Spijt
Willem Elsschot (1882-1960)
Dat in gemelijke
grillen
ik mijn dagen kon
verspillen,
dat ik haar
voorbijgegaan
of een steen daar had
gestaan.
Dat ik heel mijn
zondig leven
heb gekregen zonder
geven,
dat mij alles heeft
gesmaakt,
dat ik niets heb
uitgebraakt,
dat ik niet kan
herbeginnen
haar te dienen, haar
te minnen,
dat zij heen is en
voorbij,
bitter, bitter grieft
het mij.
Maar de jaren zijn
verstreken
en de kansen zijn
verkeken.
Moest die kist weer
opengaan
geen stuk vlees zat
er nog aan.
Priesters zalven en
beloven,
maar ik kan het niet
geloven.
Neen, er is geen
wenden aan:
als we dood zijn is t
gedaan.
Ja, gedaan. Wat helpt
mijn klagen?
Wat mijn roepen, wat
mijn vragen?
Wat ik bulder, wat ik
zweer?
De echo zendt mij
alles weer.
(
)
Willem Elsschot (ps.
Alfons de Ridder), nog altijd ongenaakbare top van onze Vlaamse literatuur,
vandaag, helaas, bezet door levende literaire doden.
In 1957 verscheen de
eerste editie van zijn Verzamelde Werken. Een literair evenement van eerste
orde. Hij stond met Tjip/De leeuwentemmer in een populaire editie in de
boekenkast van mijn vader. Ik kende hem dus. Op kerstdag 1960, nog niet
helemaal droog achter de oren, beschonk ik mezelf met de vierde druk van die Verzamelde Werken. Verslond ze in één ruk en wist meteen wat schrijven was, wat literatuur. Weg was ik van Willem: ik tekende uit pure bewondering met mijn bescheiden tekentalent een portret van deze Vlaamse Titaan (zie foto boven).
Ik leef met enkele van zijn gedichten, Spijt is er een van. Elsschotiaan voor het leven
|