Uitslapen zit er hier blijkbaar niet in. Om 5.30-6.00 komt de zon op en blijkbaar is dat het sein om eraan te beginnen. Begrijpelijk, de temperatuur is dan nog enigszins doenbaar.
Het informatiecentrum opent pas om 9.00, dus ga ik ervoor nog even op verkenning in het dorpje. Elke bezienswaardigheid, allemaal mooi voorzien van een bord met de nodige uitleg, gaat op de foto.
In het informatiecentrum koop ik een pas die toegang geeft tot alle hoofdattracties die het dorpje rijk is. Die kunnen in 2 groepen worden onderverdeeld: de geschiedenis van het dorp en dinosaurussen (dus in feite ook geschiedenis). Vandaag zijn sommigen gesloten of ze gaan vroeger dicht. Ik besluit er maar 1 te bezoeken, wel diegene die het verst van het centrum verwijderd is. Het wordt een rit van 110 km enkele richting (ja, dit valt nog steeds onder hetzelfde dorpje), waarvan 60 over unsealed roads. De mensen in het informatiecentrum verzekeren mij dat het traject doenbaar is voor niet 4x4 voertuigen en dat de huidige wegcondities ok zijn, maar ik moet natuurlijk wel opletten.
Nog even de tank vullen, en dan begin ik aan mijn tocht.
De eerste 50 km over asfaltweg vallen goed mee, de weg is in goede conditie. Ik kom kangoeroes tegen (levende en dode), een dingo (te snel om te kunnen fotograferen), en verschillende roofvogels (dankzij de dode kangoeroes).
En plots stopt het asfalt en begint de gravel. De grintweg varieert onderweg van 4 tot 10 meter breed, soms zijn er rijstroken zichtbaar, op andere stukken zoek je gewoon de weg die jou het beste lijkt, ook al is die dan aan de rechterkant. Nu en dan ligt er toch een stuk asfalt tussen, wat dan aangegeven staat als mogelijke inhaalplaats (of als noodlandingsbaan). De toestand van de weg varieert ook. Soms een hard wasbord, soms met diepe groeven. Bij die laatste komt het er vooral op aan om zo dicht mogelijk bij de bult tussen de 2 groeven te rijden, zodat deze de onderkant van de wagen (vooral de onderkant van de bumper) niet te veel beschadigd. Zo nu en dan hoor ik het wel eens schuren, maar het valt nog mee.
Veel tegenliggers kom ik niet tegen. 2 Toyota 4x4s, waarvan de bestuurders telkens de hand opsteken in het passeren. Dat groeten gebeurt regelmatig, maar toch niet altijd. De enige 2 roadtrains langs de weg staan gelukkig beiden geparkeerd.
Tegen 11.00 kom ik aan op het Lark Quarry Conservation Park. Daar werd speciaal een gebouw opgetrokken om de prehistorische site te beschermen. De site bestaat uit een groot aantal afdrukken van verschillende dinosaurussen, en zou de momentopname zijn van een stampede: verschillende kleinere dinos zouden er op de vlucht geslagen zijn voor een grotere belager. De vondst is enig in zijn soort, een speciale samenloop van omstandigheden. De makers van Jurassic Park zouden hier zelfs naar toe getrokken zijn om een scène uit de eerste film op te baseren.
Na de rondleiding (ik en nog een koppel zijn de enige bezoekers) stap ik nog de korte wandeling rond de omgeving van het gebouw af. Het is er wellicht meer dan 40° (in de schaduw), zelfs de wind is warm.
De weg terug verloopt ook zonder al te veel problemen. Een tussenstop bij Old Cork Station, een omweg van zon 120 km wordt mij afgeraden (enkel voor 4x4). Jammer. Niet dat er veel speciaals te zien is, maar de mythische site uit het lied Diamantina Drover, had ik graag op de lijst gezet.
Eerst nog een extra nachtje boeken, en tot mijn verbazing krijg ik dit bijna voor niets.
Daarna zon 25km, waarvan de helft op grint, tot het museum van The Australian Age of Dinosaurs. Hier worden de fossiele resten tentoon gesteld van 2 verschillende dinosaurussen die hier in de buurt werden gevonden. 2 soorten die nog nergens anders werden opgegraven. De site omvat ook een laboratorium, waar ontelbare andere vondsten worden geprepareerd. Zéér gepassioneerde uitleg op de tour.
Tegen de middag naar het Waltzing Mathilda Centre, waar zowat alles in verband met de geschiedenis van Winton en omgeving (Winton-shire is ongeveer zo groot als België) staat uitgestald en wordt uitgelegd. Een aparte uiteenzetting over het ontstaan van Quantas (de nu nationale luchtvaartmaatschappij werd hier gesticht) en een massa informatie over Waltzing Mathilda en haar bedenker A. B. Banjo Paterson.
Het lied laat geen enkele Australiër onberoerd en wordt gezien als het officieuze volklied voor elke Aussie die verlangt naar een totale onafhankelijkheid, los van elke band of inmenging van Groot-Brittannië. De in het lied geportretteerde zwerver of swagman krijgt een prominente plaats in de tentoonstelling.
Het museum is niet echt overdreven groot, maar bevat een massa informatie. Zeker de moeite waard.
De andere 2 plaatsen die ook in het combinatieticket zaten vallen hierna wel wat tegen. Vrij stoffige en ietwat oubollige verzameling van artefacten over opaalontginning, vroegere bioscoop + apparatuur en opnieuw de dino-vondsten. Het ziet er niet naar uit dat beide tentoonstellingen nog een lang leven beschoren zijn, maar ze behoren evenzeer tot de geschiedenis van het dorpje en het begin van het toerisme in deze regio en mogen alleen al daarom niet ontbreken.
s Avonds trek ik nog naar het North Gregory Hotel en bestel er een steak. Op deze locatie zou Waltzing Mathilda ooit voor het eerst voor een publiek zijn gespeeld. Het eten is lekker, en het hotel ziet er verzorgd uit, maar de rest valt ietwat tegen: ik ben er blijkbaar de enige klant.
Ook dit nog: in de lobby en de eetzaal staan 2 kleine plastiek kerstbomen, compleet met pakjes. Het is niet de eerste keer dat ik een verwijzing naar 25 december tegenkom, maar het blijft toch vreemd om deze temperaturen met kerstmis te associëren.
Uitchecken, tanken en dan op weg naar Boulia. Strak blauwe hemel in de voormiddag, het belooft opnieuw lekker warm te worden.
Het landschap in één woord: weids. Zover je kunt zien enkel een licht glooiend veld van dor gras met heel sporadisch een struik of een boom. Buiten een enkele overvliegende vogel ook geen dieren.
Tijdens de eerste helft van de 362km lange tocht staan er ook geen stops op de agenda.
Tegen de middag zou ik het plaatsje Middleton moeten passeren, en in verschillende flyers en regionale informatiekrantjes werd steeds herhaald dat men hier beslist eens moet binnenspringen.
Ik ben er zelf nooit binnen geweest, maar de sfeer in het café/motel in the middle of nowhere valt wellicht het best te vergelijken met de Reisduif in Hansbeke. Een rommeling allegaartje van zetels en stoelen, allerlei krantenknipsels en oude affiches, en een voordeur die wagenwijd open staat. Het duurt een tijdje voor er iemand achter de bar komt staan. Een oudere, wat verfomfaaide man groet met het alom gebruikelijke: Hey mate, how are you today?Ik besluit het erop te wagen en bestel een hamburger en cola. De cola is gewoon een blik, dus geen probleem, en de hamburger valt uiteindelijk ook goed mee. We praten wat over koetjes en kalfjes (Belgium? Is that the Netherlands?), en over het weer. Regen wordt nog niet verwacht, misschien hier en daar een dry storm.
Na Middleton begint het landschap te veranderen. Er komen meer heuvels en meer begroeiing. Een 50km verder ligt op een van de heuvels een uitkijkpost.
Nog 50km verder worden de heuvels opnieuw ingeruild voor het glooiende grasland.
De lange rechte weg varieert in breedte van 3 tot 8 meter breed, maar is het ganse traject goed berijdbaar.
Een kleine 100km voor Boulia wijst een simpel bordje naar een plek zon 200m van de weg, waar vroeger het befaamde Min Min Hotel en kerkhof (leuke combinatie) zich bevonden. Veel valt er niet meer te zien, buiten één enkele restant van een graf. Het hotel had in zijn tijd een beetje van een reputatie, maar de site is vooral gekend als de plaats waar in 1917 voor het eerst de mysterieuze zwevende lichten zouden gezien zijn, die naar het verdwenen hotel werden genoemd en waarvoor tot op de dag van vandaag, ondanks meerdere getuigenissen daarna, nog altijd geen afdoende verklaring gevonden is. In Boulia is er een informatiecentrum rond gebouwd, dat staat morgen op de agenda.
Wat verder nog een restant van een verdwenen hotel, nu enkel een stuk van de open haard.
Op beide plaatsen valt de hitte je bij het uitstappen als een loden deken om de nek. Wie het ooit in zijn hoofd heeft gehaald om hier een kudde koeien naar toe te slepen met het idee daar goed te kunnen van leven, moet óf wanhopig, óf enorm moedig óf gewoon ongelofelijk stom zijn geweest. Of een beetje van dit alles. Akkoord, dit is het einde van het droge seizoen, maar de beloofde regen is nooit een zekerheid en een aanhoudende droogte heeft al menig veehouder tot faillissement gedreven.
Rond 15.30 rij ik Boulia binnen en boek een kamer in het Desert Sands Motel. Nette kamer, nette lokatie.
Al een tijdje zijn er steeds meer wolken aan de hemel verschenen, eerst nog onschuldige schapenwolkjes, maar gaandeweg werden ze grijzer en meer dreigend. Ik ben goed en wel ingecheckt als in de verte het onweer losbreekt.
Gerommel en nu en dan een bliksemflits. Het onweer komt langzaam dichterbij en trekt uiteindelijk over Boulia zelf.
Fantastisch klank- en lichtspel, en zelfs een beetje regen.
Ik ga eten in het Australian Hotel, en rij daarna nog een eindje terug het dorpje uit om het spektakel te bekijken. Hier op deze uitgestrekte vlakte komt dit toch nog wat straffer over dan bij ons.
Na het ontbijt in het motel ($14) terug naar het Min Min Encouter centrum. Even lijkt de tour in het water te vallen: de airco werkt niet, en ze weten niet of ze de show dan mogen laten doorgaan. Maar een telefoontje brengt redding en de show wordt opgestart. Een korte voorstelling met verschillende gemotoriseerde poppen, klank- en lichtspel geven een idee van wat de mysterieuze lichten in de regio teweeg brachten.
Nog even bijtanken en rond 10.00 wordt de tocht van 310km naar Mount Isa aangevat.
Het landschap is grotendeels hetzelfde als gisteren. Wel zijn er nu aan de kanten van de weg meerdere bloemen te zien, waaronder de Desert Rose. Blijkbaar moet het beetje regen van de afgelopen dagen toch al iets in beweging zetten.
Ik kom vandaag zeer weinig tegenliggers tegen, en helemaal geen roadtrains.
Rond 13.00 doemen vanachter een heuvel plots enkele fabrieksschoorstenen op. Mount Isa is een industriële vlek in het midden van de outback. De mijnen (zilver, zink, lood en koper) zijn de reden van bestaan van deze 22000 zielen (plus nog eens zon 33000 in de nabije omgeving) tellende stad. Het lijkt een beetje op een mengeling van het industriële deel van Luik met de gekende lokale outback-suburbs. Het stadje is vrij druk, wat toch weer even wennen is na de voorbije dagen.
Ik boek een cabin in Mount Isa Caravan Park, zonder eigen badkamer ($85).
Daarna naar The Outback at Isa, een informatiecentrum en museum. Ik ben net te laat voor de ondergrondse rondleiding in een oude mijnschacht, maar het museum blijkt ook zeer interessant ($12).
Enkele inkopen en dan gaan eten bij het Overlander Hotel, aan de overkant van de straat. Men had mij de steak aangeraden, die zou er immers zeer goedkoop zijn. Er is er inderdaad al een voor $10, wat hem direct al goedkoper maakt dan de spaghetti ($16). Maar ik heb de laatste dagen al meerdere keren steak gegeten, en ga voor de Barramundi in Hollandaise saus ($25). Zeer aan te bevelen.
s Avonds nog een bericht van André beantwoorden: ik geef door dat ik wellicht rond kerstdag bij hen zal langskomen.
Mijn buren zijn op om 5.00, dus dankzij de dunne muren ik ook.
Ik maak mijn ontbijt in het hutje klaar en besluit wat extra eieren en spek te bakken voor deze middag.
Tanken en tegen 8.30u ben ik al op weg. Er staat vandaag een flinke rit op de agenda.
Eens de grens van de stad verlaten wordt het net zo vlug weer zeer rustig op de weg. De enkele kilometers in de stad niet meegerekend zal ik op de 660km lange tocht wellicht nog minder wagens tegenkomen dan op een rit van 20km van thuis naar het werk.
De weg is een op vele stukken zo goed als kaarsrechte en voldoende brede 2vaks weg. De roadtrains kunnen elkaar zonder moeite kruisen, dus moet ik er ook niet voor aan de kant gaan staan. Op enkele korte stukken na is ze ook zeer goed onderhouden.
De temperatuur lijkt vandaag iets minder, of is het omdat er geen stops op de agenda staan en de airco non-stop door kan blazen?
In Camooweal even stoppen om bij te tanken (naft en cola) en enkele kilometer verder steek ik de grens tussen Queensland en The Northern Territoy over. De overgang is onmiddellijk zichtbaar in het landschap: weg de eucalyptusbomen en struiken, opnieuw enkel droog grasland zo ver het oog kan zien. Ook de koeien zijn hier anders: geen Brahman of Droughtmasters meer, maar Europees ogende Angus-en.
Onderweg nog een paar keer stoppen om te eten of de benen te strekken, en rond 16.00 kom ik aan in Tennant Creek.
Of liever om 15.30, want ze komen hier een half uur achter ten opzichte van Queensland.
Ik boek opnieuw een cabin, dit keer bij het Tennant Creek Caravan Park ($85). Beetje zelfde opstelling als gisteren.
Na het uitpakken vlug een waske doen. Een voordeel van het weer hier (warm en winderig) is dat de was na 1 uur al droog is. Daarna nog even een duik in het zwembad om af te koelen en de verslagen doorsturen.
6.00 opstaan (ik vraag mij af of het houden van pauwen en een haan wel getuigen van klantvriendelijkheid misschien als gratis wekdienst), eten, tanken en vertrekken.
Ik stop bij het 3Ways Roadhouse (op het kruispunt tussen de Stuart Highway en de Barkly Highway) om er enkele roadtrains te fotograferen, en als ik terug wil vertrekken vraagt iemand mij of ik hem een lift kan geven. Hij heeft zn motor zon 60km verder richting noorden achter gelaten omdat die benzine begon te lekken, en is naar dit tankstation/wegrestaurant terug gelift om er gereedschap te kopen (die hij uiteindelijk van een andere automobilist gekocht heeft). Geen probleem.
De man is een Indische student in Darwin, en komt net terug van een bezoek aan Uluru. Ik vraag hem hoe dit meevalt, deze weg met de motor af te leggen. s Morgens en in de late namiddag is het blijkbaar best ok, maar de warmste uren zijn moordend. De lange rechte weg maakt het een bijkomende moeilijkheid om geconcentreerd te blijven.
Na zon 90km komen we eindelijk de motor tegen. Ik begon al te denken dat iemand hem meegenomen had.
Ik vraag hem of ik nog iets kan doen, en laat hem dan achter. Ik hoop maar dat hij het probleem heeft kunnen oplossen. Nu is het er op de weg niet druk, zeker niet naar Europese normen, maar je moet er ook geen uur wachten tot er iemand passeert. En de meesten zijn wel bereid te stoppen, dat heb ik zelf ook al ondervonden toen ik langs de kant stond om een foto te nemen.
In Elliot stop ik om iets te eten. Bij het wegrestaurant bestel ik enkele stukjes kip en frietjes. Ik kom er een koppel tegen met 2 kinderen, Fransen, die ook klant zijn bij TAB. Zij hebben in Darwin een wagen gehuurd en trekken naar Sydney. Ze zijn naar Kakadu geweest en vonden het fantastisch. Dat belooft.
Wat verderop in Newcastle Waters stop ik opnieuw. Dit dorpje was vroeger een belangrijk knooppunt voor de verschillende trekroutes voor veedrijvers. Nu is het ietwat een spookdorpje van zon tiental huizen aan het worden, hoewel er wel een nog een vrij nieuw-ogend schoolgebouw staat.
Vanaf hier zal het landschap opnieuw veranderen: gedaan met de weidse zichten op de graslanden, er komen meer en meer bomen en uiteindelijk ontwikkelt zich aan beide zijden van de weg een bos van eucalyptus- en andere bomen.
Het heeft hier ook al meer geregend, getuige daarvan het groene gras op de bermen en de plassen langs de weg.
Niet veel interessante plaatsen langs de weg, dus is het meestal gewoon kilometers maken.
Zon 30km voor mijn eindbestemming zit ik plots in een regenbui. Het weer begint wat eentonig te worden: s morgens open blauwe lucht, tegen de middag komen de wolken opzetten en s avonds is er een onweer, of het scheelt niet veel.
Na 550km kom ik aan in Mataranka, waar ik in het Mataranka Homestead vraag of ze er nog een motelkamer vrij hebben. Geen probleem. De vrij rudimentaire kamer is wel wat aan vernieuwing toe. De hele site trouwens. Of dit is het einde van het seizoen, en de grote kuis staat weldra op de agenda.
De site is nochtans vrij gekend als toeristisch oord, ze ligt namelijk bij de thermische bronnen. Je kunt er zwemmen, maar de omgeving wordt momenteel ingepalmd door honderden fruit-etende vleermuizen die met trossen als kokosnoten aan de palmbomen hangen. Naast de vleermuizen zitten er ook verschillende kaketoes en andere vogels, en de walabis komen er uit je hand eten (mocht je dat willen). Ik moet mijn kamer blijkbaar ook delen met 2 (andere) gekkos. Maar na het aanhoren van hun gekwaak besluit ik ze toch maar buiten te zetten.
Na het avondeten komen de donkere wolken opnieuw dichterbij en een half uur later barst het onweer los, deze keer wél met regen, véél regen. De lang verwachte spectaculaire sterrenhemel zal opnieuw niet voor vandaag zijn.
Op de camping site staat een replica van The Old Elsey Homestead. Het was het hoofdgebouw van de farm waar Jeannie Gunn in 1902-1903 verbleef, een periode die ze later zou neerpennen in haar roman We of the Never Never. Het gebouw werd hier nagemaakt voor de verfilming van die roman.
Zon 15km buiten het dorpje ligt het oude kerkhof, waar, naast de man van Jeannie, verschillende vroegere bewoners die in de roman figureerden (onder andere namen) begraven liggen.
80km verder liggen de Cutta Cutta Caves. Grotten met de gekende kalkafzettingen. Ik ben er blijkbaar de enige bezoeker en krijg een privé-rondleiding. Door een gebrek aan luchtcirculatie en de geringe diepte is het er in de grot niet fris zoals bij ons, maar warm en klam. De kalkafzetting gebeurt hier ook veel langzamer, gewoon omdat er veel minder doorsijpeling van water is.
Volgende plaats op de route is Katherine, waar ik stop om iets te eten en wat inkopen te doen. Voor een bezoek aan het Nitmiluk Park is er vandaag geen tijd, dat is voor binnen enkele dagen, als ik hier opnieuw passeer, maar dan in de andere richting.
Ik stop wel even bij de Edith Falls, maar moet na 10 minuten al terug beschutting zoeken in de wagen als het plots hevig begint te regenen. Het onweer heeft zich vandaag niet tot de avond kunnen inhouden.
Even plots als het begonnen is stopt het een 20-tal km verder ook opnieuw met regenen.
Langs de kanten van de weg wordt het landschap nu echt wel groener. Het kniehoge hooi heeft plaatsgemaakt voor kuithoog groen gras, en ook de bomen en struiken zien er merkelijk frisser uit. Hier moet toch al wat meer regen gevallen zijn.
In Pine Creek neem ik de afslag naar Kakadu National Park, en inderdaad, net zoals de reisgids vermeldt, staan metershoge termietenheuvels mij daar langs de kant van de weg op te wachten. Maar ik moet doorrijden, want ik wil toch wel voor het begint te schemeren (en allerlei beesten de weg komen oversteken) mijn slaapplaats bereiken.
Na een rit van 360km kom ik aan bij de Gagudju Lodge. Ik krijg er mijn sleutel en boek gelijk ook een cruise voor morgenochtend. Een andere tour boeken gaat jammer genoeg niet, blijkbaar zijn er niet voldoende gidsen aanwezig. Het is mij al vroeger opgevallen, en dat zal het nog enkele keren doen, maar dit is blijkbaar echt wel het einde van het toeristisch seizoen hier in het Noorden.
Vroeg op, want om 6.25 staat de bus al klaar om ons naar de boot en Yellow Waters te voeren. Wat amper 3km verder is.
De zon is al op, maar op en langs het water zijn nog veel vogels bezig met hun ochtendritueel.
De dieren zijn de motorboten blijkbaar al goed gewoon, want de meeste blijven mooi zitten als de boot zo dicht mogelijk bij hen wordt gemanoeuvreerd.
En we komen inderdaad veel vogels tegen. Groene pygmeegans, ekstergans, Eyton fluiteend, Jabiru, verschillende reigers en ijsvogeltjes, witbuikzeearend, Brolgas
Maar ook een vijftiental krokodillen (van 1,5 tot 4,5m lang), Barramundi, enkele wilde paarden (Brumbies) en zelfs een wild varken. De 2 uur durende cruise is dus zeker geslaagd.
Terug in het resort wacht ons een uitgebreid ontbijt.
Een andere tour boeken zit er niet in, dus trek ik er dan maar zelf op uit. Het park heeft 2 bezoekerscentra, waar informatie gegeven wordt over het park (Bowali Visitors Centre) en zijn oorspronkelijke menselijke bewoners (Warradjan Cultural Centre). Beiden bieden veel informatie en die wordt goed naar voor gebracht. Ze zijn ook voorzien van airco, wat het interessant maakt voor een bezoekje op de middag.
In de namiddag staat nog een bezoek aan de rotstekeningen van Nourlangie en de uitkijkpost van Nawulandja op de agenda. Ik ben er telkens de enige bezoeker, hoewel zeker de rotstekeningen voorzien zijn op ontvangst van de grote massa. Dat maakt wel dat er een wat vreemde sfeer hangt.
Terug in de lodge is het tijd voor het avondeten, en ondertussen laat ik de wasmachine nog eens draaien. Een kleine bonte reiger komt tot aan de tafel jagen op sprinkhanen en andere insecten. En misschien lust hij ook wel een stukje Barramundi.
Vrij goed geslapen, was al een tijdje geleden. De kamer in het resort heeft wat weg van een huisje in centerparcs, geriefelijk en zeer verzorgd.
Vandaag rij ik door naar Darwin (370km), met nog enkele stops onderweg.
Om 9.00 uitchecken en dan op weg.
In Jabiru nog enkele inkopen doen en tanken.
Een bezoek aan Ubirr (uitzicht + rotstekeningen) zit er jammer genoeg niet in, de toegang opent pas om 14.00 en dat is te laat om daarna nog naar Darwin te rijden. Dan maar even stoppen bij de Mamukala Wetlands uitkijkpost.
Zicht op een waterpoel met opnieuw veel vogels, hoofdzakelijk de zelfde soorten als gisteren, hier ook lepelaars.
Zon 120km van Jabiru verlaat ik het Kakadu National Park. Het landschap aan beide zijden van de weg verandert eerst niet veel, maar iets verder wordt een tiental meter van de weg alweer een prikkeldraad zichtbaar en duiken de eerste Brahman-koeien opnieuw op.
De weg blijft nog een heel eind de rivierendelta van het noorden kruisen. Sommige stukken zijn nationaal park, andere gewoon weideland of woongebied. Ik stop nog enkele keren, oa bij het centrum Window on the Wetlands, wat naast een informatieve tentoonstelling ook een prachtig uitzicht over de Adelaide River vlakte biedt.
Nog 60km naar Darwin, en plots doemt er rook op langs de weg. Wat verder staat de wegberm in brandt. Geen grote brand, en wellicht bewust aangestoken in het kader van het gecontroleerd afbranden van het dorre gras. Maar toch iets wat je bij ons niet alle dagen tegenkomt.
Even later vallen enkele spetters, maar een echte regenbui blijft uit en rond 17.30 rij in de voorsteden van Darwin binnen. De drukte wordt weer even wennen, het is geleden van toen ik Cairns verlaten heb.
Ik rij helemaal door tot de uiterste tip van de stad, waar ik voor de volgende 2 nachten een kamer huur in de Value Inn, een van de vele budget-hotel/motels. Kleine maar nette kamer, en de airco draait al op volle toeren.
Die airco is ook hier weer geen overbodige luxe, want hoewel Darwin vlakbij de zee ligt, van een koele zeebries is hier helemaal geen sprake. Het stadje is broeierig warm, zelfs na zonsondergang.
Nog even checken waar de afdeling van TAB zich bevindt en wat te eten halen.
TAB gaat om 9.00u open, dus op het gemakske opstaan.
Ik zou het al moeten gewoon zijn, maar toch laat ik mij er telkens weer door verrassen: bij het buitenstappen valt de vochtige hitte op je als een natte dweil.
Bij TAB krijg ik het adres van een garage enkele straten verderop. De wagen gaat binnen voor zn 5000km onderhoud (is in feite al 5500km) en men zal mij opbellen als hij klaar is. Ik besluit wat rond te wandelen, richting esplanade (park langs de kust). Zelfs vlakbij het water is er van een zeebries geen sprake. Van tot de garage tot het park is misschien 500m, maar het zweet loopt al in dikke druppels over mijn gezicht. Ik besluit verder te wandelen tot mijn hotelkamer. Als ik daar aankom kan ik mijn T-shirt al uitwringen.
Tegen 11.30 heb ik nog niets gehoord van de mensen van de garage (zou maar een uurtje duren), dus ik bel zelf even. De wagen is klaar. Typisch.
De rekening is wat hoger dan wat ze volgens de handleiding van TAB zou moeten zijn, maar niet veel hoger dan wat ik had verwacht. Wie tegenwoordig denkt goedkoop gediend te zijn bij een kleine zelfstandige heeft duidelijk zelf nog niet veel rekeningen moeten betalen.
In Darwin zelf is niet zo spectaculair veel te zien, en het is echt niet te doen om van een wandeling in de stad te genieten. Ik ben trouwens niet de enige die daar zo over denkt, want er is opmerkelijk weinig volk in dit toch wel toeristisch georiënteerde kuststadje. Bij ons zou je er over de koppen moeten lopen.
En niet enkel de mensen schuwen de hitte, ook de dieren zoeken verkoeling in de schaduw: net voor mijn raam zit een muskaatduif, en als ik dan toch even een 2 tal uur de kamer verlaat (eten, post en bezoek aan de VVV) zit ze nog steeds op dezelfde plaats als ik terugkom.
Ik blijf voor de rest van de dag op de kamer en maak van de gelegenheid gebruik om enkele verslagen te schrijven en de route voor de volgende dagen te plannen. En ik besluit nog 1 nacht extra te boeken.
Pas als het donker wordt lijkt er wat leven in de stad te komen. De buurt waar ik verblijf moet zowat de uitgangsbuurt van de stad zijn, en verschillende bars proberen de toeristen naar binnen (de meesten hebben een groot terras met verschillende ventilators) te lokken. Dames (sommigen toch) krijgen een gratis drankje.
Met het ontbreken van de verzengende zon is het ietsje koeler geworden, maar het blijft broeierig zwoel.
Vanuit Darwin is het net geen 100km tot Batchelor.
Het dorpje ligt aan de ingang van het Litchfield National Park, waar enkele interessante en makkelijk toegankelijke plekjes moeten liggen. Dat laatste is wel belangrijk, want vele niet geasfalteerde wegen werden reeds afgesloten voor het natte seizoen. Wellicht meer als voorzorgsmaatregel dan omwille van een onmogelijke doorgang, want zo nat ligt het hier nu ook weer niet.
In het dropje zelf is niet veel te zien, behalve misschien de miniatuur replica van het Tsjechische kasteel Karlstein, dat hier toch wel een beetje verloren gelopen oogt tussen de plaatselijke flora. Blijkbaar heeft een Tsjechische immigrant het hier neergezet tijdens zn pensioenjaren.
Langs de 90km lange weg door het park liggen verschillende haltes voor enkele watervallen, een verlaten tin-mijn site en een veld vol termietenheuvels. Dat laatste heeft wat weg van het menhirveld van Carnac. Vele van de bouwsels zijn vlak en staan blijkbaar perfect noord-zuid gericht.
Was het in de voormiddag nog bewolkt en daardoor iets minder warm, tegen de middag zijn bijna alle wolken verdwenen en is het opnieuw puffen geblazen. De radio waarschuwt voor een UV-index van 14 (!!!). Je voelt je vel gewoon braden in de zon.
Ik besluit de wandelingen maar te laten voor wat ze zijn, en het voorbeeld van de andere toeristen te volgen. De Buley Rockholes zijn een serie achter elkaar liggende rotspoelen met telkens een klein watervalletje tussen, en blijkbaar ideaal om een frisse duik te nemen. In plaats van mijn zwembroek aan te trekken spring ik er gewoon met mijn kleren in, ze zijn nu toch al kletsnat. Mijn zwembroek kan ik dan droog aandoen om terug naar Darwin te rijden.
Hoewel dit stromend water is, en glashelder, toch voelt het helemaal niet koud, zelfs niet frisjes aan. Net een verwarmd zwembad. Maar wel zalig. Als rond 16.30 de onweerswolken dichterbij komen, en af en toe al een wat gedonder klinkt in de verte, besluit ik om het water uit te kruipen en terug naar het hotel te rijden.
Ik ben nog zon 60km van Darwin verwijderd als het onweer me tegemoet komt. Indrukwekkende bliksemschichten, en net erna een hevige plensbui, maar zon 20km verder is het alweer voorbij. Het onweer heeft Darwin blijkbaar gemist, want daar is nog alles droog. Het waait wel flink, wat het toch een stuk aangenamer maakt om eens tot aan de zee te wandelen.
In de verte is de bliksem nog steeds actief.
Een hapje eten bij de Thai, een ijsje als dessert en dan terug naar de kamer. Ik moet dringend nog eens enkele verslagen doorsturen.
Hoewel ze hier natuurlijk niet bekent zijn met de bisschop van Myra, en dus ook geen besef hebben waar de benaming Santa Claus oorspronkelijk vandaan komt.
Maar de kerstman kennen ze wel, en hij is steeds meer in het straatbeeld terug te vinden.
Vandaag verlaat ik Darwin, een tocht van 320km terug naar Katherine.
Ik moet eerst nog eens langs bij TAB, want ik ben nog een sticker verwachtende die ik in principe op de voorruit van de wagen moet kleven, om aan te geven dat die geregistreerd is. De sticker werd vorige week vanuit Cairns naar Darwin gestuurd, maar was dinsdag nog niet aangekomen.
En jammer genoeg nu ook nog niet. De post komt hier aan rond 11u en ik besluit nog even in de omgeving te blijven tot de middag. Maar helaas, de sticker zal ook vandaag niet aankomen. Ik ga niet langer te wachten. Het is helemaal niet zeker dat hij er morgen wel bij zal zijn, en in het weekend wordt hier ook geen post geleverd. De verantwoordelijke van TAB te Darwin zal mij opbellen als de sticker is aangekomen, en dan zien we wel verder. Voor alle zekerheid vraag ik ook zijn nummer, want ik heb die belofte nog gehoord. Ik heb hoe dan ook nog een papier als bewijs van registratie, dus als ze mij zouden tegenhouden is er geen probleem.
Ik vertrek hierdoor iets later dan voorzien uit Darwin. Geen probleem, er zijn toch geen grote trekpleisters op de route.
In Adelaide River stop ik even om te eten en bezoek er ondertussen ook de oorlogsbegraafplaats. Hier liggen gesneuvelden van WOII uit de omgeving, velen slachtoffer bij de bombardementen op Darwin.
Ik verlaat er ook even de meestal saaie, rechte Stuart Highway en neem de scenic route (wordt hier ook effectief zo aangegeven). De weg kronkelt zich door de glooiende heuvels, en het in overvloed aanwezige groene gras tussen de bomen maakt het toch enigszins begrijpelijker dat men ooit het idee heeft opgevat hier grazend vee naar toe te slepen.
Terug op de nr 1 passer ik een 100km verder opnieuw het dorpje Pine Creek. Een kort bezoek aan het openlucht museum (eerder eufemisme voor schroothoop) over de vroegere goudontginning en spoorweg.
Net voor 17.00 kom ik aan in Katherine en boek een kamer in het Palm Court Motel. Rudimentaire kamer, met (héél rudimentaire) kookfaciliteiten. Ik kook vanavond zelf en ga nog enkele inkopen doen.
s Avonds bekijk ik eens wat hier de mogelijkheden zijn voor als ik er binnen enkele dagen nog eens langskom.
Ik maak mezelf een ontbijt en gelijk ook enkele broodjes met ei en spek voor deze middag.
Boven de afwasbak voor het keukengerief hangt maar 1 kraantje, maar dat maakt niet uit. Want ook uit alle koud-water-kraantjes komt hier warm water.
Het is net 8.00 als ik vertrek richting Kununurra, een rit van 520km. Nog eerst eens voltanken en dan weg.
Het beloofd opnieuw een snikhete dag te worden, en op de radio wordt weer gewaarschuwd voor een UV-index van 14.
Het landschap zal onderweg enkele keren veranderen. Maar vanaf iets voor Timber Creek en het oversteken van de Victoria River zal het frisse groen van de laatste dagen toch een stuk minder ogen. Hier is misschien minder regen gevallen, en sommige stukken lijken ook nog maar recent afgebrand. Ik passeer zelfs nog enkele smeulende boomstammen. Er komen ook meer heuvels in het landschap, en meer rotsen.
Ik vul de tank bij in Timber Creek (een 1-wegs dorp), hoewel dit niet echt nodig was. De benzine is hier iets duurder dan in Katherine, waar ze dan ook weer goedkoper was dan in Darwin, en in Kununurra zal ze nog duurder zijn dan in alle vorige locaties. Er is niet echt een logica in te zien, want blijkbaar is het niet zo dat de meest veraf gelegen plaatsen het duurst zijn. En het verschil kan meer dan 0.5 $ bedragen. Ik denk dat ze op de duurste plaatsen even veel kost als bij ons, wat toch wel een heel verschil is met 12 jaar terug.
Onderweg wordt een paar keer gestopt voor de obligate fotos en het opeten van de boterhammekes, maar meer ook niet. De landschappen zijn wel indrukwekkend.
Een 70km voor Kununurra steek ik de grens met West Australia over, de grootste van de 7 deelstaten. Ik moet een appeltje achterlaten bij de grenspost, ik kon het jammer genoeg niet meer tijdig opeten (heb mij al moeten forceren met een ander appeltje en ¼ watermeloen). Terwijl ik er geld durf op zetten dat ze hier dezelfde appeltjes, in dezelfde winkelketen, van dezelfde leverancier verkopen. Ik moet er mijn gsm (heb geen uurwerk) ook 1.5 uur achter zetten. Het verschil met het thuisfront is nu maar 7 uur meer.
Dat maakt dat ik rond 14.00 aankom in Kununurra. Op het eerste adres waar ik een kamer wou vragen is de receptie gesloten, en dat blijkbaar al van 12.00. Vreemd.
Het volgende adres heeft wel nog een kamer, wel met gemeenschappelijke badkamers (geen ensuite).
Ik informeer hier en bij de VVV naar mogelijke tours naar bv de Bungle Bungles, maar velen zijn al gesloten omwille van het wet season. Het is me al vroeger opgevallen dat ze hier wel zéér voorzichtig zijn met hun maatregelen voor het natte seizoen. Wellicht sluiten ze liever de wegen af dan het risico te nemen een gestrande toerist uit de modder te moeten trekken.
Dan maar enkele plekjes die wel toegankelijk zijn in de nabije omgeving gaan verkennen.
Beginnende met Lake Argyle, maar ik wil wachten tot zonsondergang, want het felle licht overdag maakt niet echt zeer interessante fotos. Ik vertrek rond 16.30 en kom er net op tijd aan. Ja, zonsondergang begint hier al om 17.30 en tegen 18.30 is het hier pikdonker. Het loont de moeite. Prachtige kleuren en dito landschappen.
Maar dit betekent wel dat ik moet oppassen in het terugkeren, want met de koelte en de schemering komen ook meer dieren de weg op. Ik moet afremmen voor een kangoeroe, even uitwijken voor een slang, en als ik bijna terug in het stadje ben vliegen honderden vrij grote vleermuizen de weg over.
In het passeren nog even een hamburger halen bij Chickentreat (soort plaatselijke KFC variant) en dan het verslag opstellen.
Omdat de meeste wegen naar de nabij gelegen nationale parken afgesloten zijn, en de interessante begeleide rondritten hun zomerslaap houden besluit ik niet langer te blijven, en vandaag al terug naar Katherine te rijden.
Maar eerst nog een bezoek aan de Mirima Hidden Valley.
En dan de lange weg terug. Een beetje jammer, maar het uizicht maakt veel goed.
Het is natuurlijk wel dezelfde weg als gisteren, al bekijk ik nu alles van langs de andere kant.
Geen problemen, zelfs geen controle bij het oversteken van de grens met The Northern Territory.
De branden hebben de weg nog niet bereikt, al ligt het smeulende hout nog steeds te smeulen.
Terug even halt houden in Timber Creek.
En tegen 16.30 (de GSM werd weer 1.5 uur later ingesteld) ben ik terug in Katherine, en ga er op zoek naar de Ibis Style Katherine, die net buiten het stadje blijkt te liggen. Voor een kleinigheid meer dan eergisteren heb ik mooie, nette kamer, én een ontbijt. Tja, het kan verkeren.
Ik probeer nog online een tour te boeken in het Nitmiluk Park voor morgen, maar geraak niet binnen. Morgen dan maar op goed geluk ter plaatse proberen.
Net na zonsondergang laat een nieuw onweer opnieuw van zich horen: kletterende donder, en voor zon half uurtje BAKKEN water. Als ik onder het afdak voor mijn kamer naar de bliksem sta te kijken geraak ik aan de praat met een buurvrouw, die Nederlandse blijkt ze zijn. Ze is aan het wachten op de wegenwacht, want ze heeft per ongeluk haar sleutels in haar wagen opgesloten. Zij heeft wel een tour voor morgenochtend kunnen boeken, wat mij toch al de zekerheid geeft dat de tours hier wel doorgaan. Duimen voor morgen dus.
Na het ontbijt ga ik op goed geluk naar het Nitmiluk Visitors Center om te zien of ze nog een plaatsje vrij hebben op de 9.00 tour. En dat hebben ze. Ik kom er mijn buurvrouw opnieuw tegen, en samen met nog een tiental anderen vertrekken we op een cruise door de twee eerste delen van de Nitmiluk Gorge. Je kunt er ook een kano huren, maar in deze temperaturen zie ik dat niet echt zitten. We zullen er ook maar 2 tegenkomen.
Het landschap en de rotsen zijn indrukwekkend. Jammer genoeg is het al te laat om nog veel dieren te zien. Die zitten er sowieso al minder omdat er terug voldoende water is in het noorden.
Na de cruise wens ik mijn tijdelijke metgezel nog een goede reis, zij trekt door naar Darwin.
Ikzelf bezoek nog enkele plaatselijke bezienswaardigheden en blijf daarna op de site van het motel, waar onder andere nog een wasje wordt gedaan.
Het is al de hele dag licht bewolkt geweest, en deze keer breekt het onweer al om 15.00 uit. Opnieuw een grote hoeveelheid regen op korte tijd, alleen ziet de bliksem er nu niet zo indrukwekkend uit, gezien het nog niet donker is.
Door de wolken en het onweer is het vandaag ook iets minder warm, wellicht slechts 35°.
Diner in het restaurant van het motel, en dan op tijd gaan slapen, want morgen staat weer een fikse rit op de agenda.
Na het dagelijkse ritueel (ontbijt uitchecken tanken) opnieuw op weg naar Tennant Creek.
Ook hier ben ik al eens in de tegenovergestelde richting gepasseerd, en veel is er in die week tijd nog niet veranderd. Het weelderige groen van het noorden verdwijnt langzaam en wordt in hoofdzaak opnieuw droog gras en dorstig ogende bomen en struiken. Nu en dan een stuk waar blijkbaar nog niet lang voorheen een brand heeft gewoed. De ene keer links, de andere keer rechts van de weg.
In Elliot stop ik opnieuw om iets te eten, maar deze keer ben ik er alleen, op enkele rondhangende aboriginals na. Geen Franse of andere toeristen.
In de namiddag komen de wolken opnieuw opzetten, maar er valt vandaag niets uit. Ook geen gerommel in de lucht.
Ik boek in Tennant Creek een kamer in de Eldorado Motor Inn, matige kamer, zon beetje tussen de twee.
Pas s avonds zal mij opvallen dat hier geen verduisterend gordijn voor het venster hangt, enkel een soort voile en een rolgordijn met een zeer lichte stof (soort goedkope Trevira uitvoering). Dat belooft voor morgenochtend.
Na het inchecken doe ik nog enkele inkopen en trek dan richting Bill Allen lookout om er de zonsondergang mee te maken.
O ja, ook dit nog.
Vorige week vrijdag heeft in Engeland een verpleegster zelfmoord gepleegd, blijkbaar omdat ze door 2 Australische DJs (die zich uitgaven voor de Queen en prins Charles) werd beetgenomen.
Dat de twee erin slaagden informatie te bemachtigen is hier inderdaad even ik het nieuws geweest. Maar met de zelfmoord staat blijkbaar opeens heel de media in rep en roer. Iedereen vindt het zijn of haar plicht om met grote woorden en gebaren schande! te roepen. Verontwaardiging alom over de zeer ongepaste grap. En wie is de schuldige? De 2 DJs? De media in Engeland die het voorval zodanig opklopten als had men een staatsgeheim kunnen ontfrutselen? Het radiostation dat het telefoongesprek uitzond (want iemand moet altijd die gesprekken screenen voor uitzending). Kortom, enorm veel geblaat en veel 20/20 hindsight (kennis na de feiten). Want laat ons eerlijk zijn, wie zou dit niet willen uitzenden? En wie vindt het niet grappig dat het hun met die belachelijke accenten gelukt is binnen te geraken? Maar nu komt natuurlijk de grote hysterische, puriteinse verontwaardiging, en moet iedereen hier natuurlijk direct over twitteren en facebook-en. De hypocrisie. Terwijl wij natuurlijk nooit zullen weten wat hier allemaal meespeelde, en dat ook niet hoeven te weten.
Gezien mijn raam geen verduisterend gordijn heeft, vandaag opnieuw vroeg op. Niet erg, want er staat opnieuw een lange rit op de agenda. 510km.
Na het ontbijt ook de tank van de wagen vullen, nog even het stadje bekijken van op de plaatselijke Anzac heuvel, en dan op weg. Het is kwart voor acht.
Het lijkt druk op de weg, en dat zal de hele dag zo blijven. Er zit nooit meer dan tien minuten tussen 2 wagens die mij tegemoet komen, en dat is toch heel wat meer dan vorige dagen, en zeker meer dan op de ritten naar bijvoorbeeld Winton en Boulia.
Het vroege uur en de rijrichting zorgen er ook voor dat de airco de wagen de gehele dag moeiteloos op een comfortabele temperatuur kan houden. En vreemd genoeg valt het buiten ook nog mee, hoewel het volgens de weerberichten net een paar graden warmer zou moeten zijn. Maar naarmate ik meer naar het zuiden rij wordt de lucht droger, en er staat ook meer wind. Beiden zorgen ervoor dat een mens niet in zweet uitbreekt door gewoon de ene voet voor de andere te zetten.
Na een 100km, een eerste stopplaats: de Devils Marbles. Grote granieten rosten, velen bijna perfecte bollen, liggen rondgestrooid in het landschap, op een relatief kleine oppervlakte te midden van de uitgestrekte bush. Net alsof het inderdaad een knikkerbaan van reuzen of zelfs de duivel zou zijn. Op zoek naar de perfecte foto.
Het landschap verandert niet al te veel, soms komen er eens meer heuvels, soms verdwijnen bomen en struiken om enkele kilometer verder opnieuw op te duiken. Ook hier is de omgeving bijlange nog geen groene oase, maar schuchter probeert vooral het gras langs de bermen een extra kleur aan het landschap te geven. En hier en daar bloeien zowaar bloemen langs de weg.
Verdere stopplaatsen zijn de ruines van een oude homestead, een waterput, en het overschrijden van de steenbokskeerkring.
Rond 14.00 rij in Alice Springs binnen.
Ook deze stad lijkt te zijn gegroeid.
Ik boek een kamer in Alice in the Territory, het complex waar we ook 12 jaar geleden verbleven ($89). Het lijkt nog steeds hetzelfde. De kamer is ruim, en goed onderhouden. Ik blijf de rest van de namiddag op de kamer om wat te rusten en een en ander op te zoeken voor de volgende dagen. En tegen 18.00 trek ik opnieuw naar Anzac Hill om te zien of de zonsondergang hier een mooi plaatje oplevert. De heuvel is hier aanzienlijk hoger en biedt ook effectief een goed uitzicht op de stad en zn omgeving. En ik ben er niet de enige: enkele locals, wat toeristen, en het obligate koppeltje Nederlanders.
Op de terugweg nog even passeren bij Hungry Jacks, de Australische variant van Burger King.
Voor de volgende 3 nachten heb ik ergens anders een kamer geboekt, voor een iets gunstiger prijs.
Inchecken kan pas na 14.00, dus tijd genoeg voor wat sightseeing.
Maar eerst op zoek naar een garage waar ik de volgende check-up kan laten uitvoeren. Ik heb nog wel wat kms te gaan, maar anders passeer ik de 5000km grens ergens halverwege Coober Pedy en Adelaide, en waar vind ik daar ergens een garage?
Op het adres dat ik van TAB in Darwin heb meegekregen kunnen ze mij niet helpen: ze zitten volgeboekt tot 7 januari. Ze sturen me door naar een collega en daar heb ik meer geluk. Ik maak een afspraak voor vrijdag morgen.
Daarna nog maar eens tanken, en dan even een kijkje nemen bij de gebouwen van het vroegere telegraafkantoor.
De site is duidelijk beter onderhouden dan die van Tennant Creek, maar er wordt deze keer ook een inkomprijs gevraagd. Ik pas, en maak enkel een wandeling in de omgeving. De temperatuur valt nog net mee.
Hierna is het bijna middag, en ik trek te voet het stadje in.
Even rondwandelen en een hapje eten bij de Chinees in het winkelcentrum. Daarna nog even langs de VVV en dan richting Heavitree Gap Outback Lodge. In die richting rij ik verder naar de Eastern MacDonnell Ranges. Daar stop ik bij de Emily en Jessie Gaps en de Corroboree Rock. Het rood van de rotsen tegen de diepblauwe lucht, de uitgestrekte rotspartijen Geen enkele foto kan dit ooit recht aan doen.
Na het inchecken een brood en soep (mmm, soepje, lang geleden) kopen in het supermarktje van de camping en dan voor het eten nog enkele fotos van de plaatselijke rostwalabis die hier residentiële gasten zijn. Een kleine déjà vu.
De camping ligt net naast de opening (Gap) tussen de ranges waar de Stuart Highway, de enige toegangsweg naar Alice Springs, door passeert. Maar zodra het donker wordt zie je de weinige wagens die er nog rijden passeren aan een slakkengangetje van nog geen 60 per uur. Allemaal bang van de kangoeroes.
Ook de spoorweg loopt door de spleet, en de trein rijdt er nog langzamer. Na vijftig wagons ben ik gestopt met tellen.
Vandaag staat de westelijke kant van de MacDonnell Ranges op de agenda. Ik vertrek iets later dan gepland, en het zonnetje is al van de partij.
Het eerste deel van de rit volgt de Namatjira Drive, waarlangs een vijftal stopplaatsen liggen.
Het landschap is even magistraal als gisteren.
Eerste halte is Ellery Creek Big Hole, een poel vlakbij een doorgang in de heuvelkam. Ik ben er niet alleen, een gezin zwemt er al vrolijk rond. Nu ja, vrolijk? Een van de kinderen zet het plots op een huilen. Hier zullen geen dieren gezien worden.
Een tiental kilometer verder ligt Ochre Pits. Een plaats waar aboriginals rode oker verzamelen die ze vervolgens vermalen en gebruiken als verf, voor tekeningen of op zichzelf. Hier ben ik wel de enige bezoeker. En op de korte wandeling valt mij plots iets op: het is hier muisstil. Enkel het geluid van de wind in de struiken, en heel af en toe een vogeltje. Maar anders niets, helemaal niets. Dit is de eerste keer deze reis. In de steden en dorpjes is er altijd wel wat verkeer, of gepraat (soms geroep) van mensen, maar overal sjirpen er wel krekels of cicaden. Soms (vooral net voor het echt donker wordt) met een oorverdovende hevigheid. Het getsjirpt gaat ook s nachts onverstoorbaar verder.
Maar hier is het stil. Zalig.
Ormiston Gorge is de volgende halte. Hoewel het al bijna middag is besluit ik toch de Ghost Gum wandeling te volgen. Ik zal het geweten hebben.
De wandeling is maar 4 km lang, en leidt naar een uitkijkpost die vrij zicht geeft over opnieuw een opening in de ranges. De tocht naar de lookout is goed uitgebouwd en loopt over een hele reeks betonnen trappen. Prachtig uitzicht. Het pad aan de andere kant terug naar beneden en langs de ook daar aanwezige poel is veel minder evident. Hier en daar is het improviseren over keien en rotsen. Beneden, beschut van ieder zuchtje wind door de steile wanden, is het snikheet. Een groepje wandelaars die blijkbaar het zelfde idee hadden ligt te puffen in de schaduw van een van de schaarse bomen. Ik stap door, maar ben wat later toch ook blij als ik terug bij de wagen ben. Het is niet meer die vochtige serre-hitte van het noorden, maar het is net alsof je in een oven zit. Zelfs de lucht die je inademt is warm.
Laatste stop op dit deel van de route: de Glen Helen Gorge. Een vrij grote poel deze keer, en ook een mogelijkheid om iets te drinken te kopen. Een mogelijkheid die ik niet voorbij laat gaan.
Het tweede deel van de met 2-wiel aangedreven voertuigen bereikbare West Macs leidt naar het dorp Hermannsburg, waar een oude missiepost zou staan, waar oa ook werk te bekijken is van Albert Namatjira, een van de eerste aboriginals die schilderde in een figuratieve stijl en niet de symbolische stijl waarvoor de aboriginals meestal gekend zijn. Hij is er ook vrij bekend door geworden.
Maar ik heb geen geluk. Hoewel een bord vermeldt dat de site alle dagen behalve kerstdag open is van 9.00 tot 16.00 (er staat in feite 4pm, want ze tellen hier maar tot 12), én het pas 15.00 gepasseerd is, hangt er ook een 2de bordje: Sorry, closed. Daar heb je dan 112km voor gereden!
Op de terugweg nog even stoppen bij de Simpsons Gap.
Opnieuw een gat in de bergketen, maar het is al iets later in de namiddag, dus iets koeler, en ik ben ook hier helemaal alleen. Hier laten zich dan wel enkele vogeltjes fotograferen.
Terug op de camping vlug een doucheke en dan naar de nabijgelegen Tavern, die elke dag een zeer prijsvriendelijke dagschotel serveert.
Om 9.00 doe ik de wagen binnen voor zn 2de onderhoud.
Deze keer ruim voor de vastgelegde termijn van 5000km, maar die verstrijkt anders ergens in the middle of nowhere, en als ik ze nu laat uitvoeren moet ik normaal gezien al in Sydney zijn tegen dat de volgende termijn verstrijkt. De wagen zal tegen de middag klaar zijn, men zal mij opbellen ;)
Ik trek te voet het stadje in en maak er een wandeling langs de plaatselijke bezienswaardigheden. Het waait nogal, en dat maakt de temperatuur iets draaglijker.
Eerste halte is het gebouw van de RFDS: Royal Flying Doctors Service. Voor een schappelijke prijs een korte film en een kleine tentoonstelling over dit Australische icoon. Ik ben er een uurtje zoet mee.
Terug buiten is de wind al een heel stuk afgenomen. Jammer.
Ook een wandeling langs de Todd Mall (plaatselijk winkelstraatje) staat op de agenda. Als het meezit kom ik hier vanavond nog eens terug, want er staat een Christmas Carnaval gepland, met als hoogtepunt het aansteken van de lichtjes in de kerstboom. Ik blijf het hilarisch vinden.
Net voor 12.00 bel ik even naar de garage. Deze keer ben ik net iets te vlug: de wagen zal binnen een half uurtje klaar zijn. Nog net de tijd om iets te eten (KFC).
Met een klein hartje stap ik het kantoor binnen, maar de prijs valt deze keer goed mee en komt nu wel overeen met wat TAB als richtprijs vooropstelt. Oef. Geen grote gebreken, en dus kan de reis worden verder gezet.
De rest van de namiddag blijf ik op de kamer en maak ik de achterstand in het bloggen goed, terwijl er ook nog maar eens een wasje wordt gedaan. Niet dat je je hier zo makkelijk vuil maakt, maar vooral om de emmers zweet weg te spoelen.
Tegen 18.00 terug naar het centrum. Er is al redelijk wat volk op de been. Voor de gelegenheid is de winkel-wandel-straat van het stadje (de Todd Mall) voorzien van verschillende kraampjes waar snuisterijen worden verkocht, kunstwerkjes en lekkers allerhande. Net Moerkerke kermis, maar dan warmer.
Er blijft volk bijkomen en rond de namaak kerstboom van zon goeie 10m verzamelen al redelijk wat mensen.
Tegen kwart na zeven is het dan zover, en de burgemeester, in vol ornaat, wordt naar voor geroepen. Hij krijgt de micro in de hand geduwd. De geluidsinstallatie laat het een beetje afweten, niet alles komt verstaanbaar over. Maar blijkbaar zijn er weinigen rondom mij die zich daaraan storen.
Nog enkele plichtplegingen (uitreiking best versierde etalage ) en dan mag het meisje dat de wedstrijd badge-versieren gewonnen heeft de knop indrukken. Of liever de hefboom, als van een dynamietlading.
De lichtjes floepen aan, en vuurwerk schiet van achter het stadhuis de lucht in. Bewonderende blikken en enkele Achs en Ohs.
Een kleine 10 minuten later is het alweer gedaan, en na het applaus keren velen zich al om om terug weg te gaan. Ik volg hun voorbeeld. Het was niet spectaculair, maar ik ben toch blij dat ik dit heb meegenomen. Kerstmarkt in korte broek en bij dertig graden, het is eens iets anders.