Een smeins morgens vroeg
Hertog jan I van Brabant (1252/54-1294)
(?)
Een smeiens morgens
vroeg
was ik opgestaan,
In en schoon
boomgaardekijn
Zoud ik spelen
gaan.
Daar vond ik drie
jonkvrouwen staan.
DEne zong vore, dander
zong na:
Harba lori fa,
Harba, harba lori fa,
Harba lori fa.
Toen ik verzag dat
schone kruid
in de boomgaardekijn,
End ik verhoorde dat
zoete geluid
van de mageden fijn,
Toen verblijdde dat
herte mijn
Dat ik moeste zingen
na:
Harba lori fa,
Harba, harba lori fa,
Harba lori fa.
Toen groette ik die
allerschoonste
die daar onder stond,
Ik liet mijn armen
al omme gaan
Ter zelfder stond.
Ik woude ze kussen
aan hare mond.
Ze sprak: laat
staan, laat staan !
Harba lori fa,
Harba, harba lori fa,
Harba lori fa.
Hertog Jan I van
Brabant is een van de (niet zo vele) landvorsten
die ik een warm hart toedraag. Landvorst: goed te begrijpen: ik ben een
Brabander, geen Vlaming. Brabant, niet Vlaanderen, is mijn kleine vaderland.
Normaal dus dat ik Jan I van Brabant een landvorst noem. Jan I was een Schöngeist: een minnaar van kunsten
en letteren en een minnedichter. Hij stierf in 1294 ten gevolge van een wonde
die hij opliep tijdens een tornooi.
Dit gedicht wordt aan
hem toegeschreven. Het is een ode aan de muziek en aan het vrouwelijk schoon.
Harba lori fa is
mogelijk een verbastering van lherbe fleurs fait, metafoor voor de lente,
die het leven (inclusief het
liefdesleven) dynamiseert.
Bijlagen:
1 Hetog Jan I van Brabant: ons Brabants
volkslied.
2 Een smeien smorgen vroeg: video, gezongen versie.