Verlangen Jan van
Nijlen (1884-1965)
Ondankbaar vraag ik
niet dat voor mijn oogen
In t voorjaar t
beeld van vreemde schoonheid groei,
Wanneer zij in de zon
aanschouwen mogen
Van kim tot kim mijn
eigen land in bloei.
Maar s winters, als
voor het geweld der stormen
Het laatste leven
vlucht, als sneeuw en vorst
De wereld knellen in
albasten vormen,
Dan hijgt een vreemd
verlangen in mijn borst,
Dan haakt mijn hart
naar de eeuwig-groene kruin
Der bergen en naar marmerwitte
steden,
Naar de terrassen van
Borgheses tuin,
Naar zon die vonkelt
in robijnen wijn,
Wijl helder klinkt,
tusschen het groen beneden,
t Zuidelijk geluid
van bel en tamboerijn.
Jan van Nijlen is een
onze beste Vlaamse dichters uit de eerste helft van de 20ste eeuw.
Zijn klein poëtisch oeuvre mag terecht klassiek genoemd
worden en stelt zelden of nooit teleur.
In dit gedicht vertolkt hij een oeroud
Germaans gevoel: het verlangen naar het zuiden, meer bepaald naar Italië. Dat
verlangen lag mee aan de basis van de grote Germaanse migraties die in de derde
en vierde eeuw van onze tijdrekening het Romeinse Imperium onder de voet liepen. De desolate
triestheid van het landschap, de arme bodems en de geringe beschavingsgraad van
de gebieden ten noorden en ten oosten van de Rijn, dreven vele Germaanse volksstammen
de Romeinse Rijksgrenzen (de limes) over,op zoek naar een zachter klimaat,
meer zon en een beter leven.
De Romeinse beschaving
bezweek uiteindelijk onder het gewicht van die massale Germaanse inwijking.
Italië werd in de vijfde eeuw ingepalmd, Rome viel in 476. Er werd in de
geschiedenis een blad gedraaid.
Omdat dit verlangen
mij niet vreemd was en nog steeds niet is, gaf ik dit gedicht een plek in mijn
geheugenpaleis.
Beluister deze dichter in bijlage: Julien Schoenaerts, geniaal voordrachtkunstenaar, draagt het gedicht 'De Eenzame' voor.
|