Les Conquérants
J.M. de Hérédia (1842-1905)
Comme un vol de
gerfauts hors du charnier natal,
Fatigués de porter
leurs misères hautaines,
De Palos de Moguer,
routiers et capitanes
Partaient, ivres dun
rêve héroique et brutal.
Ils allaient conquérir
le fabuleux métal
Que Cipango mûrit dans
ses mines lointaines,
Et les vents alizés
inclinaient leurs antennes
Aux bords mystérieux du
monde occidental.
Chaque soir, espérant
des lendemains épiques,
Lazur phosphorescent
de la mer des Tropiques
Enchantait leur sommeil
dun mirage doré;
Ou, penchés à lavant
des blanches caravelles,
Ils regardaient monter
en un ciel ignoré
Du fond de lOcéan des
étoiles nouvelles.
De veroveraars
Als een vlucht gieren
die het knekelnest vlieden,
Niet langer bereid hun hoge
miseries te torsen,
Vertrokken vanuit Palos en Moguer, avonturiers
En kapiteins, vol van heroische en brutale dromen.
Ze gingen het fabelmetaal veroveren
Dat Cipango rijpte in zijn verre mijnen,
En passaatwinden dreven
hun boegsprieten
Naar de mysterieuze randen
van de westerse wereld.
Elke avond bracht hoop op epische ochtenden,
En het fosforazuur van de Tropische Zee
Betoverde hun slaap met vergulde waan.
Of , steunend op de reling
van hun witte karvelen
Zagen ze oprijzen in nooit
eerder geziene hemels,
Nieuwe sterren vanuit het diep van de Oceaan.
© W. Schuermans
Bijlage: Les Conquérants
|