Gebed
Ik kom tot u Eeuwige Moeder, vermoeid
naar ziel en naar zinnen.
Stormkracht joeg mijn droomschip
pal de klippen op.
Rollende donder speelt nu met het wrak,
Niet de minste jubel leeft nog in mijn borst,
de tempel die ik mij bouwde en bewoon,
nederig kom ik nu onder uw kerkgewelf
bidden, de storm als orgel, de hemel als dak.
(
)
Johannes Jørgensen is een Deense dichter die zich, na lange geestelijke omzwervingen, bekeerde tot het katholicisme. Een daad die toen in een overwegend Luthers land op weinig sympathie kon rekenen.
Vele jaren terug ontmoette ik Johannes. Een papieren ontmoeting weliswaar, in een Antwerps antiquariaat. Ik vond er een klein boekje met zijn Digte, uitgegeven Kopenhagen in 1904. Een kleinood, want het was gebonden in rood marokijn, met gouden opdruk in Jugendstil op het voorplat. Op het schutblad las ik: A la rédaction de Dietsche Warande en Belfort hommage de lauteur. Dietsche Warande en Belfort was een bekend Nederlandstalig literair tijdschrift, in 1900 ontstaan door samensmelting van het Nederlandse Dietsche Warande en het Vlaamse Belfort.
Ik vermoed dat het boekje in het bezit is geweest van Jules Persyn die van 1907 tot 1923 hoofdredacteur was van DWB. Hij spande zich toen in om de Scandinaafse literatuur in Vlaanderen bekend te maken. Dat leverde hem waarschijnlijk het presentexemplaar op van Jørgensens digte, met autograaf. Het boekje belandde uiteindelijk bij een antiquaar op minder dan 20 km. van zijn woonplaats Broechem, waar hij overleed in 1945.
Habent sua fata libelli: boeken hebben een onvoorspelbaar leven
.
Jørgensen was mijn eerste kennismaking met de Deense taal. Daar kreeg ik toen belangstelling voor omdat ik Sören Kierkegaard in zijn moedertaal wilde lezen.