Oratio In L. Catilinam
In Senatu habita
I, 1
Marcus Tullius Cicero
Quo usque tandem
abutere, Catilina, patienta nostra? Quam diu etiam furor iste tuus nos eludet?
quem ad finem sese effrenata iactabit audacia? Nihilne te nocturnum praesidium
Palati, nihil urbis vigiliae, nihil timor populi, nihil concursus bonorum
omnium, nihil hic munitissimus habendi
senatus locus, nihil horum ora voltusque moverunt? Patere tua consilia non
sentis, constrictam iam horum omnium scientia teneri coniurationem tuam non
vides? Quid proxima, quid superiore nocte egeris, ubi fueris, quos
convocaveris, quid consili ceperis quem nostrum ignorare arbitraris. O
tempora, o mores!
(
)
Hoelang nog, Catilina,
ga je ons geduld blijven misbruiken? Hoelang nog gaat je driestheid ons voor de
gek houden? Tot waar zal je vermetelheid reiken? Heb je niet door dat de Palatijn s nachts
bewaakt wordt? Dat het volk angst heeft? Dat alle betrouwbare burgers de rangen
sluiten? Dat de senaat alle nodige beveiligingsmaatregelen nam? Zie de gelaatsuitdrukkingen
van de senatoren niet? Heb je niet in de gaten dat je samenzweringsplannen
bekend zijn? Besef je echt niet dat je samenzwering nu al mislukt is, omdat wij
allen op de hoogte zijn? Denk je nou echt dat niemand van ons weet wat je
vorige nacht en die ervoor uitvrat, waar je was, wie je samenriep op je vergadering,
en wat je daar zoal bedisselde?
In wat voor tijden
leven we toch!
(
)
© W. Schuermans
Griekse en Romeinse
redenaars, helden van de Oude Retorica, bestudeerden we in de Retorica. Dat was
de naam van de hoogste klas in de Grieks-Latijnse afdeling van de Athenea weleer.
Dat zijn nu schaduwscholen, fabriekjes van middelmatigheid en vervlakking.
Cicero, politicus,
redenaaar, filosoof, schreef het mooiste Latijnse proza. De aanhef van zijn
Eerste Catilinarische Rede is nog altijd populair. Verdiend opgenomen in mijn geheugenpaleis.
Bijlage: voordracht van de Latijnse tekst
|