Julius Caesar
William Shakespeare (1564-1616)
Antonys oration (Act 3, sc.2)
Friends, Romans,
countrymen, lend me your ears;
I come to bury
Caesar, not to praise him.
The evil that men do
lives after them,
The good is oft
interred with their bones;
So let it be with
Caesar. The noble Brutus
Hath told you Caesar
was ambitious;
If it were so, it was
a grievous fault,
And grievously hath Caesar
answerd it.
Here, under leave of Brutus
and the rest, -
For Brutus is an honourable
man;
So are they all, all
honourable men,-
Come I to speak in Caesars
funeral.
He was my friend,
faithful and just to me:
But Brutus said he
was ambitious;
And Brutus is an honourable
man.
He hath brought many
captives home to Rome,
Whose ransoms did the
generals coffers fill:
Did this in Caesar
seems ambitious?
When that the poor
have cried, Caesar hath wept;
Ambition should be
made of sterner stuff:
Yet Brutus says he
was ambitious;
And Brutus is an
honourable man.
You all did see that
on the Lupercal
I thrice presented
him a kingly krown,
Which he did thrice
refuse: was this ambition?
Yet Brutus says he
was ambitious;
And, sure, he is an
hounourable man.
I speak not to
disprove what Brutus spoke,
But here I am to speak
what I do know.
You all did love him
once, not without cause:
What cause withholds
you than to mourn for him?
O judgement! thou art
fled to brutish beasts,
And men have lost
there reason. Bear with me;
My heart is in the
coffin there with Caesar,
And I must pause till
it come back to me
(...)
De toespraak van
Antonius
Vrienden, Romeinen,
burgers, hoor mij aan,
Begraven kom ik
Caesar, niet hem prijzen.
De kwade kanten van
een mens overleven,
Het goede gaat
gewoonlijk mee in de kist,
Zo weze het met
Caesar. De edele Brutus
Heeft u verteld dat
Caesar heerszuchtig was,
Als dat zo was,
dan was dit een vreselijke fout,
En hij betaalde er een vreselijke
prijs voor.
Hier, met instemming
van Brutus en de rest,-
Want Brutus is een
eerbaar man;
Dat zijn ze allen, allen eerbare mannen, -
Spreek ik U hier toe op
Caesars uitvaart.
Hij was een trouwe
vriend en altijd eerlijk tegen mij:
Tal van gevangenen
voerde hij naar Rome,
Hun losgeld vulde rijkelijk de
schatkist:
Lijkt dat in Caesar op
heerszucht?
Hadden de armen miserie, dan treurde Caesar;
Heerszucht is wel gemaakt uit hardere materie:
Toch zegt Brutus dat
hij heerszuchtig was;
En, zeker, Brutus is
een eerbaar man.
Iedereen zag dat ik hem
op het Lupercalfeest
Driemaal een
koningskroon aanbood,
Driemaal weigerde hij die: was dat heerszucht?
Toch beweert Brutus
dat hij heerszuchtig was;
En zeker, Brutus is
een eerbaar man.
Ik spreek hier niet om
Brutus af te keuren,
Maar ik ben hier om te
zeggen wat ik weet.
Jullie allen hielden ooit
van hem, niet zonder reden:
Is er dan een reden om
niet te rouwen?
Het geweten verschuilt zich nu in brute beesten,
En mensen hebben hun verstand
verloren. Geduld.
Mijn hart verwijlt in
de kist daar bij Caesar,
Even wachten tot het naar
me weerkeert.
(...)
© W. Schuermans
Toen de Golden Sixties hun kop aan de deur staken, bezocht ik nog het Koninklijk Atheneum in mijn vaderstad. Dat was in die dagen nog echt Koninklijk en bovenal toen ook nog een echt Atheneum, een school waar Pallas
Athena zichtbaar aanwezig was, in het
curriculum en in de persoon van een aantal bevlogen, erudiete leraren die zich
inspanden om hun pupillen humanior te
maken. In de Engelse les werd ruim
aandacht besteed aan Engelse literatuur. De dikke bloemlezing die we
gebruikten, droeg de titel Highways. Daarin
sprak ook Antonius ons toe.
Josée De Ceulaer,
eminent Timmermanskenner en publicist liet ons de toesspraak uit het hoofd leren. Ik werd overhoord en moest voor de klas in de
schoenen staan van Marcus Antonius. Een goed cijfer en een compliment voor mijn
voordracht waren mijn deel. Mijnheer de Ceulaer maakte van mij een Shakespearean.
Dankjewel Josée en het
ga je goed, daar aan de overkant!
Bijlage:
Antony's oration, vertolkt door Marlon Brando
|