De wederkomst van Jezus Christus
Inhoud blog
  • Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
  • De profeet Micha en het TIJDS-DAL in de heilsgeschiedenis
  • De Moeder van alle verwoestingen 1
  • De Moeder van alle verwoestingen 2
  • De Moeder van alle verwoestingen 3
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    27-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Na de tetrade van bloed-manen

    Over de tetrade van bloed-manen die tijdens de jaren 2014 en 2015 vier maal gelijk vielen met de Joodse feestdagen van Pesach en Sukkot, is in de jaren die daar aan vooraf gingen, heel wat geschreven en gepubliceerd. Men verwees o.a. naar de eerdere tetrade van de jaren 1949/1950 en van 1967/1968 in relatie tot de nieuwe staat Israël. De indruk werd gewekt dat er in en rond Israël in 2014/2015 heel wat te gebeuren stond. Sommigen zagen de geprofeteerde Apocalyps in de Bijbel een aanvang nemen. De profetie van Joël 2:31 stond te gebeuren.

    Joël 2:28 Daarna zal het geschieden, dat Ik mijn Geest zal uitstorten op al wat leeft, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen; uw jongelingen zullen gezichten zien. 29 Ook op de dienstknechten en op de dienstmaagden zal Ik in die dagen mijn Geest uitstorten. 30 Ik zal wonderen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. 31 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt. 32 En het zal geschieden, dat ieder die de naam des HEREN aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de HERE zal roepen. (NBG 1951 vertaling)

     

     

    Het citaat van de profeet Joël leert nochtans geen tetrade van maansverduisteringen. Er staat geschreven: “De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des HEREN komt”. Een natuurlijke zonsverduistering valt per definitie samen met de nieuwe maan, als de maan tussen de zon en de aarde staat. Een maansverduistering valt samen met een volle maan, als de aarde tussen de zon en de maan staat.

    De profeet Joël spreekt echter over iets buitengewoons, iets dat niet 'natuurlijk' is, iets 'bovennatuurlijks', een ingrijpen van God.”

     

    De tetrade van 2014/2015 stond los van de eindtijdprofetie van de Joël. Op God ‘s tijd en op ‘een dag’ die astronomisch niet te berekenen valt, zal deze profetie pas uitkomen. Aan ‘die Dag’ gaan trouwens heel wat dagen, tijden en tekenen vooraf. Lees hierna een volgend relevant hoofdstuk van de profeet Joël:

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken. (NBG 1951 vertaling)

     

    De profeet Joël verwijst in geen een van de drie hoofdstukken van zijn Bijbelboek naar een toen regerende koning in Israël of Juda, waarmee het optreden van de profeet gedateerd zou kunnen worden. Heel opmerkelijk: de profeet Joël verwijst ook nergens naar de grote mijlpalen in de Joodse geschiedenis: namelijk de Babylonische ballingschap van 605 tot 535 v. Chr., noch naar de wereldwijde ballingschap die volgde na het jaar 70 AD toen de Romeinen de stad Jeruzalem en Tempel vernietigden, en de Joden in krijgsgevangenschap wegvoerden.

    Het onderwerp van het Bijbelboek Joël is uitsluitend: ‘de dag des HEREN’, of de oordeelsdag. Het Boek is gericht aan het Juda van de eindtijd.

    Joël 1:15 Wee die dag, want nabij is de dag des HEREN; als een verwoesting komt hij van de Almachtige.

     

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, …

     

    Het hiervoor vermelde citaat uit Joël 3:1 werd niet vervuld in 1948 toen de Joden in mei van dat jaar hun staat Israël uitriepen. Noch in juni 1967 toen Oost-Jeruzalem met de Tempelberg op het Jordaanse leger veroverd werd. Maar zal pas vervuld worden in de tweede helft van een toekomstige  zevenjarige eindtijdperiode, de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël.

     

    In november 1947 sprak de VN zich uit voor de deling van het Britse mandaatgebied Palestina in een Joodse en een Arabische staat, en in het jaar daaropvolgend in mei 1948 werd de staat Israël afgekondigd. De historische tetrade van 1949/1950 kwam hier te laat. Tenzij men bedenkt dat tussen de Joodse feesten van Pesach en Sukkot in 1949 de VN-vredesconferentie te Lausanne plaatsvond. De jonge staat Israël weigerde daar alle 700.000+ Arabische vluchtelingen (vrouwen, kinderen, grijsaards) als gevolg van de onafhankelijkheidsoorlog opnieuw binnen te laten. Het begin van veel miserie sindsdien en een overtreding van de Thora (Exodus 22:21). Ik begrijp wel de omstandigheden waar de jonge staat Israël zich in bevond, na het afslaan van de binnenvallende Arabische legers tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van 1948/49. Het was een strijd op leven of dood geweest.

     

     

    De tetrade van 1967/1968 viel gedeeltelijk gelijk volgens profetische lijnen. In juni 1967 overwon Israël in zes dagen tijd een overweldigende Arabische coalitie en nam alle Bijbelse gebieden in bezit met als hoofdprijs Oost-Jeruzalem en de Tempelberg. De toenmalige regering van Israël had na de drie Arabische nee ’s van Khartoem: – geen erkenning – geen onderhandelingen en  - nooit vrede -, het verkregen gebied moeten annexeren en de Arabische bevolking aldaar burgerrechten geven. De jonge staat Israël koos een andere weg. Zes jaar later in 1973 volgde de Jom Kippoeroorlog. Op hun heiligste feestdag, de grote verzoendag, een dag waarop ze veilig van enige agressie hadden moeten zijn, werden ze door een gevaarlijke Egyptisch/Syrische coalitie overvallen. Een offensief dat zij met veel moeite konden afslaan.

    Men kan stellen dat het vanaf 1967 definitief fout is gegaan en er sindsdien andere wetmatigheden spelen die uiteindelijk zullen uitmonden in Jacob ’s benauwdheid, de grote verdrukking, de zeventigste jaarweek van de profeet Daniël.

    Aan het einde van de zevenjarige eindtijdperiode, de dag des Heren, gaat het vervolg van Joël 3:1 pas in vervulling:

    Joël 3:1 Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, …

    … 2 zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat, en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israël, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden, 3 en over mijn volk het lot wierpen, en een jongen gaven voor een hoer en een meisje verkochten voor wijn, opdat zij konden drinken.

     

    Dit vers sluit aan bij het laatste Bijbelboek Openbaring of Apocalyps dat een Nieuwtestamentisch profetisch Boek is, en het sluitstuk van alle Oudtestamentische profetieën wat het herstel van de Joden betreft, nationaal en geestelijk in het oude land der vaderen: Israël. Het dal van Josafat bij de profeet Joël is in het Boek Openbaring, het gebied van Harmageddon. En de vermelding ‘alle volken’; dat zijn in deze tijd ‘de Verenigde Naties’ die aldus eens in de toekomst naar het land Israël getrokken zullen worden.

     

    In mijn studie ‘TIJD en TIJDEN, 2015’ ga ik uitvoerig in op de chronologie vanaf Genesis tot de komst van Jezus Christus. Voor wie het boek wil aanschaffen, zie link: http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

     

    Wanneer we de Masoretische tekst van de Bijbel volgen kan men berekenen dat het vanaf Genesis tot de inhuldiging van de Tempel van Salomo in het jaar 996 v. Chr., drieduizend jaar waren. Het is aldus eenvoudig te berekenen dat wanneer Salomo rond het jaar duizend voor Christus leefde, het in totaal ongeveer zesduizend (plus) jaar zijn vanaf de Schepping tot op heden. Een dwaasheid voor velen, maar niettemin een chronologie die vanuit de Bijbel (Masoretische tekst) aangetoond kan worden. In mijn boek TIJD en TIJDEN, 2015, appendix 5, verbind ik de Anno Mundi jaartelling met de westerse kalender.

    Daarnaast hebben we de Griekse Septuagintvertaling van het Oude Testament daterend van de derde eeuw voor Christus, die echter hogere jaartallen hanteert. Zo heeft de Septuagint-LXX een totaal van 2242 jaar vanaf Adam tot de Grote Vloed in plaats van de 1656 jaar van de Masoretische tekst. En vanaf de zondvloed of grote vloed tot de geboorte van Abram heeft de Septuagint een totaal van 1172 jaar in plaats van 352 jaar volgens de jaartallen van de Masoretische tekst. Er bestaan aldus vraagtekens.

     

     

    Mijn werk ‘TIJD en TIJDEN’ heb ik chronologisch opgebouwd rond het fundament van de sabbat- en jubeljaartelling zoals William Whiston, een vriend en tijdgenoot van Isaac Newton, het al in de achttiende eeuw van onze jaartelling uitbracht. William Whiston heeft verder vooral bekendheid gekregen door zijn voortreffelijke vertaling naar de Engelse taal van de werken van Flavius Josephus.

    Het bijzondere aan zijn sabbat- en jubeljaartelling was zijn vaststelling dat in het oude Israël de sabbatjaarcyclus vanaf haar instelling in 1443 v. Chr. met de inbezitneming van Kanaän door de Israëlieten, altijd in één cyclus ononderbroken voortging. Het Jubeljaar, het vijftigste jaar in deze cyclus, betekende geen onderbreking maar begon in de maand Tishri (september/oktober) van het negenenveertigste jaar van de sabbatjaarcyclus, en liep verder tot september/oktober van het nieuwe jaar, waarin intussen al een nieuw sabbatjaar cyclus van zeven maal zeven jaar begonnen was.

    William Whiston geeft in zijn werk tien verwijzingen naar historische sabbat- en jubeljaren die vanuit de Bijbel, de Makkabeeënboeken en de werken van Flavius Josephus geduid kunnen worden. Tegelijkertijd bevestigen deze historische verankeringen de juistheid van Whiston ’s bevinding. In mijn werk ‘Genesis versus Egyptologie, 2009’ voegde ik nog een elfde chronologische verankering toe, die ik ontdekt had bij het uittekenen van mijn chronologische constructie op millimeter papier. Het jubeljaar namelijk van 562/561 v. Chr., het jaar wanneer de Babylonische koning Evil Merodach in zijn eerste regeringsjaar, na de dood van zijn vader Nebukadnezar, koning Jojachin van Juda in diens zevenendertigste jaar van zijn gevangenneming en ballingschap, uit zijn gevangenis bevrijdde. Dit kon geen toeval zijn.

     

    Naar mijn weten maken weinig of geen chronologen vandaag gebruik van de wijze van tellen van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston en komen als een gevolg hiervan tot geheel andere jaartallen wat betreft bijvoorbeeld het jaar van de Exodus, de splitsing van het Rijk van Salomo, de val van Samaria, de belegering van Jeruzalem door de Assyriër Sanherib, enz.

    En wat zelfs nog extra verwarring geeft, is wanneer sommigen met de foutieve verkregen jaartallen uit het verleden het begin van het zevende millennium Anno Mundi trachten te berekenen.

    Dat de datering van de Bijbelse geschiedenis zo moeilijk lijkt komt vooral voort door de druk die er bestaat van de zijde van de orthodoxe Egyptologie en Assyriologie; twee wetenschappen die in hun tijdsconstructies geen rekening met de Bijbels-historische chronologie houden. Met mijn boek ‘TIJD en TIJDEN, 2015’, heb ik de gefabriceerde jaartallen van de koningen van Assyrië en Egypte aan de Bijbelse chronologische gegevens aangepast.

     

     

    Wat betreft de link nu naar de huidige tijd zijn het de jubeljaren van William Whiston die de brug vormen. Het dertigste jubeljaar sinds de instelling ervan viel in het jaar 27/28 AD. De gebeurtenissen zoals beschreven in het Lucas evangelie hoofdstuk 4 met de Heer Jezus die in de synagoge de profetie van Jesaja 61 citeerde en het aangename jaar des HEEREN uitriep, dienen hier op de tijdsbalk geplaatst. De verdere geschiedenis is algemeen bekend. De Joden van toen hebben Jezus van Nazareth als Messias afgewezen. Veertig jaar later in 70 AD gingen zij voor een tweede maal in ballingschap en werd de tempel te Jeruzalem voor een tweede maal vernietigd. Een onveranderde toestand sindsdien van bijna tweeduizend jaar. Sinds 1948 kennen we het nationale herstel van de staat Israël en is er sindsdien de verwachting bij velen zowel in het christendom als in het Jodendom dat het door de HERE God beloofde herstel van alle dingen nabijgekomen is. Aan dit beloofde herstel zijn echter voorwaarden verbonden.

     

    En zo komen we tot de invulling van de link tussen de Bijbelse geschiedenis, die afgesloten werd in de periode 30/70 AD, tot de huidige tijd. Het is weer de jubeljaartelling volgens Whiston, die ons de weg wijst. Het zeventigste jubeljaar viel, wanneer we de wijze van tellen van William Whiston naar de toekomst toe hanteren, in 1987-okt./1988-sept. Het daaropvolgende 71ste jubeljaar staat genoteerd voor het jaar oct2036/sept2037 AD.

    De Heer Jezus Christus verkondigde met het Jubeljaar van 27/28 AD aan de Joden in de synagoge te Nazareth dat de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 nu voor hun oren vervuld was. Het antwoord van de Joden ter plaatse kunnen we lezen in Lucas 4:29 “Zij stonden op en wierpen Hem de stad uit en voerden Hem tot aan de rand van de berg, waarop hun stad gebouwd was, om Hem van de steilte te storten. 30 Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.”

    De Heer Jezus werd afgewezen, of zoals het in het Johannesevangelie beschreven staat: “hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen”.

     

     

    Het is interessant om in dit beknopte artikel de profetie van Jesaja hoofdstuk 61 volledig te citeren aangezien de inhoud van de woorden van Jesaja aansluiten bij het Jubeljaar zoals het beschreven staat in het Bijbelboek Leviticus.

    Jesaja 61:1 De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; 2 om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN …

    (hier stopte de Heer Jezus met voorlezen en sloot de boekrol – een tijdskloof inmiddels van bijna 2000 jaar)

    … en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, 3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking. 4 Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen, het verwoeste uit vroeger tijd doen herrijzen en de steden vernieuwen, die in puin liggen, die verwoest hebben gelegen van geslacht op geslacht. 5 Vreemden zullen gereed staan om voor u de kudden te weiden, vreemdelingen zullen uw akkerlieden en uw wijngaardeniers zijn; 6 maar gij zult priesters des HEREN heten, dienaars van onze God genoemd worden; gij zult het vermogen der volken genieten en u op hun heerlijkheid beroemen. 7 In plaats van uw schande gewordt u dubbele vergoeding en in plaats van smaad zullen zij jubelen over hun deel; zo zullen zij dan in hun land dubbele vergoeding verkrijgen, blijvende vreugde zal hun geworden. 8 Want Ik, de HERE, heb het recht lief. Ik haat onrechtmatige roof, Ik zal hun stipt hun loon geven en een eeuwig verbond met hen sluiten. 9 En hun nageslacht zal onder de volken vermaard zijn en hun nakomelingschap te midden der natiën; allen die hen zien, zullen erkennen, dat zij het nageslacht zijn, dat de HERE gezegend heeft. 10 Ik verblijd mij zeer in de HERE, mijn ziel juicht in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, met de mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omhuld, gelijk een bruidegom, die zich als een priester het hoofdsieraad ombindt, en gelijk een bruid, die zich met haar versierselen tooit. 11 Want zoals de aarde haar gewas voortbrengt en een hof zijn zaaisel doet uitspruiten, zo zal de Here HERE gerechtigheid en lof doen uitspruiten voor het oog van alle volken. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het beloofde herstel van Israël (en via hen de hele schepping) zoals beschreven in Jesaja hoofdstuk 61 vanaf vers 2 laat nog op zich wachten maar is een wetmatigheid die ooit vervuld zal worden. De sleutel is Israël. We stellen echter vast dat na het uitroepen van de staat Israël in mei 1948 de beloofde zegeningen verbonden aan de sabbat – en jubeljaren uitbleven. De vroege en late regen, die maakten dat het land Israël van de oudheid zo vruchtbaar was, kwam in 1948 en daarna niet terug. Integendeel, water en vooral het tekort aan water is een blijvend probleem in de nieuwe staat Israël. De Israëli ’s zijn uiterst vindingrijk en hebben een ingenieus irrigatiesysteem ontworpen waarbij water helemaal van in het noorden uit het meer van Galilea tot in het zuiden in de Negev-woestijn en elders geleid wordt en druppelsgewijs gebruikt. Prachtig en om bewonderend naar te kijken, maar het blijft echter mensenwerk.

     

    Zoeken naar bijzondere gebeurtenissen in jubeljaren volgend op het jubeljaar van 27/28 AD leveren geen resultaat op. Het is het ‘tijds-dal’ waarin dat de HERE God Zijn EKKLESIA, Zijn Gemeente, uitroept en Israël voor het grootste gedeelte van deze tussentijd in de diaspora leeft.

    Toch zijn er raakpunten in de tijd te vinden. Zulk een scharnierjaar naar mijn mening, was het jaar 1517 AD. In oktober van dat jaar ging in Europa namelijk de reformatie van start met een moedige hervormer Maarten Luther die zijn 95 stellingen tegen de aflatenleer van de Roomse Kerk, tegen de deur van de kerk te Wittenberg nagelde. Iets heel opmerkelijk nu, en minder bekend in het Westen, in datzelfde jaar 1517 veroverden de Turken namelijk Jeruzalem op de Arabieren, en begon de Turkse periode van heersen over het van Joden ontvolkte gebied van Israël. Toeval? Ik meen van niet. Vanaf de exodus uit Egypte in 1483 v. Chr. waren er in 1517 AD 2999/3000 jaar verlopen. Wat een opmerkelijk profetisch jaartal is. De Ottomanen of Turken zouden tot het jaar 1917 over Jeruzalem heersen en het gebied in een soort profetische winterslaap houden. In december 1917 zouden de Britten tijdens de eerste wereldoorlog de stad en het gebied op de Turken veroveren. Dit is exact een tijdsperiode van 400 jaar dat overeenkomt met sommige getallenperiodes die in de Bijbel gehanteerd worden. Maar er is meer aan de hand dat lijkt op sturing van Gods wege. In november 1947 stemde de VN bij meerderheid tot splitsing van het Britse mandaatgebied Palestina in een Joodse staat en een Arabische. De Arabieren stemden tegen maar de Joden accepteerden de deling en proclameerden enkele maanden later hun staat. Tussen 1517 en 1947 zitten er 430 jaar wat weer een bijzondere Bijbelse tijdsperiode is, die er ten tijde van het Oude Testament zat tussen het geven van de belofte aan Abraham van een land en een volk en het geven van de wet aan Mozes. Er is dus meer onder de zon dan menig iemand zou vermoeden (of willen zien). Nog een opmerkelijke Bijbelse tijdsperiode van 50 jaar ditmaal, zit er tussen het eerste Zionistische congres van 1897, alwaar gepleit werd voor de oprichting van een Joods thuisland, en het jaar 1947. Van het jaar 1947 met de deling van Palestina door de VN, tot 1987, het begin van het zeventigste jubeljaar, waren het veertig jaar, wat weer een herkenbare Bijbelse tijdsperiode is. Denk aan de periode van veertig jaar dat de Israëlieten na de exodus en het geven van de Wet, in de woestijn doorbrachten, als een gevolg van hun weigering het Beloofde land binnen te trekken.

    Het ‘aangename jaar des HEEREN’ brak echter in 1987 niet door. Geen een van de beloften verbonden aan het Jubeljaar ging op 3 oktober 1987 met de Grote Verzoendag of Jom Kippoer, in vervulling. Integendeel, diezelfde maand vond op zwarte maandag 19 oktober in New York een beurscrash plaats dat het begin van een wereldwijde financiële crisis inluidde die tot op vandaag nazindert. En twee maanden later begon er een Arabische volksopstand in Gaza, Judea en Samaria tegen het Israëlische militaire bestuur, een opstand die manu militari door Israël de kop werd ingedrukt.

     

    Men is al eens in de verleiding om op basis van de eerder beschreven scharniermomenten in de tijd berekeningen naar de toekomst toe te maken. Dit is een oefening die menigeen al eens gemaakt heeft en in de media gelanceerd. De periode van de tetrade van bloed-manen van 2014/2015 ligt nu achter ons en is een goed voorbeeld van zulke pogingen tot berekenen van het begin van de Apocalyps.

    Een volgend opmerkelijk toekomstig jaartal is het jaar 2017. Op basis van de telling van de sabbat- en jubeljaren volgens William Whiston is het jaar van de exodus te berekenen in 1483 v. Chr. We zagen eerder al dat het 3000 jaar waren tot het jaar 1517 met de heerserswissel over Jeruzalem. In datzelfde jaar begon in het christelijke Europa de Reformatie.

     

     

    In 2017 zal het 500 jaar geleden zijn dat de Reformatie begon en is het 3500 geleden dat de Exodus plaatsvond. Wat de berekening/optelling van de voor Christus-jaartallen betreft, moeten we rekening houden dat het jaar nul niet bestaat, en we bij de optelling van 1483 plus 1517 één jaar moeten aftrekken. Het zal dus met Pesach anno 2018 pas zijn dat het 3500 jaar terug tot de exodus is. In 2018 zal het nationaal herstelde Israël ook zijn zeventigjarig bestaan vieren. Zal dit jaar iets bijzonders te zien geven? Ik weet het niet. Wat de wederkomst van Christus in de ‘tussen-tijd’ wederhoudt, zijn wetmatigheden zoals de vrije wil van de mens in het aannemen of afwijzen van de HERE God, het ingaan van de volheid der heidenen, en de maat der zonde.

     

    Wat dit laatste betreft is er een voorbeeld in het Oude Testament over een uitstel van oordeel. In het tweede jaar na de exodus trokken de Israëlieten onder leiding van Mozes, van de berg Gods op naar het Beloofde Land. Twaalf verspieders werden daarna aan de grens uitgezonden. Dit is een geschiedenis die algemeen bekend is. De twaalf verspieders verkennen gedurende veertig dagen het land, komen terug met druiventrossen die ze amper kunnen dragen, bevestigen dat het een land van melk en honing is, kortom een vruchtbaar land van overvloed. Maar tien van de twaalf verspieders overtuigen het volk dat het land onneembaar is vanwege de sterkte van de inwoners. Met zekerheid zouden zij ten onder gaan moesten ze trachten het land in te nemen. Het zijn alleen Jozua en Kaleb die geloof hebben en het land willen binnentrekken. Het volk echter laat zich overtuigen door de tien ongehoorzame verspieders en weigert binnen te trekken. Het resultaat is dat alle volwassenen van twintig jaar en daarboven gedoemd worden in de woestijn aan de rand van het Beloofde Land te verblijven, tot zij daar allen gestorven zijn (Numeri 14:28-35). De nieuwe generatie zou samen met Jozua en Kaleb, achtendertig jaar later in 1443 v. Chr., het Beloofde Land binnentrekken.

     

    Tegelijkertijd betekende de ongehoorzaamheid van de Israëlieten een uitstel van oordeel over de Amorieten en de andere bewoners van het land Kanaän. De maat van hun zonde was nochtans vol.

    Genesis 15:13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren. 14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have. 15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden. 16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen. 17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging. 18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath: 19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet, 20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten, 21 En den Amoriet, en den Kanaäniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

     

    De tijd was in 1482 v. Chr. rijp voor hun verwijdering uit het land, maar als een gevolg van Israëls ongeloof kregen zij achtendertig jaar respijt, uitstel van executie. Mozes behoorde tot het vierde geslacht. Hij ging terug tot op Levi, een van de twaalf zonen van Jakob/Israël.

    Misschien kunnen we in het licht van deze geschiedenis de lijn doortrekken naar het moderne Israël en de Arabische buurlanden. Wel moet ik opmerken dat de Arabieren vandaag, geen Amorieten of Amalekieten zijn, maar ook Semieten die in de lijn van de aartsvader Sem hun oorsprong terugvinden. Op hen rusten uiteindelijk ook beloften van herstel in het komende Messiaanse Vrederijk. Zie o.a. het artikel van 18-06-2015 op dit blog i.v.m. Egypte, zie link: http://www.bloggen.be/robertdetelder/archief.php?ID=2731643

    Zij zijn wel sinds de dagen van Ismaël tegenstanders van Israël en betwisten het recht op het Beloofde Land. Zie TIJD en TIJDEN, 2015, hoofdstuk: De Assyriërs en Abraham, blz. 47-58.

     

    Bij het prille begin van de Ekklesia in het jaar 30 AD vroegen de discipelen naar de tijd van het herstel van alle dingen en het antwoord van de Heiland was het volgende:

    Handelingen 1: 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd (30 AD) het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.

     

    Het was niet de zaak van de EKKLESIA om ‘de tijden of gelegenheden’ te berekenen wanneer God zijn oud-verbondsvolk Israël geestelijk en nationaal in het oude land der vaderen zal herstellen.

    En later zal de apostel Paulus in zijn twee Thessalonicenzenbrieven in dezelfde zin waarschuwen:

    2 Thessalonicenzen 2:1 Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst  van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, 2 dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. (NBG Vertaling)

     

    Aan de wederkomst van de Heer Jezus Christus gaan zoals bij de geboorte van een kind weeën vooraf (Matteüs 24:8). De tijd voor de geboorte van een kind kan men vanaf de bevruchting schatten op ongeveer negen maanden. Gaat men voorbij negen maanden spreekt men in mensentaal van een ezels-dracht. Zo zal het naar mijn mening ook zijn met de periode die vooraf gaat aan de tweede komst van Christus. De weeën zijn alleen een indicator, dat het nabij tot zeer nabij is. En sommige hevige weeën die er op lijken te wijzen dat het nu snel te gebeuren staat, kunnen daarna ook weer een uitstel kennen.

     

    Het zevende millennium sinds de Schepping zijn we binnengegaan in oktober 2005 AD en dit wanneer we aannemen dat de Masoretische tekst van onze Bijbel met haar jaartallen, de correcte is en we de jubeljaartelling volgens William Whiston volgen. Een wijze van sabbat- en jubeljaartelling die via elf historische verankeringen van de eerste tot de zesde eeuw voor Christus op de tijdsbalk verankerd is en aldus bewezen. Het antwoord op de vraag waarom het vrederijk met de komst van de Messias niet is doorgebroken in 1987 ligt bij de wetmatigheden die de Bijbelse toekomstprofetieën inhouden. Het aanbod, de uitkomst, werd Israël in de periode 1947/1967 aangeboden en het was aan hen om hier naar te handelen. Na 1967 is het definitief fout gelopen en als een gevolg van diezelfde wetmatigheden die we in het profetische woord vinden wordt nu een andere piste die naar het herstel aller dingen (zie Handelingen 3:12-21), gevolgd. Daarom meen ik dat we opnieuw in een bijzondere profetische tijdskloof terecht gekomen zijn, en het rekenen met bepaalde tijdsperioden geen concrete data opleveren.

     

    Hierna een citaat van de profeet Hosea dat in een notendop God ’s weg met hen schildert, hoe Hij met zijn oude Verbondsvolk uiteindelijk tot Zijn doel zal komen.

    Hosea 5: 14 Want Ik ben als een leeuw voor Efraïm, en als een jonge leeuw voor het huis van Juda. Ik, Ik zal verscheuren en heengaan; 15 Ik zal wegnemen, zonder dat iemand redden kan. Ik zal heengaan (30 AD Hemelvaart Messias), Ik wil wederkeren naar mijn plaats, totdat zij zich schuldig gevoelen en mijn aangezicht zoeken; wanneer het hun bang te moede is, zullen zij verlangend naar Mij uitzien. 6:1 Komt, laat ons wederkeren tot de HERE! Want Hij heeft verscheurd, en zal ons helen; Hij heeft geslagen, en zal ons verbinden. 2 Hij zal ons na twee dagen doen herleven (20?? AD), ten derden dage (het Messiaanse Vrederijk) zal Hij ons oprichten, en wij zullen leven voor zijn aangezicht. 3 Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dagenraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit.

     

    Wanneer we één dag als een periode van duizend jaar willen herkennen dan leert dit Schriftgedeelte dat na een periode van tweeduizend jaar van verdrukking, Israël opnieuw hersteld zal worden. De derde dag is dan de periode van duizend jaar die we in het boek Openbaring vinden wanneer we dit boek in zijn geheel als profetie willen herkennen. Het is de periode van het Messiaanse Vrederijk waar de profeten uit het Oude Testament over gesproken hebben. Daarna pas volgt het volledige herstel van alle dingen en begint de eeuwigheid.

    Het voorgaande moet duidelijk maken dat men geen berekeningen kan maken naar het uur, dag, maand en/of jaar van de wederkomt van Christus. Dat is uitsluitend in God ’s hand. Hij is soeverein. Ieder kind van God mag wel van één ding overtuigd zijn: God heeft alles onder controle.

     

    Ik hoop dat ik met mijn bijdrage niet toevoeg aan de verwarring die er over dit thema bestaat, maar dat het een aanvulling mag zijn. Ik studeer en schrijf alleen maar naar ‘de mate van de genade’ die mij gegeven is (Efeze 4:7).

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-04-2016, 11:00 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    24-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren…

    Het feit dat we stoffelijk zijn en uiteindelijk over een leeftijdsspan heen, tot stof wederkeren, maakt dat we ook een mensenleven van de geboorte tot het sterven chronologisch op een tijdsbalk kunnen uittekenen. De Bijbel geeft de mens in Psalm 90, een leeftijdsspan van zeventig tot tachtig jaar, afhankelijk of we zeer sterk zijn of niet. We weten allen dat hierop uitzonderingen mogelijk zijn. Boeiend het dat Mozes de auteur van Psalm 90 is, en aldus deze psalm ongeveer 3500 jaar oud is. Maar vooral verbazend vanwege de opgegeven leeftijdsspan van zeventig tot tachtig jaar, een levensspan die in het Westen pas in de twintigste eeuw als een gemiddelde, bereikt werd. De voedings- en reinigings-wetten van Mozes zullen zeker in het oude Israël ook hun rol gespeeld hebben.

     

    Psalm 90:1 Een gebed van Mozes, den man Gods. HEERE! Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht. 2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. 3 Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! 4 Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en als een nachtwaak. 5 Gij overstroomt hen; zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras, dat verandert; 6 In den morgenstond bloeit het, en het verandert; des avonds wordt het afgesneden, en het verdort. 7 Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. 8 Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns. 9 Want al onze dagen gaan henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door als een gedachte.

    10 Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen.

    11 Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? 12 Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. 13 Keer weder, HEERE! tot hoe lange? en het berouwe U over Uw knechten. 14 Verzadig ons in den morgenstond met Uw goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen. 15 Verblijd ons naar de dagen, in dewelke Gij ons gedrukt hebt, naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. 16 Laat Uw werk aan Uw knechten gezien worden, en Uw heerlijkheid over hun kinderen. 17 En de liefelijkheid des HEEREN, onzes Gods; zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat. (Statenvertaling)

     

    De vermelde zeventig tot tachtig jaar als leeftijdsspan kan ook volgens de Bijbel verder in belangrijke ontwikkelingsfasen ingedeeld worden. Ook op geestelijk gebied:

    1 Johannes 2:12 Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om Zijns Naams wil. 13 Ik schrijf u, vaders! want gij hebt Hem gekend, Die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt den boze overwonnen. Ik schrijf u, kinderen, want gij hebt den Vader gekend. (Statenvertaling)

     

    We beginnen (zowel geestelijk als lichamelijk) als kind, vervolgens groeien we naar jongeling toe en daarna het ouderschap. Het getal zeven valt in deze fase van ontwikkeling op. In het Oude Testament werd men voor zijn daden verantwoordelijk gesteld vanaf het eenentwintigste levensjaar (20-plus). Dat merken we in de Exodusgeschiedenis waar alle van het Israëlitische geslacht, van ouder dan twintig jaar, die weigerden het Beloofde Land binnen te trekken, veroordeeld werden tot veertig jaar in de wildernis en daar ook aan hun einde kwamen.

     

    De beschreven leeftijdsspan van de mens, die overigens getekend is door moeite en verdriet, eindigt volgens Psalm 90:3 in de verbrijzeling van het lichaam.

     

     

    De dood is over de mens en de schepping gaan heersen vanaf Genesis 3:17 “…zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt; en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. 18 Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen, en gij zult het kruid des velds eten. 19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof, en gij zult tot stof wederkeren”.

    Dit alles als een gevolg van het oordeel over de rebellie van de eerste mensen. Een oordeel dat van generatie op generatie aanhoudt (Romeinen 5:12).

    Doornen en distels brengt de vervloekte aarde sindsdien voort (Genesis 3:17:19), en het sterven heerst over alles. De Schepping is dienstbaar aan de vergankelijkheid geworden, en kreunt zoals in een barensnood, in al haar delen (Romeinen 8:20-23).

    Het Bijbelboek Prediker hoofdstuk twaalf beschrijft in detail het aftakelingsproces dat zich al heel vroeg in een mensenleven inzet met uiteindelijk in vers zeven, de beschreven dood. Wat de mens onderscheidt van de dieren en de rest van de schepping, is dat bij zijn of haar dood, zijn/haar levensadem wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.

    Prediker 12:7… en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.

     

    Prediker 3:19 Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, 20 alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. 21 Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde? (NBG Vertaling 1951)

     

    Hierna het Bijbelgedeelte uit het boek Prediker dat in detail het aftakelingsproces beschrijft. Ik heb tussen haakjes de Bijbelse beeldspraak verduidelijkt.

    Prediker 12:1 Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen; 2 voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren en de wolken na de regen wederkeren; 3 op de dag, dat de wachters (de armen) van het huis (het lichaam) beven en de sterke mannen (de benen) zich krommen, en de maalsters (de tanden) ophouden, omdat haar aantal gering geworden is, en zij, die uit de vensters (de ogen) zien, hun glans verliezen (staar), 4 en de deuren (de oren) naar de straat gesloten worden; als het geluid van de molen verzwakt, en de stem hoog wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden; 5 op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, en er verschrikkingen op de weg zijn (insomnia), de amandelboom (witte haren) bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt (seks) – want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op de straat –; 6 voordat het zilveren koord (ruggengraat) losgemaakt en de gouden lamp (de schedel) verbroken wordt; voordat de kruik bij de bron verbrijzeld en het scheprad in de put verbroken wordt (falen van het hart), 7 en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.

     

    Dit beschreven dienstbaar zijn aan de vergankelijkheid is voor alle mensen van alle generaties van zowel verleden als heden gelijk. Dit zowel voor gelovigen als voor niet-gelovigen, andersgelovigen, binnen het verbond, buiten het verbond, enzoverder, allen worden getroffen en er is geen uitzondering.

     

    De aarde is sinds de eerste rebellie van de mens door de Schepper aan de vruchteloosheid onderworpen (Romeinen 8:20), leert Paulus in het Nieuwe Testament.

    Paulus ondervond in zijn eigen lichaam de eerdere beschrijving van het verval van de mens. In zijn brief aan de Galaten lezen we in hoofdstuk 4 vers twaalf, dat hij ziek geworden was. Het was vermoedelijk een oogkwaal, zoals we kunnen opmaken uit Galaten 4:15 en Galaten 6:11:

    Galaten 4:12 Weest zoals ik, bid ik u, broeders, omdat ook ik ben zoals gij. Gij hebt mij in geen enkel opzicht verongelijkt. 13 Ja, gij weet, dat ik aan u de eerste maal, omdat ik ziek geworden was, het evangelie verkondigd heb, 14 en toch hebt gij de verzoeking, die er voor u in mijn lichamelijke toestand gelegen was, niet als iets verachtelijks beschouwd of ertegen gespuwd, maar gij hebt mij ontvangen als een bode Gods, (ja), als Christus Jezus. 15 Gij hebt u toen gelukkig geprezen; wat is daarvan over? Want ik kan van u getuigen, dat gij, ware het mogelijk geweest, uw ogen uitgerukt en ze mij gegeven zoudt hebben.

     

    Aan de Korintiërs schreef Paulus (2 Korintiërs 12:7-10) dat hem een doorn in het vlees gegeven was, een angel die hem lichamelijk zwak maakte, waar hij onder gebukt ging. Driemaal had hij God gebeden die angel weg te nemen, maar vergeefs. “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid”, was het antwoord van God op Paulus gebed om genezing.

     

    Ook andere kon Paulus niet altijd helpen. Aan Timoteüs, zijn vriend en mede-evangelist, die aan gedurige maagongesteldheden leed schreef Paulus (1 Timoteüs 5:23) als recept voor zijn maag, dat hij niet alleen water zou drinken, maar ook een beetje wijn.

     

    In de tweede brief aan Timoteüs (2 Tim. 4:20) schrijft Paulus dat hij een medewerker met de naam Trofimus te Milete, ziek zijnde had moeten achterlaten.

     

    Aan de Filippenzen schrijft Paulus in zijn brief aan hen over Epafroditus, een medestrijder en afgevaardigde van Paulus, dat deze doodziek was geweest, maar dat God Zich over hem ontfermd had.

    Filippenzen 2:25 Maar ik achtte het noodzakelijk, Epafroditus tot u te zenden, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, die uw afgevaardigde was om mij te helpen in hetgeen ik nodig had. 26 Immers, hij was vol verlangen naar u allen en ook in zorg, omdat gij gehoord hadt, dat hij ziek was. 27 Hij is ook ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. 28 Ik zend hem dan met te meer spoed, opdat gij, als gij hem ziet, u weer verblijden moogt en ik minder zorg moge hebben.

     

    Vers 27 geeft vandaag hoop aangezien we mogen weten dat God in deze tijd, de huidige bedeling van de genade, zich wil ontfermen.

    Alhoewel er toch een groot onderscheid is met de toestand tijdens de bedeling onder de Wet. Aan het oude Israël dat als natie met de Exodus in 1483 v. Chr. uit Egypte getrokken was, was de belofte gegeven dat zij vrij van ziekten zouden zijn, indien zij de Wet zouden onderhouden.

    Exodus 15:26 En (Mozes) zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden, en houdt al Zijn inzettingen; zo zal Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester!

     

    De troost die Paulus, de apostel der heidenen, aan de Romeinen onder de huidige bedeling, doorgeeft is de volgende:

    Romeinen 8:18 Want ik ben er zeker van, dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, die over ons geopenbaard zal worden. 19 Want met reikhalzend verlangen wacht de schepping op het openbaar worden der zonen Gods.

     

    Het openbaar worden van de zonen Gods, gebeurt bij de (tweede) komst van Jezus Christus. Het is de in de Bijbel beloofde opstanding. Een opstanding die in chronologische etappes gebeuren zal. Eerst de Christus, vervolgens de Ekklesia (1 Korintiërs 15:20-28), vervolgens Israël en de volken (Daniël 12:2, 3 en 13).

    Het is de troost van de tweede komst van Christus, en de daarmee gepaard gaande opstanding van de Ekklesia, die Paulus aan de Thessalonicenzen doorgaf, wanneer zij geliefden aan de dood, aan de verbrijzeling, moesten afgeven.

     

     

    1 Thessalonicenzen 4:14 Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen, die ontslapen zijn in Jezus, weder brengen met Hem. 15 Want dat zeggen wij u door het Woord des Heeren, dat wij, die levend overblijven zullen tot de toekomst des Heeren, niet zullen voorkomen degenen, die ontslapen zijn. 16 Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels, en met de bazuin Gods nederdalen van den hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; 17 Daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen te zamen met hen opgenomen worden in de wolken, den Heere tegemoet, in de lucht; en alzo zullen wij altijd met den Heere wezen. 18 Zo dan, vertroost elkander met deze woorden. (NBG Vertaling 1951)

     

    Het begrijpen van de Romeinenbrief hoofdstuk 8 kan ook vandaag als een troost en berusting werken wanneer men zelf (of geliefden) getroffen wordt door de eerder in Psalm 90 beschreven moeite en verdriet eindigend in de verbrijzeling van het lichaam.

    De Romeinenbrief heeft het over het lijden van de tegenwoordige tijd. Dit lijden is gelijk voor gelovigen en niet-gelovigen. Alle zijn aan de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid onderworpen. De schepping zucht en is als in barensnood.

    Romeinen 8:20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, 21 in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. 22 Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is. 23 En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.

     

    De enige hoop voor de van ouds rebellerende mens is het aannemen van Jezus Christus als Heer en Heiland, en de verwachting van Zijn (weder)komst als de Losser die alles hersteld.

    Filippenzen 3:20 Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, 21 die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen

     

    Romeinen 8:24 Want in die hoop zijn wij behouden. Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet? 25 Indien wij echter hopen op hetgeen wij niet zien, verwachten wij het met volharding. 26 En evenzo komt de Geest onze zwakheid te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. 27 En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit. 28 Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn. 29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid  aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; 30 en die Hij tevoren bestemd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. 31 Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? 32 Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? 33 Wie zal uitverkorenen Gods beschuldigen? God is het, die rechtvaardigt; 34 wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit. 35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking of benauwdheid, of vervolging of honger, of naaktheid, of gevaar, of het zwaard? 36 Gelijk geschreven staat: Om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood, wij zijn gerekend als slachtschapen.

    37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad. 38 Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, noch engelen noch machten, noch heden noch toekomst, noch krachten, 39 noch hoogte noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus, onze Here. (NBG Vertaling 1951)

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    24-03-2016, 09:00 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    22-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De berg Gods in Arabië

    In de vierde eeuw na Christus tijdens de regeerperiode van Keizer Constantijn werd in het zuiden van de hedendaagse Sinaïwoestijn op de plaats waar men meende dat Mozes de Tien Geboden in ontvangst nam, een klooster gebouwd. Tot in de twintigste eeuw zou men zonder meer aannemen dat deze plaats en berg ook de berg Gods was, zoals in de Bijbel beschreven. Een beetje Bijbelstudie maakt echter al snel duidelijk dat men voorbarig voor deze locatie gekozen heeft.

     

    Galaten 4: 21 Zegt mij, gij, die onder de wet wilt staan, luistert gij niet naar de wet? 22 Er staat immers geschreven, dat Abraham twee zonen had, één bij de slavin en één bij de vrije. 23 Maar die van de slavin was naar het vlees verwekt, doch die van de vrije door de belofte. 24 Dit is iets, waarin een diepere zin ligt. Want dit zijn twee bedelingen: de ene van de berg Sinaï, die slaven baart, dit is Hagar. 25 Het (woord) Hagar betekent de berg Sinaï in Arabië. Het staat op één lijn met het tegenwoordige Jeruzalem, want dat is met zijn kinderen in slavernij. (NBG Vertaling 1951)

     

    De apostel Paulus plaatst de berg Sinaï duidelijk en gezaghebbend in Arabië en wijst zelfs de locatie van de berg aan: namelijk Hagar. Een naam die Sinaï betekent. Hij doet dit bij het doorgeven van een geestelijke les via het wijzen op twee bedelingen in de Heilsgeschiedenis, de bedeling van de Wet namelijk, die voorafging aan de huidige bedeling van de genade (Gal. 5:5). Maar laat ons bij Sinaï blijven.

    In mijn werk ‘TIJD en TIJDEN’, 2015, hoofdstuk: de ligging van de berg Gods in Arabië, blz. 113-120, wees ik op een studie van Howard Blum (The Gold of Exodus, The Discovery of The Most Sacred Place on Earth, 1998). Deze onderzoeker identificeert overtuigend de berg ‘Jabal al Lawz’ in Saoedi Arabië met de Bijbelse Sinaï.

    Wanneer men een Bijbelse encyclopedie openslaat en men zoekt het woord Sinaï op, dan blijkt dat meerdere locaties in aanmerking komen en eerlijkheidshalve vermeldt men er telkens bij dat een en ander nog niet duidelijk is. Hetzelfde commentaar kan men lezen bij het opzoeken van andere relevante plaatsnamen in verband met de exodusroute zoals Teman, Paran, Seïr, Hazeroth, Etham, Shur, Horeb en Sinaï. Dit betekent echter wel dat de weg voor verder onderzoek, openligt.

     

     

    Ik laat me leiden door wat Paulus leert betreffende de locatie van de berg Gods en de bedoeling van dit artikel is om een en ander vanuit de andere Bijbelboeken zoals Numeri, Deuteronomium, Habakuk, 1 Koningen en Galaten te laten bevestigen. Vooreerst is het belangrijk om te zien welk gebied Paulus bedoelde wanneer hij het over Arabië heeft. Het Arabië van Paulus’ tijd was het koninkrijk der Nabateeërs. Een koninkrijk dat zich uitstrekte over de huidige landen: Jordanië en het noordwesten van Saoedi-Arabië. De huidige plaats Hegra zou mogelijk in verband met het Bijbelse Hagar kunnen verbonden worden? Het Arabische Hegra is dan hetzelfde als het Griekse Hagar, de taal waarin Paulus zijn brieven schreef.

     

    Maar ook andere Bijbelboeken wijzen de weg naar Arabië, waar de berg Gods gezocht moet worden.

    Habakuk 3:1 Het gebed van Habakuk, de profeet. Op Sigjonot. 2 HERE, ik heb de tijding aangaande U vernomen, ik ben, HERE, met vreze voor uw werk vervuld; roep het in het leven in de loop der jaren, maak het openbaar in de loop der jaren; gedenk in de toorn aan ontfermen! 3 God komt van Teman en de Heilige van het gebergte Paran. Sela Zijn majesteit bedekt de hemelen, en de aarde is vol van zijn lof. 4 Er is een glans als van zonlicht, lichtstralen heeft Hij aan zijn zijde en daar is het omhulsel zijner kracht. 5 Voor Hem uit gaat de pest en koortsgloed volgt Hem op de voet. 6 Hij staat en doet de aarde schudden; Hij ziet rond en doet de volken van schrik opspringen, de aloude bergen liggen verpletterd, de eeuwige heuvelen zinken ineen; de eeuwenoude wegen zijn zijne.

     

    ‘God komt van Teman en de Heilige van het gebergte Paran’, was al geschiedenis in de dagen van de profeet Habakuk en verwijst naar het optreden van de HERE God bij de verlossing van Zijn volk uit Egypte. Het hierna volgende Bijbelcitaat bevestigt dit:

    Deuteronomium 33:1 Dit is de zegen, waarmede Mozes, de man Gods, de Israëlieten vóór zijn sterven gezegend heeft. 2 Hij zeide: De HERE is gekomen van Sinaï en over hen opgegaan uit Seïr; Hij is in lichtglans verschenen van het gebergte Paran en gekomen uit het midden van heilige tienduizenden; aan zijn rechterzijde zagen zij een brandend vuur.

     

     

    Wanneer we Deuteronomium hoofdstuk 33 als gids gebruiken vanaf de berg Sinaï in Arabië en de weg terug naar Egypte nemen, komen we eerst in Seïr en daarna over het gebergte Paran aan de Egyptische grens. Seïr bevond zich in het dal van het Seïr-gebergte, op een hedendaagse kaart wordt dit nu Shera in Jordanië genoemd. Shera is tegenwoordig vooral bekend vanwege de Nabateese oudheidstad Petra die daar uit de roze gekleurde zandstenen rotsen is gehouwen.

    De berg ‘Jabal al Lawz’ is de meest logische keuze voor de hierboven beschreven route. Dit is één manier ter uitstippeling van de genomen reisroute door de Israëlieten.

     

    In het Bijbelboek Numeri vinden we alle stopplaatsen of pleisterplaatsen van de Israëlieten vanaf hun vertrek in Egypte tot aan Sinaï en veertig jaar later hun reis naar het Beloofde Land. Ik heb in de Bijbeltekst bij de pleisterplaatsen de getallen van één tot twaalf tussen ronde haakjes aangebracht.

    Numeri 33:1 Dit zijn de pleisterplaatsen der Israëlieten, die uit het land Egypte uitgetrokken waren naar hun legerscharen onder leiding van Mozes en Aäron; 2 Mozes namelijk beschreef hun tochten van pleisterplaats tot pleisterplaats naar het bevel des HEREN; en dit zijn hun pleisterplaatsen op hun tochten. 3 Zij braken op van Rameses in de eerste maand, op de vijftiende dag der eerste maand; daags na het Pascha trokken de Israëlieten uit door een opgeheven hand, voor de ogen van alle Egyptenaren, 4 terwijl de Egyptenaren bezig waren degenen te begraven, die de HERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; de HERE toch had aan hun goden strafgerichten geoefend. 5 De Israëlieten dan braken op van Rameses (1) en legerden zich te Sukkot (2). 6 Zij braken op van Sukkot en legerden zich te Etam (3), dat aan de rand der woestijn ligt. 7 Zij braken op van Etam en keerden weder naar Pi-Hachirot (4), dat tegenover Baäl-Sefon ligt, en zij legerden zich tegenover Migdol. 8 Zij braken op van Pi-Hachirot en gingen midden door de zee naar de woestijn, en zij gingen drie dagreizen ver door de woestijn van Etam en legerden zich te Mara (5). 9 Zij braken op van Mara en kwamen te Elim (6); te Elim nu waren twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen; daar legerden zij zich. 10 Zij braken op van Elim en legerden zich aan de Schelfzee (7). 11 Zij braken op van de Schelfzee en legerden zich in de woestijn Sin (8). 12 Zij braken op van de woestijn Sin en legerden zich te Dofka (9). 13 Zij braken op van Dofka en legerden zich te Alus (10). 14 Zij braken op van Alus en legerden zich te Refidim (11), waar voor het volk geen water was om te drinken. 15 Zij braken op van Refidim en legerden zich in de woestijn Sinai (12).

     

    Herinner nu dat een degelijke Bijbelse encyclopedie bij alle hierboven vernoemde plaatsen een vraagteken plaatst. Zelfs over de ligging van vertrekplaats in Egypte de plaats Rameses of Raämses, wordt gediscuteerd. Meerdere onderzoekers identificeren namelijk de Bijbelse stad Rameses met het hedendaagse Qantir, en dit als een gevolg van hun voor waarheid houden van de gehanteerde Sothis-kalender door de orthodoxe Egyptologie, met als resultaat farao Ramses II van de negentiende dynastie als de farao van de Exodus.

    De Bijbel plaatst het vertrekpunt van de Exodus bij de plaats Rameses nabij Zoan, het Egyptische Tanis van de oudheid. Zie Psalm 74:12 “Ten aanschouwen van hun vaderen deed Hij wonderen in het land Egypte, het veld van Zoan; …”.

     

    De tweede stopplaats was te Sukkot, een plaats halverwege de huidige Sinaïwoestijn, in. De volgende stopplaats van de Israëlieten was Etham aan het noorden van de golf van Akaba. Het is in deze regio dat het Egyptische leger zijn einde vond wanneer zij de Israëlieten achtervolgden. Het is vanaf Etam dat de reis naar Arabië begon. De eerste woestijn waar de Israëlieten door moesten gaven ze de naam: de woestijn van Shur en/of Etham. Het is dezelfde regio waar koning Saul met zijn leger vijfhonderd jaar later langs trok in zijn strijd tegen Amalek. Saul trok toen vanuit Telaïm nabij Jericho de Jordaan over en vervolgens langs de zogenaamde koninklijke weg naar het zuiden, in de richting van Petra waar in de nabijheid de stad van Amalek lag. De woestijn van Shur is te plaatsen aan de beide zijden van de hedendaagse golf van Akaba. De naam Shur staat voor ‘muur’ wat verwijst naar de bergketen aan beide zijden van de golf. De volgende pleisterplaats is Mara dat een Hebreeuws woord is en de betekenis van bitter heeft vanwege de kwaliteit van het water aldaar. De Israëlieten bereikten deze plaats na een mars van drie dagen door de woestijn en klaagden over het bittere water. Het Hebreeuwse Mara wordt algemeen geïdentificeerd met de hedendaagse plaats al-Bad in Saoedi Arabië. De onderzoeker Howard Blum (The Gold of Exodus – the discovery of the most sacred place on earth – 1998) laat vanaf deze plaats de Israëlieten richting berg ‘Jabal al Lawz’ trekken, de berg Gods of Sinaï.

     

    Het christendom plaatst sinds de vierde eeuw na Christus al de vernoemde plaatsen (met vraagtekens erbij) van Numeri 33:1-15 in de hedendaagse Sinaïwoestijn. Bij het opstellen van landkaarten schroomt men zich niet om hier en daar een vraagteken weg te laten alsof een en ander vast zou staan, wat niet het geval is.

     

     

    Een voorbeeld is Midian waar Mozes veertig jaar eerder naar toe gevlucht was, en waar de berg Gods gelegen was. Op menige kaart zal men de naam MIDIAN en/of Midianieten ook gedeeltelijk over de hedendaagse Sinaïwoestijn plaatsen, wat niet eerlijk is. Flavius Josephus maakte in zijn historisch werk (Joodse Oudheden, Boek 2, xi.1) duidelijk dat Midian aan de Rode Zee ligt en hij noemt de plaats waar Mozes na een tocht door de woestijn terecht kwam: Madiane. Deze plaats kan men heden op een landkaart van het Arabische schiereiland nog altijd terugvinden onder de naam Modiana. In hetzelfde gebied zou Mozes gedurende veertig jaar de schapen van zijn gastheer Jethro weidden. In datzelfde gebied, leert Josephus, lag de berg Gods of Sinaï en vond het wonder van de brandende maar niet verterende braamstruik plaats, en kreeg Mozes van God het bevel om Zijn volk uit Egypte te leiden.

     

    De ligging van de berg ‘Jabal al Lawz’ als eindpunt van de exodustrek past binnen het Bijbelse verhaal:

    1.      Mozes die vanuit Midian op weg naar Egypte trekt komt onderweg zijn broer Aaron tegen die hem op een woord van God tegemoet ging. De ontmoeting vond plaats nabij de berg Horeb. (Exodus 4: 27 En de HERE zeide tot Aäron: Ga Mozes in de woestijn tegemoet. Hij ging en ontmoette hem bij de berg Gods en kuste hem.) Dit Schriftgedeelte plaatst de berg Gods noordelijk van Al Bad (Midian) de woonplaats van de schoonvader van Mozes.

    2.    En volgens het Bijbelboek Deuteronomium 1:2 zijn het elf dagreizen vanaf Horeb tot Kades-Barnea wat alleen mogelijk is indien de berg Gods de Jabal al Lawz is.

     

    CHRONOLOGIE:

    In mijn werk ‘TIJD en TIJDEN, 2015’, verankerde ik het jaar van de Exodus met het jaartal 1483 v. Chr., op de tijdsbalk. Dit jaartal was het resultaat van het chronologisch hanteren van de opgave van Jubeljaren door William Whiston. In totaal waren er volgens Whiston dertig jubeljaren van 1395/1394 v. Chr. tot 27/28 AD, het jaar dat Jezus het ‘aangename jaar des HEREN’ of Jubeljaar uitriep en zich als Messias bekendmaakte. Van het eerste Jubeljaar van sept/1395 tot okt/1394 v. Chr. zijn het zeven maal zeven jaar terug (sabbatjaren van maart/tot april tot maart/april) tot het begin van de inname van het Beloofde Land in 1443 v. Chr. Mozes was kort daarvoor in de leeftijd van 120 jaar gestorven. Veertig jaar daarvoor plaatsen we chronologisch de Exodus in 1483 v. Chr. (Voor wie het boek wil aanschaffen: zie link http://boekscout.nl/shop/ViewProduct.aspx?bookId=5579

     

    Tot hier wat het historische aspect betreft van de berg Gods. In de (verre) toekomst zal een overblijfsel van Israël tijdens de Apocalyps naar dezelfde woestijn uitgeleid worden ter bewaring van de koning van het Noorden (Daniël 11:40-41), die het land Israël, het Sieraadland dan overrompeld heeft.

     

    Hosea 2:13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. 14 En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de dagen harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. 15 En het zal te dien dage geschieden, spreekt de HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baäl! 16 En Ik zal de namen der Baäls van haar mond wegdoen; zij zullen niet meer bij hun namen gedacht worden. 17 En Ik zal te dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels, en het kruipend gedierte des aardbodems; en Ik zal den boog, en het zwaard, en den krijg van de aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. 18 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. 19 (En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. 20 (En het zal te dien dage geschieden, dat Ik verhoren zal, spreekt de HEERE; Ik zal den hemel verhoren, en die zal de aarde verhoren. 21 En de aarde zal het koren verhoren, mitsgaders den most en de olie; en die zullen Jizreël verhoren. 22 En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God! (Statenvertaling)

     

     

    De Bijbel leert een derde herstel van de Joden in het oude land der vaderen, geestelijke en nationaal. Een groot deel van het christendom, vooral de gevestigde kerken, leert daarentegen de vervangingsleer, een leer die zegt dat het christendom door God in de plaats van Israël is gesteld en de Joden verworpen. Er zijn nochtans heel wat Bijbelgedeelten die een herstel van Israël leren en moeilijk van toepassing op de kerk zijn. Een voorbeeld is de profetie waar het Bijbelboek Amos mee afsluit, en duidelijk betrekking heeft op de periode na 70 AD met de wegvoering in ballingschap van de Joden door de Romeinen.

     

    Amos 9:11 Te dien dage zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds, 12 opdat zij beërven de rest van Edom en van al de volken over wie mijn naam is uitgeroepen, luidt het woord van de HERE, die dit doet. 13 Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien. 14 Ik zal een keer brengen in het lot van mijn volk Israël: verwoeste steden zullen zij herbouwen en bewonen; wijngaarden zullen zij planten en de wijn ervan drinken; boomgaarden zullen zij aanleggen en de vrucht daarvan eten. 15 Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de HERE, uw God. (NBG Vertaling 1951)

     

    De profetie van Amos wordt pas werkelijkheid nadat de koning van het noorden van de profeet Daniël door het land geraasd heeft. Op het hoogtepunt van deze verdrukking wordt een overblijfsel van Israël naar de Over-Jordaanse woestijn geleidt.

     

    Jeremia 31:1 Ter zelfder tijd, spreekt de HEERE, zal Ik allen geslachten Israëls tot een God zijn; en zij zullen Mij tot een volk zijn. 2 Zo zegt de HEERE: Het volk der overgeblevenen van het zwaard heeft genade gevonden in de woestijn, namelijk Israël, als Ik henenging om hem tot rust te brengen. 3 De HEERE is mij verschenen van verre tijden! Ja, Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. (Statenvertaling)

     

    De berg Gods zien we opnieuw vermeldt worden in het laatste Bijbelboek Openbaring.

    Openbaring 14:1 En ik zag en zie, het Lam stond op de berg Sion en met Hem honderdvierenveertigduizend, op wier voorhoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.

     

    Het is van daar uit dat het herstel van Israël in het komende Messiaanse Vrederijk een aanvang zal nemen.

     

    Wordt vervolgd…

     

    Met vriendelijke groet,

    Robert De Telder


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    22-02-2016, 09:35 geschreven door Eigenzinnige Wezel  
    Reacties (0)
    Archief per week
  • 15/10-21/10 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 23/11-29/11 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 15/12-21/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs