Op het verongelukken
van Doctor Roscius
Joost van den Vondel
Zijn bruid tomhelzen
in een beemd bezaaid met rozen,
Of in het zachte dons, is geen bewijs van
trouw:
Maar springende in
een meir, daar t water stremt van kou
En op de lippen
vriest, zich te vereukelozen,
Dats van twee
uitersten het uiterste gekozen:
Gelijk mijn Roscius
beklemd van druk en rouw,
In darmen houdt
gevat zijn vrucht, en waarde vrouw,
En gloeit van liefde
waar t al kil is en bevrozen.
Zij zuchtte: Och lief, ik zwijm. Ik sterf. Ik ga te grond.
Hij sprak: schep moed,
mijn troost, en ving in zijnen mond
Haar adem, en haar
ziel. Zij hemelde op zijn lippen.
Hij volgt haar bleke
schim naar t zalig Paradijs.
Vraagt iemand u naar
trouw, zo zeg: Zij vroos tot ijs,
En smolt aan geest,
en hij ging met haar adem glippen.
1624
Joost van de Vondel (1587
-1679) een van onze grootste dichters, stamde uit een Vlaamse familie, die in de 16de
eeuw uitweek naar Holland. Zijn talrijke toneelspelen, vaak met bijbelse
themas, zijn leerdichten, gelegenheidsdichten, sonnetten, vertalingen,
enz., worden helaas alleen nog maar gelezen door zonderlingen: zijn retorische stijl is menig
lezer té hoogdravend, zijn religieuze inspiratie slaat niet meer
aan. En toch: in dat omvangrijke werk
liggen parels verscholen.
Een ervan heb ik
opgeborgen in mijn geheugenpaleis. Het sonnet zingt de lof van liefde en christelijke huwelijkstrouw:
tot de dood ons scheidt. Vondels sonnet is perfect, beeldend en ritmisch-muzikaal.
In bijlage:
1 Een winterlandschap ca. 1642, geschilderd door Aert van der Neer
2 Tom Lutz (1919-2009), Nerderlands acteur, leest Kinder-lijck
3 Hommage aan Vondel
|