Hé ja, we verlaten onze lusthof in Key West met enige tegenzin, maar het moet. Er komt, na meer dan 3 uur rijden, en terug in Miami, een andere lusthof voor in de plaats. Hoewel we toch al beter hebben gezien dan Viscaya, het eermalig huis van industrieel James Deering (baas van Intl Harvester), dat hij liet oprichten in 1906. De naam van het huis verwijst naar Biscaye in Spanje, maar eigenlijk is dit pand opgebouwd in een ratjetoe van stijlen, en het komt ons voor dat Deering meer geld dan smaak had, waarmee hij zich niet onderscheidde van vele van zijn gilded age-soortgenoten (Rockefeller was een heilzame uitzondering). Neemt niet weg dat vooral de Franse tuinen de moeite waard lonen. Allemaal echter klein bier vergeleken met ons laatste verblijf in Miami: het Biltmore Hotel in de Coral Gables-wijk. S Avonds een beetje een drakenburcht, zo te zien, maar hola! Maar daarover meer de volgende dagen.
AMERIKA 2019: Key West, Fla (2): Hemingway House & Sunset celebration
Key West is arm aan kunst en cultuur (in tegenstelling tot Miami), hier komt men om hedonistisch te genieten. Toch is er een must do: het Hemingway House & Gardens. Papa zat hier goed en schreef in de jaren 30 in dit huis enkele van zijn bekendste boeken, waaronder For whom The Bell tolls, en hij hield zich onledig met macho-activiteiten als vissen, zuipen en boksen, zoals de foto aantoont. Maar ook met het verzamelen van katten. Hemingway had er talloze, waarvan velen afstamden van een zestenige kat. Nu lopen er 59 afstammelingen rond, waarvan de helft genetisch nog steeds belast is met die teen te veel. Ze zijn hier de baas in huis en storen zich totaal niet aan de vele bezoekers, heel het jaar door. Een andere must do van Key West is het kijken naar de zonsondergang. Een beetje een zen-activiteit, die ook wordt opgeroepen door het feit dat in vele hotels, waaronder het onze, geen bijbel maar wel een Story of The Buddha op het nachttafeltje ligt. En eens te meer storten we ons in het nachtleven, waarbij we ook niet nalaten een blik te werpen op de vele gezellige winkeltjes. Waaronder natuurlijk een sigarenhandel, met echte Cubaanse. Alles is open tot middernacht, voor 9 uur s ochtends is er niet eens een ontbijt mogelijk, laat staan dat je mensen op straat zou zien. Moet kunnen hoor, al vinden we dat The Passenger ook op privé-feestjes welkom zou moeten zijn. Anyhow: morgen karren we terug naar Miami, want daar hebben we lang nog niet alles gezien en is het de bedoeling afscheid te nemen van ons bezoek in grote stijl.
Key West is het meest zuidoostelijke plekje van Amerika, en de afstand tot Cuba bedraagt slechts 140 km, terwijl Miami op meer dan 200 km afstand ligt. Dus staat er op de meest zuidoostelijke tip een lelijke paal, waaraan elke massatoerist getrokken wil worden. Er staat zelfs een halfuurtje file voor vandaag, belachelijk, wij zijn het helemaal eens met Ilya Leonard Pfeiffers kritiek daarop. Bovendien dan ook nog een nog lelijker en uiterst nationalistisch memoriaal voor verdronken Cubaanse bootvluchtelingen, terwijl ze op weg waren naar de meest perfecte democratie van de moderne wereld, tjonge, ja, zo staat het er. Key West is vanzelfsprekend heel commercieel en ontzettend populair bij Amerikaanse verlofgangers, maar onze kritiek hierboven wil niet zeggen dat er niets te zien zou zijn. Integendeel, de plek staat vol met fraaie huizen, en een oude cinema is zelfs een apotheek geworden. Chillen met een drankje aangewezen, het is 30 graden. Bijvoorbeeld op het terras van een luxe gasthuis dat vroeger, tijdens de drooglegging, een speakeasy van Al Capone was. Of waar talloze presidenten kind aan huis waren. Het mooiste huis voor ons part staat op de laatste fotos, eermalig eigendom van de heer Milton Curry, jongste zoon van de rijkste handelaar van Key West in de 19de eeuw. Stof tot nadenken aan het zwembad, alweer chillen!
AMERIKA 2019: The Everglades & aankomst Key West, Fla
En wat voert Team Passenger vandaag uit? Bij wijze van afscheid aan Everglades National Park gaan we nog wat alligators en vogels allerhande spotten aan het Ahinga Trail (W31 - 30 min), genoemd naar de meest voorkomende vogel, de ahinga, die onderwater kan zwemmen om vissen te vangen maar vervolgens uitgebreid zijn of haar vleugels moet drogen om terug het luchtruim te kunnen kiezen. Mooie boardwalkwandeling, niets mis mee. En daarna zetten we koers naar Key West, de uiterste zuidpunt van Amerika, veel dichter bij Havana dan bij Miami en dus volle 4 uur rijden van Everglades City, via machtig uitgebouwde bruggen over de zee (eigenlijk ligt de Highway over de voormalige spoorwegbedding van Henry Flagler, die grotendeels werd weggespoeld door een orkaan in 1935). We verblijven hier in het tropisch paradijsje Eden House, waar The Passenger 8 jaar geleden ook al verbleef. En storten ons aansluitend meteen in het nachtleven, dat zich grotendeels rond Duval Street, de hoofdstraat, afspeelt. Met veel live music en nog meer booze. Right on, maar jammer dat Trump in Key West populair genoeg is om op een T-shirt te figureren.
The Everglades National Park! Het derde grootste nationaal park van Amerika, als we Alaska buiten beschouwing laten, zo groot als België. En wat doe je hier? Nou, een vaart nemen met een air boat, en een officiële Tram Tour nemen in het National Park zelf. En wat zie je? Allogators, in drommen, al dan niet gedomesticeerd, en nog meer vogels allerhande, waaronder Oostvogels. Veel meer moet dat niet zijn, zie fotos
Toch goed dat Miami in de jaren 20 een zware orkaan over zich heen kreeg. Want zo moest South Beach helemaal opnieuw worden opgebouwd, en wel in de vigerende Art Deco stijl van die tijd. Vergeet alle steden die zichzelf aanmatigen Art Deco hoofdsteden te noemen. Enkel Miami verdient die titel. En daarom verder zonder woorden: zie fotos.
AMERIKA 2019: Miami (2), South Beach en Art Basel (fragment)
Ja hoor, de twee gratieën zijn aangekomen, en kid brother Dirk ook. En vandaag is iedereen uitgeslapen. We wandelen na het ontbijt eerst even het Wolfsonian binnen, een zeer goed designmuseum dat nog gratis is ook, tenminste in deze kunstweek, tgv de Miami-versie van de grootste kunstbeurs ter wereld, Art Basel. Voor de rest lijkt South Beach, met al haar art deco-gebouwen, die we morgen beter in beeld gaan brengen, ons na 8 jaar weinig veranderd. Het is nog steeds een plek met veel showgasten en hot girls, en een strand dat veel aantrek heeft. Ons gezelschap wil daar ook op plaats nemen en waarom niet (er staat bovendien een zandauto-installatie op van Leandro Eldrich, die van dat bedrieglijke zwembad in Museum Voorlinden in Wassenaar) maar The Passenger denkt: ok, dan kan ik net zo goed even Art Basel bekijken, of tenminste de afdeling daarvan die zich in een lange tent naast het strand afspeelt. We lopen er alleen een uurtje in rond, maar het is zoals we al gedacht hadden: maximaal 10 procent schol, en al de rest brol. Bovendien is van die 10 procent het meeste enkel decoratief de moeite waard, of meer kunde dan kunst. Van dat laatste is foto 11 een mooi voorbeeld. Nee, dit is geen gedrapeerd tapijt, het is een olieverfschilderij. Je moet dat natuurlijk kunnen, maar de Vlaamse Primitieven en alle renaissancegroten konden dat ook al, en het is niet de reden waarom we de beroemdheden van vroeger grote kunstenaars vonden en vinden. Dat gezegd zijnde, foto 12 is een leuk commentaar van een Colombiaan op de landelijke context van kunst (grote kunstenaars gedijen slechts in economisch welvarende streken), foto 13 lijkt een accident in de studio van Giorgio Morandi voor te stellen, het lipsticklegioen van foto 14 staat ons ook wel aan en die oude man van foto 15 is geen echte, maar een heel goed uitgevoerde hyper-realistische sculptuur. Ja, techniek hebben ze wel, die youngsters van tegenwoordig, maar is het allemaal ook relevant? En moet dat abstract doek achter de vaas op foto 16 werkelijk 25000 dollar kosten? Een goed uitgevoerd werk hoor, maar wel epigonisme van zovele anderen voordien. Maar ja, het geeft ongetwijfeld mooi op tegen de witte muur van een villa van een of andere rijkaard. Je kan ook, elders op Art Basel in Miami, een banaan tegen de muur hangen. Als je Maurizio Cattelan heet, brengt dat dan 150000 dollar op. Niet de schuld van olijkerd Catalan hoor (een andere kunstenaar heeft de banaan vandaag opgegeten, ongetwijfeld afgesproken werk). Ons idee: wie daar in ernst 150000 dollar voor betaalt zou verplicht moeten worden een zelfde bedrag aan belastingen te besteden. Of aan een goed werk voor ons part. Dictator Oostvogels treedt op! Enfin, dit alles maar om te zeggen dat wij veel wantrouwen koesteren tegen vele contemporaine kunstenaars en nog veel meer tegen modebewuste galeristen en onwetende status-kopers die met hun geld geen blijf weten en nog minder van kunst afweten dan Peter De Roover. Met excuus aan de minderheid die wel van wanten weet, want die bestaat gelukkig ook. Op kunstbeurzen als Art Basel zijn de artistieke hondjes, exemplaar aanwezig op de voorlaatste foto, dikwijls interessanter om zien dan de kunstwerken. En na deze zwartgallige beschouwing is het tijd om te aperitieven. Schol!
AMERICA 2019: Miami (1): Bayfront, Freedom Tower & Perez Art Museum
Terwijl onze bezoekers nog slaapdronken op het vliegtuig zitten, bevindt The Passenger, die pas tegen 16 hr op de luchthaven moet zijn, zich al vanaf 10.30 hr in Miami (bijna twee uur rijden vanaf Palm Beach, ofschoon slechts 100 km, maar file behoort even endemisch tot autostad Miami als tot Los Angeles aan de westkust). Bijgevolg hebben we nog tijd zat voor twee musea, en er liggen er twee in mekaars buurt in Bayfront waar mooie bruggen en grote cruise- of zeilschepen om de aandacht strijden. De Freedom Tower (gebouwd door dezelfde architecten van The Breakers naar analogie met de klokkentoren van de kathedraal van Sevilla) heet zo omdat hij van 1962 tot 1974 de Cubaanse migranten, op de loop voor Castro, verwelkomde. Het Ellis Island van Miami zeg maar. En dus is een Cubaans dansfeestje er nog altijd de rigueur, ook vandaag. Op de derde verdieping loopt de tentoonstelling Where Oceans Meet, maar een onvergetelijke expo is dit niet. Degelijke werken van Wilfredo Lam en Glenn Ligon, en een idem dito video van Anri Sala, die wij altijd goed vinden, maar we gaan dat toch niet onthouden. Op een doek na: Les Champs dHonneur van de Chileen Robert Matta, een heel intrigerend werk. Over naar het Perez Art Museum, het grootste, maar lang niet het enige, moderne kunstmuseum van Miami en sinds 2013 hier gevestigd (voordien downtown, waar wij het in 2011 bezochten). Jaume Plensa bewaakt de buitenkant, en een merkwaardig solarium flankeert een kinetische structuur van specialist Jesus Rafael Soto. Dat solarium is van Teresita Fernandez, die met Elemental de grote gelegenheidstentoonstelling van Perez mag verzorgen. Great show! Teresita werd in 1968 geboren in Miami, ze is dus een lokale heldin, maar uiteraard van Cubaanse origine. We kenden haar al een beetje en ze gaat hier all The way met een meesterlijke selectie van heel sensorische kunst, waarin het héérlijk rondwandelen is. Sensorisch, maar toch ook soms politiek gemotiveerd, kijk maar naar die vuurkorf voor de Amerikaanse landkaart. Je moet er niet teveel over zeggen, je moet het vooral ondergaan. Hopelijk haalt iemand haar eens naar Europa, zo ja, gaat dat zien. En Teresita is bovendien nog een bloedmooie vrouw ook. De permanente collectie is veel ongelijker, maar dat heb je altijd in een museum van contemporaine kunst. Toch drie meesterwerken gezien: dat geometrisch geval van Al Heid (Solar wind heet het), een hele zaal van Zhao Gang, een van de beste Chinese schilders die 23 jaar in het buitenland, vooral Amerika, verbleef (in de twee doeken bewust boven mekaar geplaatst lijkt hij communisme als opium voor het volk te ontmaskeren. Dat hij daar mee weg kan komen in China!) en een emotioneel zeer werkbare constructie van George Segal, die het afscheid van Abraham en Ismael voorstelt, met Sarah en Hagar eveneens figurerend. Zie er gerust een metafoor voor de relatie tussen Joden en Palestijnen in, als u daarvoor bijbelvast genoeg bent. Maar het is vooral mooi hoe Segal erin geslaagd is gevoelens in zijn personages uit te drukken. Ja, Miami is ook een kunststad, en bovendien is ART BASEL is net dit weekend ook neergestreken. Maar als we niet naar Zwitserland gaan voor die kunstbeurs, waarom zouden we ze dan hier bezoeken. Onze bezoekers willen andere Miami features zien, en ze zullen ze krijgen.
AMERIKA 2019: Palm Beach (3): Norton Art Museum, vaste collectie
Hé ja, het Norton Art Museum! We gaan nog veel Amerikaanse musea zien, zeker in Texas, maar dit is toch heus wel een topper, en dat in een provinciestad. Het is een fraai strak gebouw (laatste recente renovatie door Sir Norman Foster, met een leuk kunstwerk van Claes Oldenburg - een reuzengrote tippex - voor de deur) dat hoge ogen gooit qua expos maar vooral een fabelachtige vaste collectie heeft, al komt de oude kunst er, zoals dikwijls in Amerika, niet zo goed uit. Maar de rest! En hoe knap gepresenteerd. Wat ons het meeste opviel in 17 fotos, allemaal meesterwerken: Foto 2: Juan Munoz! Wat een enigmatische mannetjesgroep weer, tevens voorzien van een spiegel, die een en ander nog geheimzinniger maakt. We vinden een brave suppoost bereid zijn bovenlichaam precies boven ons onderlichaam in de spiegel op te stellen, als dat niet leuk is. Foto 3: Dan Flavin! Een schicht van licht, de truc is dat de drie gekleurde buizen aan de achterkant niet zichtbaar zijn, maar wel hun gloed verspreiden. In het echt nog veel mooier dan op foto, de camera van een tablet kan dit kleurenfestijn niet goed aan. Foto 4: Diverse woodcuts van Donald Judd, soeverein minimalisme. De constructie van Michael Heizer ligt er heel goed over, en de purperen schijn is afkomstig van de lichtsabel van Flavin. Foto 5: een van de beste De Chiricos die wij ooit hebben gezien. Foto 6: een van de beste Bonnards die wij ooit hebben gezien. Hoe houdt hij het tesamen in die supervlakke structuur? Foto 7: Anselm Kiefer! Het is Mao die hier staat te zwaaien, maar het veld is een poppy field uit WO1. Dat zegt genoeg over het verschil tussen mooie woorden en lelijke daden. Foto 8: het beste beeldhouwwerk in dit grote museum komt van Jacques Lipschitz. Telkens weer zie je dat deze man als kind ternauwernood aan een pogrom ontsnapte. Die angst zit in al zijn werken. Foto 9: Julie Mehretu! Iedereen die ons kent weet dat wij fan zijn. Het verschil tussen haar gekriebel en dat van Twombly is dat er bij haar altijd een verhaal achterzit, dat door de vorm wordt uitgedrukt. En doorgaans geen vrolijk. Dit doek heeft trouwens Damascus, an epitaph. Wel jammer van de groene schijn van het EXIT bordje, dat hoort er niet bij. Foto 10: Edward Hopper, die zou je niet verwachten in Florida. Maar het is een sterke Hopper, die niet toevallig uit 1945 stamt. Het beeld voor de venster doet denken aan de vrouwen van WO2-soldaten, die angstig stonden af te wachten of hun man zou terugkomen uit de oorlog. Maar het is ook een snapshot, als het ware genomen uit een voorbijrijdende auto, achteloos, en daarom de afgekapte rechterkant. En dat maakt het nog pessimistischer, maar dat is Hopper altijd. Foto 11: We kennen Ad Reinhardt als de grote zwartmaker, maar dit is een hele mooie uit een vroegere periode. Foto 12: Arshile Gorky, nog een optimist. Enkele jaren voor zijn zelfmoord maakte hij dit doek, dat Childrens companions heet. Als je dit gezelschap van spoken hebt, heb je geen vijanden meer nodig. Foto 13: Henry Moore, altijd sterk natuurlijk. Te bekend, maar hij verdient het Vier Seizoenen-effect niet (net zo min als Vivaldi trouwens). Foto 14: Paul Klee, wat een schattig portret van een oud koppel. Nooit zonder ironie, maar toch vooral schattig. Foto 15: Cezanne was ook een portretmeester, kijk maar hoe mooi hij deze vriend van hem neerzet. De vader van ons allen, dixit zowel Picasso als Matisse. Terecht. Foto 16: Unconscious landscape van Louise Bourgeois. Altijd intrigerend, altijd jeugdangsten uitdrukkend. Maar de kunst was de bezwering. De Arps hangen er mooi achter. Foto 17: Een landschap dat van het doek swingt? Kan enkel van Chaim Soutine, een maat van ons, zijn. Foto 18: We hebben hem al dikwijls tegengekomen in Amerika, en altijd verdienstelijk gevonden. Dan mag hij toch wel eens een keer op ons Best Of-lijstje. John Marin is de naam, een man die in Manhattan goed thuis was.
Morgen nog meer kunst in Miami, denken we. Maar niet te veel, want we moeten om 3 hr pm onze Antwerpse bezoekers op de luchthaven gaan oppikken. Our Gang is op komst!
AMERIKA 2019: Palm Beach, FLA (2), Anne Norton Sculpture Garden
Beeldentuinen, daar zijn ze in Amerika goed in. Dicht bij ons hotel in West Palm Beach bevindt zich de tuin van Anne Weaver, die later Anne Norton zou gaan heten, toen ze de 2de echtgenote van Ralph Hubbard Norton werd, een van die rijke noorderlingen (baas van een staalbedrijf in Chicago) die op zijn oude dag naar Zuid-Florida verhuisde en op basis van zijn aanzienlijke kunstcollectie in Palm Beach het Norton Art Museum oprichtte, dat nu het grootste museum van heel de staat is. Maar daarover meer in de volgende blog. De beeldentuin van Anne is niet zo groot, maar wel een plek waar wij - indien we hier zouden wonen - gerust een hele dag zouden kunnen doorbrengen, met een boek op een bank. Anne is allang wijlen, maar haar erfenis wordt mooi verdedigd en elk jaar worden een paar gastkunstenaars uitgenodigd met haar sculpturen in dialoog te treden. Vandaag is dat de Colombiaan Federico Uribe (sympathiek, zijn gestoei met materialen als elektrische kabels en kogelhulzen, maar je moet er niet meer van maken dan het is) en de Brits-Amerikaanse Edwina Sandys (te eentonig, al die fladdervormen). Op artistiek gebied is de dame des huizes beslist de beste (zeker met die grijze beeldengroep), maar ook Anne Norton kan niet op tegen de natuur zelf. Al is het ergens gemaakte natuur, want Anne sprak een landschapsarchitect aan die hier diverse vreemde palmsoorten, die in de wilde natuur bedreigd zijn, introduceerde. Prachtig om zien. Maar je hebt verdienstelijke madammen en straffe madammen. De grote gelegenheidstentoonstelling van het Norton Museum is tegenwoordig aan Georgia OKeeffe gewijd, en het is een heel goeie, die zowel oog heeft voor de schilder als de persoon, die zo dikwijls door anderen werd gefotografeerd. Een vrouw die gans haar leven haar zin heeft gedaan, en daarmee 98 werd, en zonder Alzheimer of andere onheilen. Het moet gezond leven zijn in New Mexico.
We volgen verder het spoor van Henry Flagler, zoon van een dominee en van solide Duitse afkomst. Net als Trump, maar niet alle Duitsers heten Donald. Flagler, je ziet het aan zijn gezicht, was geen man die voortdurend achterom keek, zoals een Belgisch politicus (heb ik nog een draagvlak?). Nee, hij was een leider en een doordouwer, maar ook een filantroop. Zijn werken in St Augustine zagen we gisteren, maar in Noord-Florida kan het sporadisch ook vriezen, en toen Flagler dat aan den lijve merkte, begreep hij dat hij moest doorzakken naar het zuiden. Volgende stop: Palm Beach. Flagler kwam er zelf wonen met zijn 2de vrouw (de eerste was jong gestorven aan tbc), en dat huis is nu het Flagler Museum, dankzij de goede zorgen van Flaglers kleindochter die het van de sloop redde. Ook hier weelde genoeg natuurlijk, maar toch minder protserigheid dan bij de Vanderbilts. Flagler was in de eerste plaats een werkende ondernemer, geen rentenier. Niettemin wel een balzaal voor de nodige feestjes, vooral op de verjaardag van George Washington (patriottisme hoorde er altijd bij). En luxe-riksjas om rijke noorderlingen die niet goed te been waren rond te rijden. Boven tevens een paar leuke slaapkamers in telkens een andere stijl. Geef ons maar de laatste, die rode in art nouveau-stijl. Zelf mooi wonen is een ding, maar de toeristen moesten ook een deftig onderkomen krijgen. Flagler liet twee hotelpaleizen optrekken, waarvan een verdwenen is, maar The Breakers nog fier rechtop staat - uiteraard na de nodige renovaties. Voor minder dan 500 euro kan je hier geen kamer krijgen, maar er gratis een uurtje in rondlopen, zoals wij deden, is geen enkel probleem. Je kan er eten in tal van restaurants, of buiten zitten in talloze patios, maar vooral de binnenafwerking is werkelijk flabbergasting. Met dank aan architecten Schultze & Weaver, die de stiel in Parijs leerden (Institut de Beaux Arts) en op vraag van Flagler een conferentiezaal met renaissancekoppen allerhande voorzag, toe maar al. Maar gewoon wandelen langs de Atlantische Oceaan kan ook, zoals die Old Timer op de laatste foto. Die waarschijnlijk denkt: snel, nu ik het nog kan! Dat denken wij er ook van.
Denk nu niet dat St Augustine tegenwoordig geen luxe hotels meer heeft. Toch wel: Casa Monica, in dezelfde stijl als Ponce de León en Alcázar gebouwd. Je kan er als gast rondtoeren in een Old timer, waarom niet. Naar de kerk gaan moet te voet en net als Charleston en Savannah heeft St Augustine veel godshuizen in de aanbieding, waarvan de kathedraal primus inter pares is. Toch zie je aan dat interieur al een nadeel van deze populaire stad: het is allemaal wel erg gepolijst en afgelikt, St Augustine zit op de rand van het themapark en allicht nog meer sinds 2015, toen de plek tgv het 450-jarige bestaan helemaal opgekuist en gerenoveerd werd. We zeggen het niet voor de eerste maal: een beetje zuiderse groezeligheid, stijl Ouro Preto in Brazilie, zou welkom zijn! En al dat voorbarig kerstgedoe is aan ons ook niet besteed, net zo min als de overdadig vele souvenirstalletjes en -shops. Shop till you drop, ja, de Amerikanen doen dat graag, maar wij hebben een hekel aan overdadige commercie. Gelukkig komen we nog een mens tegen die een teddybeer heeft gekocht en het pluche binnenwerk daarvan onder zijn kin heeft gehangen, maar na 4 uur St Augustine volstaat het voor ons toch wel, al BLIJVEN we mooie gebouwen tegenkomen in Spaanse stijl. Je hebt tenslotte ook nog een heus fort van de Spanjaarden, voor wie St Augustine het meest noordelijke punt van hun Midden-Amerikaans rijk was, met vaarroutes van en naar onder andere Havana, Vera Cruz en Cartagena. Maar het kon allemaal niet baten: in 1818 viel vechtjas Andrew Jackson (de latere president) Florida met een landleger binnen, en een jaar later moest Spanje een vrede aanvaarden waarbij Florida aan de Verenigde Staten werd afgestaan. Des te ironischer dat er nu meer Spaans dan ooit wordt gesproken, maar dat heeft meer met al die gevluchte Cubanen te maken. We besluiten onze halve dag St Augustine zoals we gisteravond begonnen waren: met een blik op de jachthaven. Waar een White egret doodgemoedereerd zit te vissen, dieren zowel als mensen zijn hier redelijk laid back, zoals overal waar het bijna steeds mooi weer is. Niettemin oppassen voor opduikende piraten, Francis Drake was hier ook ooit kind aan huis. En dan 4 uur rijden naar Palm Beach.
Wat ruist daar achter de kerstversiering? De parel van Noord-Florida: het voormalige Ponce de León-hotel, in Alcazarstijl neergepoot op kosten van Henry Flagler, die we nabij Miami nog zullen tegenkomen. Hij was met Rockefeller mede-oprichter van Standard Oil, maar omdat hij geen vrome baptist was zoals zijn collega, liet hij zijn rijkdom graag zien. Wel ten bate van een grootse ondernemersvisie, die eruit bestond met super de luxe hotels rijke noorderlingen naar het in 1888 nog nauwelijks ontgonnen Florida te lokken. Maar hoe moesten ze in St Augustine geraken, er waren nog geen highways? Geen probleem. Flagler kocht een spoorlijn over en legde een directe lijn in van New York naar deze plek. Het Ponce de León is nu het Flagler College, wat jammer dat we zelf al afgestudeerd zijn. Enfin, zie het bordje, en bewonder met ons de fameuze rotunda binnen. Wie zou hier niet willen studeren? Flagler wist van geen ophouden en bouwde aan de overkant in dezelfde stijl, maar vanmorgen slecht belicht door de zon, het Alcázar Hotel. Enfin, het ziet er hetzelfde uit en het bevatte vroeger het eerste indoorzwembad van de USA. Nu kan je er eten, zoals de foto toont. Stoombaden hadden ze hier ook, met echte Turken als assistenten. Nu herbergt het ex-hotel het Lightner Museum. Deze rijke uitgever uit Chicago kwam naar Florida voor zijn gezondheid. Het hielp niet, want hij stierf toch enkele jaren nadat hij het gesloten Alcázar Hotel had overgekocht om er zijn collectie van antiek allerhande in uit te stallen. Alleszins leuk dat ze die rode stoel voor The Passenger hebben klaargezet, maar voor ons hoeft antiek niet zo nodig, wij voelen ons eigenlijk meer aangesproken door die affiches voor citrusvruchten, een ander geschenk van Florida aan de wereld. En het best van al is wanneer je terug buitenkomt en nogmaals het zonbeschenen Ponce de León/Flagner College voor je ziet. Tjonge, wie wil nog in de rij gaan staan voor het Alhambra in Granada.
AMERIKA 2019: Wormsloe Plantation en aankomst in Florida
Om 10 hr am is het 4 graden in Savannah, ja hoor, de nordic sweater komt nog steeds van pas. En s avonds, in Noord-Florida, is het nog altijd maar 15 graden, en veel koeler nadat de zon weg is. Maar geen nood, we zijn nog niet in het zuiden en vanaf donderdag lopen we eindelijk weer in short en T-shirt rond, wedden? In de voormiddag bezoeken we onze 6de en laatste Plantation van dit kleine reisje, maar het is een speciaal geval. Wormsloe ligt 15 km van Savannah en werd door The Trust, een puriteins genootschap olv James Oglethorpe, gesticht in 1733. De deelnemers hadden Thomas Mores Utopia gelezen (weliswaar zagen ze er de satirische aard niet van in) en waren op zoek naar een oord van zuiverheid, een tuin van Eden. Ergo geen alcohol, geen prostituées, geen katholieken (sorry, Koen Geens!) en ook geen slaven. Dat sloeg niet aan, alleen het verbod op katholieken stuitte niet op tegenstand (nogmaals sorry, Koen Geens). Oglethorpe vertrok ontgoocheld terug naar Engeland in 1743 maar de doorzetters bleven en konden rekenen op een coulanter regime (bring in The goodies: losse mokkes en booze. En slaven uiteraard). Zo werd de wildernis van Georgia makkelijker om dragen en kon Wormsloe (zo vernoemd naar zijn geboortegrond door Noble Jones, het manusje van alles dat hier de leiding had). De settlers konden het goed vinden met 1 Indianenstam, en probeerden van alles te verbouwen. Lukte niet met zijde, ofschoon hier nog altijd enkele mulberry trees staan, maar de zijdewormen konden de extreme luchtvochtigheidsgraad niet aan. Maar indigo en katoen, dat lukte wel. Noble Jones bouwde een stevig huis dat er uit moet gezien hebben zoals op de afbeeldingsfoto, en tevens een fort was, want dit grensgebied moest verdedigd worden tegen de Spanjaarden, die Florida in handen hadden en ook een oude claim op Georgia hadden. Noble Jones was een echte loyalist, levenslang, en gelukkig voor hem stierf hij net voor de onafhankelijkheidsstrijd, want daarin speelde zijn eigen oudste zoon een bepalende rol ten voordele van de Amerikaanse kolonisten. Heel die leuke geschiedenis wordt ons verteld door de sympathieke Zack, die er beeldig uitziet in zijn 18de eeuwse plunje. Goede wandeling met uitleg en alweer fraaie bomen (de 2 km lange Oak Alley is een beroemd plaatje), die wij nog een beetje uitbreiden door er W30, Pine Trail (20 minuten) aan vast te breien. Maar dan is het uit met Georgia, het is 3 uur rijden naar St Augustine, net over de grens in Florida. En uiteindelijk zelfs 4 uur, niet omdat iedereen naar de warmte van Miami wil (hoewel: in New England werden gisteren talloze scholen gesloten, omdat er tijdens het Thanksgiving weekend zoveel sneeuw viel dat ze nagenoeg onbereikbaar werden), maar vanwege wegenwerken, 1 uur file. Niet erg, goeie muziek zat in de auto. Uiteindelijk bereiken we St Augustine, de oudste stad van Amerika (door de Spanjaarden gesticht in 1565), om 5 hr pm, we verblijven in een handig gelegen Motor Lounge recht tegenover de jachthaven. Te laat om nog veel te zien, maar we blijven hier morgen nog een halve dag, Palm Beach is maar 3 uur rijden van hier. Toch is de Spaanse erfenis al meteen duidelijk, terwijl de stad even duidelijk al in kerststemming verkeert. Heel toeristisch hoor, vooral zeer populair bij Amerikanen van elders. Op de Plaza de la Constitucion (heet nog steeds zo, je moet het de Amerikaanse toeristen vooral horen uitbraken) houden ze toch de kanonnen nog in stelling, voor het geval dat de Spanjaarden mochten terugkeren, bv om die vervelende Catalanen naar hier te verbannen, ha.
Praalgebouwen, kerken, fonteinen, mannen op sokkels (van het confederale leger, de burgeroorlog is hier nog een beetje bezig geloven we), ze zijn in Savannah even talrijk als in Charleston. Maar twee kunstmusea op een plein, nee, dat heeft Charleston niet. Het Telfair Museum of Art is al erg oud, het werd in 1885 geopend voor het publiek als eerste museum van The Southeast. Voor de schilderijen moet je het echter niet bezoeken: allemaal koekjesdozenkunst van negentiende eeuwers, waaronder de Belg Alfred Emile Leopold Stevens, die we in New England ook al ergens tegenkwamen en, geheel ten onrechte, erg populair was in Parijs met zijn voze portretjes van adellijke dames. En waarom worden wij hier eigenlijk achtervolgd door al die Stevensen? Toch de moeite in dit pand binnen te stappen, voor de mooie binnenhuisinrichting (weer te danken aan die William Jay) en de reconstructie van de ontvangstzaal en eetzaal van de Telfairs, die ook geen sukkelaars waren. Toch was mevrouw Telfair, van wie veel brieven bewaard zijn gebleven, een goede meesteres, in die zin dat ze er rond kerstmis op stond een eetmaal voor haar bedienden te koken. Zij zelf! Je kan je voorstellen hoe ongemakkelijk haar huisslaven aan die schone tafel zaten, waarna ze weer op het matje voor de bedden van de kinderen moesten slapen. Het verklaart ergens toch waarom vele zwarten na de slavernij gewoon hetzelfde bleven doen als ze altijd hadden gedaan, maar nu voor een centje. Niet alle meesters stonden constant met de zweep klaar en gewoonte kan zwaarder wegen dan vrijheid. Zeker als je geen zelfrespect hebt. Want dat is wat slavernij met je doet, je zelfrespect vernietigen (het werd afdoend bewezen in psychologische testen, waarin men zwarte kinderen liet kiezen tussen een witte en een zwarte pop. Een grote meerderheid koos telkens opnieuw voor de witte pop, ook nog na de segregatie). Over de deur ligt het Jespen Center of Arts, een mooi gebouw van de bekende Joods-Amerikaanse architect Moshe Safdie. Helaas is er weinig te zien dat de moeite waard is. De gelegenheidstentoonstelling lijkt nochtans interessant: hoe contemporaine kunst zich verhoudt tot Moby Dick van Herman Melville. Maar het stelt allemaal niet veel voor. Wel OK: de sprekende fotos van Corey Arnold, zelf een commerciële visser (soms met zijn kat mee aan boord, merkwaardige foto) en begenadigd kiekjesman. Sarcastisch ook: de laatste foto heet Another shitty day. Het is waar: sta je daar in stormweer in Alaska te hengsten, en dan blijkt er in de kooi niet meer dan enkele rotkrabben te zitten. Eveneens te zien: een ruime keuze uit de Moby Dick Engravings van Frank Stella. Wij zijn pro Stella en het zal best wezen dat dit technisch knap lastig om maken is (je ziet Stella en assistenten bezig op een video trouwens), maar niettemin lijkt ons deze lange serie onder het peil te staan dat Stella meestal haalt. Al met al was het SCAD gisteren dus het beste kunstmuseum, maar bon, we hadden tijd genoeg vandaag want het historisch centrum van Savannah is makkelijk te belopen. Nog een pre-zonsondergang op fraaie huizen en hopla, opnieuw The Old Pink House binnen, datzelfde prima restaurant van gisteren. En wie ontwierp dit gebouw? William Jay natuurlijk.
Op het eerste gezicht heeft Savannah dezelfde aantrekkingspunten als concurrent Charleston 180 km noordelijker. Imposante huizen, gezellige rivierboten (maar daar is het vandaag te koud voor: 12 graden Max na die storm van gisteren. wat zijn we blij die nordic sweater gekocht te hebben!), een lange geschiedenis (al werd Charles Town al in 1680 gesticht en Savannah pas in 1733) en dokkerende koetsen doorheen het historisch centrum. Maar verschillen zijn er ook: Savannah heeft minder antieke huizen, vanwege meer vernielingen tijdens de burgeroorlog en gedurende de malle moderniseringen van de jaren 60, er zijn hier inderdaad veel te veel parkeergarages waarvoor fraaie antebellum-huizen moesten wijken. Anderzijds: Savannah heeft meer kunstmusea en mag die Engelse generaal Oglethorpe danken voor zijn slimme grid-patroon, dat op ideale wijze wordt onderbroken door massas cirkelvormige groenzones. Handig voor in de zwoele zomer, veel schaduw. Die Oglethorpe was ook op andere vlakken een atypische mens. Het was nogal een heilig boontje en hij verbood daarom bordelen, alcohol, maar ook...slavernij (in 1733!) al waren er toch slaven nodig om samen met de lokale Indianen, waarmee Oglethorpe een akkoord had gesloten, de stad op te bouwen. Nu, eens Oglethorpe wijlen was werd de slavernij snel officieel ingesteld, zoals in de rest van de zuidelijke Staten. Kan je allemaal goed zien in het Owens Thomas House, dat ook een mooie tuin bezit en waar je eerst wordt binnengeleid in het slavenkwartier (het woordgebruik is hyper-politiek correct zoals op het bordje te lezen staat) om dan het grote contrast met de kamers van de blanke families te zien. Het huis werd oorspronkelijk gebouwd voor de zakenman Richardson, maar die verloor veel geld tijdens de financiële crisis van 1819 en vrouw en enkele kinderen tijdens de gele koortsepidemie van 1820 zodat hij ontgoocheld naar Louisiana verhuisde. Toen kwam Mr. Owens, die 4 plantages en 800 slaven had, en enkele termijnen burgemeester van Savannah was. En na hem Dr. Thomas, die met Owens dochter trouwde. Maar dit huis is toch vooral een der meesterwerken van het supertalent William Jay, een Engels architect die op zeer jonge leeftijd talloze huizen in Savannah en Charleston tekende, om daarna weer naar Europa te trekken, en helaas ook naar Mauritius, waar hij op 45-jarige leeftijd aan, alweer, de gele koorts overleed. Kijk naar die brug die het trappenhuis overbrugt, wonderlijk! Maar dit huis had ook stromend water via een ingenieus systeem (20 jaar voor het Witte Huis!) en een bewaarplaats voor uit het Noorden aangevoerd ijs, eveneens een nouveauté voor het Zuiden want in het klimaat van Savannah kan je onmogelijk lang verse vleeswaren bijhouden. Bedacht Jay allemaal voor zijn 21 jaar, nou. Allemaal goed en wel, maar nu gaan we ons weer wat vermeien in die van weelderig groen voorziene parken van Savannah. Op zoek naar een bank die in de zon staat dan wel.
AMERIKA 2019: Southern Belle Savannah, Georgia (1)
Van Charleston SC naar Savannah GA is normaal twee uur rijden, maar dat zijn er vandaag drie, wegens de storm die onderweg de Highway zowat onder water zet en de zichtbaarheid fel vermindert. Nu, we bereiken het Doornroosje van Georgia (en de grote toeristische concurrent van Charleston) om 1 uur, het regent nog, en we vluchten dus meteen het SCAD Museum of Art binnen. En hoera, als we er anderhalf uur later buitenkomen is de storm voorbij en een uurtje later schijnt zelfs de zon nog even. Het gaat overal in Amerika snel, die weersveranderingen. Het SCAD is toegewijd aan de contemporaine kunsten waartoe blijkbaar ook mode behoort, als je de lobby ziet. Tegen die gelijkschakeling zeggen wij krachtdadig NEE (Alain Finkielkraut zegde het 40 jaar voor ons al) en het wordt ons helemaal zwaar te moede als we in de lange gang menen in een car wash terechtgekomen te zijn (foto 2). En het ZIJN ook rondjes draaiende car wash borstels, conceptuele kunst van de Italiaanse Lara Favaretto. Is het misschien een satirische kritiek op hedendaagse kunst? Nee hoor, een Italiaanse curator heeft er een tenenkrullende tekst bij geschreven die we u zullen besparen. Als je dit ziet (en leest) heb je zowaar de neiging de even tenenkrullende mening van NVA-er Peter De Roover (Kunst moet schoon zijn, zoals vroeger) bij te treden, en deze Lara het lurken aan de subsidieslurf vriendelijk doch beslist te weigeren. Maar gelukkig heeft SCAD ook twee boeiende mini-expos te bieden. De ene gaat over Frederick Douglass, de meest invloedrijke zwartmens van Amerika in de 19de eeuw. Hij was slaaf in het zuiden, wist te ontsnappen, werd door Quakers verborgen gehouden (zelfs even naar Engeland gestuurd) en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste abolitionisten van het land. Waarbij hij ook nog de kunst een warm hart toedroeg. Aardige kerel, hij staat op foto 3. Vanwege Douglass artistieke interesse leek het SCAD een goed idee een aantal contemporaine kunstenaars te vragen in dialoog te treden met Douglass, maar eerlijk gezegd, minstens de helft daarvan lijkt ons toch rommel. Wel goed, maar niet op foto, is de bijdrage van Isaac Julien, die we kennen als goeie videomaker en dat hier nogmaals bewijst met een driedelige re-enactment van Douglas toespraken in het parlement. Nog veel beter echter: Barbara Walker, een zwarte Engelse die kleurgenoten op oude schilderijen, waarvan ze de (blanke) inhoud heeft uitgewist, plaatst. Een krasse en erg fraaie vorm van inclusie! De andere expo is een kleine retrospectieve van Mark Wallinger, die wij in London bij Hauser & Wirth al eens zagen. Je wordt niet zomaar gerepresenteerd door dat huis en je wint niet zomaar de Turner Prize. Wallingers onderwerp is identiteit, het zelf, en zijn signature-werk is die lange I (precies 1,80 mt lang, zijn eigen lengte), de I van I AM en ikke-ikke-ikke. Maar wat is je ik? Is je schaduw een deel van je identiteit of niet? Wordt een gebouw een beetje van jou als je er je voornaam op schrijft? Is je eigen bril een deel van je wezen, zeker als het in brons is gegoten en zelf een schaduw afwerpt, zoals een lichaam? Zijn die ID-paintings (de terminologie van Freud is niet toevallig) een uitdrukking van je persoonlijkheid omdat ze door je handen zijn gemaakt en alweer je eigen lengte hebben? Of is het gewoon een Rorschach-test (de gelijkenis is alweer niet toevallig) die van alles kan betekenen? En als je in een leeg museum, te weten de Neue Nationalgalerie in Berlijn, rondloopt in een berenvel, ben je dan nog jezelf (deze video heet overigens Sleepers, naar de verborgen spionnen die vroeger in Berlijn rondliepen)? En zo laat Wallinger je nadenken over subject, subjectiviteit en identiteit, en dat op een manier waar Bart De Wever enkel kan van dromen. Wij vinden deze man een van de boeiendste moderne kunstenaars - iemand die een verhaal vertelt via VORM, wat helemaal tegemoet komt aan onze visie op kunst, die lichtjes verschillend is van die van Peter De Roover. Nog in de buurt: het Mercer Williams House. Daar mag je binnen helaas geen fotos maken, maar het was het woonhuis van Jim Williams, die van 1955 tot 1990 zowat de Axel Vervoort van Amerika was. Een beroemd antiquair en renovator van huizen dus, wiens turbulente leven na zijn dood te boek werd gesteld en verfilmd door Clint Eastwood (Midnight in The Garden of Good and evil). Dat de man, tevens een flamboyante homo, smaak had kan niet betwist worden, dat ziet zelfs een leek die in dit huis rondloopt. Maar het is wel raar dat de welbespraakte gids met geen woord rept over het schandaal in 1981. Toen schoot Williams zijn assistent (en minnaar) in dit huis dood, maar hij werd uiteindelijk vrijgesproken omdat hij uit zelfverdediging zou gehandeld hebben. Het schijnt dat de zuster van Williams, nog altijd in leven en huidig eigenaar van het pand, niet wil dat er over die episode gesproken wordt en dus doen de gidsen dat niet. Hola hola zus, als wij ergens voor betalen willen we de ganse story horen, en niet enkel de gecensureerde helft! Wat in ieder geval voor zichzelf spreekt, is de buurt waarin dit huis zich bevindt. Fantastisch mooie huizen, overal, en een gotisch sfeertje dat je in Charleston niet hebt. Ja, het schijnt dat het hier in veel huizen spookt (staat ook op de kamerpas van ons historisch hotel!). Weliswaar niet in het beste restaurant van downtown Savannah, dat vlak naast ons hotel ligt. Daar is gewoon het eten bedwelmend goed en hangt de Engelse generaal Oglethorpe, die Savannah in 1733 stichtte, boven de schoorsteen. Fatje hoor.