Ooit gehoord van het werkwoord omdenken? Wel, ik ook niet.
Tot voor een paar dagen had ik het woord nog nooit gezien of gehoord.
Ondertussen weet ik ook hoe dat komt. Het woord bestaat niet in de Nederlandse
taal. Maar als ik het goed begrepen heb, kan het wel bestaan, tenminste als ik
bereid ben om om te denken. Vermits ik geen idee heb hoe ik om kan gaan
denken heb ik datgene gedaan waar ik meer vertrouwd mee ben denken dus. En
dan heb ik mij afgevraagd wanneer ik mijn denken wat heb moeten intomen omdat
het te zeer gestoeld was op dromen, gewoontes of mijn eigen ik.
Wanneer mensen in verwachting zijn verwachten ze zo vaak
zoveel meer dan een kindje. Ze verwachten een voetballertje, een dokter, een
miss, een BV. Prille verwachting doet menselijke harten en geesten op hol slaan
en dromen worden al bijna werkelijkheid voor het kind geboren is. Ons jongste
zoontje was amper een paar dagen of weken oud toen een vreemd gevoel mij
bekroop en ik begon te vermoeden dat er iets niet klopte. Hij was niet zoals
onze andere kinderen die lagen te kraaien in hun wieg, wilden geknuffeld en
vertroeteld worden. Nathan lag uren en uren stil in foetushouding en hij duldde
geen aanraking. Stilletjes zat ik naast zijn bedje, mijn armen als een
beschermende boog rond zijn kwetsbare lijfje. Anderhalf jaar laten viel de
diagnose als een bom in onze woonkamer, in ons hoofd. Een bijzonder krachtig
overlevingsinstinct neemt het van je over en brengt je terug naar de essentie
van het leven. Een voor een springen alle dromen als zeepbellen stuk. Of nee.
Stilaan begrijp je dat niet jij je kind niet kan beschermen voor al wat op hem
afkomt maar je hem wel bij de hand kan nemen en kan omringen met liefde. Hij
zal zijn weg wel vinden. Moge hij gelukkig zijn.
Een dagje pure anarchie, zo noem ik de dagen waarop de
kinderen even ergens anders zijn en ik gewoon mijn ding kan doen. Dan vind je
me om 9u op het terras van het café tegenover de boekenwinkel. Niets beter dan
starten met een kopje koffie en de krant die er gewoon voor handen is. Om 9u30
stipt opent de boekenwinkel en ten vroegste een half uur later stap ik terug
buiten, meestal met een zakje in mijn hand. Zo ook vorige maandag. Even
ontspannen langs de winkels slenteren en een paar boodschappen doen. Het
ecologisch gedachtegoed dat in winkels binnensijpelde doet hen de spullen
verpakken in papieren zakken en net als ik op het punt sta naar huis te fietsen
valt de regen met bakken uit de hemel. Binnensmonds vloekend bereik ik met
gescheurde zakken de voordeur. Het binnensmondse komt naar buiten wanneer
blijkt dat het slot kapot is en ik mijn eigen nest niet meer binnen geraak.
Uiteindelijk besluit ik bij mijn overbuur aan te bellen opdat ik daar zou
kunnen schuilen, wachtend op de slotenmaker.
Het werd een omgekeerde situatie. Ik luisterde naar haar verhaal. Zij schuilde
bij mij voor de regen van het leven en ontsloot traag maar zeker haar hart.