Mei, een gedicht
Herman Gorter (1864-1927)
Een nieuwe lente en
een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied
klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde
voor een zomernacht
In een oud stadje,
langs de watergracht-
In huis was t
donker, maar de stille straat
Vergaarde schemer,
aan de lucht blonk laat
nog licht,er viel een
gouden blanke schijn
Over de gevels in
mijn raamkozijn.
Dan blies een jongen
als een orgelpijp,
De klanken schudden
in de lucht zo rijp
Als jonge kersen, wen
een lentewind
In t bosje opgaat en
zijn reis begint.
Hij dwaald over de
bruggen, op de wal
van t water, langzaam gaande overal
Als n jonge vogel
fluitend, onbewust
Van eigen blijheid om de avondrust.
En menig moe man, die
zijn avondmaal
Nam, luisterde als
naar een oud verhaal,
Glimlachend, en een hand
die t venster sloot,
Talmde een poze, wijl
de jongen floot.
Zo wil ik dat dit
lied klinkt, er is één
Die ik wèl wenste,
dat mijn stem bescheen,
Met meer dan lachen
van haar zachte oog
Heil, heil, ik voel hier handen en de weke boog
van hare arm.
(
)
Op het einde van de
negentiende eeuw ontstond er in Nederland een literaire beweging die zich De
Tachtigers noemde. Herman Gorter is een van die Tachtigers. Gorter studeerde
klassieke talen, was politiek actief ter linkerzijde en vooral dichter. Zijn
lang episch gedicht Mei geniet nu nog (relatieve) bekendheid. Het eerste vers
van het gedicht Een nieuwe lente, een nieuw geluid, werd een staande uitdrukking in onze taal.
Weinig auteurs brengen dat voor elkaar.
In de tijd dat er op
de secundaire school nog aandacht werd besteed aan literatuurgeschiedenis kregen de Tachtigers ruim aandacht.
Bovenstaande verzen leerde ik vrijwillig uit het hoofd.
Bijlage: Gorter blijkt helemaal niet populair op
youtube. Een teken aan de wand. Enkele nitwitterige amateurs proberen de
beginverzen van Mei voor te dragen. Niet om aan te horen.
|