De tuinman en de dood
P.N. Van Eyck
Een Perzisch Edelman
Van morgen ijlt mijn
tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: Heer,
Heer een ogenblik!
Ginds, in de rooshof,
snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter
mij. Daar stond de Dood.
Ik schrok, en haastte
mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de
dreiging van zijn hand.
Meester, uw paard, en
laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog
bereik ik Ispahan! -
Van middag (lang
reeds was hij heengespoed)
Heb ik in t cederpark
de Dood ontmoet.
Waarom, zo vraag
ik, want hij wacht en zwijgt,
Hebt gij van morgen
vroeg mijn knecht gedreigd?
Glimlachend antwoordt
hij: Geen dreiging was t,
Waarvoor uw tuinman vloot.
Ik was verrast,
Toen k s morgens hier
nog stil aan t werk zag staan,
Die k s avonds
halen moest in Ispahan.
Een van de bekendste
gedichten uit onze literatuur. De dichter vertelt een oud verhaal: niemand kan
zijn lot ontlopen, niemand kan de dans van Magere Hein ontspringen.
Ik was een eerstejaarsbroekje in de 'grote', secundaire, school. De Tuinman en de Dood is een van de
eerste gedichten die ik in de lessen Nederlands van de heer van Genechten, die
wij om evidente redenen Lambiek noemden, als huistaak uit het hoofd moest leren.
Het is er, met dank aan deze opvoeder, sedertdien niet meer uitgeraakt.
Bijlage: De tuinman en de dood, voordracht met schermtekst.
|