Het bed (III)
Hubert van Herreweghen (°1920)
In t hout van t
oude bed gedurig klopt een memel
en maant mij als de
stem der vaderen die dit bed,
een eiken ledikant
onder een donkre hemel,
getimmerd zelf en in
elkaar hebben gezet.
Aan mij, de laatste
telg, de onguurste hunner erven,
vermaakte als
relikwie mijn puiteins geslacht
dit mijtrig bed, dat
baren, paren zag en sterven
mijn vaderen en
enkel op mijn sterven wacht.
Ik lig roerloos en
lang en hoor de memel knagen,
ik hoor hem elke
nacht, er is geen toeverlaat,
de memels kloppen
staag, de memels blijven vragen
en manen dat elk hout
en elk geslacht vergaat.
En elke morgen ligt
een hoopje vuilwit poeder
onder de kleine
schacht waarin de made boort.
Gedurig maalt de
platte worm het hout tot voeder,
Gedurig molmt het
hout en molmt het lichaam voort.
Allen die sliepen
hier, slapen thans onder zoden.
-Er tokt een made, er
tokt een houtmade in het hout-,
Welhaast ben ik bij
hen, en hoor de worm der doden;
-Er tokt een made,
er tokt een houtmade in het hout-,
En in de schemer, na
de nacht en t rusteloos woelen,
begerig naar de
slaap, met ogen koud en hard,
roerloos gestrekt,
met duizelende angst te voelen
hoe traag een made
knaagt aan mijn wormstekig hart.
Hubert van
Herreweghen, nu 95, is een Vlaams-Babantse dichter met authentieke stem.
Helaas te weinig bekend en ook té weinig in bloemlezingen opgenomen. Dit
gedicht illustreert hoe echte poëzie kan
ontspruiten uit banale aanleidingen, en ons confronteert met (niet altijd
vrolijk makende) aspecten .
Dit gedicht spreekt mij aan omwille van zijn
klankrijkdom, zijn ritmiek, zijn gebalde, krachtige zegging.
Bijlagen:
1 Actrice Janine Schevernels draagt van Herreweghen voor (Het geluk).
2 De dichter, die een sonore stem heeft en
feilloos Nederlands spreekt, leest een van zijn gedichten voor.
|