Le beau tétin
Clémant Marot
Tetin refaict, plus blanc qu' un oeuf,
Tetin de satin
blanc tout neuf,
Tetin qui fais
honte àla Rose,
Tetin plus beau
que nulle chose
Tetin dur, non pas
Tetin, voyre,
Mais petite boule
d' Ivoire,
Au milieu duquel
est assise
Une Fraise ou une Cerise
Que nul ne veoit,
ne touche aussi,
Mais je gage qil
est ainsi:
Tetin donc au petit
bout rouge,
Tetin qui jamais
ne se bouge,
Soit pour venir,
soit pour aller,
Soit pour courir,
soit pour baller:
Tetin gauche, Tetin
mignon,
Tousjours loin de
son compaignon,
Tetin qui portes
tesmoignage
Du demourant du
personnage,
Quand on te voit,
il vient à maintz
Une envie dedans
les mains
De te taster, de
te tenir:
Mais il se fault
bien contenir
Den approcher,
bon gré ma vie,
Car il viendroit
une autre envie.
O Tetin, ne grand ne petit,
Tetin meur, tetin
dappetit,
Tetin qui nuict et
jour criez:
Mariez moy tost,
mariez!
Tetin qui
tenfles, et repoulses,
Ton gorgias de
deux bons poulses,
A bon droict
heureux on dira
Celluy qui de
laict templira,
Faisant dun Tetin
de pucelle,
Tetin de femme
entiere et belle.
Perfecte
tiet, blanker dan een ei
Tiet,
van fris en hagelwit satijn,
Tiet,
die de roos beschaamt
Tiet,
mooier dan al wat bestaat
Harde tiet, wel nee, geen tiet,
Eerder een bol van wit ivoor
Met midden op een bes of kers
Die niemand ziet of roert,
Maar weten die ik het wel heel zeker.
Tiet dus, met dat kleine roze eindje,
Tiet , roerloos, immer en altijd
zowel bij het lopen als bij het ballen.
Linker tiet, allerschattigste tiet,
Altijd ver van zijn gezellinnetje,
Tiet, sier voor heel het personage,
Wie je ziet krijgt op stond
Goesting in de vingers
Om je te betasten, te bevingeren:
Maar deksels, hou je toch maar in,
Een andere goesting komt dan snel!
Tiet, niet te groot, niet te klein
Rijpe tiet, appetijtelijke tiet,
Tiet die dag en nacht verzucht:
Huw me vlug! Huw me!
Tiet, die al rijzende de borst
Ruim twee duim zwellen doet!
Noem terecht gelukkig, hij die
Haar met moedermelk beschenken zal,
En uit een jonge maagdentiet
Een vrouwentiet vormt, vol en mooi.
© W. Schuermans
Een blason is een lofdicht over een deel van het
vrouwelijk lichaam. De Franse hofdichter Clément Marot (1496-1544)
schreef er meerdere. Dit blazoen, hoeft het gezegd, bezingt de vrouwelijke
borst.
Het gedicht werd op muziek gezet door Clément
Janequin (1485-1558). Beluister bijlage.
|