrandloper’ wordt genoemd, is eenvoudig: in tegenstelling tot de meeste andere vogelsoorten beschikt het niet over een achter-teen.

    Van de nazomer tot de volgende lente zijn ze vrijwel op ieder zandstrand of elke stenige kust ter wereld te zien. Begin juni trekken nog aanzienlijke aantallen noordwaarts door Europa richting hun broedgebieden in hoog-arctische poolstreken. In Europa broeden de meeste vogels in Groenland (Denemarken), een populatie die wordt geschat op min 25 000 en max 50 000 broedparen. Een heel kleine populatie van een 100-tal koppels broedt op Spitsbergen (Noorwegen). In geen enkel ander Europees land wordt gebroed.

    Halverwege juli verschijnen de eerste vogels (nog in broedkleed) alweer langs de Europese kusten, waarschijnlijk als gevolg van een hongerige poolvos die abrupt een einde maakt aan de broedpoging. Tijdens een relatief kort broedseizoen nestelen drieteenstrandlopers meestal op droge plaatsen met een lage begroeiing en verspreide rolsteen- en kiezelvlakten. Het nest ligt op de grond, meestal tegen een pol vegetatie aan. Het is een redelijk diep kuiltje, bekleed met dode bladeren of ander plantenmateriaal uit de omgeving. Het broedsel bestaat doorgaans uit 4 eieren en meestal wordt maar één keer per jaar gebroed.

    Het gemak waarmee je deze leuke diertjes op het strand kan waarnemen, doet niet gauw vermoeden dat ze tot uitzonderlijke prestaties in staat zijn. Toch zijn drieteenstrandlopers ware globetrotters. In 2009 raakte bekend dat een drieteenstrandloper in minder dan 5 dagen 6000 km aflegde van Noorwegen naar Ghana. De vogel werd op 11 augustus 2009 gefotografeerd in een guur Zuid-Noorwegen; 5 dagen later op 16 augustus, zag een Ghanese bioloog hem onder de kokospalmen van Esiama (Ghana). De drieteenstrandloper was te herkennen aan pootringetjes in verschillende kleuren waarvan biologen hem hadden voorzien. Zijn minimale vliegsnelheid was 50 km/u, wat overeenstemt met de gemeten vliegsnelheden van trekvogels van een vergelijkbaar formaat.

    Op Helgoland (Duits eiland in de Noordzee) vingen onderzoekers al eens een drieteenstrandloper die 17 u eerder in Polen was geringd. In die tijdspanne had het diertje 715 km afgelegd, wat op een minimale snelheid van 42 km/u uitkwam. De snelheid waarmee de drieteenstrandloper naar Ghana vloog, ontkrachtte eerdere vermoedens dat deze soort tijdens de lange trekvluchten de kust volgt en om Afrika heen reist. Wiskundige modellen die gebaseerd zijn op o.a. aerodynamica en stofwisseling uitgaande van o.a. een maximale hoeveelheid vet in het lichaam en energieverbruik tijdens de vlucht) wezen uit dat deze lange en snelle vlucht theoretisch mogelijk is, maar alleen als het dier zonder stoppen dwars over de Sahara zou vliegen.

    Het ringen van vogels levert nog steeds nieuwe inzichten over vogeltrek op. In beide gevallen speelde toeval echter een grote rol. Voor dergelijke bepalingen van vliegsnelheid, moeten vogels snel na de eerste waarneming vertrekken en ook meteen na de aankomst – honderden of zelfs duizenden km verderop – weer worden opgemerkt. De kans dat dit gebeurt, is natuurlijk bijzonder klein. Toch kan het toeval een handje worden geholpen. Dankzij het kleurringen van vogels weten we inmiddels dat drieteenstrandlopers uiterst trouw zijn aan hun overwinteringsplek. De in Zuid-Noorwegen gefotografeerde vogel was in een voorgaande winter in Ghana geringd en dus op terugweg naar zijn vaste overwinteringsplek.

    In januari 2009 werd een gekleurringde drieteenstrandloper gefotografeerd in Walvis Baai (Namibië). Het betrof een individu dat enkele maanden daarvoor (op 17 juli 2008) nog van kleurringen was voorzien als 9 dagen oud kuikentje op de Noordoost-Groenlandse toendra en dat als inmiddels volgroeide vogel nog een paar dagen in de Nederlandse Waddenzee was gezien. Het diertje keerde vorige winter terug naar Walvis Baai.

    Waarom maken sommige drieteenstrandlopers eigenlijk zulke lange trekvluchten?

    Een enkeltje Groenland-Namibië is pakweg 10 000 km vliegen en wellicht is zo’n lange reis over een onherbergzame woestijn een gevaarlijke onderneming. De kleine vogels kunnen in plots opkomende stormen terechtkomen en bovendien hebben ze niet altijd de mogelijkheid om zo maar ergens halt te houden. In onbekende gebieden kan bovendien het gevaar van een roofvogel uit elke hoek opduiken. Afgezien daarvan kosten de lange vluchten de vogels een hoop energie. Vlak voor het vertrek leggen trekvogels onderhuids flinke vetvoorraden aan. Die worden tijdens de fysieke inspanning verbrand om het dier van energie te voorzien.

    Op die manier wordt een lange vlucht zonder stoppen om te eten en te drinken, mogelijk. De vogels wegen vlak voor hun vertrek vaak dubbel zoveel (100g) dan hun gebruikelijke gewicht in de winter (45 – 55g)! Dergelijke vetvoorraden kunnen alleen worden aangelegd als de vogels voldoende rust en voedsel kunnen vinden. Of het nu Europese of Afrikaanse kustgebieden betreft; menselijke drukte is tegenwoordig overal aanwezig en onderzoek heeft uitgewezen dat drieteenstrandlopers hier veel hinder van ondervinden. Het zal de voorbereidingen voor een lange trekvlucht er dus niet makkelijker op maken.

    Het kan haast niet anders dan dat er voordelen tegenover de nadelen van de lange reis staan; anders zouden de langeafstandstrekkers al lang het onderspit hebben gedolven. Eén van de voordelen is makkelijk in te beelden wanneer je je tijdens een winterse strandwandeling een tropisch palmstrand voorstelt. Inderdaad, de in België overwinterende drieteenstrandlopers spenderen ’s winters aanzienlijk veel meer energie aan het op peil houden van hun lichaamstemperatuur, vergeleken met de tropische overwinteraars. Om te bekijken wat de voor- en nadelen van overwinteringsplekken in Afrika en Europa zijn, hebben biologen van de Rijksuniversiteit Groningen in Nederland en de universiteit van Accra in Ghana vele honderden drieteenstrandlopers van kleurringen voorzien.

    Door geregeld de combinatie aan kleurringen te controleren, kan worden vastgesteld of een drieteenstrandloper nog in leven is of vermoedelijk het loodje heeft gelegd en daarmee dus ook in welke periode van het jaar dat het vaakst voorvalt. Een dergelijk onderzoek speelt een belangrijke rol in de bescherming van langeafstandstrekkende kustvogels omdat het kan aangeven in welke periode van hun leven en in welke gebieden verschillende vogelpopulaties het meest kwetsbaar zijn. Dat kan vervolgens tot specifieker onderzoek leiden om te achterhalen welke (menselijke) invloeden hierbij een rol spelen.

    Hoewel de aantallen drieteenstrandlopers in Europa en Azië niet lijken af te nemen, moeten we ons voor de toekomst wel zorgen maken over enerzijds factoren als menselijke verstoring door de nog steeds toenemende recreatie en anderzijds de effecten van maatregelen tegen zeespiegelrijzing (zoals zandsuppletie). Daarom is het van belang om naast de overleving ook de omgevingsfactoren die deze kunnen verklaren goed op te volgen: voedselaanbod, predatiedruk, de kans om ziek te worden, verstoring, … Een dergelijke aanpak is vooral bij trekvogels van belang omdat het praktisch onmogelijk is om alle stranden die de vogels tussen Zuid-Afrika en Groenland bestrijken, volledig te beschermen. Toch hebben op basis van dergelijk onderzoek al diverse pleisterplaatsen van steltlopers een beschermde status gekregen.

     











    28-09-2022 om 16:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-09-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De havik is de krachtigste roofvogel in onze contreien

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de havik [Dirk Draulans]

    Omdat hij een van de weinige roofvogels is die zowel in Europa als in Noord-Amerika voorkomen, heeft de havik een uitzonderlijk wijde verspreiding. De Europese populatie wordt op 200 000 exemplaren geraamd. Een halve eeuw geleden kwam hij wel in de verdrukking door een combinatie van verdelging en pesticidegebruik – het laatste had een dramatisch effect op zijn voortplantingscapaciteit.

    In Nederland crashte het havikenbestand tussen 1958 en 1963 met liefst 84 %, ondanks het feit dat het na de Tweede Wereldoorlog was gestegen doordat er nieuwe bossen waren aangeplant en de duivenpopulatie was toegenomen – de duif is immers een belangrijke prooisoort.

    Een zittende havik valt op door zijn grootte, de krachtige kop met vlakke kruin en grote snavel, brede borst, forse buik en sterke poten. In de vlucht is hij van de nauw verwante sperwer te onderscheiden door de langzamere, krachtigere vleugelslagen met stijvere vleugels. In cirkelvlucht zijn de uitstekende kop, de lange vleugels, brede ‘heupen’, kortere en meer afgeronde staart de kenmerken. Het mannetje haalt een lichaamslengte van 49 tot 56 cm en een spanwijdte van 90 tot 105, terwijl het vrouwtje van snavel tot staartpunt een lengte kan bereiken tussen 58 en 64 cm en een spanwijdte van 108 tot 120 cm, merkelijk groter dus.

    Beschermingsmaatregelen en een verbod op de schadelijkste pesticiden (vooral DDT) keerden het tij voor de soort; ook bij ons. Vanuit een klein Kempisch bolwerk zette de havik vanaf de jaren 1970 een veroveringstocht van Vlaanderen in, waarmee hij ondertussen West-Vlaanderen heeft bereikt. Hij heeft in dat proces zijn oorspronkelijke biotoop van echte bossen wat uitgebreid naar grote parken en andere ‘lossere’ boombiotopen.

    Het Vlaamse broedbestand wordt nu op 400 paartjes geraamd. Er zijn indicaties dat er in de Kempen wat druk op komt, mogelijk omdat de havik meer te maken krijgt met competitie van andere toppredatoren, zoals de oehoe en de boommarter. Als je een eeuw zo goed als alleen aan de top van de bosvoedselketen hebt gestaan, moet je wat nieuwe concurrentie kunnen verdragen. Vooralsnog maakt niemand zich zorgen over de toekomst van onze haviken.

    Driekwart van de voeding van haviken bestaat uit vogels. In bosgebieden zijn dat vooral kraaiachtigen als gaaien en eksters, die door hun wat onbeholpen vlucht gemakkelijke slachtoffers zijn. Elders vormen duiven de hoofdschotel. Haviken speuren dikwijls vanaf een hoge tak naar prooien, die ze dan achtervolgen in een snelle vlucht. Simulaties hebben uitgewezen dat een snelheid van 60 km / u  in een bos het maximum is dat een havik aankan zonder het risico te lopen om tegen een boom te crashen. Vrij korte vleugels en een lange staart bevorderen zijn wendbaarheid. Zodra hij op snelheid is gekomen, valt er amper aan te ontsnappen. Haviken zijn dodelijk efficiënt in hun jacht. Uit de stevige greep van hun tenen uitgerust met ferme klauwen, valt niet meer los te komen.

    Een vrouwtjeshavik is een stuk groter dan een mannetje. Ze vangt prooien die bijna dubbel zo groot zijn als die van haar partner. Dat beperkt hun onderlinge competitie. In het broedseizoen neemt zij het leeuwendeel van het nestwerk voor haar rekening. Zij en haar kuikens moeten dan door het mannetje gevoed worden. Er wordt veel gepaard, zo’n tien keer per dag. Dat wordt beschouwd als een strategie van het mannetje om de kans te verkleinen dat zij zich in zijn afwezigheid laat dekken door een concurrent, waardoor hij zich zou inspannen voor een jong dat niet van hem is.

    Meestal blijven havikenkoppels trouw aan elkaar. Toch is de samenwerking niet zonder risico. Er zijn gevallen beschreven van vrouwtjeshaviken die een mannetje doden tijdens of vlak na de paring. Dat zou vooral het geval zijn als ze niet tevreden zijn met de prooien die hij als bruidsschat aanbiedt. Die moeten illustreren dat hij een goede jager is, zodat ze tijdens het broeden en grootbrengen van de jongen niet zonder bevoorrading komen te zitten. Liefde is in de havikenwereld, nog meer dan bij ons, een kwestie van puur pragmatisme.











    12-09-2022 om 15:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-08-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitgestorven reuzenzeevogel

    Geraadpleegde bronnen: Knack: Beestenboel: de reuzenalk [Dirk Draulans] – het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

    Op 9 november 2021 vond amateurpaleontoloog, Sven Delandat (foto 3) op het strand tussen Blankenberge en Zeebrugge een fossiel opperarmbeen van de reuzenalk. Dat is een uitgestorven reus onder onze zeevogels die, net als de pinguïns van het zuidelijke halfrond – waaraan hij trouwens niet verwant was – niet kon vliegen. Het was de eerste vondst voor ons land, maar in Nederland zijn er al meer dan 100 van zulke beentjes aangetroffen op 15 stranden. Er zouden zelfs al vondsten op een Marokkaans strand gedaan zijn, wat betekent dat de dieren ooit ver reisden.

    Botresten van reuzenalken verschijnen niet zomaar op het strand. De meeste Nederlandse en Vlaamse stranden zijn de afgelopen decennia verbreed en verhoogd met zandsuppleties uit de nabije Noordzee. Om kusterosie tegen te gaan en het lage land te beschermen tegen de stijgende zeespiegel zuigen sleephopperzuigers (een schip dat door middel van grote sterke pompen en motoren, zand, klei, slib en zelfs grind van de waterbodem kan zuigen) jaarlijks miljoenen kubieke meters zand op van de Noordzeebodem en spuiten dit zand op onze stranden. Juist op die opgespoten stranden heb je meest kans een bot van een reuzenalk te treffen. Heel wat geïnteresseerde amateur-verzamelaars (burgerwetenschappers) zoeken op deze stranden naar allerlei fossielen.

    Dat de grote zeevogel de pinguïn van het Noordelijk halfrond werd genoemd en wat op een pinguïn gelijkt, is het gevolg van convergente evolutie: niet-verwante diersoorten raken op eenzelfde manier aangepast aan vergelijkbare omstandigheden en krijgen in de loop van de tijd een overeenkomstige lichaamsbouw.

    Het magazine Testerep van het Vlaams Instituut voor de Zee meldde dat van 4 Nederlandse reuzenalkbeenderen de ouderdom is bepaald. Ze zouden, althans volgens koolstofdateringen, tussen 3500 en meer dan 50.000 jaar oud zijn. De vondsten suggereren dat de vogel destijds in ons deel van de Noordzee niet zo zeldzaam was als wordt aangenomen. Mogelijk was hij zelfs geregeld een wintergast.

    Hij was in ieder geval de imposantste zeevogel in onze regio. Hij werd 75 cm hoog, kon 5 kg wegen en had een krachtige bek. Aan land was hij onhandig, maar hij zal ongetwijfeld een uitstekende zwemmer zijn geweest, waarbij hij zijn maximaal 15 cm lange vleugeltjes nuttig zal hebben ingezet. Ter vergelijking: een moderne nauwe verwant, de alk, is maar half zo groot (40 cm) en weegt maximaal 900 g. Ook de zeekoet en de bekende papegaaiduiker met zijn kleurige snavel behoren tot de alkachtigen. Naast de zwarte rug en vleugels, met een witte borst en buik, had jij op zijn kop 2 opvallende witte vlekken, waardoor hij zeer grote, witte ogen leek te hebben (effect vergelijkbaar met de pandabeer).

    Als zeevogel leefde hij van vis en kreeftachtigen. Hij kon zeker een kwartier onder water blijven. Door zijn torpedovorm en aangepaste vleugels kon hij razendsnel door het water 'vliegen', net als pinguïns. De snavel van de reuzenalk was zeer stevig en geschikt om spartelende vissen vast te houden.

    Omdat hij niet kon vliegen, was hij aan land erg kwetsbaar, want hij kon alleen broeden op plekken waar hij naartoe kon stappen, wat impliceert dat zijn broedopties beperkt waren. Mensen konden dus ook vrij gemakkelijk bij de kolonies komen. Dat zou het roemloze einde van het spectaculaire dier betekenen. De reuzenalk broedde in grote kolonies op een klein aantal vlakke afgelegen eilanden in de Atlantische Oceaan, van IJsland tot het Canadese Newfoundland. Een van de belangrijkste broedlocaties lag vlak voor de IJslandse kust, het eilandje Geirfuglasker.

    Net als zoveel zeevogels broedden ze op eilanden omdat ze door hun onhandigheid op het land een gemakkelijke prooi voor roofdieren vormden. Voor onze kust kwamen dergelijke eilanden niet voor. De hier voorkomende reuzenalken kwamen er vermoedelijk alleen 's winters en waren afkomstig van IJslandse of misschien Britse kolonies.

    Het laatste bekende koppel werd, terwijl het aan het broeden was, op 3 juni 1844 gevangen en gewurgd op het eiland Eldey voor de kust van IJsland – het ei ging verloren tijdens de actie. Vanaf 1830 waren er bijna jaarlijks expedities naar het eiland geweest om vogels te verzamelen voor musea en collectioneurs.

    Volgens het vakblad Genes wees genetisch onderzoek uit dat dat laatste mannetje in ons Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) belandde, waar het nu een triest bestaan leidt als opgezet eeuwig relict van iets wat we nooit meer levend zullen zien. Zijn organen worden bewaard in het Natuurhistorisch Museum van Denemarken. Waar de opgezette huid naartoe ging was aanvankelijk een raadsel, tot onderzoekers in 2017 een genetische match vonden tussen de bewaarde slokdarm van de vogel en het exemplaar in Brussel. Via een aantal tussenstations was het in 1847 gekocht door burggraaf Bernard du Bus de Gisignies, die in 1846 de eerste directeur van het KBIN was geworden. Van het laatste vrouwtje is onder meer het hart bewaard, maar haar huid is nog niet gevonden.

    Reuzenalken werden eeuwenlang bejaagd voor hun vlees, donsveren en olie. Finaal waren ze zo zeldzaam geworden dat verzamelaars er veel geld voor boden. In totaal zijn er amper 78 opgezette exemplaren, 75 eieren en 24 ineen gepuzzelde skeletten van het fantastische dier overgebleven – er is geen enkel kuiken bewaard.

    Het stemt tot nadenken over onze vernietigende impact op de rest van het leven, maar blijkbaar niet genoeg om tal van andere diersoorten vandaag voor uitsterven te behoeden.

     

     











    17-08-2022 om 15:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    07-08-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De strandplevier in de verdrukking door strandtoerisme

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de strandplevier [Dirk Draulans]

    Ooit was er een tijd dat zelfs onze stranden niet exclusief voorbehouden waren aan de mens. Ze herbergden een ruime fauna. Maar die tijd is voorbij. Mensen zijn al vanaf de prehistorie gepatenteerde kustbewoners, maar de zee spreekt nu meer dan ooit tot de verbeelding en staat tegenwoordig synoniem voor vakantiegenoegens met veel drukte.

    Dat impliceert dat dieren die van stranden hun belangrijkste leefgebied hadden gemaakt, in de verdrukking kwamen. De strandplevier is er een schoolvoorbeeld van. Historische waarnemingen wijzen uit dat de soort vóór 1950 in ons land nog geregeld broedde op een aantal stranden – er zou sprake geweest zijn van ‘tientallen’ koppels.

    Door de groeiende populariteit van strandtoerisme ging het broedbestand pijlsnel achteruit. Een halve eeuw geleden kwam er eventjes soelaas, toen de bleekgekleurde vogeltjes een uitweg vonden op opgespoten terreinen in havengebieden. De kunstmatige biotopen gaven hun populatie een stevige boost: in 1981 werd een maximum van liefst 172 broedparen geregistreerd.

    Maar het mooie liedje bleef niet duren. Strandplevieren hebben grotendeels onbegroeide gebieden nodig en opgespoten terreinen hebben de neiging snel dicht te groeien. Ook predatoren, zoals de vos, brachten de kwetsbare grondbroeders zware verliezen toe. Vandaag broeden er geen 5 koppels strandplevieren meer in Vlaanderen.

    De strandplevier is een zeldzame broedvogel van vooral kustgebieden. Prefereert daarbij open, zandige plaatsen als stranden en zandplaten. Het voedsel bestaat in het binnenland vooral uit insecten (kevers, vliegen), ook slakjes, spinnen en vlokreeftjes. In brak en zout leefgebied staan vooral garnalen en krabbetjes, wormen (zeepieren) en slakjes op het menu. Deze oogjager zoekt voedsel op de typische plevierenmanier: telkens een reeks van lopen-stilstaan-pikken, waarbij het voedsel van de grond of in bovenste laag van de bodem wordt

    Het klein en lichtgekleurd pleviertje dat lange stukken rent, heeft een zwarte snavel en poten. Geen borstband, maar zijborstvlekken. Het mannetje is opvallender getekend dan het vrouwtje, met een bruingeel petje en een kenmerkend zwart vlekje op het voorhoofd.

    Solitair broedend of in losse 'kolonies' (nesten op enkele meters afstand van elkaar mogelijk), en dan vaak met dwergsterns samen. Strandplevieren leggen hun eieren gewoon op de grond in een kuiltje, dat soms wordt beschut met wat stukjes schelp of een beetje vegetatie. Ze gebruiken opvallende afleidingsmechanismen om de kwetsbare eitjes te beschermen. Als ze een roofdier zien naderen, kunnen ze doen alsof ze aan het broeden zijn op een andere plek dan waar hun nest is. Ze voeren ook schijnmanoeuvres uit, zoals wegrennen onder het uiten van een klagend gepiep dat aan een knaagdier doet denken.

    Het mannetje en het vrouwtje zetten zich samen in voor het broeden en het beschermen van het nest. Hun gedrag lijkt op elkaar afgestemd: als de ene hevig alarmeert, zal de andere dat ook doen. Als de ene discreet is, geldt dat meestal ook voor de andere. En de kuikens worden actief verdedigd: hoe intenser de verdediging, hoe hoger hun overlevingskansen.

    De jongen moeten vanaf het begin zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. Ze worden wel enkele weken bewaakt en begeleid, maar wanneer ze een week oud zijn, worden ze dikwijls al door een van beide ouders verlaten. In tegenstelling tot wat bij onze soort de regel is, zijn het bij de strandplevier vooral de vrouwtjes die het vroegst vertrekken. Ze beginnen dan soms nog aan een tweede broedsel, met een ander mannetje.

    Buitenlands onderzoek dat werd gepubliceerd in het vakblad ‘Ibis’, heeft aangetoond dat mensen met honden (zelfs aangelijnd) een veel grotere impact hebben op het broedgedrag van de vogeltjes op het strand dan mensen zonder honden. Als een wandelaar met een hond nadert tot 250 meter, zullen strandplevieren hun nest altijd verlaten. Zonder hond blijven ze in de helft van de gevallen zitten – ze zijn zo goed gecamoufleerd op een zandige ondergrond dat de meeste mensen ze niet zien. Honden in de natuur – het blijft altijd en overal een moeilijk gegeven.

    Aanvullende maatregelen voor de bescherming van de strandplevier zijn: beperkte openstelling van geschikt broedgebied voor mensen en vee en het scheppen van strandreservaten, waar de toegang sterk wordt beperkt. De terugkeer van de strandplevier langs de meeste van onze stranden lijkt onwaarschijnlijk, gezien de grote recreatieve belangen. Toch is het wenselijk om hier en daar strandreservaten in te richten.











    07-08-2022 om 16:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-07-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De woestijnbuizerd is een veel gebruikte roofvogel in de valkerij

    Geraadpleegde bron: NRC Handelsblad: Landen als een buizerd? Dat kan een drone niet [Gemma Venhuizen]

    Als een buizerd in volle vaart op een paaltje landt, moet hij in één keer tot stilstand komen. Dat valt niet mee. De kneep zit hem in een kleine duik voorafgaand aan de landing. Op volle snelheid op een paaltje of ander uitkijkpunt landen: het is een van de lastigste manoeuvres die roofvogels moeten maken. Zó lastig zelfs dat onbemande vliegtuigjes, waaronder drones, die beweging niet eens kunnen nadoen. Om de complexe landingspogingen beter te begrijpen, bestudeerden Britse zoölogen vier woestijnbuizerds. In het vakblad Nature schrijven ze deze week hoe een kleine duik voorafgaand aan de landing de vogels helpt om botsingen te voorkomen.

    De woestijnbuizerd leeft in halfopen laaglandgebieden in het zuiden van de VS en in Midden- en Zuid-Amerika. Net als de buizerd die in Europa voorkomt, behoort hij tot de familie van de havikachtigen en speurt hij zittend op een relatief hoog ­object – zoals een paaltje – de omgeving af naar kleine prooidieren, waaronder hagedissen, kleine ­vogels, muizen en konijnen. Vanaf dat paaltje wordt met een snelle ‘stootduik’ de prooi gevangen. Wat het landen op de paal zo lastig maakt, is dat de vogel in één keer tot stilstand moet komen, en daardoor grote controle over zijn ­snelheid en houding moet hebben.

    De Britse onderzoekers hebben geanalyseerd hoe de woestijn­buizerd, net als andere grote roofvogels, in volle vaart zo’n ­precisielanding kan maken. Kleinere paal- of takzittende vogels, ­zoals duiven, doen dat niet: die remmen eerst af. Om het gedrag te onderzoeken, maakten ze video-opnames van vier buizerds: één volwassen wijfje dat het elegant landen perfect beheerste en drie jonge mannetjes die het nog moesten ­leren. In totaal filmden ze ruim 1.500 vluchten, over verschillende afstanden. De paaltjes waartussen werd gevlogen, stonden 5, 7, 9 of 12 meter uit elkaar. De vogels werden gemotiveerd om te vliegen doordat er op de landingspaal voedsel voor ze werd neergelegd.

    De jonge woestijnbuizerds fladderden in eerste instantie van paal tot paal, maar leerden gaandeweg om hun landing te perfectioneren met een door de onderzoekers omschreven ‘swoop up’-beweging. Daarbij springt de woestijnbuizerd naar voren en start een duikvlucht, om die na enkele krachtige vleugelslagen te transformeren tot een ­opwaartse beweging. In die laatste fase gebruikt hij zijn vleugels niet meer. Uiteindelijk landt de vogel met zijn lijf in verticale positie en uitgestrekte vleugels op het paaltje, balancerend op zijn poten.

    De beweging is niet zo energie-efficiënt, maar voorkomt wel een gevaarlijk controleverlies, schrijven de onderzoekers. Door tijdens de stijgende beweging zijn vleugels niet meer te gebruiken, kan de woestijnbuizerd vermoedelijk beter focussen op het naderen van zijn landingsplek.

    Het landen, zo concluderen de onderzoekers, is een vorm van ‘heuristiek’: een aangeleerde strategie om tot een efficiënte oplossing te komen. De vraag is in hoeverre dat ‘gedrag’ ook is aan te leren aan drones, klinkt het aan het einde van het artikel. Met praktische aanbevelingen om de woestijn­buizerdvlucht technisch na te bootsen ­komen de onderzoekers in ieder geval niet. In het verleden zijn er al experimenten gedaan met het laten landen van drones op paaltjes en andere objecten, maar daarbij lukt het landen nooit op topsnelheid.

    Bondig vogelportret

    De woestijnbuizerd leeft in half-open laaglandgebieden zoals boomsavannes en halfwoestijnen van de zuidwestelijke Verenigde Staten tot Chili en Centraal-Argentinië.

    De naam ‘woestijnbuizerd’ suggereert dat deze vogel familie is van de buizerd. Als je even goed de lichaamsbouw en jachttechniek bestudeert, dan komen deze kenmerken eerder overeen met het profiel van een havik. De Engelse benaming Harris Hawk wijst trouwens in die richting. Toch blijkt uit genetisch onderzoek, gepubliceerd in 2008, dat deze roofvogel behoort tot een groep van verwante soorten die dicht bij het geslacht Buteo (buizerds) aanleunt. Vandaar de geslachtsnaam Parabuteo.

    De woestijnbuizerd is overwegend warm chocoladebruin gekleurd, met helder kastanjebruine schouders en ondervleugeldekveren. De onderbuik en onderstaartdekveren zijn wit. De staart is bovenaan zwart met een wit uiteinde. De ogen zijn bruin en de poten zijn helder geel. De lichaamslengte varieert tussen 45 en 60 cm; de vleugelspanwijdte reikt tussen de 92 en 122 cm en het lichaamsgewicht schommelt bij het mannetje tussen de 550 en 875 g en bij het vrouwtje tussen de 825 en 1200 g.

    Een prooi wordt wel eens gevangen vanuit een lage glijvlucht of door een ‘stootduik’ vanaf een lage uitkijkpost, zoals onze inlandse buizerd dat doorgaans doet. Maar vaak jagen ze ook in groep en drijven gezamenlijk een opgejaagde prooi in het nauw onder leiding van de meest ervaren vogel. Ze compenseren zo hun relatief lage snelheid en ze vergroten de kans op het vangen van grotere prooien, zoals prairiehazen. De woestijnbuizerd eet echter geen aas.

    Ze nestelen in bomen of in imposante kandelaarcactussen en leggen meestal 2 tot 4 eieren, die na 33 tot 37 dagen uitkomen. De jongen zijn na ongeveer 40 dagen vliegvlug maar blijven nog enkele maanden in de omgeving van het oudernest.











    27-07-2022 om 10:07 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-07-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleine karekiet brengt geregeld ook koekoekskuikens groot

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de kleine karekiet [Dirk Draulans]

    Het onopvallend bruin vogeltje met een kenmerkende, maar nooit uitbundige zang, is een echte moerasbewoner. De markante, krassende, staccato zang (met altijd een "krr-krr-kiet-kiet-kiet"-achtige strofe) is te horen in de meeste rietstroken. De voorkeur van deze onopvallende bruine vogel gaat uit naar rietlanden, die met de stengels in ondiep water staan. In goede broedgebieden, zoals de laagveenmoerassen, kunnen kleine karekieten in kolonies broeden. Deze behendige muggenvanger, die veel gelijkenis vertoont met de bosrietzanger, wordt slechts 13 cm lang en heeft een overwegend variabel bruin verenkleed van lichte tinten aan de onderzijde en iets donkere tinten aan de bovenzijde. De vleugels hebben een lichte, roestbruine tint.

    Een van de weinige zangvogels die in augustus nog met jongen kunnen zitten, is de kleine karekiet. De reeks korte krakende tonen die zijn gezang vormen en die de inspiratie boden voor de naam karekiet, kun je ook later op het jaar horen dan veel ander vogelgezang. Het broedseizoen van de soort duurt lang. Daar zijn meerdere redenen voor. Om te beginnen is de kleine karekiet een trekvogel die in Afrika overwintert en daarna geen haast maakt om noordwaarts te vliegen, hoewel er aanwijzingen zijn dat de globale klimaatopwarming zijn aankomst in onze streken bespoedigt. Vanaf eind april kunnen hier kleine karekieten opduiken, maar sommige vogels treuzelen onderweg en arriveren veel later. 

    Voorts broedt de vogel bijna exclusief in riet. Oud of jong riet, grote of kleine rietkraag, vijver in natuurreservaat of onnozel plasje in industriegebied: de kleine karekiet is er tevreden mee. Maar veel riet wordt gemaaid, zeker langs grachten en beken, waardoor hij soms moet wachten tot de stengels sterk genoeg zijn om er een nest in te kunnen hangen.

    De karekiet broedt in een mandje dat hij rond rietstengels vlecht. Meestal legt een koppel vier eitjes, die al na een 10-tal dagen uitkomen. De jongen doen er zelden meer dan 12 dagen over om het nest te verlaten. Dat snelle vertrek heeft te maken met het feit dat een rietnest niet echt stabiel is: een windvlaag of onweer kan een rietkraag zo teisteren dat een nest verloren gaat. Als dat gebeurt, beginnen veel karekieten gewoon opnieuw.

    Het nest is ook een geliefd doelwit voor vogeleters, zowel zoogdieren als andere vogels. Als eitjes of jongen worden verorberd, zit er weer niets anders op dan te herbeginnen. De kleine karekiet is bovendien een van de belangrijkste slachtoffers van de koekoek in ons land. Die dumpt een ei in een karekietennest, waarna de jonge schreeuwlelijk de eitjes of jongen van de karekiet uit het nest werkt om alle eten voor zich te hebben. Het blijft absurd dat een karekiet niet het verschil ziet tussen zijn jongen en de monsterlijke koekoek, die al snel een stuk groter wordt dan zijn gedwongen adoptieouders (zie foto).

    Elk koekoeksvrouwtje is gespecialiseerd in het nabootsen van de eieren van één specifieke soort(groep). De voornaamste waardvogels in België zijn heggenmus, kleine karekiet, bosrietzanger, roodborst, gele kwikstaart en rietzanger. In totaal zijn er in Europa meer dan 100 verschillende waardvogelsoorten bekend. In 10% - 30% van de gevallen wordt een geparasiteerd nest door de waardvogel opgegeven. Per broedseizoen legt een koekoekswijfje 1 tot 25 eieren, maar in elk nest wordt normaal slechts één ei gedropt. Voor het vrouwtje haar ei legt, eet ze doorgaans één of twee eieren van de waardvogel op.

    Mogelijk is die gebrekkige kinderherkenning een aanpassing om de gevolgen van vrouwelijke ontrouw te maskeren. Karekieten worden als monogaam omschreven, wat in de vogelwereld meestal betekent: sociaal monogaam, genetisch polygaam. Een vrouwtje kan zich laten bevruchten door andere mannetjes als haar wettelijke wederhelft niet oplet. Die doet wel zijn best om concurrenten op een afstand te houden en zijn wulpse vrouwtje tot de orde te roepen, maar hij kan haar niet de godganse dag in de gaten houden.

    Eenmaal de jongen er zijn, maakt het niet uit of er kroost van een andere man tussen zit: de vader doet even hard zijn best voor alle bedelende bekjes. Het vrouwtje lijkt zich evenwel minder in te spannen als ze zich door een andere man heeft laten bevruchten. Misschien gaat ze er dan van uit dat haar jongen het niet zo geweldig zullen doen, omdat ze met een halve sukkelaar zit opgescheept. Je gaat niet ergens zwaar in investeren als veel erop wijst dat je inspanningen verloren moeite zullen zijn.

    Op één van de foto’s zie je links de grote karekiet (grootte van een spreeuw) en rechts de kleine karekiet (grootte van een huismus)

     











    11-07-2022 om 15:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-07-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gierzwaluwen hebben van vliegen een levensstijl gemaakt

    Geraadpleegde bronnen: Knack: Beestenboel: de gierzwaluw [Dirk Draulans] / New Scientist: Gierzwaluwen gaan in slaapwinterachtige torpor tijdens koude nachten

    Liefst 10 maanden kan een gierzwaluw in de lucht hangen zonder aan land te komen. Dat blijkt uit onderzoek gepubliceerd in Current Biology. De dieren jagen al vliegend: ze plukken insecten uit de lucht. Om te slapen stijgen ze op tot grote hoogte, waar ze waarschijnlijk afwisselend de ene en vervolgens de andere helft van hun hersenen uitschakelen om ze te laten rusten – iets wat bij meer vogels de regel is.

    Gierzwaluwen overwinteren in Afrika ten zuiden van de evenaar. Ze kunnen er talrijk voorkomen boven rivieren in het regenwoud. Een wilde leefomgeving, maar daar hebben zij geen erg in, want het enige wat hen interesseert zijn de lucht boven het woud en de insecten die er vliegen. Maar bij ons zijn het stadsvogels. De donkerbruine sikkels brengen leven in de brouwerij. Luid krijsend en met een hoge snelheid lijken ze elkaar te achtervolgen in de lucht – ze halen gemakkelijk meer dan 100 km / u. Mede door hun gevorkte staart doen ze aan zwaluwen denken, maar ondanks hun naam behoren ze niet tot dezelfde familie. Eén van hun naaste familieleden zijn de kolibries.

    Ondanks de enorme afstanden die ze afleggen, komen gierzwaluwen elk jaar terug naar dezelfde broedplek

    De oorspronkelijke broedbiotoop van gierzwaluwen zijn holen in rotsen, maar die zijn er bij ons niet, dus zoeken ze spleten en gaten in muren en daken op, waarin ze een rudimentair nest bouwen. De nestholte is de enige plek in de wereld waarvoor ze het luchtruim verlaten – hun wankele korte pootjes zijn niet gemaakt om mee op stap te gaan.

    De gewoonte om in een stad te broeden maakt dat de gierzwaluw het niet echt slecht doet, hoewel er steeds minder insecten zijn, wat voedselschaarste kan veroorzaken. De diertjes broeden vooral in oudere gebouwen die meer nestmogelijkheden bieden. Het verlies van nestgelegenheid door renovatie en isolatie van huizen wordt gecompenseerd door de plaatsing van aangepaste broedbakken tegen muren, die gierzwaluwen een alternatieve broedbiotoop bieden.

    Ondanks de lange afstanden die ze afleggen, zijn gierzwaluwen honkvast: zolang het er is, blijven ze in hetzelfde gaatje broeden. Net als mensen die elk jaar dezelfde vakantiebestemming kiezen. Ze zouden jaren na elkaar ook dezelfde partner hebben, hoewel de kans klein is dat ze in de winter samenblijven. De gezamenlijke zomerwoonst brengt hen weer bij elkaar.

    Niet lang nadat hun jongen uitgevlogen zijn, beginnen gierzwaluwen aan de terugtrek naar de wintergebieden. Ze behoren tot de laatste soorten die uit Afrika aankomen en de eerste die weer vertrekken. Ze komen doorgaans in mei aan en verdwijnen weer in augustus. Soms leggen ze meer dan 500 km / dag af. Ze zoeken de beste routes op: trajecten met rugwind of veel eten onderweg. Onderzoek in Philosophical Transactions of the Royal Society B wees uit dat ze in grote groepen sneller vliegen, mogelijk omdat de dieren dan profiteren van hetzelfde effect waarvan wielrenners in het peloton genieten: ‘aangezogen’ worden door de voorliggers.

    De trek in de herfst duurt langer dan die in de lente. In de herfst doen ze er maanden over, de terugkeer in de lente neemt slechts weken in beslag. De dieren nemen in de herfst de tijd om nieuwe energie op te doen na de belastende broedactiviteiten. In de lente gaat het sneller, want dan zijn ze gehaast om te kijken of hun zomerverblijf nog beschikbaar is. Als dat niet het geval is, lijken ze dagen van slag te zijn. Pas dan gaan ze een nieuw gat zoeken. Ook gierzwaluwen moeten vooruit in het leven.

    Een levensnoodzakelijke reflex: ‘torpor’

    Torpor, betekent in het Latijn: verlamming, bewegingloosheid of meer bepaald een toestand van verminderde fysiologische activiteit die wordt waargenomen bij enkele kleine zoogdieren en vogels. Het wordt over het algemeen gekenmerkt door een sterk verlaagde lichaamstemperatuur, hartslag, ademhaling en stofwisseling.

    Torpide dieren zijn volledig inactief en over het gehele lichaam verstijfd. Op externe prikkels reageren zij nauwelijks. Op deze manier besparen zij energie in tijden van voedselschaarste, droogte of extreme temperaturen.

    Wanneer koud weer de broedplaatsen in Europa treft, liggen de gierzwaluwen af en toe tot 22 uur stil in hun nest in een energiebesparende modus (een adaptieve onderkoeling) die bekend staat als torpor, zegt Arndt Wellbrock van de Universiteit van Siegen, Duitsland. Gierzwaluwen voeden zich met vliegende insecten, maar tijdens barre weersomstandigheden worden prooisoorten minder actief en dus minder beschikbaar. Door in torpor te gaan – wat niet hetzelfde is als slapen – laten gierzwaluwen tijdelijk hun energiebehoefte vallen. Dit vermindert de hersen- en spieractiviteit, waardoor ze langer zonder voedsel kunnen overleven.

    Gedurende 8 jaarlijkse broedseizoenen registreerde het wetenschappelijk team meer dan 22.000 nachtelijke temperatuurmetingen. De onderzoekers vonden zeldzame, maar significante temperatuurdalingen van gemiddeld 8,6 °C, waardoor de lichaamstemperatuur van de vogels op een gemiddeld dieptepunt van 24,3 °C kwam. Deze torportoestanden duurden gemiddeld 10,8 uur. Ze kwamen voor op minder dan 6 % van de nachten in een heel broedseizoen.

    Gierzwaluwen verlagen hun stofwisseling meestal met ongeveer 33 % 's nachts in vergelijking met overdag (normale lichaamstemperatuur = 41 °C). Maar toen ze in torpor waren, daalden die cijfers gemiddeld met 56 %. De resultaten leveren duidelijk bewijs van torpor bij deze anders zeer actieve trekvogels. De bevindingen kunnen er ook op wijzen dat gierzwaluwen deel uitmaken van een meer evolutionair primitieve lijn van vogels, omdat torpor een voorouderlijke eigenschap is bij landdieren.











    05-07-2022 om 16:17 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-06-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De blauwe reiger is de laatste decennia aan een sterke opmars bezig

    Geraadpleegde bronnen: Knack: Beestenboel: de blauwe reiger [Dirk Draulans] – Ons Vogelblad [Marcel Jonckers]

    Je kunt het je amper voorstellen, maar een halve eeuw geleden was de blauwe reiger bij ons een vrij zeldzame vogel. Van oorsprong komen blauwe reigers voor in moerassige gebieden met ondiep water om in te foerageren en met bomen om in te broeden. Waar deze twee elementen samen voorkomen, zijn blauwe reigers nooit ver weg. Ze hebben zich ontwikkeld tot opportunisten: ze zoeken graslanden af voor muizen en mollen en in sommige stedelijke gebieden schuimen ze de straat af voor allerlei eetbaar afval. Ook tuinvijvertjes worden opgezocht en dan zijn de goudvisjes of zelfs de duurdere kois of Japanse brokaatkarpers niet veilig. De menukaart is bijzonder ruim: vissoorten als voorn, stekelbaars, paling, grondel, zeelt, brasem, maar ook reptielen, kikkers, rivierkreeft, salamanders, wormen, insecten, slakken en nog aangevuld met vogels, mollen, muizen, zelfs konijn of rat is niet veilig voor de krachtige snavel.

    Met hun slanke grijs-gele tot groengrijze poten, sierlijke lijf en lange nek zijn blauwe reigers elegante vogels. De kop is wit met een zwarte band boven het oog die doorloopt in een kuif, gevormd door een paar sierveren, die achter de kop afhangen. De vleugeleinden en de –achter-rand (armpennen en handpennen) zijn zwart. Ook de hals heeft een witte kleur, maar is voorzien van donkere lengtestrepen aan de voorzijde. De onderzijde van de hals tot de borst draagt halflange sierveren. De buikzijde is grotendeels lichtgrijs. De stevige dolkvormige snavel is geel tot grijsgeel, die in de broedtijd soms verkleurt naar oranje, zelfs  wat roodachtig. Het is best een grote vogel met een lichaamslengte van snavel tot staartpunt van 90 tot 98 cm; de spanwijdte van de vleugels varieert tussen 1.75 en 1.95 m en spijts zijn grootte schommelt het lichaamsgewicht slechts tussen 1.6 en 2 kg. De blauwe reiger heeft een matige snelle vlucht met langzame, zware en diepe vleugelslagen, maar soms wordt ook een kleine zweefvlucht uitgevoerd. De hals is hierbij S-vormig ingetrokken en de poten steken achter het lichaam uit. Met dit kenmerkend vliegbeeld is hij al van veraf van de ooievaar, kraanvogel of lepelaar te onderscheiden, die alle drie met gestrekte hals vliegen. Maar een zoetgevooisd geluid hebben reigers niet meegekregen. Meestal komt er niet meer uit dan een harde krijs. Het is een contactroep, waarmee reigers elkaar waarschuwen dat ze eraan komen.

    Dat is zeker van belang in de broedkolonies. Als een oudervogel terugkomt van een voedselzoektocht slaakt hij al van ver een kreet. De jongen op zijn nest reageren als door een wesp gestoken en beginnen meteen te bedelen. Ze moeten wel, want het eten wordt niet eerlijk verdeeld: het kuiken dat het hoogste reikt wordt het eerst bediend en dat is keer na keer hetzelfde, het oudste en dus grootste. De andere moeten telkens wachten tot hij voldaan is. De jongen van andere nesten reageren niet op de contactroepen van de buren. Ze kennen de subtiliteiten van het gekrijs van hun eigen ouders.

    Blauwe reigers broeden graag hoog in bomen. Eind januari worden de plaatsen in de broedkolonie weer ingenomen en het bouwen of herstellen van de nesten aangevangen. Het vrouwtje bouwt het nest, het mannetje voert de materialen aan: takken, soms aangevuld met riet en waterplanten, ook wel gevoerd met gras en veertjes. Het nest wordt vaak meerdere jaren herbruikt, maar soms ook door een roofvogel gekraakt (rode of zwarte wouw, roek, zeearend, sakervalk). Half februari worden de eerste eieren gelegd, meestal 4 tot 6 bleke blauwgroene eieren, die in 23 tot 28 dagen door het ouderpaar worden uitgebroed. Na ongeveer 50 dagen zijn de jongen vliegvlug, al blijven ze vervolgens nog 10 tot 20 dagen op en bij het nest. Er is maar één legsel per jaar.

    Het Vlaamse broedbestand is de voorbije halve eeuw sterk toegenomen. In 1966 werden er 178 broedkoppels geteld, in de jaren 1970 liep het op tot 750 en begin deze eeuw haalde het een maximum van zo’n 2300. Beschermingsmaatregelen speelden een rol in de opleving van de reiger, die als viseter lang verdelgd werd door volk dat er – onterecht – een concurrent in zag. Schadelijke pesticiden bannen hielp ook, want de vogels stapelden via hun voedselketen zo veel chemische stoffen in hun lijf op dat ze alleen nog eieren met een breekbare schaal produceerden. Dat we minder frequent strenge winters kennen, heeft vast ook een rol gespeeld, want sneeuw en ijs zijn funest voor de soort.

    Blauwe reigers hebben tegenwoordig de neiging om in kleinere kolonies te broeden dan vroeger. Het is een raadsel waarom ze kolonies opzoeken. Geschikte nestbomen zijn niet schaars. Door in bomen te broeden zijn ze beschermd tegen grondpredatoren, zodat ze weinig voordeel lijken te halen uit de macht van de massa – kolonies kunnen zelfs luchtpredatoren, zoals haviken, aantrekken. Kolonies kunnen een middel zijn om elkaar te helpen bij het zoeken naar goede voedselgebieden, maar blauwe reigers zijn doorgaans territoriaal op hun vis- of jachtgronden, waardoor een vogel volgen vanuit een kolonie niet veel uithaalt.

    Misschien zijn broedkolonies belangrijk omdat ze de zoektocht naar een geschikte partner makkelijker maken: de keuze is ruim. Reigerouders moeten samenwerken om hun jongen groot te krijgen, dus is het nuttig dat ze zich verzekeren tegen de optie dat hun partner er de kantjes afloopt. Ze moeten dan kunnen peilen naar de bereidheid van een potentiële partner om zich in te zetten. Mogelijk biedt de paringsdans houvast bij die evaluatie.

    Blauwe reigers etaleren grote verschillen in individueel gedrag. Er zijn rustige vogels die vanuit stilstand jagen en nerveuze die constant heen en weer lopen. Sommige vogels blijven altijd in dezelfde buurt, andere willen de wereld zien en komen in landen als Senegal terecht. Dat weten we door de resultaten van vogelringwerk. Ringwerk leerde ook dat de oudste Belgische reiger (een Limburger) 33 jaar werd. Dat moet een wereldrecord zijn.

     











    30-06-2022 om 10:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-06-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dramatisch biotoopverlies voor de veldleeuwerik

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de veldleeuwerik [Dirk Draulans]

    De geslachtschromosomen van veldleeuweriken werken niet mee om hun succes te garanderen. Voor sommige dieren komt een ongeluk nooit alleen. De veldleeuwerik valt in die categorie. Vroeger zou u hem zeker gekend hebben, want hij moet een van de algemeenste vogels van het Vlaamse platteland zijn geweest. Hij is geweldig goed gecamoufleerd om op de grond van graslanden, weilanden, droge en vochtige heide, veengebieden en vooral akkers te kunnen broeden, maar zijn minutenlange jubelende zang is onmiskenbaar: een heel gevarieerd en hoog luchtconcert. Hij kan tot op 100 m hoogte opvliegen, fladderend op gebogen vleugels, de hele tijd biddend en zingend, voordat hij langzaam afdaalt tot een laatste steile, snelle duik, waarbij hij de vleugels als een soort remparachute kan openhouden.

    De veldleeuwerik is een flink pak groter dan de boomleeuwerik, maar kleiner dan de kuifleeuwerik. Hij heeft een stevige puntige snavel, een stompe bruin-zwart gestreepte kuif korter dan bij de kuifleeuwerik, een bleke wenkbrauwstreep en een bleke halsband. De mantel is grijsbruin gestreept, alsook de vaalgele borst, maar de buik is effen vuilwit. Opvallend ook is de lange achterteennagel. Tijdens de vlucht kan je de wittige band langs de achterrand van de vleugels zien, alsook de brede witte zijkanten aan de zwarte staart. Zijn lichaamslengte wisselt tussen 18 en 19 cm; de spanwijdte reikt tussen 30 en 36 cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 33 en 45 g.

    Het nest bevindt zich altijd in een kuiltje op de grond. Vaak ligt het deels verscholen onder een graspol. Meestal legt het vrouwtje 3 tot 5 vaalwitte eieren of zeer lichtgroene, flink bruin of olijfkleurig gespikkelde eieren. De jongen vertrouwen, wat hun veiligheid betreft, op hun schutkleur en de dichte begroeiing van de bodem, want ze kunnen pas na circa 3 weken vliegen. Er zijn 2, soms 3 legsels per jaar. Veldleeuweriken vinden hun voedsel op zicht en pikken het op met korte en snelle bewegingen van hun kop en snavel. 's Winters eten ze verschillende zaden, waaronder granen die ze op de grond verzamelen met een laag, schuifelend loopje. Ze pikken sommige zaden ook meteen van lage stengels en trekken scheuten uit de grond om het zaadje te bereiken. In de lente en de zomer eten ze ook insecten en hun larven.

    Biotoopverlies is voor de veldleeuwerik nog dramatischer dan voor veel andere soorten. Het Vlaamse broedbestand werd in de jaren 1960 op zo’n 180.000 koppels geschat, maar 50 jaar later is het onder de 10.000 gezakt. Dat is een achteruitgang van bijna 95 %. Ook in Nederland is het veldleeuwerikenbestand slechts ‘een schim’ van wat het in de hoogdagen van de soort was.

    De oorzaken van de afname: grootschalig pesticidegebruik, de opmars van monoculturen en de afname van geschikte voedingsmogelijkheden in de winter door onder meer de cultus van de groenbemester. Om vandaag broedende veldleeuweriken te hebben, zijn inspanningen nodig om een biotoop interessant te maken voor de soort. Beheersovereenkomsten met boeren voor natuurvriendelijker landbouw kunnen dat in de hand werken. Ze zullen ervoor beloond worden, onder meer met wondermooi gezang, gekenmerkt door een prachtige reeks van snelle en gevarieerde riedels en korte frasen.

    In de zang van een veldleeuwerik zit naar vogelnormen weinig herhaling. Een zangpatroon kan tot 300 afzonderlijke ‘lettergrepen’ bevatten. In elkaars buurt verblijvende leeuweriken hebben vrij veel gemeenschappelijke noten op hun zang; buren luisteren ook naar elkaar. Zo kan een veldleeuwerik zijn buren herkennen en weet hij dat hij moet optreden als een onverlaat zijn territorium binnendringt. Hij hoort namelijk dat een vogel een vreemdeling is.

    Sterk territoriumgedrag is belangrijk, want vrouwtjesleeuweriken evalueren de kwaliteit van een mannetje aan de hand van de grootte en geschiktheid van zijn territorium. Je wilt als man niet het risico lopen dat je de vrouw van je leven mist, omdat er toevallig een vreemdeling in je gebied is neergestreken.

    Niet alleen zijn leefomgeving werkt niet mee, ook in de biologie van de leeuwerik schuilt een – in dit geval uniek – probleem. Een studie in het vakblad Proceedings of the Royal Society B rapporteert dat de veldleeuwerik van alle onderzochte vogelsoorten veruit het grootste geslachtschromosoom heeft.

    Wat bij ons het vrouwelijk geslachtschromosoom X is, is bij vogels het Z-chromosoom. Bij de veldleeuwerik ontstond het uit een fusie van 4 gewone chromosomen. Dat moet in drie fasen zijn gebeurd: de eerste zo’n 25 miljoen jaar geleden, de laatste 6 miljoen jaar geleden.

    Door zijn grootte heeft het Z-chromosoom bij de leeuwerik 3 keer meer genen dan bij andere vogels. Als er met een gen op dat chromosoom iets misloopt, is er bij vrouwtjesvogels geen back-up. Want anders dan bij ons hebben bij vogels de mannen 2 grote geslachtschromosomen (en dus twee kopieën van elk gen) en de vrouwen een groot en een klein. Wat impliceert dat vrouwelijke vogels meer kans hebben op aandoeningen gebonden aan hun grote geslachtschromosoom – het equivalent van bijvoorbeeld kleurenblindheid bij mannelijke mensen.

     











    15-06-2022 om 16:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    08-06-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gekraagde roodstaart, adonis van het bos

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de gekraagde roodstaart [Dirk Draulans]

    De aankomst van lentevogels zorgt elk jaar voor vreugde in het vogelliefhebbersbestaan. Het eerste deuntje van de tjiftjaf, de eerste boerenzwaluw, het eerste gekoekoek: maandenlang is er geregeld iets nieuws om naar uit te kijken. Vreugde om de terugkomst van de gekraagde roodstaart is meer iets voor kenners en dat is jammer, want het mannetje van de soort is een prachtdiertje. Gekraagde roodstaarten kunnen tuinvogels zijn, maar ondanks hun exquise kleurpatroon vallen de mannetjes niet op in de frisgroene bladeren van een tuin in de lente – de minder kleurrijk getekende vrouwtjes zijn al helemaal discreet. Hun zang is mooi maar onopvallend, zodat de soort gemakkelijk over het hoofd wordt gezien.

    Het mannetje van de gekraagde roodstaart is een van de fraaiste bosvogels met een grijze mantel en rug, een wit voorhoofd, asgrijze kruin, een zwarte keel, een roest-oranje borst en witachtige buik en zwarte poten. Zijn opvallendste kenmerk is de helder rode slanke staart. Deze dient als optisch signaal en wordt door het mannetje permanent uitgespreid om een vrouwtje naar de door hem uitverkoren nestplaats te lokken. Het mannetje kiest de geschikte plek, maar het nest wordt door het vrouwtje vervaardigd. Het is een los bouwsel van grassprieten, plantenwortels, mos en schors, gevoerd met fijner materiaal, zoals haarplukjes en donsveertjes. Het legsel bestaat meestal uit 5 tot 7 eieren, die in circa 2 weken worden uitgebroed. De jongen blijven nog 12 tot 16 dagen in het nest en worden in die periode door beide ouders gevoerd. De alarmroep klinkt als een angstig ‘wie-tik-tik’. De zang is kort, melodieus en eindigt in een klingelend geratel.

    De insecteneter, die in het najaar ook wel bessen lust, vertoont een voorkeur voor allerlei open tot halfopen bossen, zowel in loof- als in gemengd en naaldhout, bosranden en kapvlakten. De ondergroei van dergelijke bossen is bij voorkeur niet te weelderig. Ook in grote tuinen en parken wordt ze aangetroffen. Gekraagde roodstaarten nestelen in een holte in een boomstronk, knotwilg, muur of op een richel in een gebouw. Soms worden oude zwaluwnesten, nestkasten of spechtenholen gebruikt; occasioneel broeden ze in bloempotten tegen een muur.

    De gekraagde roodstaart is een vogel die in Afrika ten zuiden van de Sahel gaat overwinteren. Hij heeft er dus twee keer een tocht van zo’n 5000 km voor over om bij ons te komen broeden. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de soort het niet goed doet, maar haar overwinteringsgebieden worden wel gehavend door de klimaatopwarming. De al droge gebieden rond de Sahel worden nog droger, wat voor soorten als de gekraagde roodstaart een probleem kan worden.

    Onderzoek dat in ‘Ecology Letters’ werd gepubliceerd, wees uit dat trekvogels die terugvallen op een breed areaal aan Afrikaanse wintergebieden minder te lijden hebben van de klimaatopwarming dan soorten met geografische beperkingen. Zo doen ooievaars en rietzangers het vrij goed, terwijl zomertortels en fluiters zwaar in de problemen zitten. De gekraagde roodstaart zou qua winterverspreiding in de middenmoot bengelen, waardoor er – voorlopig – geen duidelijke trend in zijn bestand wordt opgetekend.

    In tegenstelling tot verwante trekvogels als de zwartkop en de roodborsttapuit, vertoont de gekraagde roodstaart niet de neiging om steeds meer in zijn broedgebied te overwinteren. Soorten die dat wel voor elkaar krijgen, zijn meer bestand tegen kwalijke condities op de trek en in de wintergebieden.

    Een studie in het ornithologisch vakblad ‘Ibis’ toonde wel aan dat de gekraagde roodstaart, zoals veel trekvogels, in de lente steeds vroeger in de broedgebieden arriveert: gemiddeld meer dan 10 dagen eerder dan een halve eeuw geleden. Het is een raadsel hoe de vogels dat regelen, want ze moeten in hun wintergebieden op een of andere manier ‘voelen’ dat het bij ons vroeger lente wordt. Misschien vertrekken ze gewoon vroeger, omdat het op hun wintergronden minder gunstig is om er langer te blijven. Sommige soorten vertrekken in de herfst ook later naar de wintergronden, maar er zijn geen aanwijzingen dat dit voor de gekraagde roodstaart geldt.

    Om ecologische redenen zou het niet wenselijk zijn dat vogels hun trekgedrag opgeven. Een studie in ‘Proceedings of the Royal Society B’ beschreef dat gekraagde roodstaarten en andere trekvogels zaden over grote afstanden meenemen, waardoor ze plantensoorten als wegedoorn en sporkehout verspreiden. De vogels eten de vruchten van de planten en lossen de zaden die ze opnemen onderweg met hun uitwerpselen. Dat werkt uiteraard in de twee trekrichtingen, zowel in de lente als in de herfst.

     











    08-06-2022 om 18:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    27-05-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Officieel is de stadsduif dezelfde soort als de rotsduif waarvan ze afstamt

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de stadsduif [Dirk Draulans]

    De stadsduif is geen wilde soort. Ze is een verbasterde en losgebroken versie van de wilde rotsduif. Die heeft waarschijnlijk nooit in onze contreien geleefd. Ze broedt uitsluitend op kliffen en die hebben wij in ons land niet. Deze duif kleurt lichtgrijs met een donkergrijze kop. Zijn hals is aan de zijkant glanzend groen of paars. De vleugels heeft twee donkere vleugelstrepen. Als hij vliegt zie je dat de donkergrijze staart een zwarte band heeft. Ook de witte onderkant van de vleugel valt dan op. Hij wordt zo’n 32 cm groot. De stadsduif is een wilde vogel die je voornamelijk rond stations, op stadspleinen en op verlaten stedelijke gebouwen vindt. Hij legt 2 tot 3 nestjes per jaar met 2 eieren.

    De holenduif is kleiner dan de houtduif (en zonder witte banen op de bovenvleugels), maar ongeveer even groot als de stadsduif. Holenduiven hebben een blauwgrijs verenkleed met groenglanzende halsvlek. De ondervleugels zijn grijs en de bovenvleugels licht blauwgrijs met twee zwarte strepen, donkere achterrand en vleugelpunt. De holenduif heeft een brede zwarte eindband aan de staart, vliegt meer compact en directer dan houtduif.

    De houtduif is de grootste duif van ons land. De adulte houtduif heeft een witte vlek in de nek, een brede roze borst en een zeer kenmerkende witte streep op de vleugels, die goed zichtbaar zijn tijdens de vlucht. Door die witte vleugelstreep is de houtduif op grotere afstand gemakkelijk te onderscheiden van de stadsduif en holenduif. Jonge houtduiven missen de witte halsvlek.

    Bij de elegante en slanke Turkse tortel is het verenkleed licht beige-grijs, met een zwart-witte halsring en een contrasterende donkerrode iris. In de vlucht vallen de lichte vleugelpartijen en lichte buitenste staartpennen (staartzoom) op. Turkse tortels zijn bijna altijd met z'n tweeën.

    Wereldwijd kent de stadsduif een vrij ruime verspreiding, maar nergens is ze echt algemeen. Schotland en Zuid-Italië zouden nu de dichtste plekken in onze buurt zijn waar nog rotsduiven voorkomen.

    Wetenschappers menen sporen te hebben gevonden van het roven van rotsduiven op de klif van Gibraltar door neanderthalers, zo’n 67.000 jaar geleden. Ze sluiten niet uit dat die voorhistorische mensen al duiven ‘hielden’. De officiële domesticatie van de rotsduif begon 6000 jaar geleden, in het Nabije en Verre Oosten. Mogelijk ging het gepaard met de plaatsing van duiventillen in de buurt van broedplaatsen, wat de vogels extra nestgelegenheid bood. Een voordeel voor de mens was dat de dieren niet hoefden gevoederd te worden. Ze konden zelf hun kostje bijeenscharrelen in hun leefomgeving, zoals stadsduiven dat vandaag doen.

    Vanaf de 16de E werden gedomesticeerde duiven in onze streken geïmporteerd. Duiven kweken in sierrassen werd een favoriete bezigheid van veel mensen. De vermaarde wetenschapper, Charles Darwin, die ons de evolutietheorie schonk, had meer aan zijn kweekexperimenten met duiven dan aan zijn zogenaamd legendarische waarnemingen van vinken op de Galapagoseilanden. Darwin was een duivenfan.

    Duiven maakten zich geregeld nuttig voor de mens, zeker als postbode, vanaf zo’n 3000 jaar geleden. In WO II werden ze nog altijd gebruikt om boodschappen over te vliegen – 90 % van de berichten bereikte hun geadresseerde. Een aantal duiven kreeg na de oorlog zelfs een medaille voor ‘heldenmoed’.

    Maar het tij keerde. Vliegende postbodes werden overbodig. Gedomesticeerde duiven verwilderden en muteerden in stadsduiven. Ze ruilden kliffen en duiventillen in voor richels op gebouwen en bruggen. Ze kregen de weinig flatterende bijnaam ‘ratten van de lucht’, omdat ze in grote groepen kunnen voorkomen en overlast kunnen creëren. Met die overlast valt het trouwens best mee. Menselijk afval veroorzaakt meer economische ellende dan duivenuitwerpselen en in tegenstelling tot de gangbare opinie dragen de dieren zo goed als geen ziekten over.

    Bovendien neemt hun populatie in onze regio af. Onderzoek wees uit dat er in Europese steden gemiddeld zo’n 12.000 stadsduiven per half miljoen mensen zijn, waarvan maximaal de helft tot broeden zou komen. In Nederland is de broedpopulatie tussen 2007 en 2020 met een kwart afgenomen. Mogelijke oorzaken zijn bestrijdingsmaatregelen, zoals een verbod op het voederen van de dieren, en de opmars van natuurlijke duivenjagers als havik en slechtvalk. De laatste vestigt zich ook graag in steden, omdat ook hij ooit op kliffen broedde.

    De stadsduif overvleugelt nu wel zijn wilde voorouder. Sommige wetenschappers gaan ervan uit dat de rotsduif genetisch zo goed als uitgestorven is, omdat er bijna geen ‘zuivere’ exemplaren meer zouden overblijven. De wilde en gedomesticeerde vormen kruisen probleemloos met elkaar. Maar een passage in de mensenwereld geeft een concurrentieel voordeel in vergelijking met de oervorm uit de natuur.

    Op de foto’s hieronder zie je de rotsduif – de stadsduif – de holenduif – de houtduif – de Turkse tortel











    27-05-2022 om 16:29 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-05-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Neergeschoten Spaanse vale gier revalideert in het VOC Oostende

    Geraadpleegde bron: Roofvogelgids [Noordboek Natuur]

    In de wereld van de roofvogels hebben de gieren de meest indrukwekkende spanwijdte en de gemakkelijkst te herkennen contouren. In Europa wordt de familie vertegenwoordigd door 4 broedende soorten in 4 verschillende geslachten, namelijk aasgier, vale gier, lammergier en monniksgier. Daarnaast wordt er nog een andere soort gezien als zeldzame, maar geregelde dwaalgast uit Noord-Afrika, namelijk Rüppels gier, een nauw verwant familielid van de vale gier.

    De gieren verschillen niet alleen van andere roofvogels door hun uiterlijk, maar ook door hun voedselkeuze. Sommige soorten hebben een bijna naakte kop en nek omdat hun dieet bijna volledig uit aas bestaat. De gieren hebben zwakkere vliegspieren dan de andere roofvogels en gaan daarom pas in de loop van de dag op de vleugels, nadat de lucht door de zon is opgewarmd. De breed-vleugelige vogels gebruiken de thermiek om hoogte te winnen voor hu foerageertochten, waarna hun reuk- en gezichtsvermogen ze naar hun prooien lijden.

    De lichaamslengte kan tot 95 cm reiken, de spanwijdte van de vleugels wisselt tussen 2.35 en 270m. De vale gier heeft zowel zittend als in de vlucht het iconisch silhouet van een gier met een relatief kleine, donzige kop met grote snavel op een lange nek en een groot, gebocheld lichaam en in de lucht zeer brede en lange vleugels en een korte staart. De soort kan solitair worden gezien, maar vaker in groepen op zoek naar aas, waarbij de lange nek wordt ingetrokken, zodat alleen de kop en de korte staart uitsteken in het profiel. Cirkelt vaak op grote hoogte met kenmerkend opgeheven vleugels in een open V-vorm. De actieve vlucht vindt plaats met diepe, moeizaam ogende vleugelslagen.

    Op de grond verandert de vale gier in een grotesk wezen met een lange, slangachtige hals en agressief gedrag jegens soortgenoten met geschreeuw en uitvallen met snavel en klauwen. De bijna kale kop en lange nek van de vale gier zijn bij uitstek geschikt om in de ingewanden van de kadavers te worden ingebracht om bij de beste stukken van de zachte organen als lever en longen te komen. Na de maaltijd volgt het lange proces van het poetsen van het vaak met bloed besmeurde verenkleed en een verplichte siësta, waarbij de vogels vaak gaan liggen.

    De vale gier leeft in rotsachtige landschappen van laagland en kusten tot hooggebergtes, die nest- en rustgebieden in grotten en op rots-richels. De biotoop is ook belangrijk voor het genereren van de thermiek en stijgwinden, die nodig zijn voor de hoge cirkelvlucht over het landschap als ze op zoek zijn naar karkassen. De soort is wijdverspreid in Zuid-Europa en 95% van de populatie van 32 400 tot 34 000 paren is te vinden in Zuidwest-Europa met 2% in Portugal, 90% in Spanje en 3% in Frankrijk. De verspreiding strekt zich uit over Zuid-Europa met kleinere populaties in bv. Italië, Griekenland en de Balkan. De soort komt ook voor in Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Arabië en in Azië.

    Er zijn 4 verenkleden te onderscheiden, vooral door bewaarde juveniele handpennen, wanneer de vogel de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt. Hierna lijkt de sub-adulte vogel op een volwassen exemplaar, maar is pas na nog een paar jaar uitgekleurd.

    Kenmerkend zijn de ivoorwitte snavel, het grijsachtig gezicht met lichte iris, donzige nek en volle, fluwelige, witachtige halskraag. Op de bovenzijde zijn rug en dekveren grijsbeige met donkere centra op de grote dekveren, contrasterend met zwartbruine slag- en staarpennen. De onderzijde is kenmerkend lichter dan bij de jonge exemplaren, maar met karakteristiek lichtere centra op de armpennen, omringd door donkere vlaggen. Mannetje en vrouwtje kunnen in het veld niet worden onderscheiden.

    Meestal is de vale gier een standvogel, maar een klein deel van de populatie, voornamelijk jonge vogels, overwintert in Afrika en trekt via Gibraltar en de Bosporus in oktober-november weg en keert via Gibraltar terug in april-juni. Jonge vogels maken uitstapjes naar Midden- en Noord-Europa.

    De vale gier is sociaal en broedt in kolonies van enkele tot 150 paren. Het paar start het broedseizoen met een baltsvlucht boven en onder elkaar en zij aan zij. De favoriete broedbiotoop heeft rotsrichels, diepe kloven en grotten op steile bergwanden. Het ene ei wordt gelegd in een takkennest, dat wordt gevoerd met gras en kruiden. Het leggen van het ei vindt plaats van december tot maart-april en het wordt door beide geslachten in 50 tot 58 dagen uitgebroed. Het jong wordt gevoerd met half verteerd vlees totdat het na 110-130 dagen uitvliegt.

    Het voedsel bestaat bijna geheel uit karkassen, voornamelijk van dood vee, die vanaf de hoogte worden gevonden, zowel op zicht als op geur tot 10-20 km van de broedplaats. Vaak zijn de gieren, die het landschap in groepen afzoeken, bijna uit het zicht van het blote oog, maar verrassend genoeg verschijnen ze plots alsof ze bijna uit de lucht vallen bij een karkas in het verder desolate, zonovergoten landschap. Hoewel de vale gier meestal sociaal en zwijgzaam is, transformeert hij bij een prooi in een ruzieachtige en schreeuwend wezen, dat met duwen, schoppen en vleugelslagen om de beste stukjes strijdt. De vale gier kan in gevangenschap een leeftijd van 37 jaar bereiken.

    Wie het artikel hieronder wenst te lezen, verneemt hoe de roofvogel dank zij Wim Bovens kon worden gered. 

    https://www.standaard.be/cnt/dmf20220311_96627589

     











    23-05-2022 om 16:55 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De kleine plevier, kampioen van de vluchtige kansen
  • Trekvogels versnellen hun overtocht naar de Noordpool, maar de klok tikt verder
  • Het natuurfenomeen: trekkende vogels
  • De holenduif is de discreetste van onze duiven
  • De sprinkhaanzanger, meester verstoppertje van de ruigte
  • De Koekoek, een raadselachtige vogel die blijft verrassen
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    inge_21
    www.bloggen.be/inge_21
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs