Op deze blog vind je
1.) het dagboek van onze reis in Colombia, Guatemala, Costa Rica de Malediven, Sri Lanka, Maleisië, Zuid-Afrika en Namibië (zie rechts: Inhoud blog & Archief per jaar);
2.) het (oude) dagboek van ons jaar werken en reizen in Senegal in 2006 -2007 (zie rechts: Archief per maand);
3.) een link naar een (primitieve) website met de reisverslagen van onze vroegere reizen 1999-2000 en 2001-2002 (zie rechtsonder: oude reisverslagen Barbara & Serge);
4.) een link naar ons fotoalbum van Zuid-Afrika, Namibië, Maleisië, Sri Lanka, de Malediven, Costa Rica, Guatemala en Colombia (zie rechtsonder).
20-06-2007
WIEDEWIEDEWIET
Een paar maanden geleden startte ik in ons project TSX de micro-jardin opnieuw op. Ooit stond er namelijk een klein groententuintje op het terras van het oude talibé-huis, dat jammer genoeg volledig werd kaalgevreten door de duiven van Ablaj, één van de oudere jongens. Maanden aan een stuk gebeurde er niets meer mee. De houten constructies stonden te verrotten op het dak, tot ik er genoeg van kreeg. Ik mobiliseerde Stefan om de houten bakken opnieuw in elkaar te knutselen. Na de verhuis in januari kocht ik met Ulrika, een Zweedse vrijwilligster, nieuwe grond aan, vulde samen met onze jongens de bakken en plantte samen met hen ook opnieuw een aantal zaadjes. Om te voorkomen dat de hongerige duiven zich opnieuw op de nog maagdelijke tuin zouden storten, spanden we een muskietennet over de constructie. Tot onze grote vreugde begonnen na enkele dagen de eerste groene sprietjes al te verschijnen: het lukte! Enige tijd later zagen we de eerste kleine tomaatjes en groene paprikaatjes aan de stengels groeien. Ik was zo fier als ne gieter.
Op de nationale Dag van de Talibé, net voor de ouders van onze kids op bezoek zouden komen, liep ik met Lies het terras op en nam haar trots mee naar onze ondertussen weelderig geworden micro-jardin, mijn pronkstuk! Amaaai, tof! Wat zijn dat? Aaah, paprikas! Amaaai, en salade, peterselie, tomaatjes! En, zeg Barbara, wat is dit hier? Wat juist? Mmmh, chôh, ik denk een soort pekes ofzo? Die hebben we onlangs ook nog gezaaid. Een bedenkelijke blik in mijn richting Pekes? Dat denk ik ni Barbara dit zijn plantjes die hier ni bepaald thuishoren! Haar woorden waren nog niet koud, of de drie tengere stengeltjes werden genadeloos uit de grond gerukt, nog eens grondig bekeken, vervolgens in stukjes gescheurd en op de grond gegooid, waar ze met een grote dikke hak de genadeslag kregen Ik stond er met een beteuterd gezicht bij, maar toen ineens viel mijne frang: Lies had zonet drie kleine marihuanaplantjes uit de grond getrokken die tot dan toe verscholen hadden gestaan tussen de groentjes. De stiekemerds!
Na een gesprek hierover met onze jongens bleek dat de dader zich niet onder onze kids bevond, maar een volwassene was, een vaste bezoeker en vriend aan huis. Onnodige paniek aan het Nederlandse front (Dakarkidz) dus, die de zaak hevig opbliezen, meteen een (onterechte!) beschuldigende vinger wezen naar onze vriend Amadou, en er een waar schandaal van maakten, terwijl zij als Nederlanders eigenlijk toch beter zouden moeten weten. Wij konden de zaak gelukkig relativeren (we zijn zelf toch ook jong geweest?), hebben aan de betrokken persoon duidelijk gemaakt dat zoiets echt niet door de beugel kan, en hebben er achteraf eens goe mee gelachen.
Onze tijd hier zit er bijna op. Het is mooi geweest. Begin juli pakken we onze rugzak en gaan we nog even rondtoeren in Mali en Guinee Bissau.
Wat Via Via betreft kunnen we met een goed gevoel vertrekken. Net datgene wat naar ons gevoel nog ontbrak, is nu ook gebeurd: een audit van de Via Via, of een doorlichting, zoals ze in het onderwijs zeggen (jaja het onderwijs zit me nog steeds in het bloed). Het was even wachten op wat hulp, met name van Helga Dhanis, een expert die werd geselecteerd door de organisatie Ex-Change (http://www.ex-change.be/). De verwachtingen waren hooggespannen, maar ze werden echt wel ingelost.
Barbara en ik hebben al het werk vanuit onze buik gedaan, d.w.z. instinctief beslissingen genomen, keuzes gemaakt, voorstellen gedaan en knopen doorgehakt. En het werkt blijkbaar. De reacties (op de bediening, de kwaliteit van de kamers en de maaltijden, de hygiëne, enz.) in het gastenboek van zowel anciens als kersverse ViaVia-klanten zijn positief. Ook het feit dat het personeel niet wil dat we vertrekken, bevestigt dat we goed werk hebben geleverd. Maar vooral de opmerking van Jan Baeten, directeur van Joker, tijdens zijn bezoek n.a.v. de verjaardag van Via Via was een hart onder de riem: Ik val hier van de ene verbazing in de andere. Het personeel werkt écht wel hard. Ze zien zélf wat er moet gebeuren, zonder dat er veel moet worden gezegd of gevraagd! De mensen zijn m.a.w. tevreden over ons werk. Op een 9-tal maanden tijd is er inderdaad veel veranderd.
Maar toch ontbrak er nog iets. We want more! We wilden niet zomaar vertrekken, zonder de nodige werkinstrumenten voor de toekomst achter te laten.
Gedurende 2 weken werd Via Via omgebouwd tot een crisiscentrum. Met de professionele hulp van Helga Dhanis werd de financiële situatie onder de loep genomen. Hier hadden we van gedroomd! Het was net wat we heel de tijd had willen doen. Door gebrek aan kennis, ervaring en tijd was het er niet van gekomen. En ook (en misschien vooral) omdat we de autoriteit en het vertrouwen niet hadden gekregen. Plots was er echter versterking van een ervaren persoon die duidelijk wel serieus mocht rondneuzen in de cijfers. Het leuke was dat net deze cijfers bevestigden wat we vermoedden: sinds eind vorig jaar was het aantal overnachtingen serieus gestegen en ging het weer in de juiste richting met de Via Via.
Na 2 weken hard werken lag er een mooi bedrijfsplan en kasplan op tafel en een visie om Via Via opnieuw financieel gezond te maken. Barbara en ik hadden met wat gezond boerenverstand de situatie al wat kunnen rechttrekken, maar dankzij de analyse met en door Helga is er nu bovendien ook een draaiboek voor de toekomst.
We kunnen met een gerust hart vertrekken. De bal ligt nu in het kamp van Lies en Daddy. Het is aan hen om het werk verder te zetten. Er moet nog veel gebeuren, maar er is hoop.
Het is een beetje een race tegen de klok in slow motion. We hobbelen vrolijk tegen een slakkentempo over een soort van karrenspoor door het nationale park Niokolokoba richting uitgang. De parkwachter was heel duidelijk geweest op het moment dat we ons toegangsticket kochten: Si vous êtes encore dans le parc après 9 heures le matin, vous payez pour une autre journée. Omdat we niet willen betalen voor slechts een paar uur extra in het natuurreservaat, rijden we zo snel als ons gammele autootje ons toelaat. Echt snel is dat dus niet. Rond half 10 rijden we door de poort van de controlepost. We zijn m.a.w. te laat, maar de slagboom staat omhoog. Er is niemand om ons te controleren. Geen probleem.
Wanneer Serge de gids bedankt voor bewezen diensten en het afgesproken bedrag overhandigt, valt er echter een stilte. Hij wil meer geld. We zijn nu dag 2, dus moeten we voor 2 dagen betalen. We staan perplex. Doe niet idioot! De sympathieke man heeft ons een dagje gegidst en is vandaag enkel en alleen een eindje met ons meegereden. We gaan écht niet nog eens betalen voor iemand die niets -maar dan ook niets- meer heeft gedaan. Vous avez même dormi dans la voiture! merkt Barbara op.
We willen de man het geld in de hand duwen en gewoon doorgaan, maar hij houdt de armen gekruist en geeft niet toe. Patrick is het beu. Hij beent een beetje overenthousiast richting kantoor om een klapke te gaan doen met de andere parc rangers. Serge roept hem nog toe kalm te blijven, maar veel helpt het niet dat zal later blijken. Omdat Serge de gemoederen wat wil bedaren en er verder niet te veel woorden aan wil vuilmaken, legt hij het geld op de bank naast de gids en zegt dat het zo wel ok is en à la prochaine!. Geen goede zaak dat zal ook later blijken. Al een chance dat Barbara en Ingrid er zich (voorlopig) buiten houden.
Tien minuten later staan we er nog. De gids is voor geen rede vatbaar. We stappen dus in de auto met de bedoeling gewoon door te rijden. De man dreigt echter ons aan te geven bij de gendarmerie en noteert de nummerplaat van onze auto. Onze Senegalese chauffeur NDeui trekt wit weg van de schrik (allez ja bij wijze van spreken dan) wanneer hij dit hoort en durft niet te vertrekken.
Ondertussen staat het halve dorp rond onze auto. Alle buitenstaanders mengen zich in het gesprek. We krijgen te horen dat ze de politie zullen vertellen dat we hen hebben beledigd (Vous nêtes pas compétents! had Patrick hen toegeroepen.) en het geld gewoon op de grond hebben gegooid (Foei, Serge!), enz. Daar staan we dan.
Maar god schiet ons ter hulp. Tussen de omstanders staat een ventje dat gekwetst is aan zijn vinger. Serge spreekt het jongetje aan: Doet het zeer? Wat is er gebeurd? De aandacht wordt afgeleid van de discussie. Ingrid en Patrick doen er nog een schepje bovenop door hun verbandkist boven te halen en médecins sans frontières te spelen.
Barbara is ondertussen opnieuw aan het babbelen met de gids. De discussie is herleid tot een grammaticaal misverstand: de gidsen tellen par jour, wij tellen par journée (zoals op de officiële tekst staat). We geraken er echter nog steeds niet uit en zijn allemaal een beetje te koppig om toe te geven. Uiteindelijk heeft Patrick een lumineus idee: laat NDeui betalen voor de extra dag! Of tenminste laat de gids geloven dat onze chauffeur betaalt. Op die manier kunnen wij (zogezegd) voet bij stuk houden en kunnen we toch vertrekken omdat de gids wordt betaald. Het lukt prima! NDeui slaagt er zelfs in nog wat af te bieden. Het zal dan toch wel weer niet helemaal officieel geweest
Content dat ik was om terug te zijn van onze reis! (En dat is echt wel de allereerste keer!) Gewoon om eindelijk nog eens wat nieuws te kunnen lezen over mijn petekindje! We waren een beetje afgesneden van de moderne wereld in de brousse van de Cassamance en hadden via sms al wat nieuwtjes doorgestuurd gekregen van Lieve & Yves via mijn ouders en terug, maar het was pas toen ik de foto's op de weblog zag, dat ik echt gerust was! JOEPIE! Catoo is gezond en wel! Merci uit naam van mijn broer en schoonzus (en uiteraard petekind) voor de reacties via e-mail, op Catoo's weblog en onze weblog.
Ons snoepreisje met Mick (de mama van Barbara) en Gonda zit er bijna op. We zijn onderweg van Zigi George (de Gonda-variant op Ziguinchor) naar Dakar. Het is de minst comfortabele (om niet te zeggen luxueuze) dag tot hiertoe. Barbara en ik zijn er niet in geslaagd onze dagelijkse belofte maar morgen wordt het primitiever na te komen. We hebben namelijk telkens wreed goed geslapen en lekker gegeten en het transport viel altijd heel goed mee. Vandaag is het dus (eindelijk) wat primitiever, maar dat kan de pret duidelijk niet bederven. We zitten opeengestapeld in een sept places voor een rit van een 8-tal uur. Het is ideaal om onze bezoekers nog wat te laten proeven van het échte Senegal.
**drie verhaaltjes vanuit het perspectief van het (enige) mannelijke gezelschap**
1. Wanneer we nog in het schemerdonker aankomen in de gare routière worden we onmiddellijk omsingeld door de typische arrangeurs die Vous allez où? vragen. Naar goede gewoonte proberen we eerst zelf een 7 places te vinden, maar even later staan we met hangende pootjes bij dezelfde gasten. Ze reageren verontwaardigd dat we ze eerst hebben genegeerd en lijken niet echt geneigd ons nog te helpen. Ik hoop dat we hier vandaag nog weg geraken! zegt Mick enigszins verontrust, maar Barbara is de boel al aan het sussen: Nous sommes encore fatigués. Il faut faire doucement dankandanka! Er wordt al terug wat gelachen. Ici on dit domadoma! Het komt wel weer goed. Het is gewoon onderdeel van het mysterieuze gare routière-schouwspel: veel gepalaver, drukke gebaren en hevige discussies. We zien een paar autos voor onze neus vertrekken. Ze laten ons precies met opzet wat wachten. Maar plots moet het snel gaan. Even later hebben de drie vrouwen zich gezellig op de achterbank geïnstalleerd: een andere passagier -een stevig gebouwde Senegalees die eerst mee achteraan zat, werd vriendelijk maar kordaat weggebonjourd. Terwijl de dames zich organiseren, voer ik een geanimeerd gesprek met een man die ons te veel wil laten betalen voor de bagage. Het spel wordt hard gespeeld: Si vous ne voulez pas payer, vous ne partez pas. en om zijn woorden kracht bij te zetten wordt onze bagage terug uit de koffer gehaald. Het probleem is de kleine handbagage die Mick en Gonda ostentatief mee in de koffer hebben gezet. Barbara en ik houden onze kleine rugzak meestal bij ons. Nu wordt alles meegeteld als bagage. Wanneer ik zeg dat we de kleine rommel gewoon bij ons zullen houden, wordt er geschermd met het argument dat dit niet mag van de politie: Cest une infraction! blablabla Even later zijn we vertrokken en onze handbagage staat vrolijk aan onze voeten net zoals de zak van de agent de police die met ons meereist trouwens. Ze kunnen nogal komedie spelen die gasten!
2. Eindelijk is het zover. Mick en Gonda zijn al een week aan het aftellen naar dit moment. Neen geen warme douche of een typische Belgische maaltijd of zo maar de grensovergang Gambia-Senegal.
De lange rit werd vrolijk weggekeuveld met gesprekken over de prachtige kleren van de Senegalese vrouwen. Elke vrouw die op straat de revue passeert, werd uitgebreid besproken: Ze zijn toch echt wel mooi gekleed hé? en Dat is een schoon stofke, Mick! of Die heeft schoon kleedje aan, Gonda!
En eindelijk is het zover. We stappen uit aan de ferry en worden onmiddellijk aangeklampt door tientallen verkopers van kleurrijke stoffen. Ik kijk van op een afstand geamuseerd toe. Barbara geeft zich ook over aan de koopwoede, maar ze blijft alert en waarschuwt alle spullen goed in het oog te houden. Gonda en Mick zijn namelijk in extase. Een tijdje later zitten we op de ferry. Mick en Gonda lopen er een beetje beteuterd bij. Ze hebben een paar doeken gekocht, maar Het moest allemaal zo snel gaan! Ze weten nog niet dat aan de overkant van de rivier hetzelfde tafereel wacht. Jammer genoeg moet het daar nog sneller gaan. De chauffeur toetert ongeduldig en gebaart dat we moeten instappen. In alle drukte en commotie stapt Mick bijna in de verkeerde 7 places. De man met de stof die ze zo mooi vindt, blijft haar volgen en kruipt uiteindelijk bijna mee in de auto. Het geduld van onze chauffeur is echter op en we vliegen er vandoor.
3. We wringen ons voor de derde keer op een half uurtje tijd met onze reispas in de aanslag uit de 7 places. Het is druk aan het loket van de douane. Er staan verschillende mensen aan te schuiven. Wanneer we iedereen zonder uitzondering 1000 CFA zien geven voor de exit stempel, beseffen we dat het deze keer moeilijker zal zijn om er zonder te betalen onderuit te komen. Maar ja we kunnen het maar proberen, hé?! Het blijft een leuk spelletje. Eerst reageer je gewoon niet. Daarna doe je alsof je niet weet waarover het gaat. Tenslotte begint de discussie: Jaja andere nationaliteiten moeten misschien betalen, maar Belgen niet. wellens - nietes Er wordt zogezegd even getelefoneerd meteen overste. We wachten af. Het is puur tijdsverlies, maar het hoort er nu eenmaal bij. 1000 CFA is niet veel geld, maar ja het is het principe: we betalen (liefst) niet als het officieel niet moet en zeker niet aan corrupte mensen. Het duurt allemaal een beetje lang. Mick speelt in overleg met Barbara een laatste troef uit: Ok, we betalen 1000 CFA, maar we willen een reçu! De tot dan toe redelijk gemoedelijk sfeer slaat onmiddellijk om.De douanebeambte is duidelijk in zijn corrupte gat gebeten door een vrouw dan nog wel en reageert verontwaardigd: No problem, maar dan betaal je 15.000 CFA per stuk. Jammer, het zag er namelijk naar uit dat we bijna vertrokken waren zonder te betalen. Het is nu een kwestie van de man geen gezichtsverlies te laten lijden. Cest un malentendu, zeg ik dus maar. Al een chance dat Mick niet hoort wat ik zeg: Elle na pas vraiment compris. Elle ne parle pas beaucoup de français. Ik gebruik mijn schoonmoeder als bliksemafleider en slaag erin de gemoederen te bedaren. Wanneer we even later een bord passeren met de tekst Say no to bribery! slaan we onszelf trots op de borst. Nog 1 controlepost te gaan!
Na een lange radiostilte (eerst bezoekje aan België, daarna DRUK-DRUK-DRUK hier in de Via Via en TSX en tenslotte een keitoffe reis in het zuiden van Senegal) is het HOOG tijd om nog eens iets van ons te laten horen. En ja... als we dat doen, dan liefst met spectaculair nieuws:
Omdat we het op 't moment een beetje te druk hebben om zelf tekstjes te schrijven voor onze weblog, "publiceren" we trots een artikel uit VACATURE van Marian Kin met een foto van Patrick de Spiegelaere. Hopelijk vindt de auteur van het artikel het niet erg dat we haar tekst over Senegal met een stukje tekst over ons gebruiken...
ÉÉN SALARIS ONDERHOUDT 4 VROUWEN EN 20 KINDEREN
Senegal scoort goed in strandvakanties. Vele Belgen haalden al een bruin kleurtje in dit West-Afrikaanse land. Vacature reed de laatste etappe van Parijs-Dakar, wandelde langs de stranden van de westese luxehotels en eindigde in een backpackerherberg. Een vakantiefoto van de toeristische sector in Senegal.
Mamour staat achter de toog in de strandbar van Club Aldiana, een luxeresort waar heel wat Belgen al genoten hebben van een Senegalese strandvakantie. Les singes sont là, verwittigt hij. Hij weet dat de toeristen de apen graag een banaan toestoppen. Eigenlijk moet hij de dieren van het hotelmanagement verjagen, maar Mamour weet wat zijn Europese klanten graag hebben. Hoe ze hun pina colada of hun 4x4 cocktail willen. Voor zijn werk in de Club Aldiana verdient hij nog geen vijftig euro per maand.. Niet dat hij droomde van een job als barman. Mamour heeft een industriële opleiding, maar zoals zovele Senegalese jongeren met een goede opleiding, vindt hij geen werk op zijn maat. Hij is dan maar op het aanbod ingegaan om stage te lopen bij de Club Aldiana. Die stage duurt drie jaar, maar met het geld dat hij krijgt voor zijn zes dagen werk per week, kan hij niet anders dan bij zijn ouders blijven wonen. Echt graag doet hij zijn werk niet, maar het is beter dan niets.
Eén loon voor vijftien man
Toch is er goed nieuws. Volgens Amadou Wade, een onafhankelijke Senegalese gids, heeft de aanwezigheid van het luxehotel een positieve impact op de lokale bevolking. In de meeste dorpen trekken de mannen naar Dakar om werk te zoeken. Hier in Mbour blijven de mensen in hun dorp, omdat er werk is in de hotelindustrie. Sinds Aldiana in 1973 de deuren in Mbour opende, leven heel wat dorpelingen van het toerisme. Een kleine driehonderd Senegalese werknemers verdienen hun dagelijks brood in de Club. Daarnaast zijn er nog een soort interims, die per werkweek ingehuurd worden.
Ook barman Ndao komt uit Mbour. Volgens hem is het personeel niet tevreden. De toeristen betalen hun reis in Europa aan de touroperator en komen met lege handen naar Senegal. Zijn collega Traore Diao nuanceert. Hij is nog vakbondsafgevaardigde geweest en werkt al 24 jaar in het clubhotel als barman. Natuurlijk zijn er mensen die niet tevreden zijn, maar dat komt in alle gezinnen voor. En natuurlijk liggen de lonen hier lager, maar het leven is hier ook veel goedkoper vergeleken met Europa. Toch moet ook hij toegeven dat niet alles loopt zoals het zou moeten. We werken hier met loonbarema's die dateren van 1958, maar die nu terug op tafel liggen bij de regering. Je mag ook niet vergeten dat een huisvader hier met zijn loon zo'n tien à vijftien mensen te eten moet geven. En dat terwijl de lonen eigenlijk maar toelaten om een of twee mensen te onderhouden. Toch is hij best optimistisch, hoewel hij vindt dat Senegal absoluut nood heeft aan meer expertise op vlak van toerisme. Daarom heeft de overheid de werkgevers in de toeristische sector gevraagd om jonge mensen op te leiden, zodat ze weten hoe ze zich moeten gedragen tegenover de toeristen. Dat ze de goeie vragen kunnen stellen en dat ze beleefd zijn. Want die ene Senegalees vertegenwoordigt voor een toerist heel Senegal, vindt Traore Diao. Nochtans zijn er in Mbour, net zoals overal heel veel werklozen, beaamt hij. Dat is normaal, in een land waar de industrie op een laag pitje staat, vertelt hij. De hotels kunnen natuurlijk niet het hele dorp tewerk stellen.
Faites la publicité!
Tijd voor een wandeling langs het strand. Het zand ligt er smetteloos bij. Achter de muur die het hotel van de buitenwereld scheidt, zie je meteen het verschil. Aangespoelde rommel blijft er liggen tussen de kapotgetrapte schelpen. Bouwvallige hutjes staan langs het strand. Breed lachend en wuivend komt Ibrahim ons tegemoet. Hij is kreupel en nodigt ons meteen uit in zijn hut. Die is helemaal gevuld met snuisterijen voor de toeristen. We maken kennis met Jacqueline, de zus van Ibrahim. Hetzelfde tafereel. Een hutje waar het licht enkel binnenvalt langs de deur en dat volgepropt is met souvenirs. Ergens in een hoek ligt een deken en een beetje huisraad. De winkels zijn hun huizen. Deze dorpelingen zijn ongeveer met negentig. Toen de Club Aldiana zich in 1973 installeerde in Mbour, zijn de dorpelingen ernaast komen wonen. Ze leven van die paar toeristen die voorbij de muur van het hotel wandelen. N'oubliez pas de faire un peu de publicité pour nous! Ibrahim kan het niet genoeg herhalen. Zelf kunnen ze niks doen, alleen afwachten of die toeristen hun luie zetel even willen verlaten. Zodra Ibrahim en Jacqueline begrepen hebben dat we écht niks meer kopen, beginnen ze ons de kleren van het lijf te vragen. Heb je geen medicamenten of kleren voor de vrouwen van het dorp? En mag ik je handtas en je zonnebril niet hebben? Het is duidelijk dat toeristen hier bekeken worden als wandelende portefeuilles. Wanneer onze tas leeg is, verliezen Jacqueline en haar broer alle interesse in ons. Nog een snelle bonjour en Ibrahim mankt snel in de richting van de hotelmuur, wuivend en gebarend naar een nieuwe roodgeblakerde toerist.
Op de terugweg stoten we op enkele Senegalese mannen die op het strand sit-ups doen, gewichtheffen en rondjes lopen. Twee afgetrainde mannen stellen onze enkele 'typische' vragen. De Lonely Planet, de compagnon van elke toerist, waarschuwt ons voor dit soort sekstoerisme. Een heleboel werkloze Senegalese mannen klampen elke toerist aan die ze tegenkomen, in de hoop hen wat souvenirs te verpatsen, of - als het om alleenstaande vrouwen gaat - hun lichaam. Europese vrouwen van middelbare leeftijd zouden naar West-Afrika reizen met dezelfde bedoelingen waarmee heel wat mannen richting Thailand trekken. En ook Europese vrouwen houden wel van een fris groen blaadje en dus trainen de Senegalese jongelingen alsof hun leven ervan afhangt. Als een echte gentleman wil de jongen op het strand van Mbour ons een juweeltje om de hals hangen, omdat we zo vriendelijk zijn voor de Afrikanen.
Belgische in de brousse
Tot zover ons avontuur in de Senegalese strandclub. Ik ga op bezoek bij Karien, een Belgische die een groot hotel runt in de mangroves van de Sine Saloum delta. Hotel Les Palétuviers ligt een dikke vijf uren rijden van Dakar. Af en toe moeten we stoppen voor een controle door de politie. Een behoorlijk stuk van de weg is in zodanig slechte staat, dat de chauffeur liever naast de weg rijdt. Toch wagen heel wat Belgen het erop, want Les Palétuviers zit vol landgenoten. Karien Van Steenberge (37) kreeg drie jaar geleden de vraag van de Belgische eigenaar of ze geen manager wou worden van zijn hotel in Toubakouta. Waarom niet, dacht ik, vertelt ze en dus woont ze sindsdien in de brousse met haar twee kinderen van vijf en acht. Op vijf weken tijd heb ik alles geregeld om naar hier te komen. Ik was zelfs nog nooit in Afrika geweest. Maar ze doet het graag. Vanuit mijn bureau zie ik de eekhoorntjes brood stelen. In Europa zie je dat niet als je de deur van je bureau opendoet. Bovendien zijn mijn kinderen en ik altijd bij elkaar. Of ik iets mis? Voor yoghurtjes met aardbeiensmaak moet je naar Dakar. Maar België mis ik echt niet. Werken doen we hier wel zeven op zeven, maar daar zijn we echt vrij in.
Is een hotel runnen anders dan in Europa? Het is een andere mentaliteit. Het is hier warm, dus kan je niet verwachten dat de mensen aan hetzelfde tempo werken als wij dat gewoon zijn. Maar ik mag eigenlijk niet klagen. Soms zijn er kleine dingetjes maar daar mag je niet over piekeren. De mensen doen hun werk met hart en ziel. De rekrutering bij Les Palétuviers loopt via een gesprek en dan volgt er een stage van drie maanden. Als die goed afloopt, mogen ze blijven. Elke dag krijg ik sollicitatiebrieven, vertelt de Belgische. Dus als ik iemand nodig heb, neem ik mijn map en kijk ik welke ervaring iemand heeft en contacteer ik ze. Op die drie jaar zijn er drie vertrokken omdat ze een betere aanbieding kregen. In totaal werken hier tachtig mensen. Dat zijn tachtig gezinnen in het dorp die ervan leven. Dat dorp telt zo'n 2.000 mensen, maar een gezin kan al snel uit twintig man bestaan, met oma en opa erbij.
Met het hotel is ook Toubakouta gegroeid en is het dorp welvarender geworden. De straat voor het hotel telt maar liefst zestig souvenirwinkeltjes, allemaal mensen die ook aan het hotel verdienen. En dan zijn er nog de scholen en de projecten die ondersteund worden door het hotel en haar gasten. Sommige toeristen bouwen hier zelfs een huisje voor iemand van ons personeel, getuigt Karien. De mensen zijn daarop niet jaloers. 'Iedereen zijn geluk', zeggen ze dan. Vandaag is het voor u, misschien is het morgen voor mij.
80 kamers, 80 werknemers
In totaal hebben Karien en haar Senegalese collega-manager Pap Fall tachtig werknemers in dienst. Het meeste werk gebeurt met de hand. Het geld dat we zouden moeten uitgeven voor een wasmachine, kunnen we evengoed gebruiken om iemand uit het dorp alles met de hand te laten wassen. Het minimumloon in Senegal is honderd euro, vertelt Pap Fall. Wij betalen hier minimum 130 euro. Daarnaast moet je nog zeker een twintig euro rekenen die wij betalen aan sociale kas en pensioensparen. Zieke werknemers en hun familie krijgen zestig procent van hun medicamenten betaald door Les Palétuviers. Pas op, soms hebben ze vier vrouwen en twintig kinderen, lacht hij. Pap toont me de loonfiche van een van de werknemers. Natuurlijk is 130 euro naar onze normen niet veel, maar de levensstandaard is natuurlijk lager, verwittigt Karien. Je moet rekenen dat een zak rijst van 25 kg ongeveer achttien euro kost. Daarmee kan een gewone familie van één vrouw met zes of zeven kinderen toch wel even van eten. Of neem een stokbrood, dat kost elf cent. Dat is minstens tien keer goedkoper dan in Europa. Ze hebben ook geen verwarming of jassen nodig.
Bouwgronden in de dorpen zijn gratis. De burgemeester en een commissie bepalen wie welke grond krijgt. Een huis in baksteen bouwen met elektriciteit kost ongeveer 3500 euro, rekent Pap Fall me voor. Daarvoor heb je vier kamers, met een cementen vloer. Dat is natuurlijk wel anders in België, lacht hij. Pap is al verschillende keren in ons land geweest. Als ik de lotto win, koop ik een huis in Knokke en dan schilder ik de gevel zwart. Daar gaat de burgemeester van Knokke niet van houden.
Ik praat even met Mbaye Thiam, die in Les Palétuviers verantwoordelijk is voor het onderhoud van de plomberie. Hij woont met zijn familie in het dorpje naast het hotel. Zijn vrouw werkt niet, maar hij zou voor haar een klein hutje willen bouwen dat ze kan inrichten als kapsalon. Dan kan ze de typisch Afrikaanse vlechtjes maken bij haar dorpsgenoten. Zelf is hij een echte televisiefan. Hij heeft een paraboolantenne en kijkt naar alle grote televisiestations. Zo volgt hij alles wat er gebeurt in de wereld. Komen de dorpsgenoten dan ook kijken, vraag ik hem. Neen, want 's avonds moet ik rusten. Als ik niet uitkijk, zit er de hele tijd twintig man bij mij tv te kijken. Mbaye denkt er ook niet aan om naar Europa te vertrekken. Wat zou ik daar doen? Ik heb hier werk en ik ken mijn vak zeer goed. Hij is duidelijk zeer trots op wat hij heeft geleerd en hij vindt dat hij voldoende geld verdient om van te kunnen leven, en zelfs een beetje te sparen.
Belgische backpackers
Belgen die naar Senegal komen, doen dat niet altijd met Neckermann of Thomas Cook. Er bestaan ook kleinschalige hotels, zoals de ViaVia herberg in Dakar. Serge Gazin (34) en Barbara Bex (33) zijn een Belgisch koppel die het backpackershotel sinds een half jaar openhouden. Serge neemt de rol van gerant op zich, terwijl Barbara zich vooral ontfermt over het project met straatkinderen dat de eigenares van het hotel heeft opgezet. Barbara en Serge hebben vijftien personeelsleden in dienst voor een herberg van vijftien kamers. Hoe zit het met het arbeidsethos van hun personeel? Serge wil zeker niet meegaan in de mythe van de luie Afrikaan. Je moet de mensen motiveren en ook inspraak geven, en vooral: je mag je niet boven hen zetten. Maar ze hebben ook geleerd dat in Afrika de sociale dimensie nog altijd belangrijker is dan het werk. Dat hebben ze met scha en schande moeten ondervinden toen ze met de collega's naar een doopfeest gingen en er niet wegraakten terwijl ze dringend voor de gasten van het hotel moesten zorgen. Allerlei sociale conventies gingen op dat ogenblik duidelijk voor op het werk. Zo moesten de geschenken volgens een bepaald stramien afgegeven worden. Ze noteren heel nauwkeurig in een register wie wat geeft. En de volgende keer moet je dan weer iets meer geven. Het duurde uiteindelijk vijf uur langer dan gepland vooraleer ze wegraakten op het feest.
Het personeel in de Via Via wordt volgens de barema's betaald, zo'n 100 à 120 euro netto. Toch zien we dat velen moeite hebben om de eindjes aan mekaar te knopen. Rekrutering is geen eenvoudige zaak voor de Belgische herbergiers. Geschoold personeel is moeilijk te vinden in Dakar, vertellen Serge en Barbara. En soms hebben ze ook last met personeel dat iets begint met de Belgische gasten en dan mee naar België vertrekt. Zo heeft de herberg toch al tien personeelsleden zien vertrekken. De Senegalezen zien Belgen natuurlijk als een ticketje naar Europa. Zo'n relatie duurt dan meestal ook maar een paar jaar. De twee hebben de finesses van het Senegalese personeelsmanagement stilaan ontdekt. Zo werd er een keer iemand ontslagen en was het hele personeel echt in de rouw. Of nog: 's middags krijgt het personeel eten in de herberg. Het leek wel de zoete inval. Iedereen die passeerde werd mee aan tafel genodigd, ook die werkman die even een kraan kwam repareren. Vooral veranderingen vragen heel veel moeite. Zo wilde Serge zijn klanten cornflakes als ontbijt aanbieden. Het was geen sinecure om het personeel zover te krijgen dat ze dat ook deden. Bovendien waren na één week alle cornflakes in de buurt van het hotel uitverkocht, lacht Barbara. En het is blijkbaar geen evidentie om aan het personeel iets te vragen dat normaal niet hun verantwoordelijkheid is. En als ze het dan doen, verwachten ze daar iets extra voor. Zo was er een boekenkast verhuisd in het hotel. In de werkbeschrijving van de poetskracht stond niet dat die boekenkast ook moest afgestoft worden. Het bleek geen sinecure om ervoor te zorgen dat dat uiteindelijk toch gebeurde. Change management op zijn Afrikaans...
Afrika vertegenwoordigt twee procent van onze buitenlandse handel
Peter Huyghebaert is eerste secretaris op de Belgische ambassade in Dakar. De ideale persoon om een uitleg te geven over de economische relaties tussen België en Senegal. Hij relativeert meteen: Heel Afrika vertegenwoordigt maar twee procent van onze buitenlandse handel. Toch leven er zo'n 500 Belgen in Senegal. Dat komt onder meer doordat Senegal een concentratieland is voor onze ontwikkelingssamenwerking. De Belgische investeringen situeren zich vooral in de toeristische sector. Er zijn een paar hotels met een vijftigtal kamers in de betere categorie. Ook in Saly is er een golfterrein dat eigendom is van landgenoten. Huyghebaert: Natuurlijk heeft Senegal enkele troeven: het warme weer, het is niet te ver van Europa en ligt binnen dezelfde tijdzone. Toch is de diplomaat niet echt enthousiast: In januari 2005 werd hier 'La stratégie de croissance accélérée' voorgesteld om Senegal op het pad van de versnelde economische groei te brengen. Uiteindelijk is dat document twee jaar later ook effectief voorgesteld en goedgekeurd door het parlement. Daarin worden vijf potentiële groeisectoren voorgesteld. Die moeten ervoor zorgen dat de economische groei zal boosten van de huidige vijf procent tot zo'n zeven à acht procent. Toerisme is één van die vijf groeisectoren, naast de visvangst, de textielindustrie, de agro-voedingsindustrie en de ict-sector. Er is ongetwijfeld potentieel voor de toeristische sector, maar die zit momenteel in slechte papieren. Senegal is allereerst duur en de accomodatie is vrij teleurstellend in verhouding tot de prijs. Ondanks de relatief korte afstand, is naar hier vliegen vrij duur. Je ontdekt natuurlijk een vleugje Afrika, maar het is op zich geen echt mooi land, vindt Peter Huyghebaert.
Ze zien het ook allemaal heel groots. Grote vijfsterrenhotels terwijl het klassieke kusttoerisme in een crisis zit. Ook andere negatieve factoren spelen mee. De taxen op het vliegtuigticket naar Senegal zijn enorm. Een kwart van je ticket bestaat zeker uit tax. Die moet dan dienen om de nieuwe luchthaven te financieren, maar uiteindelijk komen de inkomsten elders terecht. Verder denkt men er sinds kort aan om de visumplicht in te voeren. Stel je voor dat de toeristen daarvoor ook nog eens vijftig euro moeten betalen. Grote contestatie van de toeristische industrie natuurlijk. Toch zijn er ook positieve punten. Het land is erin geslaagd om altijd vreedzaam te leven. Misschien is het een voordeel dat ze arm zijn, er zit niet veel in de ondergrond. Op korte termijn zal het wel rustig blijven, maar Dakar wordt wel een echte sociale tijdbom met een massa jongeren die niet aan de bak komen. Met de criminaliteit in Dakar valt het ook vrij goed mee. Het is vrij veilig ten opzichte van andere Amerikaanse steden. Verder is het land vrij matuur op vlak van democratie.
Barbara & ik waren op pad in Dakar. We hadden allebei een rendez-vous. Barbara was niet 100% in vorm, omdat ze de avond ervoor een paar keer naar de wc was moeten spurten. Ze was zonder iets te eten of te drinken mee in een taxi gestapt en liep nu in de drukte van Dakar onder de brandende zon de vettige uitlaatgassen in te ademen. Slechte combinatie! Zeker als je dan ook nog eens voortdurend moet opletten waar je stapt, omdat er een hoop rommel op straat ligt en de weg vol gaten zit.
Op zich is dit allemaal niet zo erg. Maar als je op een bepaald moment een gat mist en tegen de vlakte gaat is het al iets minder leuk. Voor ik het wist stond Barbara weer recht, maar toen bleek dat ze zich toch niet zo goed voelde (Serge, ik ga flauwvallen!), heb ik snel een plekje gezocht in de schaduw van een winkeltje en haar op de grond gezet. De mensen kwamen al onmiddellijk aanzetten met een stoel en een cola (ter compensatie van waarschijnlijk suikertekort), maar voor ik het wist zag ik Barbara vanuit mijn ooghoek wegdraaien en met een knal met het haar hoofd tegen de vloer vlammen. Ik was nét te laat om haar op te vangen.
Even later zaten we opnieuw in een taxi, maar deze keer terug naar huis. De twee afspraken die we hadden waren voor een andere keer. Barbara heeft heel de rit geslapen. Ze was duidelijk knock-out, van de spetterende nacht op de wc, het gebrek aan voedsel en vocht in haar lichaam en het close contact met de Senegalese bodem. Op het moment dat we de straat van de Via Via inreden, werd ze wakker en vroeg verward waar we juist waren. Op mijn antwoord dat we vlakbij de Via Via waren, kwam opnieuw dezelfde vraag. Toen we wankel de Via binnenstapten en ze voor de vierde keer vroeg waar we juist waren, kreeg ik door dat er iets niet klopte.
Een keer in onze kamer, drong het tot me door dat ze zich totaal niets meer kon herinneren. Waar zijn we eigenlijk? Wat doen wij hier juist? Kan je nog eens vertellen wat er juist is gebeurd? vroeg Barbara telkens opnieuw. Ik probeerde heel de tijd rustig de vragen te beantwoorden en opnieuw te beantwoorden, maar ik weet niet of ik er goed in ben geslaagd mijn ongerustheid te verbergen. Ik kon de paniek in haar ogen lezen, toen ze voor de 20ste keer vroeg te vertellen wat er juist was gebeurd. Gelukkig stond de dokter van SOS Médecin er vrij snel. Ik had die man al een paar keer bezig gezien met klanten en had er dus wel vertouwen in dat het weer goed zou komen. Hij heeft vrolijk een bakster gestoken en Barbara o.a. een overdosis suiker gegeven en even later kon ze probleemloos alle vragen beantwoorden en herkende ze ook weer al het personeel dat ongerust kwam polsen of alles ok was.
Oef! Als ze een mens nog eens wil laten verschieten!
Het gemiddelde is ongeveer 1 keer per week. We komen s morgens de trap af enzien een toerist met een beteuterd gezicht aan de ontbijttafel zitten, gekleed in een warme broek, stevige schoenen en een T-shirt met lange mouwen. Ze zijn versch aangekomen uit Europa en de bagage is ergens onderweg blijven hangen. Daar zitten ze nu zonder tandenborstel&tandpasta, zonder handdoek&douchegel en zonder propere onderbroek. Ze zweten zich te pletter in de warme kleren die ze bij het vertrek hadden aangetrokken. Het is eigenlijk best een grappig zicht. Als we hen een stuk zeep en een handdoek geven, fleuren ze weer helemaal op. In het geval dat ze staan te popelen om hun reis te beginnen en niet willen wachten op de bagage die god-weet-wanneer zal aankomen, diepen we een broek en T-shirt op uit onze koffer en sturen we ze op pad.
Deze keer waren wij het echter die na ons blitzbezoek aan België met lege handen toekwamen. De vlucht naar London had bijna 2 uur vertraging. Wij zijn in zeven haasten door Heathrow airport gecrost voor onze aansluiting (een stuk op kousenvoeten, want we moesten onze schoenen uitdoen voor een controle) en stegen voor we het wisten met een zucht naar boven in de lucht. Geen wonder dat onze bagage er niet bij was.
Vier dagen later kwamen onze rugzak en de turkenzak (zo wordt dat toch in de volksmond genoemd, niet?) die de mama van Lies had meegegeven van de band gerold. De kleurrijke zak van Lies hing in frennen vaneen. De rugzak zag er ok uit. Content dat we waren dat alles goed was aangekomen! En het personeel was ook in zijn nopjes, want we hadden voor elk een paasei en een foto-album mee.
Onderweg naar het project kwam ik onlangs een Senegalese man tegen die zich voorstelde als Monsieur le docteur Assane de Médecins sans Frontières. Hij bood me spontaan zijn (weliswaar medische) diensten aan. Hij woonde vlakbij zei hij, kende ons project goed en stelde me voor om een paar dagen per week bij ons langs te komen. Volledig gratis. Chic! Ik was onder de indruk, niet alleen van zijn geplastificeerd visitekaartje, maar vooral omdat hier in Senegal NIKS gratis is, en Senegalese vrijwilligers als hij op uitsterven na dood zijn.
De volgende dag zag ik onzen doc al ijverig aan het werk. Gelijk nen echte, in een witte schort, te midden van een hoop medicijndoosjes en papieren. Onze talibés waren al allemaal bij hem langs geweest, en nu was het personeel aan de beurt. Ik begon ondertussen met Dominique het magazijn op te ruimen, een ware varkensstal op dat moment, maar we deden wat onnozel ondertussen en zo ging het goed vooruit. Dominique kroop in de kasten en stuurde af en toe een verdwaalde kakkerlak mijn richting uit. Gieren en brullen! Plots kwam Dani de kamer binnen, het was Dominique zijnen toer. In het naar buiten gaan, zag ik dat Dani een hele batterij tabletten bij zich had. Ik heb een verkoudheid. Ik moet die allemaal nemen. Toen ook Diouma zei dat ze twee volle doosjes had meegekregen voor een bescheiden puist op haar arm, en Dominique even later binnenkwam met een handsvol medicamenten voor zijn verstopte neus, vond ik toch dat ik even moest ingrijpen. Ik vloog naar beneden en vroeg Assane wat de bedoeling was. Mais cest pour leur traitement!. Yeah right, maar als we dat hier elke week zo doen, zitten we binnen de kortste keren wel door onze voorraad hé man! Ouioui, ok ok, zei hij duidelijk gepikeerd, en liet me verder niet veel kans meer nog iets te zeggen. Hij keerde me ostentatief de rug toe, en begon druk te schrijven.
De dag daarop zag ik een volstrekt onbekende vrouw bij hem zitten. Salaam Maleikum, et vous êtes madame ? Ik heb gehoord dat er hier gratis consultaties zijn . Lap, daar moest ik weer de harde tante spelen: Nee madam, das hier enkel voor talibés, het spijt me. Ook doccie kreeg een veeg uit de pan. Als ge een plaats zoekt waar ge gratis consultaties wilt geven, dan vrees ik dat ge ergens anders zult moeten gaan zoeken, want hier kunnen we enkel talibés opvangen! t Is al goe, t is al goe, jai compris.
Die avond vertrok ik naar België, met de duidelijke boodschap aan mijn team om onze médecin een beetje in t oog te houden.
Toen na mijn terugkeer op de wekelijkse vergadering toevallig la santé des talibés aan bod kwam, vroeg ik direct Ah oui! Et notre docteur?. Gegniffel, veelbetekenende blikken Et bien? Bleek dat hij na vier dagen vertrokken was, met de noorderzon. En met een GSM van één van onze oudste jongens, een hoop medicamenten, en onzen thermometer Zijn wit schortje had hij als souvenir op zijn bureau achtergelaten.
We zitten samen met de mannen van een klein stoffig dorpje thee te lurken op een rieten matje in de schaduw van een baobab. Gezellig genieten van niets doen: de tijd doden. Babbelen over koetjes en kalfjes. Het dorpshoofd is een zwijgzaam man. Hij zit te knikkebollen.
Tegen de avond komt er toch wat beweging in de zaak. De jongere gasten beslissen om een potje te voetballen. Op een onbewaakt moment vliegt de bal in onze richting. Hij rolt tot voor de voeten van de chef du village.
De man heeft heel de tijd geen centimeter bewogen. De grootste activiteit bestond uit het naar beneden vallen van zijn hoofd op het moment dat hij even weg was in dromenland. Nu komt hij echter in actie. Hij neemt de bal bij zich. Plots valt alle activiteit rond ons stil.
We zitten nog steeds samen met de mannen van een klein stoffig dorpje op een rieten matje. De thee is op. De schaduwen worden langer in de namiddagzon. We zijn suf van het niets doen. De tijd tikt langzaam voorbij. Niemand zegt iets. Het dorpshoofd zwijgt. Het is alsof er geen voetbalwedstrijd gaande was.
Na een tijdje komen de jongens schoorvoetend af. Ze hebben al hun moed bijeen geraapt. De stoere mannen zijn plots verlegen kinderen. Ze staan onzeker voor de baas van het dorp. We verstaan niet wat ze murmelen. Ze spreken met de blik naar beneden. De andere mannen doen of ze niets horen. Ze kijken met een wazige blik voor zich uit.
Het dorpshoofd laat zonder iets te zeggen de bal op de grond vallen. De jongens nemen stilletjes de bal en druipen af.
Op onze weblog staat steeds een impressie van wat er ons hier allemaal overkomt. Elke dag opnieuw is weer een avontuur. Achter elke hoek wacht een "surprise". ZALIG! Hierbij vegeten we nu en dan misschien wel eens wat meer te vertellen over de talibé's zelf. Vandaar...
Omdat ik weet dat de mama van Barbara veel van beestjes houdt en omdat ik weet dat ze er enorm naar uitkijkt om er tijdens haar bezoek hier in Senegal een paar te ontmoeten:
I stayed together with Marianne Gäler in your hotel from Saturday 24th to Sunday 25th Feb, in the room Tamba (above the kitchen). We were not alone there: there was a three cm cockroach in this room.
What do you think about hygiene conditions??? We chosed your hotel because it is mentioned in the Lonely Planet guide, I think they would not recommendit if they get to know this. I could not talk to you personnally because we had to leave to the airport in the evening, so Sbadji (?) gave me your email address. Best regards
I do understand that you were not happy to find a cockroach in your room and I do apologise for it. I can however guarantee that we respect all hygienic conditions as required by the Senegalese government. All facilities are cleaned daily and the kitchen is cleaned after every shift (three times a day). I have been working in the Via Via for five months now and I have not had one single customer who was ill as a result of bad hygiene.
Unfortunately, we cannot control the conditions in the house of our neighbours and therefore we cannot stop certain animals from entering into our facilities.
Nevertheless, we do realise that this should be avoided at all costs. Therefore, we are investing in the restoration of the old building. All rooms, the kitchen, the bar and the restaurant are being renovated. Thus, conditions should improve and visits by unwanted guests will be reduced to a minimum. I hope you understand that we try to serve our customers as good as we can and I hope to meet you again one day and serve you better than last time. Best regards
Barbara zit voor een paar weken in België. Ik zit hier dus even alleen en het doet een beetje raar. Tot hiertoe hebben we hier heel de tijd als een goed geoliede tandem samengewerkt en plots moet ik op mijn eentje verder trappelen. Het valt op dat we als een eenheid worden/werden gezien, omdat het personeel van zowel de Via Via als TSX geen moment voorbij laat gaan zonder over Barbara te praten. Ze missen haar duidelijk even hard als ik. Zo werd bijvoorbeeld uit gewoonte als ontbijt naast een stuk Frans brood voor mij, een kommetje cornflakes voor Barbara klaargezet. Als we ons s middags rond de an verzamelen, wordt Barbara er steevast bijgeroepen: Barbara, kaj an! Kom eten! En als we s avonds skypen, profiteert men ervan om t een en t ander in de micro te komen zeggen.
Vooral op TSX valt echter op dat de afwezigheid van Barbara een beetje weegt. Sinds kort heeft ze met wat externe hulp van een oude rot in het vak een heuse reorganisatie doorgevoerd. Het team weet dit duidelijk te appreciëren. Iedereen draagt zijn verantwoordelijkheden, maar omdat het allemaal nog nieuw is, hebben ze nog behoefte aan feedback.
Het werkt echter goed. De tijd dat we moesten vaststellen dat het allemaal een beetje vierkant draait is voorbij. Er zullen waarschijnlijk nog wel groeipijntjes zijn, maar er is een duidelijke vooruitgang merkbaar. In het vorige huis liepen de jongens vaak een beetje verloren rond, waren er grote vrije ruimtes van wat rondhangen en niets doen tussen de lesmomenten en ateliers, deed het personeel een beetje wat hen goed dunkte, liepen de buren de deur plat en zagen de vrijwilligers het bos niet meer door de bomen. Het was allemaal een beetje te gezellig. In het (voorlopig) nieuwe huis worden opnieuw regels nageleefd, volgen de lessen en extra activiteiten elkaar naadloos op, weet het personeel wat er van hen wordt verwacht, wordt bezoek enkel nog op gepaste momenten ontvangen en zullen vrijwilligers zich opnieuw nuttig kunnen maken.
Chapeau! Ik ben in alle eerlijkheid een beetje jaloers op wat Barbara heeft gepresteerd. Ik ben echter natuurlijk vooral ook trots.
In Senegal draait op dit moment alles rond de verkiezingen nu zondag 25 februari. Je kan er gewoon niet naast zien: overal affiches in het straatbeeld, mensen met T-shirts van hun favoriete kandidaat en tientallen cars die met veel lawaai rondtoeren en de mensen oproepen te stemmen voor een bepaalde partij. Iedereen is dan ook bezig met de verkiezingen (De enige uitzondering is misschien Amadou, onze sympathieke beach boy, die uit de lucht kwam vallen toen ik vroeg op wie hij zondag juist ging stemmen: Alors, il y a des élections?!) en eender waar je komt wordt er hevig gediscuteerd.
De gemoederen raken hierbij regelmatig verhit. De Belgische ambassade heeft dan ook een BERICHT AAN DE LANDGENOTEN rondgestuurd, met de vraag zich afzijdig te houden van politieke bijeenkomsten en manifestaties, in het bijzonder in de steden en sterk bevolkte buurten. De campagne is aanvankelijk gespaard gebleven van problemen, maar eergisteren waren er in de hoofdstad voor het eerst gewelddadige confrontaties tussen aanhangers van sommige kandidaten. We zullen Dakar dus best even vermijden.
Wanneer we het personeel van de Via Via erover aanspreken, stellen ze ons allemaal gerust: de aanloop naar de stembusgang gaat altijd gepaard met wat schermutselingen; de dag dat de resultaten bekend zijn, legt iedereen zich echter gewoon neer bij de resultaten. Bij de vorige verkiezingen ging het er nog heviger aan toe, maar toen Wade verkozen bleek, was er niet een incident meer.
Aanvankelijk hadden we de indruk dat iedereen boos was op huidig president Wade en dat hij roemloos ten onder zou gaan. Nu gaan er echter precies steeds meer stemmen op om hem toch opnieuw te verkiezen: er zijn geen goede tegenkandidaten, de grootse projecten die hij gestart heeft moeten afgewerkt worden, enz.
Het wordt dus een beetje afwachten hoe het zal aflopen. Misschien binnenkort LIVE van jullie reporter ter plaatse
Je ziet ze wel vaker in het straatbeeld: jonge gastjes die vogeltjes verkopen. Die arme beestjes vaak ordinaire straatmussen zitten dicht op elkaar gepropt in kleine kooitjes. Wie wil er in godsnaam een grijze huismus als huisdier? Het krioelt hier van de mussen. Ze kwetteren ons elke morgen wakker! Dus wie zou er zo onnozel zijn om zon een vogeltje te kopen om thuis in een kooi te steken?
Maar dat is dus niet de bedoeling.
Wanneer we op een zondag op Ile de NGor zitten, komen er 2 jongetjes hun koopwaar tonen: gevangen vogeltjes. We zien ze al van ver afkomen. Barbara reageert verontwaardigd: Allez, schandalig! Laat die beestje toch vrij! 20 Euro! De ventjesreageren op de kwade blik van Barbara, door op haar gemoed te spelen. Als je ze wil vrijlaten, betaal je twintig euro.
Dus dat is de deal!. Mensen met een gevoelig hart laten betalen om de arme vogeltjes vrij te laten.
s Avonds zitten we op Pointe des Almadies, het meest westers punt van Afrika, bij zonsondergang te genieten van een dozijn oesters voor nog geen 2 euro. En ze staan er weer, de vogeltjeshandelaars. Mensen koesteren de frêle beestjes, fluisteren hen iets in het oor en laten ze met een gul gebaar vrij. Het zou misschien wel eens geluk kunnen brengen! . En ze verkopen goed, de dierenbeulen. Veel beter dan de zonnebrillen- T‑shirts-, horloges-, beeldjes- enz. verkopers. Een rijke metisse die een beetje verder aan een tafeltje zit, koopt een musje vrij. We volgen het beestje in zijn vlucht, zien het rakelings over het water scheren en nog geen minuut later in het water sukkelen. Regarde ce que tu as fait! roept Barbara de verkoper toe.
En wat is dan nu het beste? De vogels vrijkopen en op die manier de wrede handelspraktijk in de hand werken? Of niets betalen, zodat de verkopers na een tijd verplicht zijn met hun lucratieve business te stoppen, omdat ze er niets meer mee verdienen? Maar ja dan blijven deze vogeltjes voorlopig nog even gevangen. Het koppel aan het tafeltje in de hoek van het restaurant wenkt al naar de verkoper.
Hoe wreed we het ook vinden, we betalen niets: Je regrette, vogeltje in een kooitje zult ge nog even hangen
Het is elke keer opnieuw weer leuk om mensen elkaar te zien en horen begroeten:
Asalaam maleikoum. Maleikoum salaam.
X: Ça va? / Hoe gaat het?
Y: Ça va. / Goed.
X: Et la famille? / En de familie?
Y: Ça va bien. / Alles ok.
X: Et la femme? / En de vrouw?
Y: Ça va. / Prima.
X: Et les enfants? / En de kinderen?
Y: Ça va, merci. / Goed, dank je.
X: Nanga def? (Ça va?) / Alles ok?
Y: Mangi fi. (Ça va.) Et la famille? / Alles ok. En met jouw familie?
X: Ça va. / Alles ok.
Y: Et la femme? / En de vouw?
X: Ça va. / Prima.
Y: Et les enfants? / En de kinderen?
X: Ça va. / Goed, dank je.
Y: Nanga def? / Alles ok?
Y: Mangi fi. / Alles ok.
Ze nemen er rustig de tijd voor. Staan een tijdje hand in hand. Kijken tijdens het uitwisselen van de formaliteiten dromerig voor zich uit. De tijd staat dan echt wel even stil. Europeanen hebben het geld, Afrikanen de tijd.
Ook als het eigenlijk allemaal niet zo goed gaat, blijft het antwoord Ça va. Pas na de verplichte formaliteiten, zal men de zaken echt benoemen zoals ze zijn. Je ziet dus meestal alleen maar lachende gezichten. Senegalesen lopen niet te koop met hun ellende.
Het gesprek valt stil. Die zitten bij ons binnen! Ich zeg het u! schreeuwt Emil, de eigenaar van een likeurfabriek in Warang, waar we met Christoph en Kevin al een paar fleskes jenever soldaat hebben gemaakt. We veren recht en rennen naar buiten.
Het is stikdonker. Er staat een zwaar gehavende auto voor de deur met een paar toebabs in. Ze kijken versuft rond, maar buiten een man die een hand voor de mond houdt hij is een paar tanden kwijt is er enkel blikschade. Tweehonderd meter verder liggen er echter een paard en kar in een plas bloed. De charretier ligt nog eens vijftig meter verder. We tillen de man op en leggen hem aan de kant van de weg om te voorkomen dat hij wordt overreden door één van de vele slechtverlichte autos die voorbijrazen. Barbara ontfermt zich over de man. Hij is erg verschoten, maar wanneer de ziekenwagen aankomt kan hij op eigen krachten instappen. Hij is ongedeerd, net zoals de moeder met kind die meereden.
Even later bespreken we het ongeval bij een hartverwarmend glaasje likeur. Het koppel dat eigenaar is van de stokerij is niet te spreken over het feit dat er wekelijks (Moar nejet, joeng, dagelijks zeg ich u!) s avonds ongelukken gebeuren. Het krioelt hier in Senegal van de projecten, maar er is nog niemand op het idee gekomen om hier iets aan te doen. Koept gewoon wa reflectoren en er zullen viel minder accidenten zijn!
Wanneer we de dag daarna met paard en kar naar de volgende reisbestemming rijden en bijna van de baan worden gereden door een chique witte Toyota van Unicef, moet ik opnieuw denken aan hun woorden. Het is waar. Er zijn hier in Senegal veel witte olifanten -projecten waarin een hoop geld wordt geïnvesteerd maar die uiteindelijk falen of niet duurzaam zijn. Het contrast met de ontwikkelingswerkers die rondrijden in een chique 4x4 en de locals die te voet, met paard en kar of in een gammele bus rondtrekken is groot. Laat ons maar tussen de mensen zitten. Ook al is het niet altijd even eenvoudig en ook al vloeken we nu en dan wel eens, we zijn tenminste met iets concreets bezig.
Vorige zondag was het groot feest: TSX vierde zijn vierde verjaardag. Voor enkele van mijn personeelsleden was dit feest al op voorhand gedoemd om te mislukken, net zoals de vorige jaren waarschijnlijk, er komt toch geen kat . Ge moogt gerust zijn: het is verdomd moeilijk om mensen met een negatief gevoel te motiveren. Maar niet met de dees! Ik heb er echt alles aan gedaan om er een goeie party van te maken. En het resultaat mocht er best wel wezen. Het was een geslaagd feest, vooral voor ons team en de talibés zelf. Maar het heeft wel wat bloed, zweet en (vooral) tranen gekost.
Tijdens de voorbereidingen heeft het namelijk serieus geknetterd met mijn directe Senegalese collega, Fatou. Achteraf bekeken was het, net zoals in de andere gevallen, gewoon weer een kwestie van slechte communicatie en een mentaliteitsverschil. Wat doen wij westerlingen als we een groot feest moeten organiseren, waar zon 200 man op uitgenodigd is, waaronder een aantal ministers en persmensen? Juist ja, er goed op tijd aan beginnen, en om al te veel stress op het laatste moment te vermijden, de voorbereidingen spreiden in tijd en de taken delegeren. En daar liep het al mis.
Ik wilde er al in november aan beginnen, maar toen was Lies voor 5 weken in België en wist ik van toeten noch blazen: hoe moest het feest er uitzien? wie moest er uitgenodigd worden? wat was de bedoeling juist? hoeveel budget hadden we? wanneer zou het feest juist doorgaan? Geen mens die me kon voorthelpen. Ik maakte alvast de uitnodigingen op computer, zodat ik achteraf gewoon maar de datum moest aanpassen, dat was dan toch al dat. Toen Lies eind december terugkwam, moesten wij het land uit om ons visum te vernieuwen, en al gauw was het Nieuwjaar, Tabasci, en voor we het wisten 4 januari 11 dagen voor de verjaardag van TSX! Om geen compleet figuur te slaan en om te vermijden dat mijn personeelsleden toch gelijk zouden krijgen, stelde ik voor om het feest uit te stellen tot 28 januari. Fatou zou weten wie er uitgenodigd moest worden, Fatou zou de uitnodigingen wel gaan ronddelen, Fatou wist waar je stoelen en bâches kon bestellen, Fatou zou wel voor het eten zorgen want die deed dat elk jaar En kennen jullie muzikanten die willen komen spelen? Fatou zal daar wel voor zorgen, die is daar al mee bezig Met andere woorden: Fatou en enkel en alleen Fatou wist hoe of wat, en Fatou wilde het allemaal zelf doen, want dat deed zij al elk jaar... Toen ik na enkele dagen merkte dat zij nog voor geen meter vooruit was gekomen, begon ik lichtjes te panikeren en wilde ik de taken wat delegeren. Zij voelde dit echter aan als stress, maakte me duidelijk dat zij alles op het gemakje (lees: op het laatste moment) wilde doen, zei dat ze door mijn druk volledig geblokkeerd raakte, en ze deed plots niets meer. De bom is toen effe gebarsten, er vloeiden enkele vrouwelijke traantjes, maar we zijn er gelukkig uitgeraakt. Uiteindelijk hebben we de taken gewoon verdeeld onder het team, iedereen voelde zich verantwoordelijk en betrokken, en is het een kei leuk feest geworden.
Conclusie: het is en blijft hier een enorme leerschool, op alle vlakken. Ik vind het hier geweldig!
We zitten in een wrak van een auto, naar onze normen klaar voor het autokerkhof: vier kale banden, een gebarsten voorruit, een plastieken zeil als achterruit, deuren die met ijzerdraad en touw vasthangen, zetels zonder bekleding, deuren zonder klinken, een klassiek voorbeeld van een taxi hier in Senegal.
Onze chauffeur stopt aan een tankstation en betaalt voor een liter benzine. De pompbediende helpt de auto de baan op te duwen. De chauffeur springt achter het stuur terwijl we de weg op bollen en met een knal en veel blauwe rook vertrekken we -in tweede (en enige) vitesse. Het is snikheet, maar de raampjes gaan niet open, want er zijn geen hendels. Elke put doet de wagen kraken. We zien door de gaten in de vloer de weg onder ons voorbijrazen.
We stellen ons geen vragen over de staat van de auto (de meeste wagens zien er hier redelijk slecht uit), tot we worden tegengehouden door een agent. Oei, hoe gaan we deze politiecontrole ooit passeren?
De politieman vraagt de autopapieren en wandelt eens rond de auto. Amoel solo! Pas de problème! De autopapieren zijn in orde, de remlichten werken, de claxon functioneert perfect, de handrem geeft geen krimp We mogen doorrijden. Ok! En of mijnheer de agent ons eventueel ook nog even een duwtje zou willen geven? Merci!