Bron van geluk en frustratie, simpel en complex, boeiend en soms gevaarlijk.
01-06-2009
Waar kijken Europeanen naar?
In 1989 vaardigde de Europese Commissie de directieve Televisie zonder grenzen uit. Europese televisieomroepen moeten minstens 50% van hun programmatietijd geven aan Europese producties.en minstens 10% van die tijd of van het programmatiebudget aan onafhankelijke Europese producties.
In 2007 werd die directieve uitgebreid tot audio-visuele diensten zoals film on demand.
Op 28 mei 2009 presenteerde de commissie een stand van zaken. Drie kwart van de programmas die in prime time uitgezonden worden in de lidstaten zijn van Europese makelij.
De studie onderzocht de kijkcijfers tussen 18 u en 23 u. Europese programmas en films halen 75,5% bereik.
De commissie besluit dat dergelijke producties zeer succesvol zijn. We zien het ook in de kijkcijfers van Vlaamse zenders. Programmas als Mijn restaurant, De laatste show, Aspe, Flikken, Katarak en de dagelijkse soaps op VRT en VTMhalen betere kijkcijfers dan Amerikaanse feuilletons als CSI, Deadwood en The mentor.
Kwaliteit zal een rol spelen. Regisseurs, acteurs en scenaristen kennen hun stiel al rammelen de scenarios nog wel eens en is de geloofwaardigheid in het verhaal af en toe zoek. Op dat vlak stelt de doorsnee Vlaamse kijker echter weinig eisen.
Herkenbaarheid is het belangrijkste succes ingrediënt. Het publiek ziet mensen uit hun omgeving, personages die hun buren kunnen zijn..De verhaallijnen zijn simpel zodat er niet te veel moet nagedacht worden. Leedvermaak en binnenpretjes maken het gerecht af.
Dezelfde trend is terug te vinden in actualiteitenprogrammas. Het gros van de tijd gaat naar binnenlands nieuws en naar trivialiteiten en altijd weer krijgen we de vox populi te horen: de toevallige voorbijganger, de buurvrouw, de bakker ze worden voor de camera gesleurd om hun mening te geven.
Ieder moet voor zich uitmaken of hij dat goed of niet goed vindt. Bij elke televisie wordt een afstandsbediening geleverd waar ook een rode knop opzit om het ding uit te zetten.
Reclamemakers volgen de trend. Zij komen niet tussen in de programmakeuzes die de stations maken maar ze hebben er wel impact op. Zenders die hun publiek zien afkalven worden uit het mediaplan geschrapt. Het gevolg is dat op alle zenders dezelfde soep opgediend wordt.
Uit het rapport van de Europese Commissie blijkt dat maar één Belgische televisiezender de 50% Europese programmas niet haalt: RTL-TVI, de Franstalige commerciële zender. In de lijst staan verder twee stations in Estland, één in Ierland, twee in Italië, één in Portugal, twee in Roemenië, twee in Zweden en twee in het Verenigd Koninkrijk. Het zijn allemaal commerciële stations.
Intern communiceren gebeurt op verschillende niveaus. De medewerkers informeren over het reilen en zeilen in het bedrijf is belangrijk en het moet goed gedaan worden. Dat is één niveau. Het kan (moet) gestructureerd gebeuren, volgens een plan, en door mensen die er verstand van hebben. Goed samenwerken is communicatie op een ander niveau. Ploeggeest is quasi niet te structureren. Een ploeg is optelling van individuen die mekaar niet opgezocht hebben maar toevallig in dezelfde omgeving terecht gekomen zijn. Elk lid heeft zijn eigen persoonlijkheid, ego en ambitie. Het eerste, persoonlijkheid, kan een pluspunt zijn. De twee andere zijn klippen waar elke schipper vroeg of laat zijn schip lek doet op slaan als hij ze niet tijdig ziet. Een voorbeeld? Hier is het, vers uit de praktijk. Een full-service communicatiebureau heeft verschillende afdelingen: strategie, creatie, Internet, klantenbeheer (de accounts), enz. Aan het hoofd van elke afdeling staat een directeur en daar boven een Algemeen Directeur. Een klant vraagt om tijdens een vergadering in Londen een aantal deelnemers die uit verschillende landen komen, te interviewen voor de camera, een opdracht die de Account moet regelen. Die interviews moeten op de website van de klant gezet worden, een taak voor de Internet afdeling waar de techneuten zitten. Alles moet in tien dagen rond zijn. De Account contacteert een medewerker in London die zorgt voor een professionele cameraman. Hij krijgt van de Internet afdeling de technische specificaties over het formaat waarin ze die filmpjes willen. De interviews worden afgenomen en gefilmd, het resultaat wordt te plekke bekeken, de Account neemt de cassette mee naar huis en geeft ze aan de Internet Directeur. Twee dagen later, rond 7 uur 's avonds, laat de Internet directeur aan de Account weten dat er niets op de cassette staat. Paniek bij de Account. Er volgen discussies maar de Internet directeur is formeel: de cassette deugt niet. Die Engelsman kent zijn vak niet en heeft een fout gemaakt.De volgende dag is een feestdag in heel wat landen. Er zit niets anders op dan alles over te doen maar de geïnterviewden zijn al terug naar huis: naar Duitsland, Schotland, Ierland, Denemarken, Italië. De Account contacteert zijn medewerkers in al die landen. Gelukkig heeft hij hun gsm-nummer. Hij legt het geval uit, vraagt hen een cameraman te regelen voor de volgende dag, contacteert de geïnterviewden, probeert agenda's af te stemmen, enz. enz. maar niet iedereen is bereikbaar. En het is dringend. Er komt ook nog een weekend aan. Tussendoor belt hij een kennis die meer weet over filmopnames dan hij. Die wil die cassette wel eens bekijken maar kan pas 's anderendaags. De volgende dag trekken ze naar een televisiestation waar na wat overleg met een technicus de juiste apparatuur gevonden wordt om de cassette af te spelen, met beeld en klank. Alle gemaakte afspraken kunnen afgezegd worden. Wat is het probleem? De directeur van de Internet afdeling is een jonge kerel met een groot ego en vindt zichzelf heel competent. Altijd mee oppassen met dat soort kerels. Hun argumenten: dat materiaal deugt niet, wij hebben geen tijd om ons daarmee bezig te houden (even bellen met de cameraman, bijvoorbeeld, of nadenken en een oplossing zoeken), het is hier heel druk, ... Gelukkig heeft de Account goede relaties buiten het bureau. De Internet directeur zat fout, niet zijn collega's in Engeland. Communiceren, teamspirit, samen een oplossing zoeken? No way. Onbestaande. Door zijn incompetentie - of slechte wil - werden een dozijn mensen lastig gevallen en aan het werk gezet. Voor niets. Bestaat er een oplossing? Neen. Tegen egotripperij en manifeste onwil tot samenwerken bestaat geen medicijn, alleen amputatie. Dat gebeurt ook wel eens maar niet alle bomen worden correct gesnoeid en een boom die niet met kennis van zaken onder handen genomen is, sterft af met al zijn takken en wortels.
De database met de gegevens over media en journalisten is het kapitaal van elke PR.
De herstructureringen bij de media vragen om een regelmatige aanpassing.
Bij de zakenbladen van Roularta Media Group
-is Alain Deneef is algemeen hoofdredacteur geworden
-Vincent Joye verdwijnt als hoofdredacteur van Moneytalk
-An Goovaerts was adjunct-hoofdredacteur en is nu de nieuwe hoofdredacteur van Trends. Ze volgt Guido Muelenaer op.
-Nathalie Van Ypersele is de hoofdredacteur van het maandblad Bizz.
Bij De Morgen verdwijnen o.m.
-Hans Vandeweghe, chef sport
-Bert Bultinck, chef opinie
-Georges Timmerman, journalist
-Thea Swiersta, journaliste
-Dirk Remmerie, chef cultuur
-Filip Claus, fotograaf
En zo zijn er nog een aantal geweest de voorbije maanden. Nieuwe titels en namen verschijnen op de markt (Vitaya magazine, MNM, Joe FM), bestaande titels verdwijnen, magazines passen hun inhoud aan om beter in te spelen op de doelgroep of om een breder publiek aan te spreken.
Je moet het allemaal volgen.
Een database in orde houden is een never ending job en de media observeren een boeiende bezigheid.
Waar komen de schommelingen in de oplage van kranten vandaan?
Bij kleine schommelingen kan het aan de promotie acties liggen: bonnetjes knippen voor zo goed als gratis boeken, Dvds of Cds (mijn spellingcontrole zegt dat ik dit met een hoofdletter moet schrijven). De weekbladen als Humo en Dag Allemaal pakken er nu ook mee uit. De meest succesvolle actie bij Het Laatste Nieuws waren de pluchen beesten, zon jaar geleden. Het moet zijn dat de kinderen daar ook hun zeg in hebben.
Dergelijke acties doen de oplage tijdelijk stijgen maar eens de actie achter de rug, grijpt de lezer terug naar zijn vertrouwde krant.
Een scoop, een primeur, doet ook de oplage stijgen, schreef De Morgen gisteren in haar media bijlage.
De scoop over het cocaïnegebruik van Tom Boonen zou vorig weekend gezorgd hebben voor zon 10.000 extra verkochte exemplaren. De Daily Telegraph deed in Engeland nog beter met de primeur over de onkostennotas van de Britse parlementsleden. Toen ze er op vrijdag 1 mei mee uitpakten op de cover, verkochten ze 93.000 exemplaren meer in de losse verkoop, op een dagelijkse oplage van 817.692 stuks.
Luc Rademakers, hoofdredacteur van de Concentra-kranten Gazet van Antwerpen en Belang van Limburg, zegt in hetzelfde artikel dat scoops vooral belangrijk voor het langetermijneffect. Als een krant vaak genoeg uitpakt met primeurs, trekt dat lezers aan die overtuigd zijn dat die krant sneller bij het nieuws raakt. Je geeft je lezers het gevoel dat ze door het lezen van jouw krant de vinger aan de pols houden.
Een paar bedenkingen:
-Als de oplage van een krant stijgen door een primeur, daalt dan het aantal verkochte exemplaren van een andere krant of niet? Met andere woorden: koopt de lezer een andere krant of koopt hij er twee?
-Als een andere krant een paar dagen later uitpakt met een andere scoop, beweegt de slinger dan in de andere richting?
-Wat een scoop is voor de ene krant, is dat niet voor een andere. De Tijd heeft ook wel eens een primeur maar dan uit de wereld van de economie en financiën en dat doet de oplage niet stijgen met 10.000 stuks. Exclusieve verhalen die dat wel doen, gaan over seks, drugs, bedrog, moord. De populaire weekbladen gaan het ook aan de gore kant van de maatschappij zoeken met grote koppen over de schuinsmarcheerders onder de BVs. De media leven van de publiciteit. Is dat de omgeving waarin je als adverteerder reclame wil maken voor je producten of diensten?
-Zal het publiek die primeurs niet beu worden?
De uitgevers houden de vinger aan de pols. Vandaag breken ze zich het hoofd om in de toekomst te kijken. Zijn de klassieke gedrukte media ten dode opgeschreven? Hoe halen we meer inkomsten uit het Internet? Zullen de surfers die elke dag gratis het nieuws lezen op hun website, bereid zijn te betalen voor dat nieuws? Wat is het effect van het aanbieden van de website in een smartphone versie, leesbaar op de nieuwe mobiele telefoons? En vooral: zullen ze de adverteerders kunnen overtuigen van de impact van reclame op deze media?
De kranten berichtten dit weekend over de dalende oplage in het eerste trimester van dit jaar. Tussen januari en maart werden 8.937 minder kranten verkocht. De Tijd is de grootste verliezer met een daling van 7%. Het Nieuwsblad daalde met 2,1% en Het Laatste Nieuws verloor 0,9%. De Standaard (+ 1,9%) en De Morgen (+ 1,1%) zagen hun verkoop stijgen. De gemiddelde oplagecijfers per dag: - De Morgen: 53.000 - De Standaard: 84.486 - Het Nieuwsblad: 253.418 - Het Laatste Nieuws: 281.472 Vanmorgen op Radio 1 een gesprek gehoord over de dalende inkomsten voor de krantenuitgevers. Volgens Peter Vandermeersch (Coreli = De Standaard, Het Nieuwsblad e.a.) zorgt de verkoop (abonnementen en losse verkoop) voor 60% van de inkomsten. Bedrijven adverteren minder in het algemeen en dus ook in kranten. Speciale bijlagen als Job@ en Vacature zien het aantal personeelsadvertenties zinken. Dus worden er glossy bijlagen gecreëerd die wel veel advertenties bevatten voor luxeproducten. "Of die artikels die erin staan niet betaald zijn door de adverteerders?" wou de interviewer weten. "Absoluut niet," zei Vandermeersch. En daar kwam verscheen die muur weer tussen redactie en de advertentie-afdeling. Tja.
Ik ben Emile Clemens
Ik ben een man en woon in Duffel (België) en mijn beroep is communicatie consultant.
Ik ben geboren op 29/01/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: boeken, jazz en media..
Ook: Docent PR en Interne Communicatie. Boek: Ik zou zeggen dat ... (uitg. Plantyn). Jazz'halo.