AMERIKA 2019: Wormsloe Plantation en aankomst in Florida
Om 10 hr am is het 4 graden in Savannah, ja hoor, de nordic sweater komt nog steeds van pas. En s avonds, in Noord-Florida, is het nog altijd maar 15 graden, en veel koeler nadat de zon weg is. Maar geen nood, we zijn nog niet in het zuiden en vanaf donderdag lopen we eindelijk weer in short en T-shirt rond, wedden? In de voormiddag bezoeken we onze 6de en laatste Plantation van dit kleine reisje, maar het is een speciaal geval. Wormsloe ligt 15 km van Savannah en werd door The Trust, een puriteins genootschap olv James Oglethorpe, gesticht in 1733. De deelnemers hadden Thomas Mores Utopia gelezen (weliswaar zagen ze er de satirische aard niet van in) en waren op zoek naar een oord van zuiverheid, een tuin van Eden. Ergo geen alcohol, geen prostituées, geen katholieken (sorry, Koen Geens!) en ook geen slaven. Dat sloeg niet aan, alleen het verbod op katholieken stuitte niet op tegenstand (nogmaals sorry, Koen Geens). Oglethorpe vertrok ontgoocheld terug naar Engeland in 1743 maar de doorzetters bleven en konden rekenen op een coulanter regime (bring in The goodies: losse mokkes en booze. En slaven uiteraard). Zo werd de wildernis van Georgia makkelijker om dragen en kon Wormsloe (zo vernoemd naar zijn geboortegrond door Noble Jones, het manusje van alles dat hier de leiding had). De settlers konden het goed vinden met 1 Indianenstam, en probeerden van alles te verbouwen. Lukte niet met zijde, ofschoon hier nog altijd enkele mulberry trees staan, maar de zijdewormen konden de extreme luchtvochtigheidsgraad niet aan. Maar indigo en katoen, dat lukte wel. Noble Jones bouwde een stevig huis dat er uit moet gezien hebben zoals op de afbeeldingsfoto, en tevens een fort was, want dit grensgebied moest verdedigd worden tegen de Spanjaarden, die Florida in handen hadden en ook een oude claim op Georgia hadden. Noble Jones was een echte loyalist, levenslang, en gelukkig voor hem stierf hij net voor de onafhankelijkheidsstrijd, want daarin speelde zijn eigen oudste zoon een bepalende rol ten voordele van de Amerikaanse kolonisten. Heel die leuke geschiedenis wordt ons verteld door de sympathieke Zack, die er beeldig uitziet in zijn 18de eeuwse plunje. Goede wandeling met uitleg en alweer fraaie bomen (de 2 km lange Oak Alley is een beroemd plaatje), die wij nog een beetje uitbreiden door er W30, Pine Trail (20 minuten) aan vast te breien. Maar dan is het uit met Georgia, het is 3 uur rijden naar St Augustine, net over de grens in Florida. En uiteindelijk zelfs 4 uur, niet omdat iedereen naar de warmte van Miami wil (hoewel: in New England werden gisteren talloze scholen gesloten, omdat er tijdens het Thanksgiving weekend zoveel sneeuw viel dat ze nagenoeg onbereikbaar werden), maar vanwege wegenwerken, 1 uur file. Niet erg, goeie muziek zat in de auto. Uiteindelijk bereiken we St Augustine, de oudste stad van Amerika (door de Spanjaarden gesticht in 1565), om 5 hr pm, we verblijven in een handig gelegen Motor Lounge recht tegenover de jachthaven. Te laat om nog veel te zien, maar we blijven hier morgen nog een halve dag, Palm Beach is maar 3 uur rijden van hier. Toch is de Spaanse erfenis al meteen duidelijk, terwijl de stad even duidelijk al in kerststemming verkeert. Heel toeristisch hoor, vooral zeer populair bij Amerikanen van elders. Op de Plaza de la Constitucion (heet nog steeds zo, je moet het de Amerikaanse toeristen vooral horen uitbraken) houden ze toch de kanonnen nog in stelling, voor het geval dat de Spanjaarden mochten terugkeren, bv om die vervelende Catalanen naar hier te verbannen, ha.
Praalgebouwen, kerken, fonteinen, mannen op sokkels (van het confederale leger, de burgeroorlog is hier nog een beetje bezig geloven we), ze zijn in Savannah even talrijk als in Charleston. Maar twee kunstmusea op een plein, nee, dat heeft Charleston niet. Het Telfair Museum of Art is al erg oud, het werd in 1885 geopend voor het publiek als eerste museum van The Southeast. Voor de schilderijen moet je het echter niet bezoeken: allemaal koekjesdozenkunst van negentiende eeuwers, waaronder de Belg Alfred Emile Leopold Stevens, die we in New England ook al ergens tegenkwamen en, geheel ten onrechte, erg populair was in Parijs met zijn voze portretjes van adellijke dames. En waarom worden wij hier eigenlijk achtervolgd door al die Stevensen? Toch de moeite in dit pand binnen te stappen, voor de mooie binnenhuisinrichting (weer te danken aan die William Jay) en de reconstructie van de ontvangstzaal en eetzaal van de Telfairs, die ook geen sukkelaars waren. Toch was mevrouw Telfair, van wie veel brieven bewaard zijn gebleven, een goede meesteres, in die zin dat ze er rond kerstmis op stond een eetmaal voor haar bedienden te koken. Zij zelf! Je kan je voorstellen hoe ongemakkelijk haar huisslaven aan die schone tafel zaten, waarna ze weer op het matje voor de bedden van de kinderen moesten slapen. Het verklaart ergens toch waarom vele zwarten na de slavernij gewoon hetzelfde bleven doen als ze altijd hadden gedaan, maar nu voor een centje. Niet alle meesters stonden constant met de zweep klaar en gewoonte kan zwaarder wegen dan vrijheid. Zeker als je geen zelfrespect hebt. Want dat is wat slavernij met je doet, je zelfrespect vernietigen (het werd afdoend bewezen in psychologische testen, waarin men zwarte kinderen liet kiezen tussen een witte en een zwarte pop. Een grote meerderheid koos telkens opnieuw voor de witte pop, ook nog na de segregatie). Over de deur ligt het Jespen Center of Arts, een mooi gebouw van de bekende Joods-Amerikaanse architect Moshe Safdie. Helaas is er weinig te zien dat de moeite waard is. De gelegenheidstentoonstelling lijkt nochtans interessant: hoe contemporaine kunst zich verhoudt tot Moby Dick van Herman Melville. Maar het stelt allemaal niet veel voor. Wel OK: de sprekende fotos van Corey Arnold, zelf een commerciële visser (soms met zijn kat mee aan boord, merkwaardige foto) en begenadigd kiekjesman. Sarcastisch ook: de laatste foto heet Another shitty day. Het is waar: sta je daar in stormweer in Alaska te hengsten, en dan blijkt er in de kooi niet meer dan enkele rotkrabben te zitten. Eveneens te zien: een ruime keuze uit de Moby Dick Engravings van Frank Stella. Wij zijn pro Stella en het zal best wezen dat dit technisch knap lastig om maken is (je ziet Stella en assistenten bezig op een video trouwens), maar niettemin lijkt ons deze lange serie onder het peil te staan dat Stella meestal haalt. Al met al was het SCAD gisteren dus het beste kunstmuseum, maar bon, we hadden tijd genoeg vandaag want het historisch centrum van Savannah is makkelijk te belopen. Nog een pre-zonsondergang op fraaie huizen en hopla, opnieuw The Old Pink House binnen, datzelfde prima restaurant van gisteren. En wie ontwierp dit gebouw? William Jay natuurlijk.
Op het eerste gezicht heeft Savannah dezelfde aantrekkingspunten als concurrent Charleston 180 km noordelijker. Imposante huizen, gezellige rivierboten (maar daar is het vandaag te koud voor: 12 graden Max na die storm van gisteren. wat zijn we blij die nordic sweater gekocht te hebben!), een lange geschiedenis (al werd Charles Town al in 1680 gesticht en Savannah pas in 1733) en dokkerende koetsen doorheen het historisch centrum. Maar verschillen zijn er ook: Savannah heeft minder antieke huizen, vanwege meer vernielingen tijdens de burgeroorlog en gedurende de malle moderniseringen van de jaren 60, er zijn hier inderdaad veel te veel parkeergarages waarvoor fraaie antebellum-huizen moesten wijken. Anderzijds: Savannah heeft meer kunstmusea en mag die Engelse generaal Oglethorpe danken voor zijn slimme grid-patroon, dat op ideale wijze wordt onderbroken door massas cirkelvormige groenzones. Handig voor in de zwoele zomer, veel schaduw. Die Oglethorpe was ook op andere vlakken een atypische mens. Het was nogal een heilig boontje en hij verbood daarom bordelen, alcohol, maar ook...slavernij (in 1733!) al waren er toch slaven nodig om samen met de lokale Indianen, waarmee Oglethorpe een akkoord had gesloten, de stad op te bouwen. Nu, eens Oglethorpe wijlen was werd de slavernij snel officieel ingesteld, zoals in de rest van de zuidelijke Staten. Kan je allemaal goed zien in het Owens Thomas House, dat ook een mooie tuin bezit en waar je eerst wordt binnengeleid in het slavenkwartier (het woordgebruik is hyper-politiek correct zoals op het bordje te lezen staat) om dan het grote contrast met de kamers van de blanke families te zien. Het huis werd oorspronkelijk gebouwd voor de zakenman Richardson, maar die verloor veel geld tijdens de financiële crisis van 1819 en vrouw en enkele kinderen tijdens de gele koortsepidemie van 1820 zodat hij ontgoocheld naar Louisiana verhuisde. Toen kwam Mr. Owens, die 4 plantages en 800 slaven had, en enkele termijnen burgemeester van Savannah was. En na hem Dr. Thomas, die met Owens dochter trouwde. Maar dit huis is toch vooral een der meesterwerken van het supertalent William Jay, een Engels architect die op zeer jonge leeftijd talloze huizen in Savannah en Charleston tekende, om daarna weer naar Europa te trekken, en helaas ook naar Mauritius, waar hij op 45-jarige leeftijd aan, alweer, de gele koorts overleed. Kijk naar die brug die het trappenhuis overbrugt, wonderlijk! Maar dit huis had ook stromend water via een ingenieus systeem (20 jaar voor het Witte Huis!) en een bewaarplaats voor uit het Noorden aangevoerd ijs, eveneens een nouveauté voor het Zuiden want in het klimaat van Savannah kan je onmogelijk lang verse vleeswaren bijhouden. Bedacht Jay allemaal voor zijn 21 jaar, nou. Allemaal goed en wel, maar nu gaan we ons weer wat vermeien in die van weelderig groen voorziene parken van Savannah. Op zoek naar een bank die in de zon staat dan wel.
AMERIKA 2019: Southern Belle Savannah, Georgia (1)
Van Charleston SC naar Savannah GA is normaal twee uur rijden, maar dat zijn er vandaag drie, wegens de storm die onderweg de Highway zowat onder water zet en de zichtbaarheid fel vermindert. Nu, we bereiken het Doornroosje van Georgia (en de grote toeristische concurrent van Charleston) om 1 uur, het regent nog, en we vluchten dus meteen het SCAD Museum of Art binnen. En hoera, als we er anderhalf uur later buitenkomen is de storm voorbij en een uurtje later schijnt zelfs de zon nog even. Het gaat overal in Amerika snel, die weersveranderingen. Het SCAD is toegewijd aan de contemporaine kunsten waartoe blijkbaar ook mode behoort, als je de lobby ziet. Tegen die gelijkschakeling zeggen wij krachtdadig NEE (Alain Finkielkraut zegde het 40 jaar voor ons al) en het wordt ons helemaal zwaar te moede als we in de lange gang menen in een car wash terechtgekomen te zijn (foto 2). En het ZIJN ook rondjes draaiende car wash borstels, conceptuele kunst van de Italiaanse Lara Favaretto. Is het misschien een satirische kritiek op hedendaagse kunst? Nee hoor, een Italiaanse curator heeft er een tenenkrullende tekst bij geschreven die we u zullen besparen. Als je dit ziet (en leest) heb je zowaar de neiging de even tenenkrullende mening van NVA-er Peter De Roover (Kunst moet schoon zijn, zoals vroeger) bij te treden, en deze Lara het lurken aan de subsidieslurf vriendelijk doch beslist te weigeren. Maar gelukkig heeft SCAD ook twee boeiende mini-expos te bieden. De ene gaat over Frederick Douglass, de meest invloedrijke zwartmens van Amerika in de 19de eeuw. Hij was slaaf in het zuiden, wist te ontsnappen, werd door Quakers verborgen gehouden (zelfs even naar Engeland gestuurd) en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste abolitionisten van het land. Waarbij hij ook nog de kunst een warm hart toedroeg. Aardige kerel, hij staat op foto 3. Vanwege Douglass artistieke interesse leek het SCAD een goed idee een aantal contemporaine kunstenaars te vragen in dialoog te treden met Douglass, maar eerlijk gezegd, minstens de helft daarvan lijkt ons toch rommel. Wel goed, maar niet op foto, is de bijdrage van Isaac Julien, die we kennen als goeie videomaker en dat hier nogmaals bewijst met een driedelige re-enactment van Douglas toespraken in het parlement. Nog veel beter echter: Barbara Walker, een zwarte Engelse die kleurgenoten op oude schilderijen, waarvan ze de (blanke) inhoud heeft uitgewist, plaatst. Een krasse en erg fraaie vorm van inclusie! De andere expo is een kleine retrospectieve van Mark Wallinger, die wij in London bij Hauser & Wirth al eens zagen. Je wordt niet zomaar gerepresenteerd door dat huis en je wint niet zomaar de Turner Prize. Wallingers onderwerp is identiteit, het zelf, en zijn signature-werk is die lange I (precies 1,80 mt lang, zijn eigen lengte), de I van I AM en ikke-ikke-ikke. Maar wat is je ik? Is je schaduw een deel van je identiteit of niet? Wordt een gebouw een beetje van jou als je er je voornaam op schrijft? Is je eigen bril een deel van je wezen, zeker als het in brons is gegoten en zelf een schaduw afwerpt, zoals een lichaam? Zijn die ID-paintings (de terminologie van Freud is niet toevallig) een uitdrukking van je persoonlijkheid omdat ze door je handen zijn gemaakt en alweer je eigen lengte hebben? Of is het gewoon een Rorschach-test (de gelijkenis is alweer niet toevallig) die van alles kan betekenen? En als je in een leeg museum, te weten de Neue Nationalgalerie in Berlijn, rondloopt in een berenvel, ben je dan nog jezelf (deze video heet overigens Sleepers, naar de verborgen spionnen die vroeger in Berlijn rondliepen)? En zo laat Wallinger je nadenken over subject, subjectiviteit en identiteit, en dat op een manier waar Bart De Wever enkel kan van dromen. Wij vinden deze man een van de boeiendste moderne kunstenaars - iemand die een verhaal vertelt via VORM, wat helemaal tegemoet komt aan onze visie op kunst, die lichtjes verschillend is van die van Peter De Roover. Nog in de buurt: het Mercer Williams House. Daar mag je binnen helaas geen fotos maken, maar het was het woonhuis van Jim Williams, die van 1955 tot 1990 zowat de Axel Vervoort van Amerika was. Een beroemd antiquair en renovator van huizen dus, wiens turbulente leven na zijn dood te boek werd gesteld en verfilmd door Clint Eastwood (Midnight in The Garden of Good and evil). Dat de man, tevens een flamboyante homo, smaak had kan niet betwist worden, dat ziet zelfs een leek die in dit huis rondloopt. Maar het is wel raar dat de welbespraakte gids met geen woord rept over het schandaal in 1981. Toen schoot Williams zijn assistent (en minnaar) in dit huis dood, maar hij werd uiteindelijk vrijgesproken omdat hij uit zelfverdediging zou gehandeld hebben. Het schijnt dat de zuster van Williams, nog altijd in leven en huidig eigenaar van het pand, niet wil dat er over die episode gesproken wordt en dus doen de gidsen dat niet. Hola hola zus, als wij ergens voor betalen willen we de ganse story horen, en niet enkel de gecensureerde helft! Wat in ieder geval voor zichzelf spreekt, is de buurt waarin dit huis zich bevindt. Fantastisch mooie huizen, overal, en een gotisch sfeertje dat je in Charleston niet hebt. Ja, het schijnt dat het hier in veel huizen spookt (staat ook op de kamerpas van ons historisch hotel!). Weliswaar niet in het beste restaurant van downtown Savannah, dat vlak naast ons hotel ligt. Daar is gewoon het eten bedwelmend goed en hangt de Engelse generaal Oglethorpe, die Savannah in 1733 stichtte, boven de schoorsteen. Fatje hoor.
Zullen we nog een paar plantages, beiden slechts een half uurtje rijden van Charleston, aandoen? Sure, altijd gezellig, al moeten we vandaag tot 2 hr wachten tot de zon erdoor komt. Allereerst The Middleton Place, waarvan we ook de huistour doen (verboden te fotograferen binnen), daarna Magnolia Plantation. Het waren beiden rijstplantages, want rijst was het ding van South Carolina. Maar toen machines handwerk overnamen, verloor SC haar dominante positie omdat zware machines niet in marshlands konden opereren, zodat de rijstwinning naar Arkansas verschoof. The Middletons waren een oude Britse familie, die zich aansloot bij de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd en op grond van 800 slaven grote rijkdom verwierf in Charleston. Henry was zelfs gouverneur van SC, en later ambassadeur van het jonge Amerika in Rusland. Maar tijdens de burgeroorlog keerden de kansen. Natuurlijk steunden de Middletons de Confederates, maar dat kwam hen duur te staan. Een losgeslagen noordelijke kolonie brandde het hoofdhuis af (je kan de ruïnes nog zien) en de Middletons hadden ineens geen inkomen meer en dus ook geen geld om straftax te betalen aan de Noordelijken. Gelukkig voor hen was het een grote familie, een rijke nicht uit Philadelphia, getrouwd met een yankee en dus bona fide, kwam financieel ter hulp, en ook nu nog wordt de Middleton Foundation, die dit landgoed met mooie tuinen beheert, gecontroleerd door de huidige erfgenaam (dat is nu wel een Smith). Magnolia, bijna naast de deur, was eigendom van Mr. Drayton, die ook geen gebrek had aan slaven om rijst te verbouwen. Ook hij was berooid na de burgeroorlog, maar ontdekte bij toeval dat er fosfaatrotsen onder zijn land te vinden waren. Dat was een natuurlijke meststof, en er waren toen nog geen kunstmatige meststoffen. Kassa kassa, zodat Drayton zijn tuin verder kon uitbouwen. Die tuin geldt als de oudste van Amerika en ook de meest romantische. Allemaal niet gelogen, het is een prachtige plek. Alleen maar jammer dat men hier wat te veel toegevingen aan de commercie doet. Als daar zijn actueel: een lelijke Chinese speelhof voor de kids (te lelijk om te fotograferen!), en een mini-zoo met beesten (wel leuk dat het dik varken een Amerikaanse familie met bange kids achter de ingang gevangen houdt, al is het best wel een vriendelijk zwijn, met een staartje dat krult van plezier). Nu, wij zien liever dieren in het wild, maar dat kan in de wilde tuin volop. Weliswaar geen alligators gezien (ze zijn er wel), maar wel twee schildpadden die mekaar achtervolgen (foto 7). En veel vogels uiteraard, naast stemmige bruggen en bloemen. Bovendien kunnen we hier eveneens W29, Audubon Swamp Walk (45 min) uitvoeren, want ja, swamps hebben ze hier ook, al zijn die nergens zo mooi als in Louisiana. En een uurtje lezen op een bank, de dag is weeral goed geweest. Maar de grootste verrassing staat ons s avonds te wachten. Een goede gelegenheid om afscheid te nemen van Charleston en haar vele fraaie kerken en huizen, maar ook een kennismaking met Patricia, een Antwerpse die al sinds 1978 in Amerika woont en nu een vriend van haar met personeelsproblemen helpt, omdat zij alles van de horeca afweet (ze was naar eigen zeggen vroeger General Manager van een ontbijtrestaurant in New York). Nee, ze mist België niet, ben je gek (nou ja, wij ook niet). En maant ons aan eens bij haar zus te gaan eten, die heeft een restaurant vlak bij de Bourla (Sophies Place). Ja, ze herkende ons accent. Eigenlijk is dat raar, want wij gaan er eerder van uit dat we accentloos spreken, wat ons evengoed natuurlijk meteen als een niet-Amerikaan ontmaskert. Maar haar vergaat het net zo. Meer dan 40 jaar in Amerika, en nog vraagt men Patricia waar ze vandaan komt. Je raakt je identiteit nooit kwijt, Bart de Wever heeft toch gelijk!
Een handvol van Charlestons fraaie huizen zijn bezoekbaar - zoals dat op foto 1, het Calhoun Mansion, het grootste privé-huis van de stad. Maar we verzaken aan deze en andere huistouren, we hebben er al zo veel gedaan en buiten blijven is gezelliger. Te meer daar je gratis in de verzorgde tuinen van die huizen kan rondlopen, a delight. Waar je alleszins wel een bezoek aan moet brengen is aan de Old Exchange & Provost Dungeon, een Georgian Palladian huis (zie foto 5) dat de Engelsen completeerden in 1771. Om handel in te drijven, maar lang duurde het niet of ze moesten er onafhankelijkheidsstrijders in opsluiten. De Britten moesten het onderspit delven, en Charleston schreef mee aan de eerste onafhankelijkheidsverklaring (geen woord over de zwarte slaven natuurlijk, waarvan velen overgelopen waren naar de Engelsen, maar ook door hen niet goed behandeld werden), maar in 1780 kwam Engeland terug with a vengeance. Ze zouden Charleston twee jaar lang bezetten, waarna de loyalisten definitief moesten afnokken. Naar het koude Canada, brrr! Het is ook interessant even de Old Slave Market te bezoeken - nu een klein museum, maar een waarin je niet mag fotograferen. De getuigenissen van voormalige slaven zijn alleszins indrukwekkend genoeg. En verder? Eindeloos mooie huizen bekijken, je krijgt er niet genoeg van. En in de late namiddag op een van de rooftop bars een cocktail gaan drinken. Weliswaar naast een verwarmingszuil, want vanaf 4 uur begint het serieus af te koelen. En daarna een magistrale seafood platter opsmikkelen, waarna we terug naar ons hotel bussen en ons voorbereiden op twee plantages met tuinen in de buurt van Charleston. Zeker morgen te bezoeken, want zondag is veel regen verwacht - gelukkig slechts voor 1 dag.
Er zijn schitterende hotels in het hart van Charleston (in de tijd van de Britten Charles Town), maar wij verblijven ditmaal in een democratische Inn aan de rand van downtown, we kunnen toch niet altijd de grote Jan uithangen. Nochtans gemakkelijk genoeg: laat de auto gewoon staan en neem de gratis bus naar het centrum (die bus is nog voorzien van gratis 5G - WiFi ook), die pal naast ons hotel vertrekt. Daar kan je aansluiten op andere gratis bussen maar gezien het mooie weer (hoewel we de 20 graden en meer van New Orleans hebben ingeruild voor een modeste 15 graden, en frisser voor 11 en na 4 uur) opteren wij voor een kilometerslange wandeling kriskras door de stad, die een Doornroosje uit de 18de en 19de eeuw is. In sommige steden is het stadhuis (foto 1) het hoogtepunt, maar niet in Charleston, waar je van het ene fraaie gebouw naar het andere struint, met een onvermijdelijke photographic frenzy tot gevolg. Charleston werd groot door de spoorwegen, maar was het voordien al op grond van, uiteraard, de slavenarbeid, die voor lucratieve inkomsten zorgde uit de indigo-, katoen- maar vooral rijstplantages. Allemaal werkintensieve arbeid, leve de slaven, dus geen wonder dat South Carolina de confederale kant koos in de burgeroorlog (en zo te zien nog doet, cfr het standbeeld op de foto). Het is een stad van onnoemelijk vele kerken, mooie pleintjes, een oceaan (Charleston is nog altijd de 4de grootste haven van Amerika) met cruiseschepen die aanleggen voor een dagbezoek, maar vooral een stad waar de 21ste eeuw, zo aanwezig in moderne Amerikaanse steden als New York, Chicago en Los Angeles, volledig afwezig is. Overal beieren klokken van kerken, overal dokkeren koetsen met toeristen rond, alsof we in Brugge waren. Maar het zijn vooral de onnoemelijk mooie antebellumhuizen die de aandacht opeisen. Want in Fort Sumter, voor de kust van Charleston, werden wel de eerste schoten van de Civil War gelost, maar deze stad ontkwam aan alle vernielingen die bv wel collega-Doornroosje Savannah in Georgia troffen (al werd Charleston wel beschadigd door verschillende branden, en zelfs door een aardbeving in de 19de eeuw). Charleston speelde wel een belangrijke rol in de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Engelsen, waarover iets meer in de volgende blog.
Happy thanksgiving! Zeggen alle Amerikanen tegen mekaar op de 4de donderdag van november. Een feestdag die wij en ook Nederland niet kennen, al werd hij in 1621 geïntroduceerd door de uit Leiden afkomstige pelgrims, die zo blij waren dat hun eerste late oogst in New England gelukt was dat ze onmiddellijk overgingen tot een plechtige dankzegging aan God (nou ja, die lui deden sowieso niet veel anders dan boeren en tot God bidden). Anno nu is het vooral een familiegebeuren, zodat veel restaurants gesloten zijn, behalve diegenen die een speciaal thanksgiving menu presenteren (zoals wij er gelukkig een vonden). Er wordt veel kalkoen gegeten en vandaar ook het gebruik (sinds JFK) dat de president 1 levende kalkoen gratie verleent. Omdat geen enkele kalkoen bereid werd gevonden zich door Trump te laten zegenen, heeft The Donald, eraan gewend zichzelf en niemand anders dank te zeggen, dan maar zichzelf gratie verleend. Maar we gingen nog iets zeggen over het High Art Museum van Atlanta, dat in een artistieke buurt ligt (waartoe ook ons hotelletje, de Artmore, behoort en ook een theaterzaal en de ruimte waar het lokale symphonische orkest opereert). Een prachtige plek van binnen, met een pente zoals in het Guggenheim (nou ja, iets democratischer) en wandversieringen van Sol leWit, zoals zo dikwijls. Speciaal is dat hier ook veel designkunst, vooral meubelen, wordt uitgestald. Met pareltjes uit de gilded age, herinner u de zomerresidenties van Newport, Rhode Island. En, best van al, een heel fraaie tafel annex stoel van Frank Lloyd Wright, die deze meubelen concipieerde voor een administratief centrum dat hij ergens in Wisconsin ontwierp. Helaas vielen die weinig evenwichtige stoelen met drie poten voortdurend omver, vooral als er iemand inzat, maar dat kon de geniale kunstenaar niet schelen: het moest mooi en creatief zijn, met functionaliteit was meneer het genie niet bezig. Drie gelegenheidstentoonstellingen in het High Art. Een middelmatige over een zuiderse fotograaf, maar te veel reflectie om kiekjes van te nemen. Vooral echter een hele goeie over Romare Bearden (1911-1988), een in Amerika zeer gerespecteerde kunstenaar (niet zozeer bij ons, hebben wij de indruk). Deze zwarte Amerikaan met een lichte huid (zoals de hoofdpersoon van Philip Roths The human stain, die we nu aan het lezen zijn) maakte in 1978 zijn picturale dagboek, een combinatie van collage en schilderkunst, en deze Profiles zijn werkelijk allerschattigst. De helft gaat over Beardens armoedige jeugd in Charlotte, North Carolina en de bepalende personages daarvan, de andere helft speelt zich in Pittsburgh af, waar Bearden zich een reputatie als schilder opbouwde en met modellen in de weer was. Heel sympathieke en toffe tentoonstelling van een in Europa smadelijk onderschat kunstenaar. Het is wel zo dat Bearden aan kracht wint als je een hele reeks van zijn doeken ziet ipv slechts ééntje. De derde expo is schitterend gepresenteerd (ondermeer met toevoeging van muziek van Joy Division) maar interesseert ons niet. De genaamde Virgil Abloh, ook een zwarte maar met donkere huid, blijkt een modeontwerper te zijn die hoge ogen in het wereldje gooit. Cfr zijn campagne voor Louis Vuitton, met een driejarig zwart manneke als model. Men wil hier bewijzen dat zwarten dat even goed kunnen als die blanke nichten genre Karl Lagerfeld of Yves Saint Laurent, maar (a) dat geloofden wij zo ook wel en (b) of modeontwerpers nu blank, zwart, geel of appelblauwzeegroen zijn, we vinden die allemaal tot een minder interessante en in ieder geval omhooggevallen mensensoort behoren. Veruit het leukste aan deze hippe expo is het overtal aan hippe bezoekers, vooral vrouwelijke. De door haar vriendin en ons gefotografeerde zal je in ieder geval niet gauw bedelend op straat aantreffen, zoals vele van haar kleurgenoten in het zuiden. Geef toe, ze mag gezien worden, deze Southern Belle. Maar wij hebben nu een afspraak met een andere Southern Belle: Charleston. 500 km en 5 uur rijden, en niks geen liedje als verwelkoming aan de staatsgrens, want South Carolina heeft de wereld geen enkele grote zanger of song geschonken, en zelfs de dans charleston werd hier niet uitgevonden. Maar de staat en stad heeft qua architectuur zeker meer te bieden dan spooky fabrieken, zoals die ene die wij onderweg toevallig tegenkwamen. En dat gaan we de komende 2 dagen onderzoeken, het douanegebouw bij avondlicht is alvast een goed begin.
AMERIKA 2019: Atlanta, Georgia: High Museum of Art (1)
We are glad Georgia is on your mind, stelt een bord aan de staatsgrens van Georgia, aldus verwijzend naar de wereldberoemde song van Ray Charles. Wanneer slaat de NVA terug met een Will Tura-erend Vlaanderen mijn land-plakkaat aan de taalgrens? Of gaan die drommelse en oikofobische linkse cultuurratten eerder lobbyen voor het satirische Vlaanderen boven van Raymond van het Groenewoud? Eenmaal eerder zijn wij in Atlanta, de enorm uitgebreide hoofdstad van heel The South, geweest, en wel in 1990, voor een werkopdracht. Daar hebben we twee herinneringen aan: een heilige en een geilige, al is dat voor een West-Vlaming hetzelfde. De eerste: toen we met open dak in de auto van onze lokale agent over de freeways snorden (het was juni en dus erg warm) weerklonk plots een weinig bekend lied van Led Zeppelin uit de stereo-installatie, ttz Hey hey what can I do. Klonk geweldig, het is nog altijd een lievelingssong van ons. De tweede: wat doen 2 jonge businesslui na de werkuren en het klantenbezoek? Ze gaan, of gingen toen, naar de Gold Club, waar mooie meisjes aan table dancing deden, en wij geacht werden regelmatig dollarbriefjes tussen hun kousenband (of erger) te stoppen. Maak er geen bordeel van hoor, aanraken was streng verboden, en de meisjes waren studenten die dit deden om hun studies te bekostigen (zo vertelde tenminste onze agent het ons, het enige dat wij zeker weten is dat studeren aan een kwalitatieve prive-universiteit nog altijd erg duur is in Amerika). Nu is er voor The Passenger maar 1 reden om in Atlanta 1 nacht door te brengen, afgezien van het feit dat een rit van Birmingham, AL naar Charleston, SC acht lange uren in beslag zou nemen: The High Art Museum, dat een stevige reputatie bezit als het beste kunstmuseum van The South (Miami is een speciaal geval en telt niet mee). Welnu, daar is inderdaad veel over te vertellen, en we hebben er met veel plezier drie uur in doorgebracht. Moet verdeeld worden over twee blogs, we hebben morgenvroeg ook nog wel even tijd hier rond te lopen. Voor vandaag een overzicht van het beste van de vaste collectie, die vooral sterk staat wat de 20ste en zelfs 21ste eeuw betreft: Foto 2 en 3: Anish Kapoor en zijn concave cirkel. Ja, we kennen het, maar het is ook hier een publiekslieveling, en terecht. Leve die spelletjes met de waarneming! Leve The Passenger in honderdvoud op 1 foto! Foto 4: Anselm Kiefer, altijd en overal indrukwekkend, ook hier met zijn Sonnenreste (we bevinden ons bij de Mayas, tussen constructie en destructie). Foto 5: een ontdekking: Thornton Dial (1928-2016), een zwarte zuiderling zonder kunstopleiding, die zich in het gesegregeerde zuiden koest hield maar later ontdekt werd door de kunstwereld. En terecht. Dit museum heeft vele van zijn werken en ze zijn allemaal de moeite waard. Vooral dat op de foto (detail), een late collage die Dial werd geïnspireerd door 9/11. De hoofdtonen zijn wit, blauw en rood, oftewel de kleuren van de vlag. Ja, ook zwarten voelen zich Amerikanen. Foto 6: Kara Walker. Zwarte madam met zwarte silhouetten uit zwart papier, een maestro in het genre. En altijd inhoudelijk boeiend. Foto 7: Ellsworth Kelly in de minimalistische zaal, een meesterstuk van zaalontwerp, zoals zovelen hier (de werken van Dorothea Rockburne, naast Kelly, en Michael Heizer, de houten blokken, zijn haast even sterk als die van Kelly). Foto 8: Francis Criss. Zeer intrigerend werk, tussen realisme en surrealisme in. En nog een verhuld zelfportret ook. Foto 9: Robert Rauschenberg met een complex werk, laag op laag, too much information! Foto 10: daar heb je George Inness weer, die ons altijd weer aanstaat, in tegenstelling tot zijn 19De eeuwse landgenoten (John Singleton Copley, waarvan we hoopten hem na Boston nooit meer tegen te komen, is hier ook vertegenwoordigd). Foto 11: Robert Mangold, een specialist in het herdefiniëren van ruimtes met weinig middelen. Knappe kerel. Foto 12: Dale Nichols, weer een ontdekking. Van dit winterbeeld in Nebraska krijg je het niet alleen koud als je ernaar kijkt, het trekt ook een beetje surrealistisch weg, met een vleugje gothic stijl Grant Wood op de koop toe. Foto 13: El Anatsui. Grotere one trick ponys bestaan niet, maar niemand die dit zo goed kan als hij. Foto 14: Ontroering. Once something has lived it can never really die, heet dit werk. Maar het is niet enkel een aanklacht op de jacht op herten. De stag in kwestie is ook de kunstenaar, Ronald Lockett, die net was gediagnosticeerd met AIDS en er twee jaar later aan zou overlijden. Foto 15: Richard Dial, de zoon van Thornton van hierboven. Een geestige hommage van een kunstenaarszoon aan een kunstenaarsvader. Foto 16: Pyramid van Stefan Bondell, een jonge artiest die wel iets te bieden heeft. De twee figuren op de voorgrond verbeelden een biddende moslim en een Joodse rabbi, die bovenaan is een Iraakse gevangene die in Abu Ghraib gemarteld werd door de Amerikanen. Dus iedereen is schuldig in de pyramide van het kwaad? En dat was lang niet alles wat de moeite waarde was. Zie morgen, maar nu eerst even de nachtelijke wolkenkrabbers van deze veel te grote stad (6 miljoen inwoners en de drukste luchthaven van het land) bekijken.
AMERIKA 2019: Birmingham, AL (2): downtown, Civil Rights Trail & Institute en Art Museum
Een ding moet je de Amerikanen nageven: ze stoppen hun geschiedenis bepaald niet weg, ook niet als ze schandelijk is (hé ja, Erdogan, wanneer ga jij de Armeense genocide eens erkennen?). En dus ook niet als ze met puur racisme te maken heeft. In New Orleans zagen we een bordje dat vermeldde dat daar de eerste Afro American Universiteit werd gesticht (in 1869, kort na de burgeroorlog en onder de bezetting van de noordelijken). Maar er is niets meer van over want in 1879, twee jaar nadat The Union de stad had verlaten, werd die Univ meteen platgebrand door White suprematists, alsof het een aanstaand asielcentrum in Bilzen betrof. Ja, patronen in de geschiedenis herhalen zich. Birmingham, Alabama was lang de Magic City, op grond van het industriële mirakel dat ijzer en staal, en ook de spoorweg verwekte. Maar in de vroege jaren 60 werd het de Tragic City, waarin een blanke politiemacht geleid door Eugene Connor, bijgenaamd The Bull, de zwarte burgerrechtenbeweging, die een voorbeeld naam aan het geweldloos verzet van Gandhi, een halt probeerde toe te roepen. Deze navrante geschiedenis, die nergens zo prominent naar voor kwam als in het gesegregeerde Birmingham, wordt opgeroepen via een Heritage Trail (verticale borden langs 17 blokken van de stad) en via een uitzonderlijk goed gestoffeerde vaste tentoonstelling in het Civil Rights Institute. Hier eindelijk een duidelijk bordje over de origine van de zogenaamde Jim Crow-wetten (weinige Europeanen zullen weten wie Jim Crow was, wij wisten het ook niet trouwens). Birmingham bestond nog niet tijdens de burgeroorlog, maar de uitholling van de equality-gedachte kort daarna was de blanke bazen van de nieuwe stad zeer goed bekend. Zwarten? Ok, zolang ze zich gedroegen en pannenkoeken bakten, zoals Aunt Jemina. De Ku Klux Klan werd onmiddellijk na de burgeroorlog gesticht en zou haar sterkste afdeling al snel in Birmingham kennen. En intussen had Hollywood het racisme al ten top gedreven, foei Cecil B. De Mille! En stemmen zat er niet in, want Alabama had tal van maatregelen bedacht (zoals een voor arme zwarten onbetaalbare poll tax) die het de zwarten de facto onmogelijk maakte te stemmen. Tegen die achtergrond moest de zwarte burgerrechtenbeweging optornen. Maar ze waren handig. Zo organiseerden ze een Childrens Crusade, die Bull Connor toch niet kon vertederen. 600 kinderen in de gevangenis. De volgende dag stonden er 1000 anderen op straat. Die werden met hogedruk waterpistolen weggespoten en met agressieve politiehonden achtervolgd. Dat kwam nationwide op TV en verwekte veel verontwaardiging bij de bevolking, en zette de Kennedys aan tot handelen. Zeker toen 4 kinderen de dood vonden na een van de vele bominslagen in Bombingham. De rest is geschiedenis, de racisten moesten plooien, oma mocht gaan stemmen, en de KKK moest ondergronds gaan (de bomaanslag die de 4 kinderen doodde werd pas 30 jaar na de feiten opgelost, drie inmiddels bejaarde KKK-leden moesten alsnog de cel in, en dat niet toevallig onder het bewind van de eerste zwarte burgemeester van Birmingham, die 5 termijnen mayor zou blijven).
Allemaal zeer interessant en prima gebracht, maar meer heeft Birmingham nauwelijks te bieden. Wat grote pompeuze gebouwen, getuigen van de eermalige industriële voorspoed, een groot park dat de voormalige spoorwegsite heeft vervangen (er ligt een schaatspiste in voor de winter) en een naar verluidt mooi art deco theater, de Alabama, maar het is niet bezoekbaar en er is enkel in het weekend een show. Birmingham heeft wel een groot Art Museum - gratis zelfs, wat zouden we er niet binnenstappen, maar er is veelal tweederangswerk van vanalles te zien. Weliswaar ook de grootste wedgwood-verzameling buiten Europa, dankzij de onverdroten inspanningen van een lokaal collectioneur-echtpaar, maar dat is ons ding niet. Toch een paar uitschieters: weer die William Christenberry, ja, dat is een heel goeie hoor. En goeie abstracten van Morris Louis & Mavis Pusey op 1 foto, en een uitstekend stukje geometrie van Frank Stella in de trapzaal. Meer is ons niet opgevallen. Exit Birmingham, maar de geschiedenis van de zwarte burgerrechtenbeweging komt nergens zo pregnant naar voor als in deze allesbehalve mooie stad. En dus was het een zeer geschikte stop op weg naar de Oostkust.
AMERIKA 2019: Birmingham, Alabama (1): Vulcan Park
Alabama! Alles draait om muziek op deze reis. Eerst bekritiseerde Neil Young de Southern Man, daarop reageerde de lokale band Lynyrd Skynyrd met Sweet home Alabama, waarna die rockgroep verongelukte met een vliegtuig en de vileine Warren Zevon hen een schop na verkocht met Play it all Night long (that dead bands song). En Randy Newmans Rednecks is er altijd al geweest. Het is duidelijk waar de staat Alabama voor kiest: SWEET HOME ALABAMA staat in koeien van letters naast de Highway als je de staat binnenkomt. Maar als we gaan tanken zien we meteen wat een raar volkje hier huist: wat wil deze instructie op de deur, cfr foto 1, nu eigenlijk zeggen? Enfin, we gaan dat morgen allemaal meer in detail bekijken, met focus op de zwarte burgerrechtenbeweging, die speciaal in Birmingham veel commotie verwekte in 1963. Nu moesten we, stops inbegrepen, 6 uur rijden, zodat we pas rond 3 hr pm de eermalige ijzer- en staalhoofdstad van The South bereiken. Morgen kunnen we alles te voet afwerken, vandaag stoppen we een uur in Vulcan Park, waar een ijzeren meneer uitkijkt over de stad, een mooi Panorama is het wel. En er hoort een soort van stadsmuseum bij, dat de geschiedenis van het in 1871 gestichte Birmingham weergeeft. Ijzer en staal dus, hard travakken voor weinig geld, en alles kopen in de winkels van de bazen, wat ons alweer een klassieke zuiderse song, natuurlijk present op onze playlist, in herinnering brengt: Sixteen tons (met als refrein my soul is owned by the company store). Maar het ging de stad voor de wind, zodat Vulcanus, zoals bekend de smid van de onderwereld die onder de Etna opereerde in de Romeinse mythologie, werd gebouwd als inzending van Alabama voor de wereldtentoonstelling van St Louis, Missouri in 1904. De sculptuur van de Italiaan Moretti (die we al tegenkwamen in Newport, RI als designer voor Vanderbilt-architect Richard Morris Hunt) werd door arbeiders met ijzer omgoten en klaar was Kees. Vulcan won de grote prijs op de expo van 1904, Alabama zo fier als een (in ijzer gegoten) gieter. Tussen haakjes, die bewuste expo introduceerde ook de Hot Dog bij het grote publiek, dan kan je ook wel begrijpen dat ze dit, naar onze smaak lelijke, bouwwerk een grote prijs waardig achtten. Terug naar de geschiedenis van de stad, die tijdens de Grote Depressie zwaar te lijden had. En de New Deal van Roosevelt werkte hier niet zo goed, omdat de blanke oelewappers van bazen geen vakbonden wilden zien ontstaan. Maar toen kwam WO2, en de oorlogsinspanning van Birminghams industrie bracht de stad er weer helemaal bovenop. En dan begonnen die roetmoppen toch van hun oren te maken met hun gelijke rechten-beweging zeker? Hommeles, waar we morgen alle details van gaan bekijken. Tot in 1964 dan toch een akkoord werd gesloten onder toezicht van president Johnson, en de segregatie officieel ten einde was. OK, afscheid van Vulcan en een kwartier later in ons historisch hotel voor twee nachten (gebouwd in 1925, pas gerenoveerd en voorzien van een rooftopbar, leuk voor in de warme zomer). En wie is in dit hotel de valet, en de kruier? Zwartjes, natuurlijk. En wie staat achter de receptie? Blanken. En wie is de eigenaar? De even blanke Hilton-familie. Gelijke rechten? Misschien, maar gelijke kansen?
AMERIKA 2019: New Orleans (11 en slot): Garden District Parties & Crescent Park
Garden District mag dan al een voorname buurt zijn, tegen een party zegt New Orleans nooit nee. We komen er op deze zondag zelfs twee tegen, zomaar per toeval. De eerste is een Hat Parade, iets wat je je toch moeilijk kan voorstellen in een Vlaamse stad of gemeente. Jaja, het ziet er sjiek uit en deze joelende gekke hoedendragers zijn duidelijk niet met de Impeachment-sage bezig. En kijk nu, Maggie De Block loopt er ook tussen! Wij willen ook een woordje placeren en roepen: take care not to waken the dead! (want aan de andere kant van de straat ligt het Lafayette kerkhof). De reactie komt terstond: If that happens, we are not responsible! Toch een slag om de arm houden, in Nola gaat men niet licht om met enige voodoo-rituelen. Aan de andere kant van St Charles Avenue loopt dan weer een Afro American brass parade over 2nd street. Ter welke gelegenheid wordt ons niet helemaal duidelijk, maar ach, elke gelegenheid is goed voor een inwoner van New Orleans om een feestje te bouwen. En Queen Emily is er bij, dat is nog wat anders dan Maggie De Block! Geen migrant die haar zal passeren! Tot besluit van deze mooie dag hebben we dus wel enige rust verdiend. Die zoeken en vinden we in Crescent Park. Lang niet zo bekend als City Park en op zich niets speciaals, maar dit riverfront Park biedt wel het allermooiste uitzicht op de skyline van het business district van Nola. Wel gek dat je er enkel ingeraakt via een erg hoge brug over een afgedankt spoorwegstation. Hier een beetje rondwandelen en anderhalf uur lezen op een bank (in alweer een veelbelovende roman van Philip Roth) is een mooi afscheid van de unieke melting pot die New Orleans is. En natuurlijk ook een afscheid aan de Mighty Mississippi, die we vandaag voor het laatst zien.
Hoe zouden we onze laatste zonnige dag in Nola doorbrengen? Mardi Gras World? Maar daar zijn we in 2006 al geweest. De Audubon zoo? Mmm, wij zien dieren liever in hun natuurlijke biotoop. Nee, in het Garden district moeten we zijn, ook al is het stemmige kerkhof gesloten op zondag. En ja hoor, dit is een prachtige huizen-kijken buurt, alweer. Toen na de Louisiana Purchase in 1803 Engelstalige Amerikanen zich in Nola kwamen vestigen was dat niet op Esplanade Avenue of The French Quarter want daar werden ze buitengekeken door de Frans- of zelfs Spaanstalige creolen. De rijken (katoenrijkdom veelal, op de kap van de slaven) zetten hun opulente mansions (meestal in Colonial, Greek of Italian revival-stijl) bij voorkeur in wat nu het Garden District heet. En het is nog altijd een fraaie wandelbuurt, waar je regelmatig andere House peepers tegenkomt. En rijkelijk voorzien van die typische kronkeleiken, die zich heel anders gedragen dan onze Europese eikenbomen. Subtropisch gekronkel is beter dan kaarsrechte gematigdheid! Het was overigens naar een plantage in deze buurt dat de zwarte Free man Solomon Northurp, die van de bekroonde film Twelve years a slave, in 1841 gebracht werd, nadat hij in het Noorden gekidnapt was geworden. Nu heerst hier peis en vree, en onze prijs voor het allermooiste huis gaat naar dat op de laatste foto.
AMERIKA 2019: New Orleans (9): Edgar Degas House en Micaela de Pontalba House
Eigenlijk wonen wij toch in een voorname en makkelijke buurt. We kunnen de auto altijd voor de deur van het Degas House parkeren, en om de hoek is de Griekse ambassade en nog een ander schilderhuis, dat van de Joan Mitchell Foundation (niet bezoekbaar, wordt ter beschikking gesteld van artiesten in residence). Zaterdagmorgen regende het even, dat was een goed moment om de twee uur lange House Tour van het Degas-pand te nemen. Wat kwam Degas hier doen? Zijn familie langs moederskant bezoeken, op vraag van zijn jongere broer René, die zaken deed in Louisiana. Zie de tekst op het uitlegbordje. Degas verbleef in dit eigenste huis (dat toen veel groter was, het werd later in twee gekapt) en vervaardigde er 18 doeken, maar hij was ontgoocheld over het harde licht in New Orleans, dat hem belette buiten te schilderen (Degas had een genetische oogziekte, zijn schoonzus was helemaal blind). Daar kunnen we inkomen, het licht IS hier harder dan in Europa, maar van zijn commentaar over de te hoge temperatuur begrijpen we niet veel. De schilder verbleef hier immers van november tot maart, en wij hebben nu wel zelf 1 dag van 25 graden gehad, maar warmer wordt het toch niet in de winter (in de zomer is het in Nola wel schier ondraaglijk heet, met een vochtigheidsgraad van bijna 100 percent). De Tour wordt gegeven door een achternicht van Degas, enfin, het is een Musson natuurlijk, want de kinderen van René Degas werden geadopteerd door de schoonfamilie, omdat schoon Reneke zijn blinde vrouw Estelle, die hij wellicht voor haar geld had gehuwd, kort na het bezoek van Edgar liet zitten om weg te lopen met....de buurvrouw. Shame and scandal in The family! De Mussons wilden niks meer weten van de familie Degas, al kon Edgar, die zelf een aantal jaar om dezelfde reden niet meer met zijn broer sprak, er ook niets aan doen. Hij had ook andere sores, want kort na zijn terugkeer in Parijs ging de bank van zijn net gestorven vader failliet en moest Edgar de schulden afbetalen. Gedaan met de onbekommerde rijkdom van zijn jeugd, het kostte Edgar tien jaar en heel veel populaire ballerinadoekjes om alle schuld te delgen (overigens was het faillissement van de bank ten dele te wijten aan het feit dat Degas vader, op aanraden van de Mussons en René, bonds had gekocht van het Confederale leger, maar die waren natuurlijk waardeloos na de burgeroorlog. Interessante geschiedenis, en Jonie, de gidse, maakt aannemelijk dat Degas in Nola het impressionisme ontdekte (of die manier van schilderen dan toch, want de naam bestond natuurlijk nog niet). De schilder zou onmiddellijk na zijn terugkeer in Parijs met Monet en anderen een genootschap oprichten, dat de eerste impressionistische tentoonstellingen zou organiseren. Wel jammer dat je in de kamers niet mag fotograferen - maar dat mogen we uiteraard wel in onze eigen kamer, die vroeger door William Bell (een business associate van de Mussons, die als Engelsman de contacten met katoen-wereldhoofdstad Manchester had) werd bewoond. Onze kamer is die boven de trap (wat een gesleur met de koffer!), en boven de zaal waar de House Tour begint met een inhoudelijk goed gestoffeerde video. Dit huis, indien je niet van de B&B faciliteiten gebruik maakt, wordt overigens vooral bezocht door gezworen fans van het impressionisme (Degas is ook de enige schilder van dat clubje die ooit Amerika bezocht). Dat hebben we al eerder gemerkt aan de ontbijttafel, en vandaag bestaat ons gezelschap uit Igor en Natasja, een Oekraïens/Russisch koppel dat in Atlanta woont. Merkwaardige lui (Igor is dokter), die veel afweten van kunst en ook al in België hebben rondgezworven. En Never Trumpers zijn, al moeten ze van Poetin en de corrupte bewindslui van Oekraïne ook niets hebben. Waar je overigens wel mag fotograferen is in het Micaela de Pontalba House in The French Quarter. De Mussons waren rijk, maar deze dame was nog veel rijker, ze was de enige dochter van een Spaanse markies die in het Franse kwartier tijdens het Spaanse bewind zowel de kerk als het Cabildo en het Presbytere financierde. En het huis voor zijn dochter, dat achter de rode baksteengevel schuilgaat. Deze Micaela kende een bewogen leven. Op haar 16 werd ze uitgehuwelijkt aan een Franse creool, waarmee ze naar het kasteel van haar schoonfamilie trok in Frankrijk. Maar het was een ongelukkig huwelijk, en haar eigen schoonvader stond haar zelfs naar het leven (vier schoten overleefde Micaela, waarna schoonpapa zelfmoord pleegde, de sukkel). Na de dood van haar man kwam ze even terug naar New Orleans om haar bezittingen te ordenen en net als haar vader te investeren in de verfraaiing van de stad (ofschoon die inmiddels al lang Amerikaans was geworden). Daarna ging de oude dame terug naar Frankrijk, waar ze in Parijs een huis liet bouwen dat nog altijd bestaat - meer zelfs, dat nu de Amerikaanse ambassade is. Straffe madam, interessant bezoek. Toch zijn we altijd blij terug op onze eigen stek te komen. In de duisternis ziet het Degas huis er overigens ineens nogal gothic uit, maar dat geldt voor vele plekken in Nola. Napeinzen over de ironie van de geschiedenis mag ook: de Mussons deden er alles aan de Degas uit hun familiestamboom te schrappen na het schandaal met René en dit is uiteraard altijd het huis van de Mussons geweest, maar het heet nu wel het Degas House, op grond van de reputatie van de schilder. Kunst-leven: 5-0.
AMERICAN MUSIC 4: New Orleans, zydeco (x2) en jazz
Muziek in Nola, waar te beginnen? De bekendste club is Tipitinas, maar shows om 22 hr, dat is te laat voor bloggende en lezende senioren. We zouden het toch gedaan hebben als de Dr. John Memorial Night niet op 27 november had plaatsgevonden, maar in onze periode want van The Docter zijn wij een grote fan. Maar voor een brass band die je ook op straat kan zien in The French Quarter gaan we onze slaap niet laten. Toch drie live-joints gezien hoor, te beginnen met de Mid City Rock and Bowl, enkel op donderdagavond georganiseerd voor een cover charge van 10 usd. Curieuze plek! Inderdaad wordt aan 1 kant van de zaak druk gebowld (we menen ergens The Dude uit The big Lebowski te ontwaren), maar aan de andere kant is er zydeco muziek en dans, echter voorafgegaan door een Star spangled banner, niet in de versie van Jimi Hendrix op Woodstock maar voor echt. Iedereen staat recht, zwijgt en houdt de hand op het hart. Wij neuriën in gedachten Randy Newmans Rednecks en Neil Youngs Southern Man. Zwarten zie je hier trouwens niet veel, enkelen toch wel, maar het is gewoon hun muziek niet. En ook niet de onze, langer dan een halfuur zydeco kunnen wij niet aan, wegens een koele minnaar van trekzakken. Maar de dansjes zijn koddig en het orkest ok. Vooral dat levende wasbord op pootjes bevalt ons wel. Gisteren zagen we overigens nog meer zydeco, en wel in ons eigen Degas House. Dat was afgehuurd voor een avond aan de Franse kamer van koophandel voor een wijn en kaas-feestje. Niet dat wij uitgenodigd waren, maar we wonen hier immers en kunnen het gebeuren gadeslaan vanuit ons balkon. Mardi Gras is niet veraf, als je de klederdracht van enkele dames ziet. En de drukste danseres is, naar schatting, een honderdjarige, zelfs op haar eentje is ze niet van de dansvloer te krijgen. Maar de muzikale topavond was vrijdag, al kon dat evengoed een andere dag geweest zijn. Want in een kleine maar altijd volle kelder speelt de Preservation Hall Jazz band elke avond van 5 tot 10, een ticket geeft recht op een show van 45 minuten. Helaas is fotograferen verboden van zodra de muzikanten er zijn, maar het zijn 4 zwarten en zowaar ook 2 blanken die alle knepen van het jazz-vak kennen. De blanke klarinettist is een Zweed die als 4-jarige in New Orleans terechtkwam, komt dat tegen. Ze spelen heel erg goed, en de man met de schuiftrompet heeft nog een sterke stem ook, à la Louis Armstrong, wat ook het type jazz is dat ze spelen. Iedereen dolenthousiast, en een waardig laatste nummer als besluit: It dont mean a thing if it aint got that swing, zo is dat. Leuke epiloog: omdat The Passenger af en toe ook een Big Shot wil zijn, zit hij op de duurste plaatsen, vlak bij de band, en hij krijgt dan ook een hand van de bandleider. Where are you from? Antwerp, Belgium. Oh, we have toured there for The Lipstick Festival, do you know that? Nee, dat niet. Maar Camiel Van Breedam, de schilder en fan van New Orleans-muziek, kennen we wel, en die blijkt een vriend van de trompettist te zijn. Kijk es aan, Vlaamse wereldburgers, met of zonder eigen canon.