Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    18-07-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het baardmannetje is eigenlijk een bakkebaardmannetje

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: het baardmannetje [Dirk Draulans]

    Baardmannetjes behoren tot de mooiste vogels in onze contreien. Beide geslachten zijn overwegend kaneelbruin met een felgele snavel en een lange staart. De mannetjes hebben een grijze kop met twee opvallende zwarte bakkebaarden vanaf de ogen. Met bakkebaarden maak je indruk op de vrouwen in de baardmannetjeswereld.

    Vroeger werden de diertjes ‘baardmezen’ genoemd, maar omdat er geen vrouwtjes met baard zijn was die naam niet correct. Bovendien is uit genetisch onderzoek gebleken dat de beestjes niet direct verwant zijn aan de mezen, wel aan de leeuweriken. Schijn kan bedriegen, ook in de vogelwereld.

    Uniek is dat baardmannetjes het grootste deel van hun leven in en op riet doorbrengen. Ze broeden in dichte rietvelden, in nesten van riet die ze op een riethoopje maken. In de zomer voeden ze zich met insecten (libellen, muggen) en spinnetjes, in de winter, wanneer ongewervelden schaars geworden zijn, met zaad van riet en rietgras. Om de overgang tussen de twee diëten te faciliteren, past hun spijsverteringsstelsel zich aan. Ze pikken in de winter ook gruis op om de vertering van zaden te vergemakkelijken.

    De beestjes vormen al koppeltjes in hun jeugdjaren, als ze nog in jongelingentroepen door het riet zwerven. Hoe langer een paartje samen is, hoe beter de activiteiten van beide partners op elkaar zijn afgestemd en hoe vroeger ze met broeden beginnen, doorgaans van eind maart tot april; elk legsel telt meestal 5-7 eieren, soms een dozijn. In één jaar kan een paartje tot wel 20 jongen grootbrengen. Broedduur: 12-13 dagen, Het nest wordt gemaakt in dichte riet- en zeggevegetatie, meestal laag bij de grond. De jongen zitten 13-14 dagen op het nest voor ze uitvliegen.

    In jaren met een lage broeddichtheid kan er sprake zijn van overlappende broedsels: de vrouwtjes beginnen al aan een nieuw legsel als de jongen uit het vorige nest nog moeten worden gevoederd – dat is dan de taak van de mannetjes.

    Zo kunnen de diertjes snel reageren op crashes in hun populatie, bv. als gevolg van langdurige vorstperiodes.

    Baardmannetjes verplaatsen zich soms over wat langere afstanden, zeker als ze met een groeiende populatiedichtheid te maken krijgen, maar echt migreren doen ze niet. Na de broedtijd zwerven groepjes baardmannen rond buiten hun directe broedgebieden. Zo kunnen ook nieuwe broedplekken ontstaan vanuit het brongebied. Vogels die wegtrekken, doen dat vanaf september en keren terug vanaf maart.

    De Nederlandse populatie werd sterk beïnvloed door de ontwikkeling en later gedeeltelijke ontginning, van grootschalige natuurgebieden met veel riet, zoals de Oostvaardersplassen in Flevoland. Recent kent het Verdronken Land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen een stijgend aantal baardmannetjes als gevolg van een uitbreiding van de rietbedden daar.

    Jong Riet wordt verkozen boven oud Riet (hogere voedselbeschikbaarheid zowel in winter als in zomer). De soort is altijd schaars geweest in Vlaanderen, maar vertoont de laatste 20 jaar een duidelijk toenemende trend. In de periode 2000-2002 schommelde de Vlaamse populatie rond 10-20 broedparen. Vervolgens nam de soort geleidelijk verder toe en in 2018 werden bijna 80 paren geteld. Vooral in de Waaslandhaven doet de Baardman het goed met 67 paren in 2018 (Schor Ouden Doel bijna 60 paren, Ketenisse en het Groot Rietveld te Melsele). Die populatie is wellicht afkomstig van het nabijgelegen Verdronken Land van Saeftinghe waar men 318 paren telde in 2018. Hier doet de soort het uitstekend doordat het riet er de laatste jaren sterk uitgebreid is door opslibbing. Vanuit die laatste populatie is er een spill-over naar Vlaanderen, met name de rietkragen van de schorren langs de Schelde.

    Het grootste deel van de populatie bevindt zich echter in Roemenië. In Noord-West Europa is Nederland wel een van de belangrijkste broedgebieden. Daarmee heeft Nederland een speciale verantwoordelijkheid voor deze vogel. De aantallen zijn stabiel, maar kunnen tijdens strenge winters snel afnemen.

    Vogelbescherming heeft zich enorm ingespannen voor de kwaliteit van moerasgebieden. Onder meer door het opstellen van een Beschermingsplan Moerasvogels en door actieve inbreng bij de beheerplannen van Natura2000-gebieden. Een vogel als de baardman profiteert van goed beheerde moerasgebieden. Via een netwerk van deskundige en vrijwillige Wetland-Wachten houdt Vogelbescherming een oogje in het zeil bij deze natuurgebieden.

    Vooral in de herfst kun je de diertjes spotten. Je hoort dan frequent hun kenmerkende ping-ping-pinggeluid en ziet ze soms in groepjes boven het riet vliegen in een wat vreemde fladdervlucht. Met wat geluk zie je ze acrobatentoeren uithalen op rietstengels. Het zijn echt beestjes om van te genieten.

    de bron: Knack: Beestenboel: het baardmannetje [Dirk Draulans]

     

    Baardmannetjes behoren tot de mooiste vogels in onze contreien. Beide geslachten zijn overwegend kaneelbruin met een felgele snavel en een lange staart. De mannetjes hebben een grijze kop met twee opvallende zwarte bakkebaarden vanaf de ogen. Met bakkebaarden maak je indruk op de vrouwen in de baardmannetjeswereld.

     

    Vroeger werden de diertjes ‘baardmezen’ genoemd, maar omdat er geen vrouwtjes met baard zijn was die naam niet correct. Bovendien is uit genetisch onderzoek gebleken dat de beestjes niet direct verwant zijn aan de mezen, wel aan de leeuweriken. Schijn kan bedriegen, ook in de vogelwereld.

     

    Uniek is dat baardmannetjes het grootste deel van hun leven in en op riet doorbrengen. Ze broeden in dichte rietvelden, in nesten van riet die ze op een riethoopje maken. In de zomer voeden ze zich met insecten (libellen, muggen) en spinnetjes, in de winter, wanneer ongewervelden schaars geworden zijn, met zaad van riet en rietgras. Om de overgang tussen de twee diëten te faciliteren, past hun spijsverteringsstelsel zich aan. Ze pikken in de winter ook gruis op om de vertering van zaden te vergemakkelijken.

     

    De beestjes vormen al koppeltjes in hun jeugdjaren, als ze nog in jongelingentroepen door het riet zwerven. Hoe langer een paartje samen is, hoe beter de activiteiten van beide partners op elkaar zijn afgestemd en hoe vroeger ze met broeden beginnen, doorgaans van eind maart tot april; elk legsel telt meestal 5-7 eieren, soms een dozijn. In één jaar kan een paartje tot wel 20 jongen grootbrengen. Broedduur: 12-13 dagen, Het nest wordt gemaakt in dichte riet- en zeggevegetatie, meestal laag bij de grond. De jongen zitten 13-14 dagen op het nest voor ze uitvliegen.

     

    In jaren met een lage broeddichtheid kan er sprake zijn van overlappende broedsels: de vrouwtjes beginnen al aan een nieuw legsel als de jongen uit het vorige nest nog moeten worden gevoederd – dat is dan de taak van de mannetjes.

    Zo kunnen de diertjes snel reageren op crashes in hun populatie, bv. als gevolg van langdurige vorstperiodes.

    Baardmannetjes verplaatsen zich soms over wat langere afstanden, zeker als ze met een groeiende populatiedichtheid te maken krijgen, maar echt migreren doen ze niet. Na de broedtijd zwerven groepjes baardmannen rond buiten hun directe broedgebieden. Zo kunnen ook nieuwe broedplekken ontstaan vanuit het brongebied. Vogels die wegtrekken, doen dat vanaf september en keren terug vanaf maart.

     

    De Nederlandse populatie werd sterk beïnvloed door de ontwikkeling en later gedeeltelijke ontginning, van grootschalige natuurgebieden met veel riet, zoals de Oostvaardersplassen in Flevoland. Recent kent het Verdronken Land van Saeftinghe in Zeeuws-Vlaanderen een stijgend aantal baardmannetjes als gevolg van een uitbreiding van de rietbedden daar.

     

    Jong Riet wordt verkozen boven oud Riet (hogere voedselbeschikbaarheid zowel in winter als in zomer). De soort is altijd schaars geweest in Vlaanderen, maar vertoont de laatste 20 jaar een duidelijk toenemende trend. In de periode 2000-2002 schommelde de Vlaamse populatie rond 10-20 broedparen. Vervolgens nam de soort geleidelijk verder toe en in 2018 werden bijna 80 paren geteld. Vooral in de Waaslandhaven doet de Baardman het goed met 67 paren in 2018 (Schor Ouden Doel bijna 60 paren, Ketenisse en het Groot Rietveld te Melsele). Die populatie is wellicht afkomstig van het nabijgelegen Verdronken Land van Saeftinghe waar men 318 paren telde in 2018. Hier doet de soort het uitstekend doordat het riet er de laatste jaren sterk uitgebreid is door opslibbing. Vanuit die laatste populatie is er een spill-over naar Vlaanderen, met name de rietkragen van de schorren langs de Schelde.

     

    Het grootste deel van de populatie bevindt zich echter in Roemenië. In Noord-West Europa is Nederland wel een van de belangrijkste broedgebieden. Daarmee heeft Nederland een speciale verantwoordelijkheid voor deze vogel. De aantallen zijn stabiel, maar kunnen tijdens strenge winters snel afnemen.

    Vogelbescherming heeft zich enorm ingespannen voor de kwaliteit van moerasgebieden. Onder meer door het opstellen van een Beschermingsplan Moerasvogels en door actieve inbreng bij de beheerplannen van Natura2000-gebieden. Een vogel als de baardman profiteert van goed beheerde moerasgebieden. Via een netwerk van deskundige en vrijwillige Wetland-Wachten houdt Vogelbescherming een oogje in het zeil bij deze natuurgebieden.

     

    Vooral in de herfst kun je de diertjes spotten. Je hoort dan frequent hun kenmerkende ping-ping-pinggeluid en ziet ze soms in groepjes boven het riet vliegen in een wat vreemde fladdervlucht. Met wat geluk zie je ze acrobatentoeren uithalen op rietstengels. Het zijn echt beestjes om van te genieten.

     











    18-07-2023 om 00:00 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oeverzwaluw kan op menselijke assistentie rekenen

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de oeverzwaluw [Dirk Draulans]

    Onze kleinste en zeldzaamste zwaluw heeft zijn oorspronkelijke biotoop zo goed als volledig verloren. Hij moet nu broeden in vaak tijdelijke afgravingen.

    De meeste mensen kennen de boerenzwaluw en de huiszwaluw (en de gierzwaluw uit onze steden, al is dat geen echte zwaluw).

    De derde zwaluwsoort in ons land daarentegen is minder bekend: de oeverzwaluw, een bescheiden beestje met een bruine bovenkant, een lichte onderkant en een opvallend kort staartje.

    Het diertje deed zijn naam aanvankelijk alle eer aan: zijn voornaamste broedbiotoop waren steile zandwanden langs de oevers van beken en rivieren. Helaas zijn die sinds een halve eeuw geleden systematisch opgeofferd aan de instrumentalisering van onze natuur: alles moest handiger worden voor economisch gebruik. Beken werden rechtgetrokken en waar mogelijk in een betonnen keurslijf geperst, want dat werd als nuttig voor de landbouw beschouwd. Het broedgebied van de oeverzwaluw ging daarbij verloren, waardoor de populaties crashten.

    Om niet onderuit te gaan, volgde de oeverzwaluw het klassieke darwiniaanse principe: hij paste zich aan veranderende leefomstandigheden aan. Hij entte zich op door de mens gemaakte structuren – maar niet op bebouwing, zoals de boerenzwaluw en de huiszwaluw. Hij zocht en vond plekken die leken op zijn oorspronkelijke oeverbiotoop: steile wanden in zandophopingen en infrastructuurwerken. Dat was een heikele onderneming: nogal wat ondernemers zijn niet opgezet met de aanwezigheid van de beschermde diertjes, wier kolonies ze niet mogen verstoren. Natuurvriendelijke aannemers sturen hun werkzaamheden bij in aanwezigheid van zo’n kolonie – die na enkele maanden toch weer naar de winterkwartieren in Afrika vliegt. Maar de meerderheid trekt zich er niets van aan en graaft de nestgangen ongenadig weg.

    Een verslag in Natuur.oriolus van Dries Martens en Johan Baetens, medewerkers van Natuurpunt die in de Antwerpse haven actief zijn, belicht de groeiende rol van de haven in het voortbestaan van de oeverzwaluw in ons land. Met haar gigantische werven biedt ze de soort veel mogelijkheden. Tijdens de graafwerken zowat 2 jaar geleden voor het Deurganckdok op de linkeroever van de Schelde ontstond er zelfs een kolonie met bijna 1000 broedkoppels. Dat is een enorm aantal, als je bedenkt dat de broedpopulatie in Vlaanderen op iets tussen 6000 en 7500 koppels wordt geschat.

    Die reuzenkolonie is verdwenen, nu de werken aan het dok achter de rug zijn. De oeverzwaluwen hebben zich over een aantal locaties verspreid. In de tijd dat ze nog in natuurlijke oevers broedden, waren ze heel plaatstrouw: de helft kwam broeden in de geboortekolonie. Zodra ze een kolonie hadden gekozen, kwam de grote meerderheid er jaar na jaar terug. Nu zijn de diertjes flexibeler en verhuizen ze gemakkelijk. Voor hun voeding hebben ze waterpartijen nodig – ze eten vooral insecten die boven het water dansen. Zulke plekken zijn er overvloedig in en rond het Antwerpse havengebied.

    Omdat de haven zo belangrijk is geworden voor de oeverzwaluw, hebben de havenautoriteiten in samenwerking met Natuurpunt maatregelen genomen om de soort een handje te helpen. Er worden plannen gemaakt om permanente zandwanden te creëren. In afwachting daarvan worden ongebruikte zandvoorraden zo afgegraven dat ze geschikt worden voor de diertjes. Die kunnen dus op menselijke assistentie rekenen. Het is eens iets anders.











    08-05-2023 om 10:43 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-03-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De roodborsttapuit stelt het vrij goed

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel: Lente 2023

    Een van de eerste zangvogeltjes die enthousiast de lente inluiden, is toch wel de roodborsttapuit. We mogen hem gerust de ‘maartvogel bij uitstek’ noemen. Wat betreft gedrag en lichaamsbouw lijkt hij relatief goed op het paapje, maar hij is wel een beetje kleiner van gestalte (lichaamslengte: 11.5 tot 13 cm / spanwijdte: 18 tot 21 cm / lichaamsgewicht: 14 tot 17 g). Het mannetje is onmiskenbaar dankzij de zwarte kop en keel, de brede, witte kraag in de hals en de roestoranje borst. Het verenkleed van het vrouwtje is wat valer van kleur, zoals bij de meeste vogelsoorten wel het geval is.

    Laag boven zijn territorium op de heide danst het fraaie roodborsttapuitmannetje op en neer in de lucht terwijl hij zijn piepende zang laat horen of hij zit een vrouwtje achterna in een onstuimige baltsvlucht. De zang duurt maar een paar tellen. Hij zit dan vaak op een zangpost boven in een struik of op een telefoondraad. Als hij vanaf een zitplaats zingt, zwaait en wipt hij met zijn staart. Er tussendoor roept hij een scherp, raspend ‘wiet-tiek-tiek’ of een klikkend ‘tik-tik’, een geluid alsof twee stenen op elkaar ketsen. De relatief korte zang lijkt wat op die van de roodstaart of zelfs op die van een heggenmus.

    Roodborsttapuiten broeden van de Britse Eilanden tot de oostkust van de Zwarte Zee en van Noord-Duitsland en Polen tot Noord-Afrika. De kolonisatie van de zuidkust van Noorwegen vanaf de jaren ’70 van vorige eeuw wijst op enige noordwaartse uitbreiding.

    Onze broedvogels arriveren doorgaans van eind februari tot eind maart en verlaten ons land tussen half september en half november. Ze overwinteren grotendeels in Frankrijk, op het Iberisch Schiereiland, in Marokko en Algerije. Het is aannemelijk dat de kleine aantallen overwinteraars die in Vlaanderen worden gezien, vooral lokale broedvogels betreft.

    Hoewel de eerste roodborsttapuiten al eind februari in hun broedgebied kunnen aankomen, is er voorlopig nog geen sprake van een opvallend vroege terugkeer. Het gaat wellicht om enkele honderden vogels die in heel Vlaanderen kunnen worden gezien, vooral in regio’s waar veel broedvogels zich ophouden. Het accent is echter verschoven naar agrarisch cultuurland, inclusief natuurontwikkeling. Dat opvallend veel overwinterende vogels paartjes zijn, is ook elders vastgesteld. Deze vogels profiteren van elkaars alertheid (geen overbodige luxe voor een zangvogel van open terrein) en wellicht schermen ze samen een territorium af.

    Heel wat roodborsttapuiten in Vlaanderen zijn dus sedentair dankzij het milde klimaat. Ze leven het hele jaar door in paren en verdedigen samen vooral in de zomermaanden hun territorium. Sommige zijn om klimatologische redenen toch gedwongen om te vertrekken.

    De paren splitsen zich dan op en worden soms pas in het volgende voorjaar in het broedgebied herenigd. De roodborsttapuit is geen groepsvogel. De grootste groepen die in de zomer kunnen worden waargenomen zijn familiegroepen, vóór de jongen dispersie (verspreiding) vertonen. Roodborsttapuiten geven de voorkeur aan dezelfde biotoop als paapjes, maar waar de ene soort veel voorkomt, schijnt de andere minder algemeen te zijn.

    We vinden onze prachtvogeltjes vooral in de ruige, ongecultiveerde landschappen, uitgestrekte heidevelden, schaars begroeide duinen, braakliggend land en ook wel op droge weilanden met flinke heggen eromheen. Oorspronkelijk leefden ze meer op akkers, maar door de intensivering van de landbouw zij ze verhuisd. In de winter komen ze op verlaten akkers af om daar te foerageren. Men ziet ze ook wel op opgespoten terreinen. Hun gedrag lijkt dan een beetje op dat van roodborstjes.

    Natuurontwikkeling en verruiging doen de soort goed, maar pioniersvegetatie maakt uiteindelijk plaats voor hoge, dichte begroeiing en daarmee kunnen deze vogeltjes weinig beginnen. Roodborsttapuiten willen zich kunnen bewegen, al was het maar om insecten zoals langpootmuggen en vlinders achterna te jagen, die ze in de vlucht vangen. Ook wormen, rupsen, spinnen en slakken staan op de spijskaart. Bessen staan vooral in de herfst en winter op het menu. Vanuit nieuwe natuurterreinen kunnen roodborsttapuiten echter het boerenland soms weer koloniseren en het akkerland heroveren. En als de omstandigheden gunstig zijn, dan slagen de vogels erin in één zomer twee, drie of soms zelfs vier legsels groot te brengen.

    De roodborsttapuit is dus wat men noemt monogaam en territoriaal. Het broedseizoen (maart tot augustus) begint vroeg vanwege de sedentaire aard van de soort. Het vrouwtje bouwt haar nest op de grond of op geringe hoogte, onder een kruidachtige kluit of aan de voet van een kleine, dichte struik. Het nest is een grote, ruwe hoop droog gras en bladeren, binnenin zorgvuldig bekleed met haar, schapenwol, donsveren en andere zachte materialen. Een tunneltje in de vegetatie geeft doorgaans toegang tot het eigenlijke nest.

    Het vrouwtje legt 5 tot 6 lichtblauwe eitjes met fijne, roodbruine vlekjes. Ze broedt de eieren gedurende een periode van 14 tot 15 dagen alleen uit en zorgt de eerste dagen ook zelf voor de nestjongen. Daarna worden ze gedurende 2 weken gevoederd door beide oudervogels tot 4 of 5 dagen na het uitvliegen. Het vrouwtje verlaat dan de nestlocatie om een nest te bouwen voor een volgend broedsel, terwijl het mannetje de jongen nog 5 à 10 dagen blijft voeren. Dit kan worden herhaald voor een 3de broedsel.

    De roodborsttapuit is een van de inheemse broedvogels die het tegenwoordig zeer goed doen. Na een dieptepunt rond de jaren ’90, toen slechts ongeveer 900 broedparen in Vlaanderen overbleven, is de soort aan een opmerkelijke remonte begonnen. Tijdens de periode van de vorige broedvogelatlas (2000-2002) was de populatie al minstens verdubbeld tot ongeveer 2400 paren. Dat de toename zich sindsdien heeft doorgezet, blijkt sinds kort ook uit de ABV-cijfers (Algemene Broedvogels Vlaanderen) van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Konden we dit maar over meer inheemse vogelsoorten zeggen.

    De roodborsttapuit is nu algemeen genoeg voorkomend om door dit meetnet te worden opgepikt en laat bovendien een toename van ruim 50% zien in de periode 2007-2018. Die toename speelt zich trouwens af in zowel heide- en duingebied als landbouwgebied. Hiermee is het dus een van de weinige soorten die in het Vlaamse landbouwareaal positieve cijfers laat noteren. Regionale cijfers ondersteunen ten volle de ABV-data. Illustratief is bv. de toename van de soort op de Kalmthoutse heide: van 44 paren in 1999 tot 135 paren in 2019.

    Uitzonderlijk worden echter ook lokale afnames gemeld. Na de aanleg van het gecontroleerde overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde nam de soort snel toe van slechts één broedpaar in 2007 tot 32 paren in 2011. Sindsdien namen ze er langzaamaan weer af en in 2018 werden er nog amper 3 paren geteld.

    Bij onze noorderburen wordt gemiddeld ongeveer dezelfde positieve tendens – en omslag sinds 1999 – vastgesteld zoals in Vlaanderen. Nederland schatte zijn populatie in 2013-2015 op 15000-18000 broedparen.











    29-03-2023 om 15:26 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    22-03-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sommige zanglijnen van de zanglijster gaan al eeuwen mee

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de zanglijster [Dirk Draulans]

    Meer dan een eeuw geleden was de zanglijster in onze streken waarschijnlijk talrijker dan de verwante merel. De merel was een echte bosvogel, die zijn areaal de afgelopen 100 jaar heeft uitgebreid naar tuinen en parken. De zanglijster was een bosvogel die ook voorkwam in kleinschalige landbouwlandschappen met hagen en heggen.

    De teloorgang van dat landschap, in combinatie met de pesticiden die veel bodemdiertjes uit het menu van de lijster hebben geliquideerd, betekende een mokerslag voor de mooie soort met de opvallend gespikkelde buik. In de tweede helft van de vorige eeuw ging de zanglijsterpopulatie in grote delen van West-Europa met driekwart achteruit. Vlaanderen bleef daar grotendeels van gespaard. Wellicht boden de lintbebouwing en de villawijken plaatselijk genoeg alternatieve broedplekken om verliezen elders te compenseren. De laatste decennia is er in Europa wel een hersteloperatie aan de gang, maar volgens het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) doet Vlaanderen ook daar niet aan mee: tussen 2007 en 2018 ging de populatie van de zanglijster bij ons met 38 % achteruit. De oorzaak is niet duidelijk, maar het bevestigt dat er werk aan de winkel is om Vlaanderen vogelvriendelijker te maken.

    Zoals zijn naam suggereert, is een belangrijk kenmerk van de zanglijster zijn zang. Die is luid, krachtig en heel helder. De vogel heeft de gewoonte zijn zanglijnen te herhalen, als om te laten horen dat het moois wat hij produceert geen toevalstreffer is. De zang van elke lijster is verschillend. Als je er oor voor hebt, kun je er een vogel aan herkennen. Jonge lijsters pikken soms strofes op die ze horen van hun vader, zodat sommige zangcombinaties tientallen jaren, misschien zelfs eeuwen meegaan. Ook zanglijsters in de buurt kunnen inspirerend werken. Alleen de mannetjes zingen. De vrouwtjes bouwen het nest en broeden de eitjes uit.

    De binnenkant van het nest is opmerkelijk. De zanglijster bekleedt haar nest met een dun laagje leem waarop een binnenbekleding uit houtmolm wordt aangebracht. Voordat de houtmolm wordt gefixeerd, wordt die met de snavel fijn gebeten en met speeksel of water doorweekt. Door met de borst op de geknede bestanddelen van de binnenlaag te duwen, brengt de zanglijster het lemen pleisterwerk op de vereiste dikte en wordt de diepe nestkom gepolijst. De zanglijster baadt zich tijdens de nestbouw geregeld in plasjes om de binnenlaag optimaal te kunnen gladstrijken. In plaats van leem wordt soms ook paardenmest gebruikt. De aanleg van de lemen binnenkant vereist droog weer. De voordelen van leembekleding: het nest is stevig en kan later opnieuw worden gebruikt; de leembekleding beperkt vermoedelijk het aantal nestparasieten.

    Voor het voederen van de jongen krijgen ze hulp van hun echtgenoot. Zanglijsters hebben de neiging jaar na jaar hetzelfde territorium te gebruiken met dezelfde partner. In een goed seizoen kunnen ze drie broedsels na elkaar grootbrengen.

    De Vlaamse vogelkenner Marc Herremans (Natuurpunt) stelde in het blad Natuur.oriolus dat zanglijsters, ondanks hun naam, soms opvallend weinig zingen: waarschijnlijk als ze al vroeg in het seizoen in hun territorium zitten en er weinig concurrenten moeten worden afgeschrikt. Je kunt dus zanglijsters in je tuin hebben die niet veel van zich laten horen. Met wat geluk zie je ze wel op je gras rondhippen op zoek naar wormen en ander bodemgrut.

    In droge periodes, als ze moeilijk aan ander voedsel raken, vallen zanglijsters soms terug op huisjesslakken. Die slaan ze stuk op een vaste steen die ze als aambeeld gebruiken. De zanglijster eet naast regenwormen ook insecten, duizendpoten en pissebedden. Slakken vormen een belangrijke voedselbron. De slakkenhuisjes worden met een stevige nekzwaai tegen een steen stuk gemept zodat de slak uit haar huisje kan worden getrokken. Vaak wordt hiervoor eenzelfde steen (aambeeld) gebruikt, waarrond dan vele stukgeslagen huisjes liggen (een lijstersmidse). Het is de enige vogelsoort in onze contreien die dat courant doet. Tegen het eind van de zomer maakt ook fruit deel uit van haar dieet. Ze foerageren steeds op de grond.

    Nog enkele weetjes:

    • lijsterpaté is in de Franse keuken nog steeds een culinair genot. In de omgeving van de Mont Ventoux wordt zelfs lijsterpaté met truffels geserveerd. Die pâte de grive wordt in de restaurants als een delicatesse aanbevolen. In België geniet de zanglijster echter een volledige wettelijke bescherming;
    • in België werden vroeger massaal lijsters gevangen voor menselijke consumptie. Op vijf marktdagen (drie in Brussel, één in Antwerpen, één in Verviers) begin oktober 1896 werden in België 381.680 lijsters verkocht waarvan 170.680 in ons land waren gevangen. Pas met het Koninklijk Besluit van 26 mei 1967 werd het vangen van lijsters met strikken bij wet verboden.










    22-03-2023 om 11:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-03-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En de boer, vervuilt hij voort?

    Geraadpleegde bron: Knack: Landbouwbeleid [Dirk Draulans]

    Als de stikstofoverlast efficiënt wordt aangepakt, komt de verzoening tussen natuur en landbouw dichterbij.

     

     De Universiteit Gent heeft een stilaan zorgwekkend aantal complotdenkers in haar rangen. Op de website van een infocentrum voor Vlaamse land- en tuinbouwers publiceert de directeur van een vzw ‘van en voor veehouders’ een tekst, waarin hij ongegeneerd poneert dat het stikstofbeleid tot doel heeft veehouders rond natuurgebieden zulke strenge normen op te leggen dat de waarde van hun grond daalt, waarna hij goedkoop kan worden aangekocht door natuurverenigingen.

    De auteur is professor aan de faculteit bio-ingenieurswetenschappen van de UGent, maar hij dekt zich in met de boodschap dat hij ‘in eigen naam’ schrijft. Hij geeft in ieder geval geen blijk van een grondige kennis van de techniciteit van het complexe stikstofverhaal. Zo maakt hij nergens het onderscheid tussen het stikstofhoudende ammoniak uit de landbouw en de stikstofoxiden uit transport en industrie, wat nochtans fundamenteel is.

    Meer zelfs: hij stelt dat landbouw niet het probleem maar de oplossing voor de stikstofproblematiek is, want in tegenstelling tot fabrieken en voertuigen capteren landbouwgewassen stikstof. Blijkbaar heeft hij nooit gehoord van kunstmest, die op grote schaal extra stikstof aan ons landschap toevoegt. Ook de invoer van buitenlandse soja als voeding voor de veeteelt, die de stikstofbalans verder ontregelt, is hem kennelijk ontgaan. Hij ziet uitsluitend een hetze tegen boeren die moeten worden weggepest.

    Andere minister

    De oprispingen van deze slecht verlichte geest monden uit in een vraag naar nieuwe cijfers en analysen om meer up-to-date maatregelen over het stikstofprobleem te kunnen nemen. Het is een doorzichtig manoeuvre, dat ook boerenorganisaties en hun politieke verdedigers uitvoeren. Ze proberen het stikstofdossier over de volgende Vlaamse regeringsvorming in 2024 te tillen, in de hoop dat er dan een andere minister van Omgeving over moet oordelen dan Zuhal Demir (NV-A).

    Minister Demir probeert die vertragingsmanoeuvres te counteren, onder meer door druk te zetten in het dossier van de omgevingsvergunning voor de luchthaven van Zaventem. De grote stikstofuitstoot van vliegtuigen heeft daar een funest effect op de omliggende natuur. Maar de harde feiten zijn dat de sectoren industrie en transport meer maatregelen genomen hebben om hun stikstofoverlast terug te dringen dan de landbouw. De stikstofuitstoot van de landbouw blijft al een jaar of 10 op hetzelfde peil, terwijl die van de andere sectoren verder daalt. Landbouw is nu de grootste stikstofvervuiler in Vlaanderen. Bovendien is het ammoniak uit de landbouw per eenheid gewicht veel schadelijker voor de natuur dan de stikstofoxiden.

    Het belang van natuur in ons landschap wordt eindelijk ernstig genomen. De vereniging Natuurpunt is met meer dan 130.000 aangesloten gezinnen een maatschappelijk zwaargewicht geworden. Een CD&V-politica die dicht bij de Boerenbond staat, verzuchtte onlangs dat ze in haar bijna 20 jaar in het parlement nog nooit zoiets als het stikstofdebat heeft meegemaakt. Dat hoeft niet te verbazen. Voor Zuhal Demir de bevoegdheid Omgeving kreeg, was het natuurbeleid decennialang in handen van CD&V-ministers. Die hebben de hete aardappel van de landbouwvervuiling zo lang voor zich uitgeschoven dat er nu inderdaad drastische maatregelen moeten komen om aan de Europese normen te voldoen. Desondanks maakt de CD&V er nog altijd een karikatuur van. Partijvoorzitter Sammy Mahdi verklaarde dat we ‘toch geen hele sector gaan wegduwen omdat er ergens drie bomen staan met een speciale vleermuis in’.

    Landbouwers moeten inzien dat ze het rijk nooit meer voor zich alleen zullen hebben. Ze moeten leren dat landschap en natuur niet hetzelfde zijn. ‘Boerennatuur’ is niet zelden boerenbedrog, want landbouwlandschappen zijn doorgaans levenloos: er zit geen beestje of natuurlijk plantje meer in. Ook natuurwaarden in bos en hei kreunen onder stikstofoverlast. Zeldzame planten worden verdrongen door woekeraars als bramen en brandnetels, die floreren onder de hoge stikstofwaarden. Als we er niet in slagen om op korte termijn de stikstofvervuiling terug te dringen, kunnen we evengoed stoppen met natuurbeheer.

    Landschapsschilders

    Meer dan honderd jaar geleden probeerden bevlogen geesten onze natuur en karakteristieke landschappen al te redden. De plantkundige en fotograaf Jean Massart publiceerde in 1912 zijn werk Pour la protection de la nature en Belgique, met een lijst van landschappen die moesten worden beschermd tegen industrialisatie en bevolkingsexpansie – de landbouw was toen nog geen probleem. Hij waarschuwde voor het gevaar van ‘de versmelting van het moderne stedelijke landschap met het natuurlijke’. Het heeft niet mogen baten. Vlaanderen is op grote schaal verstedelijkt.

    In 1911 kwam er een eerste officiële wet ‘tot het behoud van de schoonheid der landschappen’. Maar al snel moesten landschapsbeschermers, onder wie nogal wat kunstschilders, vaststellen dat ze dode letter bleef. Leden van de in 1910 opgerichte Koninklijke Vereniging voor Natuur en Stedenschoon (KVNS) ageerden tegen plannen die een aantasting van het landschap zouden betekenen, zo valt te lezen in de masterthesis van kunsthistorica Anneleen Van Wulpen (UGent, 2018).

    In die jaren circuleerden er ook al plannen om de Leie in de omgeving van Gent recht te trekken. Een ingreep die een halve eeuw later tot de standaardprocedure behoorde bij natuurvernietigende ruilverkavelingen. Men wilde toen ook een groot deel van het Zoniënwoud afsluiten als oefenterrein voor het leger. Vergelijkbare plannen werden vorig jaar gelanceerd voor het prachtige Drongengoedbos in het Oost-Vlaamse Maldegem. Ook de duinen aan de kust werden begin vorige eeuw al bedreigd door projectontwikkeling – ze zijn nu bijna helemaal weg.

    Leden van de KVNS organiseerden congressen, tentoonstellingen, betogingen en protestacties om aandacht te vragen voor de waarde van de Vlaamse ‘oerlandschappen’. Het haalde allemaal niet veel uit. Heiden en bossen werden op grote schaal ontgonnen en verkaveld. Er verschenen fabrieksschouwen in het landschap, naast de molens. In haar publicaties verzuchtte de KVNS dat de gemiddelde Belg niet genoeg oog had voor het natuurschoon om hem heen. Dat is vandaag gelukkig anders. Steeds meer mensen beseffen dat natuur niet alleen mooi, maar ook nodig is.

    De strijd voor natuurbehoud was destijds vooral een preoccupatie van de betere burgerij, niet zelden afkomstig uit de stad en in de natuur op zoek naar rust. Zo kwam kunstschilder Jakob Smits in 1888 in een gehucht van de Kempense gemeente Mol wonen om aan de stedelijke drukte en een woelig privéleven te ontsnappen. Voor hem behoorde het ‘Kempisch dorp’ tot de Vlaamse oerlandschappen. Hij schilderde landschappen die vooral de nietigheid van de mens illustreerden.

    De mens was heel aanwezig in zijn werk, maar er doken zelden of nooit wilde dieren in op. Dat was zo bij de meeste landschapsschilders uit die tijd. Was het omdat vogels en vlinders, en ’s nachts glimwormen als dwaallichtjes, zo algemeen waren dat mensen er amper oog voor hadden? Wilde dieren waren bijna uitsluitend in jachttaferelen te zien en dan meestal dood. Natuur en landschap waren in die tijd nog hetzelfde, alleen werd het niet zo geportretteerd. De landschappen op de schilderijen leken even levenloos als de echte landschappen nu.

    Romantisch boerenbestaan

    Kunsthistorica Van Wulpen merkte op dat de schilders toen ook de neiging hadden het harde boerenbestaan te romantiseren. Zij – en hun vaak geprivilegieerde opdrachtgevers – wilden niet worden geconfronteerd met de ellende van die mensen. Je ziet geen geploeter en gewroet, je ziet zelden kromme ruggen, knokige vingers of harde trekken op gezichten. Je ziet vrouwen in mooie kleren op wandel met een koe en herders met schaapjes. Maar Jakob Smits was zich wel bewust van de noodzaak tot ‘ontsluiting’ van de Kempen om het leed van de boerenbewoners te verzachten.

    Het boerenbestaan is nooit makkelijk geweest. In Tot de bodem, een recent boek over de toekomst van de landbouw in Vlaanderen, komt ook de geschiedenis van het landbouwbeleid sinds 1830 aan bod. Het leest als één lange litanie van kommer en kwel voor de boeren. De Vlaamse boer was altijd de pineut. Vandaag werkt 70 % van onze boeren voor een schamel inkomen in moeilijke omstandigheden, ook mentaal. Bioboer Kurt Sannen noemt de landbouwers ‘goedkope leveranciers van grondstoffen aan de industrie’. Hij laat zelfs het woord ‘lijfeigenen’ vallen.

    Na de Tweede Wereldoorlog raakte de landbouw geïndustrialiseerd, met boterbergen en melkplassen tot gevolg. Die duwden de boer opnieuw in een economisch weinig benijdenswaardige positie. In dat proces ging het echte Vlaamse landschap verloren. Beken werden rechtgetrokken, moerassen drooggelegd, bossen gerooid of vervangen door monoculturen van dennen voor mijnhout. Het kleinschalige landschap met hagen en heggen veranderde in saaie monoculturen, de wei met koeien in een megastal met meer dan duizend dieren.

    De Kalmthoutse Heide en andere natuurlandschappen waar de KVNS zich voor inzette, zijn relicten in reservaten geworden. De biodiversiteit is gecrasht, onder meer onder een eindeloos bombardement van pesticiden om de opbrengst van landbouwgewassen te verhogen. Zelfs de menselijke gezondheid werd op het spel gezet – pesticiden hebben het label ‘kankerverwekkend’ gekregen. De milieu- en gezondheidskosten van de industriële landbouw worden nog altijd afgewenteld op de samenleving.

    Minder vlees

    Tot de bodem biedt in 12 hoofdstukken van verschillende auteurs een staalkaart van visies over hoe het beter kan met onze landbouw, beter voor de boer en voor de natuur. Het is duidelijk dat er een transitie moet komen naar een duurzamere landbouw. Maar het boek biedt geen pasklaar en uitrolbaar scenario en illustreert daarmee wat het Vlaamse landbouwbeleid zo moeilijk maakt: er is geen eenduidigheid over hoe het verder moet, zeker niet als er rekening moet worden gehouden met natuurwaarden.

    Moet er worden ingezet op agro-ecologie: de verzoening van duurzame grondgebonden landbouw en natuur? Of moet er zwaar worden geïnvesteerd in ‘duurzame intensifiëring’, door meer landbouwactiviteit te concentreren in grote stallen, zodat er meer ruimte kan worden vrijgemaakt voor natuur? Hoe moeten we omgaan met de balans tussen plaatselijk verbruik en export van landbouwproducten uit onze overbelaste Vlaamse ruimte? Is het echt nodig dat wij aardappelproducten uitvoeren naar landen als Peru, waar de bakermat van onze aardappel ligt?

    Consensus is er in Tot de bodem maar over twee zaken. Eén, de Vlaamse veestapel moet drastisch worden teruggeschroefd, onder meer door de consument aan te sporen minder vlees te eten, wat sowieso gezonder is. En twee, de socio-economische situatie van de boer moet verbeteren. Dat impliceert sleutelen aan de prijszetting voor zijn producten.

    Het was veelbetekenend dat Vlaams minister van Landbouw Jo Brouns (CD&V) niet inging op een uitnodiging voor een debat naar aanleiding van de presentatie van het boek – in zijn plaats kwam minister Demir. CD&V-politici gebruiken het leed van de getroffen boerenfamilies als emotioneel wapen in het stikstofdebat, maar de etterende zweer van de stikstofvervuiling is een gevolg van hun eigen laksheid. Minister Demir maakt zich sterk dat een aangepast en natuurvriendelijker landbouwbeleid ook de boeren zelf ten goede zal komen. Zij zullen er een beter bestaan aan overhouden. Voor landbouworganisaties als de Boerenbond zal dat minder het geval zijn.

    Zeldzame vogels

    Ondertussen zijn gelukkig steeds meer, vooral jonge boeren zich bewust van het belang van de synergie tussen landbouw en natuur. In de Westhoek werken boeren mee aan een aangepast beheer van hun velden, zodat er opnieuw zeldzame vogelsoorten als grauwe kiekendief en velduil tot broeden komen. Ze worden daarvoor vergoed, waar niks mis mee is – het zijn geen veelverdieners. Je hebt boeren die hun best doen om nesten van kieviten op hun akkers te sparen. Steeds meer boeren zien er geen graten in om akkerranden in te zaaien met inheemse bloemenmengsels, waardoor er her en der weer wat natuurlijke schoonheid in het landbouwlandschap sluipt. Je voelt dat er een kentering komt.

    Beken worden uit hun betonnen keurslijf gehaald en mogen weer meanderen. Moerassen worden geherwaardeerd omdat ze nuttig zijn in de strijd tegen de klimaatopwarming. Natuurreservaten worden uitgebreid, soms op vrijgekomen landbouwgronden waar diep in de bodem dikwijls nog sluimerende restanten in plantenzadenvorm van de oorspronkelijke biotopen zijn achtergebleven. Als die vermaledijde stikstofoverlast eindelijk efficiënt wordt aangepakt, komt de verzoening tussen natuur en landbouw dichterbij. Dan zullen we opnieuw van echte boerennatuur kunnen spreken.

    02-03-2023 om 17:53 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    27-02-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De raaf is een verspreide stand- en zwerfvogel

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de raaf [Dirk Draulans]

    Vroeger was de raaf een vogel van heksen, nu wordt hij met wolven geassocieerd.

    Hij is pikzwart. Hij heeft een irritant, diep krassend geluid. Hij is een aaseter, zodat hij met dood en verderf werd geassocieerd. De raaf was eeuwenlang heel onpopulair – behalve bij heksen, die wel getuigden van een beter inzicht in de natuur dan de gemiddelde mens. Zo kreeg hij een label van onheilsprofeet opgeplakt en werd hij genadeloos vervolgd door de echte slechteriken in dit verhaal: jagers en andere dierenhaters.

    Ook de Amerikaanse indianen hadden verstand van de natuur en zagen in raven intelligente en sociale dieren. Voor hen waren het dragers van voorspoed en geluk, echte totemdieren. Helaas, niet alleen de raven werden in de verdoemenis gedreven, ook de indianen.

    Raven behoren inderdaad tot de slimste vogels ter wereld. Ze kunnen samenwerken om moeilijke opdrachten tot een goed einde te brengen. Ze maken plannen, waarbij ze soms rekening houden met bescheiden toekomstige ontwikkelingen. Ze evalueren onderlinge vriendschappen en allianties en kunnen een vorm van politiek aan om hun positie in een hiërarchie te versterken. Soms lijken het wel eenvoudige mensen in vogelvorm.

    Gelukkig is de maatschappelijke houding ten opzichte van natuur de laatste tijd drastisch veranderd en daar profiteert ook de raaf van. In het blad Natuur.oriolus is zijn terugkeer in België en onze buurlanden uitgebreid gedocumenteerd. Het laatste bekende broedgeval in Vlaanderen dateerde van 1865. Maar sinds 2014 broedt hij weer bij ons, eerst in de Limburgse militaire natuurdomeinen, later ook in boscomplexen zoals het Meerdaalwoud in Vlaams-Brabant. Er zouden nu al een 10-tal broedparen zijn. In Nederland zijn het er bijna 150.

    Omdat de raaf grotendeels een standvogel is, zijn de kansen op spontane rekolonisatie vanuit verafgelegen gebieden beperkt. Daarom werd hij een handje geholpen door de introductie van jonge vogels in geschikte biotopen in Nederland en Wallonië – een ingreep die te verantwoorden is, aangezien wij hem zo lang naar het leven hebben gestaan.

    Een raaf heeft een uitgestrekt territorium en huist vooral in naaldbossen, maar hij is niet vies van menselijke structuren. In Nederland begint hij, net als arenden en ooievaars, op hoogspanningsmasten te broeden. Hij zoekt er geregeld vuilnisbelten en andere afvalplekken op om zijn kostje bij elkaar te scharrelen.

    In het Nederlandse natuurgebied De Veluwe is vastgesteld dat raven zich graag aansluiten bij andere nieuwkomers die kansen krijgen door de toenemende menselijke tolerantie: wolven. Ze teren op het jachtafval dat wolven achterlaten. Er zijn indicaties dat ze wolven kunnen helpen geschikte prooien te vinden – vanuit de lucht hebben ze meer zicht op wat er in hun leefomgeving gebeurt dan dieren op de grond. Zo vinden twee eeuwenlang door de mens verguisde soorten elkaar misschien in hun revival. Het klinkt als een sprookje met een happy end.

    Omdat raven soms moeilijk te onderscheiden zijn van kraaien, is het moeilijk om de precieze verspreiding of de betrouwbaarheid van gegevens in te schatten. Ondanks zijn formaat, worden raven al snel over het hoofd gezien in bosgebieden. Nochtans is de raaf met zijn lichaamslengte van 64 cm en spanwijdte van 120 – 150 cm behoorlijk groter dan de kraai (lengte 45 – 47 cm / spanwijdte 93 – 104) en de roek (lengte 44 – 46 / 81 – 99).

    Maar waarnemers die vertrouwd zijn met de diepkeelse roep – een luid, haast krakend ‘krokk-krokk-krokk’ zullen de soort snel opmerken. Puur op het zicht heb je best een kraai ter vergelijking, want behalve de wigvormige staart zijn veel van de andere kenmerken erg relatief. Een afzonderlijke vogel louter op grootte determineren blijft namelijk heel subjectief.











    27-02-2023 om 20:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-02-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze grootste specht is een black beauty

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de zwarte specht

    Met zijn halve meter lange lichaam behoort onze zwarte specht tot de grootste spechten ter wereld. Het is onduidelijk of de allergrootste twee soorten er nog zijn: de keizerspecht uit Mexico en de ivoorsnavelspecht uit de Verenigde Staten. Als ze, zoals wordt gevreesd, zijn uitgestorven, is de poederspecht uit India nu de grootste ter wereld, met onze zwarte op de eervolle 2de plaats. Het territorium van de zwarte specht is groot en bestrijkt enkele vierkante kilometers.

    De kans is klein dat de zwarte specht snel zal uitsterven: alleen al het Europese broedbestand wordt geschat op 1 à 2 miljoen broedparen. Hij is een prachtvogel: glanzend zwart met een rode kruin voor de mannetjes en een rode vlek achter op de kop voor de vrouwtjes.

    In het begin van de 20ste eeuw breidde de zwarte specht zich vanuit Centraal-Europa westwaarts uit, gestuwd door bebossing voor de productie van mijnhout. Het eerste broedgeval in Vlaanderen werd in 1903 in de Voerstreek geregistreerd. In de jaren 1970 was er een 100-tal broedkoppels en daarna ging het snel. Tegen 2000 waren het er minstens 600 en misschien wel 1000.

    De soort profiteerde van het verouderen van onze bossen, waardoor ze meer geschikte bomen ter beschikking kreeg. Ook de introductie van natuurvriendelijk bosbeheer, waarbij oude en dode bomen niet worden gekapt en afgevoerd, was gunstig. De zwarte specht is sterk genoeg om een nesthol te kunnen uitkappen in een gezonde boom, maar voor zijn voeding heeft hij graag zieke of dode bomen. Aan de lopende band haalt hij er insecten als mieren en kevers uit.

    Vogelkenners denken dat het bestand van de zwarte specht in Vlaanderen niet meer stijgt. Mogelijk gaat het zelfs wat achteruit. Hoewel het om een grote soort met een opvallende roep gaat, is het niet gemakkelijk om broedende zwarte spechten op te sporen.

    Soms gebruiken koppels jaar na jaar hetzelfde nesthol – wat de inventarisatie vergemakkelijkt – maar als het nodig is, hameren ze elk jaar een nieuwe woonruimte uit. Dat hoeft niet per se in het broedseizoen te gebeuren. Spechten maken ook in andere seizoenen holen, om in te slapen.

    Zwarte spechten kunnen op vreemde manieren aan hun einde komen. Bij hevige regen uit de verkeerde richting kunnen jongen verdrinken in hun hol. Er is een geval beschreven van eieren die in het nest met het hars van een naaldboom besmeurd raakten en aan een wegvliegende broedende ouder bleven kleven, waardoor ze verloren gingen.

    Een eventuele achteruitgang van de zwarte specht zou te wijten kunnen zijn aan het succes van andere bosbewoners. Boommarters en haviken, bv. kunnen respectievelijk nesten en volwassen vogels liquideren. De grotere dieren in een bos moeten een nieuw evenwicht met elkaar vinden, nadat ze eeuwenlang door de mens naar het leven zijn gestaan.

    Zwarte spechten zijn krachtige houthakkers. Het vakblad Science beschrijft een zoveelste aanpassing om dat hakken efficiënt te laten verlopen. Telkens als de spechtensnavel het hout raakt, draait zijn kop lichtjes opzij. Omdat de bovenkant van de snavel niet helemaal vasthangt aan de schedel, creëert de kleine beweging ruimte tussen snavel en hout, zodat de bek niet vast komt te zitten. Spechten zijn een schoolvoorbeeld van geslaagde evolutie door natuurlijk design.

     











    18-02-2023 om 17:37 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe meer de kruisbek vliegt, hoe roder hij wordt

    Geraadpleegde bron: KNACK: Beestenboel: de kruisbek [Dirk Draulans]

    Er bestaan nogal wat vreemd gevormde bekken in de vogelwereld, maar die van de kruisbek spreekt tot de verbeelding. De vinkachtige met een gewone bek geboren, maar snel na het uitvliegen groeien de bovenste en onderste snavelhelft elk een andere richting uit. De oriëntatie zou willekeurig zijn: bij de helft van de vogels draait de bovensnavel naar links, bij de andere helft naar rechts.

    De kruisvorm is nuttig voor de voeding. Een kruisbek eet bijna uitsluitend zaden van naaldbomen. Meestal hangt hij in de top van een boom te bengelen aan de kegelvormige vruchten. Hij wringt zijn snavelhelften eerst zo dat de punten recht boven elkaar komen te staan en duwt ze vervolgens in een spleet in een kegel. Dan ontspant hij zijn snavel. Het kruis wringt de spleet open, zodat hij het zaadje dat erin zit met zijn tong kan opvissen.

    Het ziet er raar en ongemakkelijk uit, maar het werkt goed, want de kruisbek is geen zeldzame vogel. Bij ons wordt de vinkachtige met een stevig, compact lichaam en vrij grote kop vooral in de wintermaanden gezien, het ene jaar al meer dan het andere. Hij broedt in de naaldbossen van de Kempen, maar de broedaantallen fluctueren sterk.

    Rondom het nest is de vogel vrij territoriaal ingesteld, maar hij broedt vaak in losse groepen, waarin ook de paarvorming plaatsvindt. De legtijd (1 of 2 broedsels van 3 tot 4 eieren) start van februari en duurt tot in april; de timing wordt voor een groot deel bepaald door de aanwezigheid van voedsel (vooral zaad van fijnspar en lariks). Het nest van dennentakjes, schors, mossen, korstmossen, dierenharen en veren, enkel door het vrouwtje gemaakt, bevindt zich meestal hoog in kruin op een zijtak of in dichte twijgen. Het legsel wordt 14 tot 16 dagen door het vrouwtje bebroed en de jongen worden voor het uitvliegen 20 tot 25 dagen op het nest gevoed. Beide ouders houden dat na het uitvliegen soms nog 6 weken vol.

    Kruisbekken zijn niet flexibel in hun voedingsgewoonten, maar wel in hun verplaatsingen afhankelijk van de beschikbaarheid van voedsel. Ze zijn bij het opvliegen te herkennen aan een diepe, golvende vlucht, gevorkte staartpunt en het ‘kiep-‘kiep’-geluid.

    Ze zijn ook sociaal en trekken in groepjes rond, waarin ze roepend met elkaar communiceren. Een studie in Proceedings of the Royal Society B concludeerde dat kruisbekken gevoelig zijn voor informatie van soortgenoten die suggereert dat er voedseltekort dreigt. Ze leveren dan extra inspanningen om een reserve op te bouwen, die naast zaden van naaldbomen, soms ook bestaat uit bessen, knoppen en boomscheuten, insecten en andere ongewervelden. Je kunt niet voorzichtig genoeg zijn in het leven.

    Naast de speciale bek is ook de rode kleur van de mannetjes opvallend. De vrouwtjes zijn onopvallend groenig gekleurd. De mannetjes worden groen geboren, maar evolueren snel richting rood. Intrigerend is dat ze in gevangenschap na het ruien van hun veren groen blijven. Onderzoek, gepubliceerd in BMC Zoology, heeft uitgevogeld hoe dat komt. De rode kleur is het gevolg van de scheikundige omzetting van gele kleurstoffen uit de voeding in een rood pigment. Dat gebeurt in de marge van de mitochondriën: de energiefabriekjes van een cel. De intensiteit van de stofwisseling bepaalt mee hoe rood een vogel wordt: hoe meer hij vliegt, hoe roder. Als een vogel niet veel kan vliegen, blijft hij groenig.

    De rode kleur is dus deels een gevolg van fysieke activiteit. Op die manier kan ze fungeren als kwaliteitsindicator, wat voor vrouwtjeskruisbekken interessant is om te beslissen met welke man ze aan de voortplanting beginnen. Omdat hun man daarbij moet helpen, onder meer door de jonge vogeltjes na het uitvliegen te blijven voeden tot hun bek zijn kruisvorm gekregen heeft, hebben ze belang bij een goede keuze. Rood is daarbij hun belangrijkste leidraad.

    De kruisbek trekt vooral vanuit Scandinavië naar het zuiden en zuidwesten, maar kan ook van veel verder oostelijk uit Siberië en vanuit Midden-Europa wegtrekken. Door de sterke afhankelijkheid van zaad van naaldbomen (dat sterk wisselt in aanbod) leiden ze een nomadisch bestaan, wat ervoor kan zorgen dat grote groepen in grote dichtheid gaan trekken. Doordat het broedseizoen vroeg begint – en dus vroeg eindigt – kan de trek vaak al vroeg op gang komen, vaak al in mei of in juni. In oktober en november volgt eventueel een 2de piek van trekkende Scandinavische vogels.











    25-01-2023 om 14:25 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het jaarlijkse Grote Vogelweekend 2023 op 28 & 29 januari 

    Geraadpleegde bron: VRT NWS: Welke vogels fladderen in jouw tuin?

    Elk jaar vraagt Natuurpunt aan burgers om gedurende een kwartier vogels te tellen in de tuin, zodat ze de evolutie van vogelsoorten en hun gebruik van tuinen kunnen opvolgen. De telling kan je online doorgeven op de website van het Het Grote Vogelweekend | Natuurpunt

    Het levert 15 minuten vol verwondering op, voor Natuurpunt levert het waardevolle data op voor het grootste vogelonderzoek van Vlaanderen.

    Je hoeft helemaal geen vogelkundige te zijn om de vogels te herkennen. Op de website vind je een invulformulier, duidelijke instructies en een overzicht met foto en beschrijving van de meest voorkomende tuinvogels. Je vindt er ook wat elke vogel eet en hoe je ze best kan voederen in de winter. Als je bij het waarnemen van een vogel – al dan niet met een verrekijker of telescoop – te hard twijfelt om hem te determineren, kan je een foto nemen en deze invoeren in de app Obsidentify die je met behulp van fotoherkenning de soortnaam verklapt.

    De telling zelf duurt amper 15 min. Je mag meerdere kwartiertjes tellen, maar dan telkens met een apart invulformulier. De tijdslimiet zorgt er namelijk voor dat de verzamelde gegevens vergelijkbaar zijn, want als je langer telt, zal je natuurlijk meer vogels zien. Het is het interessantste als je die kwartiertjes spreidt, want je zal op andere momenten van de dag andere soorten spotten. 

    In 2021 telden de bijna 80.000 Vlamingen samen 1.314.387 vogels, de grootste Vlaamse tuinvogeltelling ooit. En ook de speelplaats blijkt een nuttige plek voor de wetenschappers: daarom werd het weekend 28 – 29/01 al voorafgegaan door een Vogeltelweek voor scholen.

    De tuinvogeltelling betekent een schat aan informatie voor de vogelexperts. Doordat er zo veel mensen met dezelfde vaste methode tellen, krijgen de wetenschappers informatie binnen die ze kunnen vergelijken tussen regio's, want de aanwezigheid van bepaalde vogelsoorten verschilt naargelang de regio en de omgeving.

    Door de telling jaar na jaar te doen, kan de evolutie van vogels ook worden opgevolgd. Zo kon Natuurpunt bv. in de gaten houden of de merel zich de voorbije jaren, na een stevige dip door een virus, herstelde. Dat lukt, al is het maar langzaam. De putter is dan weer terug van lang weggeweest. Dat is echt een prachtige vogel, de kanarie van onze plaatselijke vogelwereld. Je ziet die nu ook terug in het stadsbeeld.

    Andere soorten nemen in aantal af, zoals de kauw. Die zat al lang op een hoogtepunt, en mensen zagen dat wel eens als een plaag, maar dat is nu voorbij. Zo zie je dat de natuur dat zelf op een natuurlijke manier afbouwt. Ook de huismus verliest de strijd een beetje. Nochtans was dat vorig jaar de meest getelde vogel. Maar we zien ze meer en meer apart of in kleinere groepjes, in plaats van een grote groep. De huismus heeft eigenlijk grote groepen (minimaal 10 individuen) nodig om zich in stand te houden. 

    Aan één vogel kan je dit jaar alvast wat extra aandacht besteden: de keep. Die lijkt erg op de vink en blijft daardoor gemakkelijk ‘incognito’ in groep. Mocht je de kenmerken van die vogel op voorhand een beetje willen inprenten, dan kunnen we ontdekken of die erop vooruitgaat.

    Maar het verzamelen van informatie over de vogelsoorten is niet het enige doel van deze actie. Natuurpunt wil met deze jaarlijkse actie mensen in contact brengen met de natuur in hun eigen achtertuin. We willen mensen bewust maken van de natuur in hun nabije omgeving, en verwondering oproepen. En dat lukte het voorbije jaar al goed. In 2021 namen bijna 80.000 mensen deel, quasi een verdubbeling van het jaar ervoor. 

    Niet toevallig, volgens Gerald Driessens, vogelexpert bij Natuurpunt Studie. De interesse is gigantisch gegroeid sinds vorige ‘lockdowns’. Dat zien we in de vogeltelling, maar ook bij andere tellingen op de website Welkom - Waarnemingen.be, in de verkoop van verrekijkers, noem maar op. Ook in het veld kom ik steeds nieuwe mensen tegen. Wie weet ronden we dit jaar de kaap van 100.000 deelnemers.

    Die natuur zo dicht bij huis heeft niet alleen een ontspannende functie, maar ze bestrijkt ook een niet te onderschatten oppervlakte: 13% van het Vlaamse landoppervlak bestaat namelijk uit huizen en tuinen. En die tuinen hebben potentieel voor de biodiversiteit. Als tuinen natuurlijk ingericht zijn, bieden ze een extra stek voor planten en dieren. Interessante plekjes voor vogels verdwijnen steeds meer, zoals rietkraagjes. Daar vertoeven vogels graag. Ook in struiken en hagen kunnen ze beschutting vinden, bv. om te vluchten voor een kat. Je kan de dieren ook helpen door een ‘zaadbank’ vrij te houden in een hoekje van de tuin, een ruig hoekje waar planten zoals distels hun zaden nog kunnen voortbrengen.

    En dan kan je nog letten op hoe je voedert. Niet elke vogel eet graag hetzelfde, en je kan zelfs ziektes helpen voorkomen. Er is een parasiet waar de groenling de laatste tijd van afziet. Daarvan krijgt die vogel een zwelling in de bek en laat daardoor stukjes eten vallen. Als een andere vogel dat opeet, krijgt die de ziekte ook. En vogels kan je natuurlijk geen afstands- of hygiëneregels laten volgen. Je kan die uitwisseling van de parasiet vermijden door niet méér voeding te leggen dan er wordt opgegeten, verschillende aparte plekjes te maken en de voederplaats af en toe eens te spoelen.

    Ondertussen weten we dat twee hoofdaspecten bepalend zijn in het opduiken van vogels in de tuin: het weer en de beschikbaarheid en bereikbaarheid van voedsel in de natuur. Want daarvan zijn vogels volledig afhankelijk. Aan beide aspecten kunnen we als mens niet echt iets veranderen. In vergelijking met de omvang van het natuurlijke voedselaanbod, is wat wij hen in onze tuinen kunnen aanbieden slechts een bescheiden hapje. Toch kan dit voor een aantal vogelsoorten een alternatief betekenen dat hen het leven kan sparen, zeker bij een felle winterprik.

    Een toe- of afname van vogels in tuinen is een complex gegeven dat voorzichtig moet worden geïnterpreteerd en dat niet rechtstreeks kan worden vertaald naar hoe het gaat met vogels in het algemeen. De inrichting van onze tuin en de regelmaat waarmee we vogelvoer aanbieden hebben een invloed op het aantal vogels dat daarop reageert. Door op een verantwoorde manier jaarrond te voederen, bieden we aan vogels garanties om te kunnen overleven.

    Dat die het moeilijk kunnen hebben, konden we een week na de vorige editie van Het Grote Vogelweekend waarnemen: de korte maar hevige winterprik dwong talloze vogels naar onze tuinen, op zoek naar eten. De natuur is daarin onverbiddelijk en veel vogels hebben die sneeuw- en vriesperiode niet overleefd. Toch kan je met zekerheid zeggen dat we door het aanbieden van voedsel vele duizenden vogellevens hebben gered.

    De fascinatie voor vogels hoeft niet te stoppen na deze tuinvogeltelling. Luister in het voorjaar naar de vogelzang, kijk in de zomer naar jonge vogelfamilies en let in het najaar op de spectaculaire vogeltrek.











    17-01-2023 om 12:01 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goudhaantje en vuurgoudhaantje, de kleinste koninkjes van het Vlaams vogelrijk

    Geraadpleegde bron: Knack: Mens & Vogel winter 2023: de vuurgoudhaan

    Een heel fijn, ritmisch gepiep ergens hoog in een fijnspar of grove den; meestal volstaat dat om een goudhaantje te kunnen lokaliseren. Zonder dat geluid zal je dit piepkleine vogeltje zelden of nooit opmerken. Met een lengte van slechts 8.5 tot 10 cm en een lichaamsgewicht schommelend tussen 5 en 7 g zijn goudhanen de kleinste vogels van Europa.

    In Europa broeden 2 soorten goudhanen: het ‘gewone’ goudhaantje en het vuurgoudhaantje. Om deze laatste in het vizier te krijgen, zal je wel wat geluk moeten hebben. Zijn aantallen in Vlaanderen liggen immers een pak lager (1200 tot 2300 broedparen) dan die van het ‘gewone’ goudhaantje (15 000 tot 25 000 broedparen). En toch staat het vuurgoudhaantje op de Vlaamse Rode Lijst aangeduid als ‘momenteel niet in gevaar’ en het goudhaantje als ‘kwetsbaar’. Hoe verklaren we dit?

    De laatste jaren wordt, net als in Wallonië, Duitsland en Groot-Brittannië, een terugval van het goudhaantje vastgesteld. De korte termijntrend voor Vlaanderen bedraagt - 12%, die voor heel België - 14%. Omzetting van naaldbossen in meer natuurlijke loofbossen en heidevegetaties en een verminderde vitaliteit van de sparrenbossen door zure depositie liggen wellicht aan de basis van deze negatieve trend. In Nederland houdt de populatie voorlopig stand.

    In tegenstelling tot het goudhaantje beperkt de habitat van het vuurgoudhaantje zich niet enkel tot sparren- en dennenbossen (vuurgoudhaantjes zoek je trouwens beter niet in dennenbossen, omdat ze die doorgaans mijden). Ook in oude gemengde bossen, parken en tuinen met sparren en loofbossen met veel klimop en bosrank komt de soort tot broeden. In de periode 2000 – 2002 werd reeds een toename vastgelegd met de grootste dichtheden in de Voerstreek, de bosrijke Kempen en ten oosten van Brussel. Het ouder worden van onze bosbestanden en de betere bescherming ervan is wellicht deels een verklaring.

    Op basis van de door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek verzamelde data tijdens de periode 2007 – 2018 kon voor het vuurgoudhaantje niet meteen een trend worden vastgesteld. Daarvoor is de soort nog net te schaars en te verspreid voorkomend in vergelijking met het goudhaantje. Of de soort momenteel ook in Vlaanderen, net als in Wallonië en Nederland achteruitgaat, zal moeten blijken uit de cijfers die op dit ogenblik worden verzameld voor de nieuwe Vogelatlas. Net als bij andere naaldhoutspecialisten als zwarte mees en kuifmees kan het omvormen van naaldbossen tot meer natuurlijke loofhoutbestanden en heidegebieden mogelijk ook tot lokale afnames leiden.

    Samenvatting van de veldwerkmethodiek voor de opmaak van de nieuwe Vogelatlas

    Kilometerhok-onderzoek:

    • 8 vooraf geselecteerde hokjes volgens een vast patroon: het gouden grid (zie foto) " tellingen in steekproefhokken " relatieve dichtheden;
    • telkens een bezoek van 1 uur in 4 perioden: 01/04 – 15/05 & 16/05 – 30/06 & 01/12 – 15/01 & 16/01 – 28/02;
    • in de broedtijd wordt uitsluitend ’s ochtends geteld, in de winter kan dat de hele dag;
    • in elk kilometerhok worden de zeldzame soorten ingetekend op kaart, de schaarse worden geturfd en de algemene aangekruist;
    • tijdens elk kilometer-onderzoek wordt een punttelling van 5 min uitgevoerd op een centraal punt in het hok: alle aanwezige vogels worden geturfd; optioneel kan er 2 keer een 5 min-telling worden uitgevoerd waarbij alle vogels worden ingetekend op kaart.

    Atlasblok-onderzoek

    Doel: een zo volledig mogelijk soortenlijst opstellen per atlasblok (zo nauwkeurig mogelijk ingevulde verspreidingskaart), voor zowel broed- als winterseizoen. Alle biotopen worden minstens 3 keer bezocht in zowel broed- als winterseizoen. Het totaal aantal bezoeken aan het atlasblok is vrij te kiezen. Enkele avondbezoeken tijdens het broedseizoen moeten worden ingelast. Zeldzame, kolonievormende en enkele schaarse soorten worden ingetekend en geschat. Schattingen van het aantal paren (broedseizoen) of individuen (winter) gebeurt in vooraf gedefinieerde categorieën: 01 – 03 / 04 – 10 / 11 – 25 / 26 – 50 / 51 – 100/ 101 – 250 / 251 – 500 / 501 – 1000 / > 1000 Van alle broedvogelsoorten wordt steeds de hoogste broedzekerheidscode genoteerd

    De winter is momenteel in het land en dus is het voor de meeste vogels van levensbelang om zo weinig mogelijk energie te verspillen en zo veel mogelijk (vet)reserves aan te leggen. De lichaamstemperatuur van een vogel ligt immers iets hoger dan die van de mens, namelijk rond de 40°C. Om op temperatuur te blijven, moeten vogels in hun lichaam voedsel verbranden om in warmte om te zetten. Als het heel koud wordt, moeten ze dus meer voedsel verbranden dan wanneer het pakweg 20°C is.

    Om in de winter op temperatuur te blijven, moet hij één tot tweemaal zijn eigen gewicht eten aan insecten. Vandaar dat goudhaantjes de hele dag in de weer zijn met het zoeken naar voedsel. ’s Nachts verliezen ze zo’n 20% van hun lichaamsgewicht. Dat gebeurt door de verbranding die nodig is om dat kleine vogellichaampje op temperatuur te houden. Overdag moeten ze dat verlies opnieuw aanvullen. Dat kan alleen door veel te eten. En in de winter kan dat een probleem zijn. Het is koud, snel donker en dus is de tijd om eten te vinden beperkt. Als het tegen zit, ligt er ook sneeuw en is er geen insect te bekennen. Bovendien zijn álle vogels op zoek naar voedsel en is dus de concurrentie bijzonder groot.

    Behalve veel eten, kunnen goudhaantjes er nog op een andere manier voor zorgen dat ze warm blijven, namelijk dank zij hun verenkleed. Als wij mensen het koud hebben, trekken we een trui aan. Niet omdat een trui een soort verwarming is, wél omdat hij de warmte die ons lichaam uitstraalt, vasthoudt. Hoe meer kleren we aantrekken, hoe minder warmte we verliezen en hoe beter we bestand zijn tegen ijzige koude. Bij goudhaantjes werkt het ook op die manier. Zij zetten hun veren een beetje uit, waardoor ze bolrond worden. Tussen hun veren zit een massa lucht die goudhaantjes met hun lichaam opwarmen. Het werkt dus net als een trui.

    Wat ook helpt, is ’s nachts dicht bij elkaar kruipen. Dat bespaart energieverlies. Twee goudhaantjes tegen elkaar aangedrukt, betekent een energiebesparing van zo’n 25%. Als ze dus ook deze methode toepassen, hebben ze overdag minder voedsel nodig om warm te blijven. Als ze met hun drieën dicht bij elkaar de nacht zouden doorbrengen, kunnen ze wel tot 30% energie besparen. Dit gaat natuurlijk niet alleen op voor goudhaantjes. Vele andere vogelsoorten passen deze methode toe. Boomkruipers bv. kruipen soms met hun tienen in een nestkast of een natuurlijke holte in een boom om elkaar warm te houden.

    In tegenstelling tot het ‘gewone’ goudhaantje heeft het vuurgoudhaantje een gevarieerder getekend kopje. Hij heeft een kleurrijker en zelfs bandieterige uitstraling. Dat komt door de zwarte oog- en witte wenkbrauwstreep die goed contrasteren. Voor het overige verschilt het vuurgoudhaantje van het goudhaantje nog door de meer egale, groene bovenzijde en de beperktere hoeveelheid grijs in de nek. Beide soorten hebben een smalle, zwarte snorstreep.

    Vuurgoudhaantjes jagen op iets grotere prooien en zijn sneller. Ze verplaatsen zich met meer vaart door het struikgewas en leggen grotere afstanden af tussen elke maaltijd. Ze laten zich gemakkelijker verleiden om het naaldbos te verlaten en op zoek te gaan naar andere foerageergebieden, zoals parkjes en ‘rommeltuintjes’. Heel opvallend is dat ze zich zelfs in moerasgebieden wagen. Dan sta je toch even te kijken als je die typische sparbewoners acrobatisch ziet bengelen aan een riet- of lisdoddestengel.

    De zang van het goudhaantje klinkt ijl en zeer hoog. Het is een stereotiepe, ritmische, golvende en in volume toenemende strofe, helemaal op de scherpe i-klank gericht. De strofe begint met heel hoge toontjes (maar die worden soms ook weggelaten). Daarna wordt een 3-tot 4-delig motiefje ongeveer 5 keer herhaald. De strofe eindigt met een eindrollertje, soms aangevuld met vloeiende fluittoontjes. In het motief ligt de klemtoon op het 1ste element. De strofe duurt 3 tot 4 sec, de pauzes ertussen een fractie langer.

    ♫ Goudhaantje - geluid / zang beluisteren. (vogelgeluid.nl)

    De zang van het vuurgoudhaantje bestaat uit een stereotiepe, duidelijke in volume en tempo toenemende strofe, gevormd door slechts één element, dat 8 tot 14 maal wordt herhaald in een snel tempo. De strofe duurt ongeveer 2 sec en blijft op één toonhoogte. Ieder mannetje beschikt over 4 tot 5 strofetypes die reeks-gewijs worden herhaald. Sommige strofetypes eindigen in een trillertje zodat de verwarring met het goudhaantje kan ontstaan.

    https://www.vogelgeluid.nl/vuurgoudhaan/











    12-01-2023 om 11:04 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-01-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De impact van vuurwerk op vogels

    Geraadpleegde bron: EOS-magazine: Geknal van vuurwerk zindert nog lang na bij vogels

    De viering van de jaarwisseling ging weer gepaard met heel wat vuurwerk, waarbij miljoenen kilo’s vuurpijlen worden afgestoken en dat zorgt voor massale stress bij huisdieren maar ook onder de vogels. Fijn voor wie van lichtspektakel houdt, maar een nachtmerrie voor vogels en andere dieren, en niet enkel op oudejaarsavond. GPS-data verzameld bij ganzen laat zien dat de dieren het weken later nog moeilijk hebben als gevolg van het angstaanjagend geknal.

    Een onderzoek met radar uit 2011 liet zien hoe grote groepen vogels in paniek wegvluchten van vuurwerk op oudejaarsavond. Onderzoeker Andrea Kölzsch, verbonden aan het Max Planck Institute of Animal Behavior en gespecialiseerd in de ecologie van trekkende vogels. wilde weten of de opgeschrikte vogels terugkeerden of niet.

    Samen met een groep wetenschappers uit Nederland, Denemarken en Duitsland volgde Kölzsch 8 jaar lang de bewegingen van 4 soorten trekkende ganzen die in onze streken overwinteren (bekijk de foto’s in deze volgorde van de kolgans, taigarietgans, brandgans en kleine rietgans).

    Uit data van 347 individuen bleek dat de opschudding door vuurwerk hun gedrag nog wekenlang beïnvloedt.Normaal gezien verpozen ganzen 's avonds op het water om zoveel mogelijk energie te besparen. Vuurwerk echter verstoort hun nachtrust ernstig. De gebruikte data omvatten de periode voor en na oudjaar, waarin met vaststelt dat zodra het vuurwerk aanvangt, de ganzen opvliegen. Vaak vluchten ze van de ene plek naar de andere, want er zijn op dat moment overal knallen en lichtflitsen. Gemiddeld vliegen ze 5 tot 16 km die nacht, maar een enkele keer wel 500 km, een afstand die ze anders nooit afleggen in de winter. Ze stijgen ook hogerop, tussen 40 en 150 m extra. In geen enkel geval keren ze terug naar de plek waar ze zich voorheen ophielden. 

    De impact van vuurwerk op vogels blijft relatief lang na oudejaarsavond voelbaar. De verstoring die al dat geknal veroorzaakt komt op een slecht moment voor de dieren, midden in de winter wanneer voedsel schaars is. De energiehuishouding van ganzen in de winter is krap. Hun fourageer-gedrag werd tot 12 dagen na nieuwjaar bestudeerd en blijkt dat ze in die periode tot 10 % meer tijd besteden aan het zoeken van voedsel. Winterdagen zijn kort, ze spenderen dus bijna elk moment dat er licht is aan eten om hun batterijen weer op te laden om zo het verlies aan energie van die ene nacht vluchten weer goed te maken. Als de winter mild is lukt dat wel, maar gedurende strenge winters dreigen de ganzen in de problemen te komen.

    Uit het onderzoek vallen geen conclusies af te leiden van wat vuurwerk met andere dieren doet. Vogels die worden bejaagd zoals ganzen zijn extra gevoelig aan knallen en licht. Maar iedereen die zelf een huisdier heeft weet dat dieren bang zijn wanneer 's nachts plots de hel los breekt op een moment dat het anders rustig is.

    De studie van Kölzsch en haar collega's laat zien dat vuurwerk niet enkel op oudejaarsavond negatieve gevolgen heeft voor vogels, maar nog lang erna. Dat weerlegt het argument dat het maar om een enkele nacht gaat, stelt Kölzsch. Ze beseft dat een totaalverbod op vuurwerk niet haalbaar is, maar een compromis zou mogelijk moeten zijn. Want ook minder vuurwerk heeft een impact. In het coronajaar 2020 verbood Nederland vuurwerk bij de jaarwisseling. Daardoor werd er slechts 1/3 afgeschoten van wat er normaal op oudjaar de lucht in gaat. Toch reageerden 2 van de 4 onderzochte soorten op dezelfde manier. Voor hen maakt het niet uit, zelfs weinig vuurwerk schrikt hen al op.

    De onmogelijkheid een stille, veilige plek te vinden tijdens oudjaar en de dagen daarrond zorgt voor verstoring op verstoring en dat vergt zijn tol op de lange termijn. Naast de genoemde stress, energieverbruik en verstoring van slaap- en foerageeractiviteiten, kan het immuunsysteem worden verminderd, wat het risico op het krijgen van ziekten of het vermogen om met barre weersomstandigheden om te gaan, kan vergroten.

    De mensen van de dierenambulances (Wildlife Taxi Team) zien rond de jaarwisseling en in de dagen daarna meer gewonde stadsvogels die in paniek de straat op zijn gevlogen en worden aangereden. Of knobbelzwanen die op 1 januari opeens verdwenen zijn en pas dagen later weer durven terug te keren.

    Een verbod omheen beschermde natuurgebieden en plekken met veel vogels zou al helpen. Ook het centraliseren van vuurwerk kan werken. Dat hoeft niet per se één groot centraal vuurwerk te zijn, maar als het al binnen de steden kan blijven, wordt al heel wat leed vermeden. Dat geeft vogels tenminste een plek om naar toe te vluchten. Nu worden ze door de ene knal na de andere overal opgejaagd en kunnen geen kant meer op. Ook kunnen niet alle vogels navigeren in de nacht waardoor ze op gebouwen of hoogspanningskabels botsen. Vuurwerkvrije zones rond rust- en natuurgebieden zijn daarom heel hard nodig.

     

    Voor het nieuwe jaar wens ik mijn lezers:

    rust om van het kleine te genieten;

    licht en zonneschijn om je te laten stralen;

    kracht om iedere tegenslag te overwinnen;

    liefde en vriendschap om je hart te verwarmen;

    humor om wat somber is te kleuren;

    tijd voor ontspanning (vogels kijken) en dromen.











    04-01-2023 om 12:06 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-12-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tureluur doet het bij ons iets minder slecht dan de andere weidevogels

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de tureluur [Dirk Draulans]

    Je zou tureluurs worden van de eindeloos herhaalde alarmroepen van een koppel tureluurs dat zijn jongen wil beschermen. De vogels zijn onvermoeibaar als ze kuikentjes in het gras van hun broedgebied hebben lopen. De kleintjes zijn nestvlieders: meteen nadat ze uit hun ei zijn geslopen, beginnen ze rond te scharrelen om op eigen kracht voedsel te zoeken.

    Maar tureluurskuikens zijn hapklare brokjes voor kraaien, reigers en meeuwen, dus moeten de ouders voortdurend op hun hoede zijn. Bij het minste gevaar wordt er luid gealarmeerd, soms vele minuten lang. De goed gecamoufleerde kuikens drukken zich dan plat tegen de grond. Ze blijven muisstil liggen zolang de ouders hun alarm aanhouden. Het is de enige manier om aan de dood te ontsnappen tot ze groot genoeg zijn om te gaan vliegen als er gevaar dreigt.

    De middelgrote steltloper heeft vrij lange rode poten en een rode basis aan de vrij korte snavel. Jonge vogels hebben flets oranje-gele poten. De opvallende brede witte achter-rand van de vleugels onderscheidt hem in vlucht van gelijkende soorten. Er is nauwelijks verschil tussen man en vrouw; het mannetje is echter zwaarder getekend en donkerder. De meest gebruikte roep is een karakteristiek, vloeiend ‘tju-lu-luu’.

    In de broedtijd voedt de steltloper zich vooral met wormen, insecten en spinnen. Buiten de broedtijd nuttigt hij ook mollusken (wadslakjes), kreeftachtigen (vlo-kreeftjes), ook wel kleine visjes en kikkervisjes.

    De tureluur is territoriaal en monogaam, maar paren kunnen dicht bij elkaar broeden, in half-kolonies. Het nest bevindt zich op de grond, meestal goed verborgen tegen een pol gras, dat over het nest wordt gevouwd. De legtijd is in april-juni (in het noorden). Eén broedsel, telt meestal 4 eieren. De broedduur schommelt tussen de 23-24 dagen en beide geslachten helpen bij het broeden.

    De tureluur heeft een groot verspreidingsgebied: hij komt voor van IJsland tot in China. Het Europese broedbestand wordt op 350.000 koppels geraamd. De vogel broedt doorgaans in vochtige, grasrijke biotopen zoals heidevennen, natte weilanden en schorren. Omdat heidevennen verdwijnen en natte weilanden worden drooggelegd om meer op te brengen, worden tureluurs bij ons steeds meer in getijdegebieden aangetroffen. Het is ook tijdens de trek en in de winter hun lievelingsbiotoop.

    In ons land is de tureluur een zorgenkind, zoals alle weide- en akkervogels. Het Belgische broedbestand wordt op 300 koppels geraamd. Dat is minder dan 20 jaar geleden, maar meer dan in de jaren 1970, toen de populatie een dieptepunt bereikte met minder dan 200 broedkoppels. Het was de tijd van de grote drooglegging als gevolg van de desastreuze ‘ruilverkavelingen’. Ons landschap werd in een economisch keurslijf gewrongen, en dat draaide uit op een ecologische ramp. De droogte- en overstromingsproblematiek die ons nu treft, is er mee een gevolg van.

    De precaire toestand van de tureluur in onze contreien is tekenend voor de natuuronvriendelijke manier waarop we met onze leefomgeving omgaan. Dat hij het iets beter doet dan de andere weidevogels (kievit, grutto en wulp), heeft hij mee te danken aan zijn goede reactie op natuurbeheer in vooral de kustpolders. Ook in de nieuwe natte natuurgebieden van het Antwerpse havengebied doet hij het uitstekend, hoewel zijn bestand daar de laatste jaren wat afneemt als gevolg van een combinatie van toegenomen predatie (onder meer door de vos), bodemverdroging en rietopstoot op de schorren.

    Ook in het bolwerk van de tureluurpopulatie, het Verdronken Land van Saeftinghe, krijgt het bestand klappen: tussen 2004 en 2018 halveerde het naar zo’n 700 broedkoppels. Binnenkort komt er wel een grote lap nieuwe schorrennatuur bij. Dat zal de tureluur en andere zeldzame vogels zeker ten goede komen.

    Het nestsucces van de tureluur is wat groter dan dat van de andere weidevogels. De vogels broeden gemakkelijker op plekken waar geen maaimachines komen of waar weinig koeien grazen, wat het nestverlies door landbouwactiviteiten beperkt. Tureluurs zijn erg plaatsgetrouw en kunnen jaar na jaar op dezelfde plek broeden. Die leren ze bijgevolg goed kennen, wat hun een streepje voor geeft in de nooit aflatende strijd voor de overleving van de jongen. Ook zij doen het allemaal voor de kindjes.











    28-12-2022 om 11:10 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    15-11-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fraaie lepelaar is een van de stilste vogels ter wereld

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de lepelaar [Dirk Draulans]

    De lepelaar is een van onze mooiste vogels. Hij is spierwit, met in het broedseizoen een witte paardenstaart op zijn kop en een gele band op de borst. Zijn voornaamste kenmerk is de bizarre lepelvormige bek, waaraan hij zijn naam dankt. Lepelaars zijn geen reigers, ze zijn familie van de ibissen. Ze zijn een van de weinige vogels die zo goed als geen geluid maken. Alleen de jongen raspen irritant als ze na hun vertrek uit de geboortekolonie terechtkomen in groepen pleisterende vogels. Ze vallen dan volwassen dieren lastig in de hoop op een late voedselbeurt.

    De lepelaar heeft een voorkeur voor dynamische natte milieus, vaak op de overgang van zoet naar zout. Ze broeden daar op eilanden, in duinvalleien en op kwelders en in het binnenland ook in uitgestrekte moerassen met veel waterriet en wisselend, natuurlijk waterpeil. De soort nestelt veelal op de grond in rietvelden of op kwelders maar in toenemende mate ook in struiken en bomen. Lepelaars vinden hun voedsel lopend in ondiep water, waar ze hun snavel op typische wijze heen en weer bewegen, om zo op de tast allerlei prooidieren te vangen. In de lepelvormige snavel is een soort zeefmembraan aanwezig, waarmee hij door een bundeling van zenuwen, over een ultra-gevoelig eetgereedschap beschikt.

    Het voedsel bestaat in het voorjaar vooral uit zoetwaterprooien (stekelbaars, amfibieën, grotere aquatische insecten zoals libellenlarven). Er wordt dan vooral gefoerageerd in ondiepe poldersloten, oeverzones en moerassen. In het getijdengebied wordt in voorjaar en zomer ook veel gefoerageerd op zoutwaterprooien (garnaal, jonge platvis, grondel, krabbetjes).

    In het nest worden jonge lepelaars gevoed met een brij van halfverteerd voedsel die hun ouders uitbraken als er aan hun bek wordt gesleurd. Na het uitvliegen blijven sommige jongelingen steken in de fase van ‘voeder mij’, ook door andere dieren dan hun ouders. Volwassen vogels zijn deels zelf verantwoordelijk voor het ongemak: kordate individuen roepen een lastig kind kortaf tot de orde, andere laten zich vangen aan het eindeloze gebedel.

    Het voorbije broedseizoen kregen 5 jonge Vlaamse lepelaars een satellietzendertje mee om hun verplaatsingen te kunnen monitoren. Begin oktober zat er eentje al in Zuid-Spanje. Een tweede vertoefde ergens halverwege Frankrijk, de drie andere bleven in de buurt van hun geboorteplek. Niemand heeft er een idee van waarom de ene meteen weg is en de andere blijft hangen. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals; zilverreigers trekken hun hals in.

    In de vorige eeuw verdween de lepelaar bijna volledig uit West-Europa. Alleen in Noord-Nederland bleef een bolwerkje over. Vanaf de jaren 1970 kreeg de kleine populatie een boost, dankzij beschermingsmaatregelen en waterzuivering. In 2003 ontstond een eerste kolonie in Vlaanderen, op een takkenhoop in de Waaslandhaven die na natuurbeheerwerken in een grote plas was achtergebleven. Ze is nog altijd de grootste broedplaats van het land – in 2017 telde ze een maximum van 35 nesten.

    In 2013 kwam er een tweede kolonie, in het natuurgebied De Blankaart in Diksmuide. Daar broeden de vogels in een reigerkolonie, in bomen dus, waar het veiliger is dan op de grond. De dieren maken geregeld gebruik van verlaten reigernesten. Dat bespaart op bouwkosten. Recent zijn er in Vlaanderen nog wat losse broedgevallen bijgekomen. De trend naar meer verspreid broeden is ook in Nederland merkbaar.

    Lepelaars blijken steeds meer in onze regio te overwinteren. Vroeger trokken ze allemaal zuidwaarts, richting Spanje en Portugal of zelfs Mauritanië en Senegal. Veel dieren overwinteren jaar na jaar op dezelfde plek. Als je het ergens goed hebt, ga je het leven niet moeilijker maken door iets nieuws uit te proberen. Maar standvastigheid mag niet verhinderen dat er nieuwe broedplaatsen ontstaan, of dat je je winterstrategie aanpast aan nieuwe ontwikkelingen. Ook lepelaars moeten mee met hun tijd.

     











    15-11-2022 om 15:54 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    02-11-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koereiger in opmars

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel: zomer 2022

    Als vogelbeschermingsorganisatie probeert men de evolutie en trends van de broedvogels in Vlaanderen zo goed mogelijk op te volgen. Dat is ook nodig als je streeft naar een efficiënte wettelijke bescherming. Gelukkig kan men een beroep doen op de expertise van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Maar hoe gaat het nu eigenlijk met de broedvogels in Vlaanderen? Sommige soorten doen het slecht, andere gaan er wonderwel op vooruit.

    In het algemeen kan men stellen dat – op korte termijn – vogelsoorten die aan agrarisch gebied gebonden zijn zoals kievit, patrijs, zomertortel, graspieper, gele kwikstaart, spreeuw, veldleeuwerik en ringmus (fors) afnemen. En dat is een open deur intrappen, want zowat 50% van het landoppervlak in Vlaanderen bestaat uit landbouwgebied en we weten allemaal dat de biodiversiteit daar zeer zwaar onder druk staat.

    Positief dan weer is dat heel wat standvogelsoorten in onze bossen het relatief goed doen. Die bosgebieden blijken lokaal ook voldoende rust en voedsel te bieden aan nieuwkomers als raaf en oehoe.

    De Vlaamse overheid streeft ernaar om voor een aantal soorten de zogenaamde ‘instandhoudingsdoelen’ te behouden of te bereiken. Slechts 10 van de 26 vogelsoorten bereiken de vooropgestelde doelen en soms zelfs overschrijden ze die (bv. middelste bonte specht en slechtvalk). Iets meer dan de helft van de soorten haalt deze doelen echter (ruim) niet. Sommige soorten (bv. grauwe klauwier) lijken die in de nabije toekomst, gelet op hun huidige trendverloop, echter wel te zullen bereiken.

    Opvallend hierbij is het grote aandeel aan soorten die gebonden zijn aan moerassen, slikken en schorren zoals de sterns (grote stern, dwergstern, visdief), lepelaar en reigerachtigen (kwak, woudaap en roerdomp). Eén reigersoort, die het almaar beter doet in Vlaanderen, maar die nog niet wordt beschouwd als een ‘regelmatige’ broedvogel is de koereiger.

    Maar wat is een ‘regelmatige broedvogel’? Dat is een soort die sinds het jaar 1900 in minstens 10 aaneengesloten jaren met zekerheid in Vlaanderen heeft gebroed. En dat is bij de koereiger (nog) niet het geval, ook al doet die soort haar uiterste best om het effectief te worden.

    De koereiger is een soort die in Vlaanderen al een tijdje als ‘dwaalgast’ en ‘overwinteraar’ (wintergast) te boek staat. Het eerste individu werd in 1987 waargenomen in de IJzervallei. Dat was toen groot nieuws. Om deze kleine reigersoort toen te kunnen bewonderen, moest je nog naar Zuid-Frankrijk of Spanje. Het grootste aantal pleisterende koereigers dat ooit in Vlaanderen werd geregistreerd, haalde 186 individuen. Dat gebeurde zeer recent – in november 2021 – tijdens de midden-maandelijkse watervogeltellingen van het INBO.

    Het eerste broedgeval voor Vlaanderen werd opgetekend in 1997. Eigenlijk ging het om 2 broedparen die het Zwin te Knokke hadden uitgekozen als ideaal leefgebied. Het jaar nadien broedde en slechts één koppel en in 1999 slaagden 2 broedparen erin nakomelingen te produceren. In 2000 steeg het aantal broedparen ineens naar 9 om in 2001 terug te vallen naar geen enkel broedpaar. In 2002 kwam opnieuw één paar tot broeden.

    De beste kans om vandaag koereigers waar te nemen, krijg je vooral op en rond het broedgebied ‘de Blankaart’ te Woumen-Merkem. De voorbije jaren tref je ze echter ook meer en meer aan in andere gebieden zoals de ‘Viconia-kleiputten’ te Stuivenskerke, ‘de Komgronden’ van Lampernisse en zelfs af en toe in ‘de Moeren’ bij Adinkerke. Meestal zie je ze in de onmiddellijke omgeving van koeien, maar van zodra die op stal gaan, zoeken ze vooral het gezelschap op van schapen en zelfs groepen grazende ganzen. Die opvallende associatie met grazende dieren is gebaseerd op het feit dat allerhande prooidieren als insecten (sprinkhanen en kevers), maar ook amfibieën, wormen en kleine knaagdieren door de graasactiviteiten uit hun schuilplaatsen worden gejaagd.

    Deze kleine reigertjes gaan vaak nog een stapje verder. Soms zie je ze van de ene herkauwende koe naar de andere stappen, terwijl ze stekende en bijtende insecten uit hun neus- en oor-holtes wegpikken. Ook vervelende insecten die op het traanvocht van de runderen afkomen, worden vakkundig en met de nodige precisie weggeplukt en opgegeten. Een betere wellness-behandeling voor het vee bestaat niet.

    Eigenlijk is de koereiger van oorsprong een Afrikaanse soort die een van de grootste expansies van het verspreidingsareaal liet optekenen in de vogelwereld. In het begin van de 20ste eeuw koloniseerde de koereiger Zuidwest-Europa en in de jaren 30 van de vorige eeuw stak hij zelfs de Atlantische Oceaan over. Hij verspreidde zich er over grote delen van Noord- en Zuid-Amerika. Ook daar vond hij veel ruimte en een rijk gedekte tafel dankzij de grote kudden runderen. Onder die gunstige omstandigheden slaagde hij erin in slechts 3 decennia uitgestrekte gebieden in het noorden van Zuid-Amerika, in Midden- en Noord-Amerika te koloniseren.

    In 1948 verscheen de koereiger ook in Australië en vandaar is hij overgestoken naar Nieuw-Zeeland. Bij een dergelijke expansiedrang was het eigenlijk vreemd dat de soort nog niet verder in Europa was doorgedrongen, hetzij naar het noordoosten vanuit zijn oude broedplaatsen in Zuid-Portugal en Zuid-Spanje, hetzij in noordwestelijke richting vanuit Noord-Afrika en Voor-Azië. Maar nu is het dus zover. De toename van de koereiger in Noordwest-Europa is een belangrijke indicatie dat het klimaat aan het veranderen is en dat dit gevolgen heeft voor tal van (vogel)soorten.

    Het opduiken van zuidelijke soorten zoals de koereiger in Vlaanderen krijgt veel positieve aandacht, maar is slechts één zijde van de medaille. Zelfs voor de koereiger zou het door de klimaatverandering ooit wel eens te warm kunnen worden in Vlaanderen. Recent werd in Spanje en Portugal vastgesteld dat de soort het niet zo goed meer doet. Plaatselijk zijn zelfs grote kolonies verdwenen door de aanhoudende droogte. Dit fenomeen heeft wellicht ook de noordwaartse migratie van de soort in Europa in de hand gewerkt, waardoor we nu in Vlaanderen van dit reigertje kunnen genieten. 

    Wie nog meer info wenst over de koereiger (tekst en foto’s) kan via de zoekrobot eerder verschenen bijdragen, namelijk deze op 31/07/2016 & 05/12/2021 opsnorren.











    02-11-2022 om 17:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-10-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wereld door de ogen van de rosse grutto

    Geraadpleegde bron: National Geographic: rosse grutto [Rob Buiter]

    Zelfs na meer dan een halve eeuw traditioneel vogels vangen, is de spanning achter het windscherm te snijden. Wanneer een groepje rosse grutto’s hoog over komt vliegen, duiken vogelvangers een beetje ineen om niet te worden gezien. Uit een oude bamboe lokfluit laten ze een klagend gepiep horen om de aandacht van de rosse grutto’s te trekken. Ze hebben het gehoord!

    Nu moeten de houten lokvogels in het weiland de rest doen. Zij moeten de rosse grutto’s overtuigen dat dit het weiland is waar ze goed eten gaan vinden, in de uren dat de Waddenzee bij hoogtij onder water staat. De lokvogels staan listig opgesteld, ‘benedenwinds’ van een klapnet dat onder wat hoopjes gras verstopt ligt. Als een deel van de groep na enkele verkennende rondjes besluit een poging te wagen, willen ze tegen de wind in op het gras naast hun houten soortgenoten landen.

    De ‘wilsterflapper’ merkt op dat precies één rosse grutto laag genoeg vliegt om binnen het bereik van het grote slagnet te komen. Op een teken van de vogelvanger, schiet na een flinke ruk aan de lijn het net los uit de borging, waarna de wind het bijna als vanzelf over de kansloze vogel laat waaien; op traditionele wijze gevangen, maar met een nobele taak in het verschiet!

    De gevangen rosse grutto zal zich bij een groeiend legertje ‘zendervogels’ voegen, dat steeds meer informatie uit de diepste uithoeken van de wereld verstuurt. Op de website van het ‘Global Flyway Network’, een door de Groningse hoogleraar trekvogelecologie, Theunis Piersma opgezet samenwerkingsverband van trekvogelonderzoekers, zijn al deze gezenderde rosse grutto’s, maar ook kanoeten, regenwulpen en gewone grutto’s, voor wetenschap en publiek te volgen.

    De rosse grutto is nauw verwant aan de Nederlandse nationale vogel, de ‘gewone’ grutto. Maar waar de laatste een uitgesproken voorkeur heeft voor zoetwatergebieden, leeft de rosse grutto meer in het zoute milieu. Beide overwinteren in westelijk Afrika; broeden doet de rosse grutto echter in Noord-Siberië, de gewone vooral in Nederland. Voor de rosse grutto is de Waddenzee in het voor- en najaar een ‘tankstation’ van levensbelang.

    Het voorjaar begint in de broedgebieden van de rosse grutto steeds vroeger. Waar de gemiddelde temperatuur op aarde sinds de industriële revolutie één graad is gestegen, is dat in het noordpoolgebied al 3 graden. De insecten komen steeds vroeger uit de ontdooiende bodem, zodat de broedvogels steeds vroeger moeten komen om hun kuikens genoeg eten te kunnen bieden.

    Uit eerdere experimenten met rosse grutto’s hebben onderzoekers al geleerd dat de vogels razendsnel moeten opvetten nadat ze in het voorjaar rond de Waddenzee zijn aangekomen. Afgetraind komen ze uit Afrika aan, om amper 2 weken later moddervet door te vliegen voor de slotetappe naar Siberië. Met het zenderonderzoek willen de wetenschappers achterhalen of het tankstation, de Waddenzee wel van voldoende kwaliteit is. De vogels vertrekken nauwelijks eerder uit hun winterkwartier in West-Afrika. 

    De vraag is: krijgen de rosse grutto’s het voor elkaar om in steeds kortere tijd hier de maag te vullen, om wat eerder in Siberië aan te komen? Oftewel: zitten er genoeg wadpieren? Leveren de weilanden genoeg insecten als brandstof? Kunnen ze in de Waddenzee de opgelopen vertraging inhalen?

    Het hypermoderne onderzoek met vederlichte zendertjes – in de internationale biologie is afgesproken dat ringen of andere onderzoeks-bagage nooit meer mogen wegen dan 5% van het gewicht van een dier – is opvallend genoeg afhankelijk van het eeuwenoude ambacht van de vogelvangers. De tradionele vogelvangst, in Friesland ‘wilsterflappen’ genoemd, staat bol van de historie. Schuilend achter hun windscherm of skûle, flappen vele Friezen al heel lang wilsters of goudplevieren. Van oorsprong werden die wilsters geflapt voor verkoop aan de poelier (handelaar in gevogelte) of voor de eigen pot. Elders in Noord-Nederland werden op eenzelfde manier ook bv. ganzen geflapt.

    In 1978 dreigde een verbod op de vangst van wettelijk beschermde vogels echter een einde te maken aan het oude ambacht. Gelukkig voor de vogelvangers beseften biologen dat ze nooit de tijd, laat staan de ervaring zouden kunnen inzetten om zo veel vogels voor hun onderzoek te vangen als deze ambachtslui. Zij zorgden er dan ook voor dat het vak met een vergunning voor wetenschappelijk onderzoek kon worden voortgezet. Dus werd de poelier vervangen door de wetenschapper en de kookpot door een ringtang. Tot op de dag van vandaag flapt zo een select groepje vangers diverse soorten ganzen, goudplevieren, kemphanen en ook rosse grutto’s in dienst van de wetenschap.

    Op het Terschellinger weiland is Roeland Bom, vogelonderzoeker van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) de wetenschapper van dienst. Wanneer die ene geflapte rosse grutto gemeten en gewogen is en van een metalen ring van het vogeltrekstation is voorzien, tovert Bom een minuscuul stukje elektronica tevoorschijn. In dit trackingsysteem, dat amper één suikerklontje zwaar is, zitten een gps, een batterij, een zonnepaneeltje om die batterij vele maanden op spanning te houden, een chip om alle posities op te slaan en een zendertje plus antenne om de vergaarde informatie op gezette tijden via het gewone gsm-netwerk naar de computer van Bom te sturen. Met een vederlicht tuigje knoopt Bom het trackingsysteem als een heuptasje achter de sierlijke pootjes langs, op de rug van de vogel.

    De gezenderde rosse grutto’s vertellen uiteindelijk een verhaal over de opwarmende aarde, maar ook over de omgang met de Waddenzee en de weilanden. De eerste resultaten – vooral afkomstig uit eerder onderzoek met geringde vogels – duiden erop dat vooral in jaren met veel zeepieren in de Waddenzee, de rosse grutto’s op tijd hun broedgebied weten te bereiken. Waar de Siberische sneeuw de afgelopen 20 jaar 2 weken eerder is gaan smelten, komen de vogels nu 4 dagen eerder toe: een bescheiden winst die helemaal wordt behaald op het ‘tankstation Waddenzee’. De gezenderde vogels zullen dit onderzoek in een gedetailleerde stroomversnelling brengen, verwachten de biologen.

    Behalve met de rosse grutto werkt Piersma met nog veel meer gezenderde vogels, die verhalen vertellen over een veranderende wereld en onze invloed op het landschap. Kanoeten bv.: kleine wadvogels die eveneens in Siberië broeden en van de Waddenzee gebruikmaken om op te vetten. De gegevens van gezenderde kanoeten doen vermoeden dat ze in het broedgebied steeds hoger in de heuvels broeden om te compenseren voor het steeds vroeger beginnend voorjaar. Hoe hoger, hoe later de sneeuw smelt en dus hoe later de insecten uit de bodem kruipen. Op die manier zouden de vogels in een veranderend klimaat het uitkomen van de eieren dus weer kunnen laten samenvallen met de piek in het aantal insecten.

    Ook de gewone grutto wordt door Piersma met zenders gevolgd. Daaruit waren verrassende lessen te trekken over de omgang met de veenweiden. Zo zag men in de uitzonderlijk droge zomer van 2018 dat de grutto’s al heel vroeg konden voorspellen waar later dat jaar de grasmat nog in een goede conditie zou zijn. Op oude weilanden met een onverstoorde bodem wisten de vogels nog regenwormen te vinden, terwijl op de productieweilanden met ‘turbogras’ de bodem zo hard was als beton met als gevolg: geen doorkomen meer aan voor de dunne gruttosnavels. De grutto’s wijzen ons zo op duurzaam beheer van weilanden.

    Behalve door het oude ambacht van de vogelvangers, wordt dit onderzoek toch vooral mogelijk gemaakt door de techniek. Pas sinds kort zijn de zenders zo licht dat ze op vogels als grutto’s en kanoeten kunnen worden aangebracht. En belangrijker: pas sinds kort geven ze informatie die gedetailleerd genoeg is om er wetenschappelijk verantwoorde conclusies aan te verbinden.

    Meer over het project van Theunis Piersma op www.globalflywaynetwork.org

    Toelichting bij de illustraties: foto 1 & 2: de rosse grutto / foto 3: de kanoet / foto 4 & 5: de grutto











    25-10-2022 om 09:08 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-10-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De koolmees wordt bedreigd door sluipende problemen

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de koolmees [Dirk Draulans]

    In principe zouden we ons over de koolmees geen zorgen hoeven te maken. Het vogeltje komt in heel Vlaanderen voor. Het is een echte tuinvogel geworden, die profiteert van nestkasten en voederplaatsen. Dankzij die toegenomen beschikbaarheid van vogelvoeder is de snavel van de koolmezen gemiddeld zelfs wat groter geworden, meldt Science, want dat is gunstiger om het voedsel te verwerken. De beestjes passen zich aan.

    Op het platteland duiken er wel signalen op dat het bestand van de koolmees her en der begint te sputteren. Vogelwetenschappers wijzen voor een verklaring naar de gevolgen van de klimaatopwarming. Omdat koolmezen hun jongen voeden met rupsen, moeten ze hun broedtijd goed afstemmen op de periode waarin die beschikbaar zijn.

    Door de klimaatopwarming krijgen eiken in het leefgebied van koolmezen vroeger bladeren, waardoor de rupsen bijgevolg ook vroeger uit hun eitjes breken. Als de koolmezen die trend niet volgen, dreigen ze hun jongen groot te moeten brengen op een ogenblik dat veel rupsen al zijn verpopt zijn en dus niet meer geschikt zijn als voedsel.

    Een studie in een woud in de buurt van de Britse universiteitsstad Oxford, waar koolmezen al meer dan een halve eeuw intensief worden bestudeerd, wees uit dat het belangrijk is dat de eikenbomen in een koolmeesterritorium gezond zijn – dan dragen ze meer bladeren én rupsen.

    Onderzoeksresultaten in Nature Climate Change tonen aan dat koolmezen in territoria met gezonde eiken nu gemiddeld bijna een week vroeger met de eileg beginnen dan een halve eeuw geleden: ze passen zich ook in deze context aan. In sommige zones van het woud broeden de koolmezen zelfs al 3 weken eerder dan vóór de klimaatopwarming. De verschillen kunnen het overlevingssucces van jonge meesjes beïnvloeden.

    Er zijn aanwijzingen dat het leven in de stad bij koolmezen stress veroorzaakt, zeker bij jonge vogels. Een studie in Proceedings of the Royal Society B concludeerde dat jonge mezen in een stad minder gemakkelijk overleven dan op het platteland. Maar als ze hun eerste winter doorkomen, zijn ze meer gehard tegen de moeilijke levensomstandigheden.

    Een rapport in Nature Communications koppelde genetische veranderingen aan stress veroorzaakt door factoren als geluids-, lucht- en lichtvervuiling. Een verslag in Environmental Science & Technology onthulde dat blootstelling aan zware metalen epigenetische effecten kan hebben voor koolmezen: veranderingen in de posities van chemische stoffen op de genen, waardoor de overschrijving ervan in nuttige eigenschappen kan worden gehinderd. Epigenetica bestudeert onder meer de omgevingsprocessen die de ontplooiende ontwikkeling van een organisme kunnen beïnvloeden. 

    Alsof dat alles nog niet erg genoeg is, zijn er aanwijzingen dat de stikstofvervuiling die ons landschap teistert, een funest effect heeft op de populaties van koolmezen (en andere vogels). De verzuring die met stikstofneerslag gepaard gaat, leidt tot een daling van de hoeveelheid calcium in een biotoop. Vogels hebben calcium nodig om stevige eierschaaltjes te produceren. Er is zelfs waargenomen dat pootjes van kuikens in een ei kunnen breken als ze te weinig calcium binnenkrijgen.

    De mens probeert nu wel vriendelijk te zijn voor vogels, maar er zijn te veel sluipende problemen om dat als een verdienste te kunnen beschouwen.

     











    13-10-2022 om 10:18 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    28-09-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De drieteenstrandloper, steeds achter terugtrekkende golven aanrennend

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel_herfst_2022

    Iedereen die wel eens een wandeling op het strand maakt, heeft zeker en vast al drieteenstrandlopers gezien. Aan onze kust zijn de kleine witte vogels, die aan een hoog tempo heen en weer voor de golven uit dribbelen, een veelvoorkomend tafereel. Ze laten zich relatief makkelijk benaderen en rennen soms een tijdje met je mee. De reden waarom dit vogeltje ‘drieteenstrandloper’ wordt genoemd, is eenvoudig: in tegenstelling tot de meeste andere vogelsoorten beschikt het niet over een achter-teen.

    Van de nazomer tot de volgende lente zijn ze vrijwel op ieder zandstrand of elke stenige kust ter wereld te zien. Begin juni trekken nog aanzienlijke aantallen noordwaarts door Europa richting hun broedgebieden in hoog-arctische poolstreken. In Europa broeden de meeste vogels in Groenland (Denemarken), een populatie die wordt geschat op min 25 000 en max 50 000 broedparen. Een heel kleine populatie van een 100-tal koppels broedt op Spitsbergen (Noorwegen). In geen enkel ander Europees land wordt gebroed.

    Halverwege juli verschijnen de eerste vogels (nog in broedkleed) alweer langs de Europese kusten, waarschijnlijk als gevolg van een hongerige poolvos die abrupt een einde maakt aan de broedpoging. Tijdens een relatief kort broedseizoen nestelen drieteenstrandlopers meestal op droge plaatsen met een lage begroeiing en verspreide rolsteen- en kiezelvlakten. Het nest ligt op de grond, meestal tegen een pol vegetatie aan. Het is een redelijk diep kuiltje, bekleed met dode bladeren of ander plantenmateriaal uit de omgeving. Het broedsel bestaat doorgaans uit 4 eieren en meestal wordt maar één keer per jaar gebroed.

    Het gemak waarmee je deze leuke diertjes op het strand kan waarnemen, doet niet gauw vermoeden dat ze tot uitzonderlijke prestaties in staat zijn. Toch zijn drieteenstrandlopers ware globetrotters. In 2009 raakte bekend dat een drieteenstrandloper in minder dan 5 dagen 6000 km aflegde van Noorwegen naar Ghana. De vogel werd op 11 augustus 2009 gefotografeerd in een guur Zuid-Noorwegen; 5 dagen later op 16 augustus, zag een Ghanese bioloog hem onder de kokospalmen van Esiama (Ghana). De drieteenstrandloper was te herkennen aan pootringetjes in verschillende kleuren waarvan biologen hem hadden voorzien. Zijn minimale vliegsnelheid was 50 km/u, wat overeenstemt met de gemeten vliegsnelheden van trekvogels van een vergelijkbaar formaat.

    Op Helgoland (Duits eiland in de Noordzee) vingen onderzoekers al eens een drieteenstrandloper die 17 u eerder in Polen was geringd. In die tijdspanne had het diertje 715 km afgelegd, wat op een minimale snelheid van 42 km/u uitkwam. De snelheid waarmee de drieteenstrandloper naar Ghana vloog, ontkrachtte eerdere vermoedens dat deze soort tijdens de lange trekvluchten de kust volgt en om Afrika heen reist. Wiskundige modellen die gebaseerd zijn op o.a. aerodynamica en stofwisseling uitgaande van o.a. een maximale hoeveelheid vet in het lichaam en energieverbruik tijdens de vlucht) wezen uit dat deze lange en snelle vlucht theoretisch mogelijk is, maar alleen als het dier zonder stoppen dwars over de Sahara zou vliegen.

    Het ringen van vogels levert nog steeds nieuwe inzichten over vogeltrek op. In beide gevallen speelde toeval echter een grote rol. Voor dergelijke bepalingen van vliegsnelheid, moeten vogels snel na de eerste waarneming vertrekken en ook meteen na de aankomst – honderden of zelfs duizenden km verderop – weer worden opgemerkt. De kans dat dit gebeurt, is natuurlijk bijzonder klein. Toch kan het toeval een handje worden geholpen. Dankzij het kleurringen van vogels weten we inmiddels dat drieteenstrandlopers uiterst trouw zijn aan hun overwinteringsplek. De in Zuid-Noorwegen gefotografeerde vogel was in een voorgaande winter in Ghana geringd en dus op terugweg naar zijn vaste overwinteringsplek.

    In januari 2009 werd een gekleurringde drieteenstrandloper gefotografeerd in Walvis Baai (Namibië). Het betrof een individu dat enkele maanden daarvoor (op 17 juli 2008) nog van kleurringen was voorzien als 9 dagen oud kuikentje op de Noordoost-Groenlandse toendra en dat als inmiddels volgroeide vogel nog een paar dagen in de Nederlandse Waddenzee was gezien. Het diertje keerde vorige winter terug naar Walvis Baai.

    Waarom maken sommige drieteenstrandlopers eigenlijk zulke lange trekvluchten?

    Een enkeltje Groenland-Namibië is pakweg 10 000 km vliegen en wellicht is zo’n lange reis over een onherbergzame woestijn een gevaarlijke onderneming. De kleine vogels kunnen in plots opkomende stormen terechtkomen en bovendien hebben ze niet altijd de mogelijkheid om zo maar ergens halt te houden. In onbekende gebieden kan bovendien het gevaar van een roofvogel uit elke hoek opduiken. Afgezien daarvan kosten de lange vluchten de vogels een hoop energie. Vlak voor het vertrek leggen trekvogels onderhuids flinke vetvoorraden aan. Die worden tijdens de fysieke inspanning verbrand om het dier van energie te voorzien.

    Op die manier wordt een lange vlucht zonder stoppen om te eten en te drinken, mogelijk. De vogels wegen vlak voor hun vertrek vaak dubbel zoveel (100g) dan hun gebruikelijke gewicht in de winter (45 – 55g)! Dergelijke vetvoorraden kunnen alleen worden aangelegd als de vogels voldoende rust en voedsel kunnen vinden. Of het nu Europese of Afrikaanse kustgebieden betreft; menselijke drukte is tegenwoordig overal aanwezig en onderzoek heeft uitgewezen dat drieteenstrandlopers hier veel hinder van ondervinden. Het zal de voorbereidingen voor een lange trekvlucht er dus niet makkelijker op maken.

    Het kan haast niet anders dan dat er voordelen tegenover de nadelen van de lange reis staan; anders zouden de langeafstandstrekkers al lang het onderspit hebben gedolven. Eén van de voordelen is makkelijk in te beelden wanneer je je tijdens een winterse strandwandeling een tropisch palmstrand voorstelt. Inderdaad, de in België overwinterende drieteenstrandlopers spenderen ’s winters aanzienlijk veel meer energie aan het op peil houden van hun lichaamstemperatuur, vergeleken met de tropische overwinteraars. Om te bekijken wat de voor- en nadelen van overwinteringsplekken in Afrika en Europa zijn, hebben biologen van de Rijksuniversiteit Groningen in Nederland en de universiteit van Accra in Ghana vele honderden drieteenstrandlopers van kleurringen voorzien.

    Door geregeld de combinatie aan kleurringen te controleren, kan worden vastgesteld of een drieteenstrandloper nog in leven is of vermoedelijk het loodje heeft gelegd en daarmee dus ook in welke periode van het jaar dat het vaakst voorvalt. Een dergelijk onderzoek speelt een belangrijke rol in de bescherming van langeafstandstrekkende kustvogels omdat het kan aangeven in welke periode van hun leven en in welke gebieden verschillende vogelpopulaties het meest kwetsbaar zijn. Dat kan vervolgens tot specifieker onderzoek leiden om te achterhalen welke (menselijke) invloeden hierbij een rol spelen.

    Hoewel de aantallen drieteenstrandlopers in Europa en Azië niet lijken af te nemen, moeten we ons voor de toekomst wel zorgen maken over enerzijds factoren als menselijke verstoring door de nog steeds toenemende recreatie en anderzijds de effecten van maatregelen tegen zeespiegelrijzing (zoals zandsuppletie). Daarom is het van belang om naast de overleving ook de omgevingsfactoren die deze kunnen verklaren goed op te volgen: voedselaanbod, predatiedruk, de kans om ziek te worden, verstoring, … Een dergelijke aanpak is vooral bij trekvogels van belang omdat het praktisch onmogelijk is om alle stranden die de vogels tussen Zuid-Afrika en Groenland bestrijken, volledig te beschermen. Toch hebben op basis van dergelijk onderzoek al diverse pleisterplaatsen van steltlopers een beschermde status gekregen.

     











    28-09-2022 om 16:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    12-09-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De havik is de krachtigste roofvogel in onze contreien

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de havik [Dirk Draulans]

    Omdat hij een van de weinige roofvogels is die zowel in Europa als in Noord-Amerika voorkomen, heeft de havik een uitzonderlijk wijde verspreiding. De Europese populatie wordt op 200 000 exemplaren geraamd. Een halve eeuw geleden kwam hij wel in de verdrukking door een combinatie van verdelging en pesticidegebruik – het laatste had een dramatisch effect op zijn voortplantingscapaciteit.

    In Nederland crashte het havikenbestand tussen 1958 en 1963 met liefst 84 %, ondanks het feit dat het na de Tweede Wereldoorlog was gestegen doordat er nieuwe bossen waren aangeplant en de duivenpopulatie was toegenomen – de duif is immers een belangrijke prooisoort.

    Een zittende havik valt op door zijn grootte, de krachtige kop met vlakke kruin en grote snavel, brede borst, forse buik en sterke poten. In de vlucht is hij van de nauw verwante sperwer te onderscheiden door de langzamere, krachtigere vleugelslagen met stijvere vleugels. In cirkelvlucht zijn de uitstekende kop, de lange vleugels, brede ‘heupen’, kortere en meer afgeronde staart de kenmerken. Het mannetje haalt een lichaamslengte van 49 tot 56 cm en een spanwijdte van 90 tot 105, terwijl het vrouwtje van snavel tot staartpunt een lengte kan bereiken tussen 58 en 64 cm en een spanwijdte van 108 tot 120 cm, merkelijk groter dus.

    Beschermingsmaatregelen en een verbod op de schadelijkste pesticiden (vooral DDT) keerden het tij voor de soort; ook bij ons. Vanuit een klein Kempisch bolwerk zette de havik vanaf de jaren 1970 een veroveringstocht van Vlaanderen in, waarmee hij ondertussen West-Vlaanderen heeft bereikt. Hij heeft in dat proces zijn oorspronkelijke biotoop van echte bossen wat uitgebreid naar grote parken en andere ‘lossere’ boombiotopen.

    Het Vlaamse broedbestand wordt nu op 400 paartjes geraamd. Er zijn indicaties dat er in de Kempen wat druk op komt, mogelijk omdat de havik meer te maken krijgt met competitie van andere toppredatoren, zoals de oehoe en de boommarter. Als je een eeuw zo goed als alleen aan de top van de bosvoedselketen hebt gestaan, moet je wat nieuwe concurrentie kunnen verdragen. Vooralsnog maakt niemand zich zorgen over de toekomst van onze haviken.

    Driekwart van de voeding van haviken bestaat uit vogels. In bosgebieden zijn dat vooral kraaiachtigen als gaaien en eksters, die door hun wat onbeholpen vlucht gemakkelijke slachtoffers zijn. Elders vormen duiven de hoofdschotel. Haviken speuren dikwijls vanaf een hoge tak naar prooien, die ze dan achtervolgen in een snelle vlucht. Simulaties hebben uitgewezen dat een snelheid van 60 km / u  in een bos het maximum is dat een havik aankan zonder het risico te lopen om tegen een boom te crashen. Vrij korte vleugels en een lange staart bevorderen zijn wendbaarheid. Zodra hij op snelheid is gekomen, valt er amper aan te ontsnappen. Haviken zijn dodelijk efficiënt in hun jacht. Uit de stevige greep van hun tenen uitgerust met ferme klauwen, valt niet meer los te komen.

    Een vrouwtjeshavik is een stuk groter dan een mannetje. Ze vangt prooien die bijna dubbel zo groot zijn als die van haar partner. Dat beperkt hun onderlinge competitie. In het broedseizoen neemt zij het leeuwendeel van het nestwerk voor haar rekening. Zij en haar kuikens moeten dan door het mannetje gevoed worden. Er wordt veel gepaard, zo’n tien keer per dag. Dat wordt beschouwd als een strategie van het mannetje om de kans te verkleinen dat zij zich in zijn afwezigheid laat dekken door een concurrent, waardoor hij zich zou inspannen voor een jong dat niet van hem is.

    Meestal blijven havikenkoppels trouw aan elkaar. Toch is de samenwerking niet zonder risico. Er zijn gevallen beschreven van vrouwtjeshaviken die een mannetje doden tijdens of vlak na de paring. Dat zou vooral het geval zijn als ze niet tevreden zijn met de prooien die hij als bruidsschat aanbiedt. Die moeten illustreren dat hij een goede jager is, zodat ze tijdens het broeden en grootbrengen van de jongen niet zonder bevoorrading komen te zitten. Liefde is in de havikenwereld, nog meer dan bij ons, een kwestie van puur pragmatisme.











    12-09-2022 om 15:16 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    17-08-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uitgestorven reuzenzeevogel

    Geraadpleegde bronnen: Knack: Beestenboel: de reuzenalk [Dirk Draulans] – het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

    Op 9 november 2021 vond amateurpaleontoloog, Sven Delandat (foto 3) op het strand tussen Blankenberge en Zeebrugge een fossiel opperarmbeen van de reuzenalk. Dat is een uitgestorven reus onder onze zeevogels die, net als de pinguïns van het zuidelijke halfrond – waaraan hij trouwens niet verwant was – niet kon vliegen. Het was de eerste vondst voor ons land, maar in Nederland zijn er al meer dan 100 van zulke beentjes aangetroffen op 15 stranden. Er zouden zelfs al vondsten op een Marokkaans strand gedaan zijn, wat betekent dat de dieren ooit ver reisden.

    Botresten van reuzenalken verschijnen niet zomaar op het strand. De meeste Nederlandse en Vlaamse stranden zijn de afgelopen decennia verbreed en verhoogd met zandsuppleties uit de nabije Noordzee. Om kusterosie tegen te gaan en het lage land te beschermen tegen de stijgende zeespiegel zuigen sleephopperzuigers (een schip dat door middel van grote sterke pompen en motoren, zand, klei, slib en zelfs grind van de waterbodem kan zuigen) jaarlijks miljoenen kubieke meters zand op van de Noordzeebodem en spuiten dit zand op onze stranden. Juist op die opgespoten stranden heb je meest kans een bot van een reuzenalk te treffen. Heel wat geïnteresseerde amateur-verzamelaars (burgerwetenschappers) zoeken op deze stranden naar allerlei fossielen.

    Dat de grote zeevogel de pinguïn van het Noordelijk halfrond werd genoemd en wat op een pinguïn gelijkt, is het gevolg van convergente evolutie: niet-verwante diersoorten raken op eenzelfde manier aangepast aan vergelijkbare omstandigheden en krijgen in de loop van de tijd een overeenkomstige lichaamsbouw.

    Het magazine Testerep van het Vlaams Instituut voor de Zee meldde dat van 4 Nederlandse reuzenalkbeenderen de ouderdom is bepaald. Ze zouden, althans volgens koolstofdateringen, tussen 3500 en meer dan 50.000 jaar oud zijn. De vondsten suggereren dat de vogel destijds in ons deel van de Noordzee niet zo zeldzaam was als wordt aangenomen. Mogelijk was hij zelfs geregeld een wintergast.

    Hij was in ieder geval de imposantste zeevogel in onze regio. Hij werd 75 cm hoog, kon 5 kg wegen en had een krachtige bek. Aan land was hij onhandig, maar hij zal ongetwijfeld een uitstekende zwemmer zijn geweest, waarbij hij zijn maximaal 15 cm lange vleugeltjes nuttig zal hebben ingezet. Ter vergelijking: een moderne nauwe verwant, de alk, is maar half zo groot (40 cm) en weegt maximaal 900 g. Ook de zeekoet en de bekende papegaaiduiker met zijn kleurige snavel behoren tot de alkachtigen. Naast de zwarte rug en vleugels, met een witte borst en buik, had jij op zijn kop 2 opvallende witte vlekken, waardoor hij zeer grote, witte ogen leek te hebben (effect vergelijkbaar met de pandabeer).

    Als zeevogel leefde hij van vis en kreeftachtigen. Hij kon zeker een kwartier onder water blijven. Door zijn torpedovorm en aangepaste vleugels kon hij razendsnel door het water 'vliegen', net als pinguïns. De snavel van de reuzenalk was zeer stevig en geschikt om spartelende vissen vast te houden.

    Omdat hij niet kon vliegen, was hij aan land erg kwetsbaar, want hij kon alleen broeden op plekken waar hij naartoe kon stappen, wat impliceert dat zijn broedopties beperkt waren. Mensen konden dus ook vrij gemakkelijk bij de kolonies komen. Dat zou het roemloze einde van het spectaculaire dier betekenen. De reuzenalk broedde in grote kolonies op een klein aantal vlakke afgelegen eilanden in de Atlantische Oceaan, van IJsland tot het Canadese Newfoundland. Een van de belangrijkste broedlocaties lag vlak voor de IJslandse kust, het eilandje Geirfuglasker.

    Net als zoveel zeevogels broedden ze op eilanden omdat ze door hun onhandigheid op het land een gemakkelijke prooi voor roofdieren vormden. Voor onze kust kwamen dergelijke eilanden niet voor. De hier voorkomende reuzenalken kwamen er vermoedelijk alleen 's winters en waren afkomstig van IJslandse of misschien Britse kolonies.

    Het laatste bekende koppel werd, terwijl het aan het broeden was, op 3 juni 1844 gevangen en gewurgd op het eiland Eldey voor de kust van IJsland – het ei ging verloren tijdens de actie. Vanaf 1830 waren er bijna jaarlijks expedities naar het eiland geweest om vogels te verzamelen voor musea en collectioneurs.

    Volgens het vakblad Genes wees genetisch onderzoek uit dat dat laatste mannetje in ons Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) belandde, waar het nu een triest bestaan leidt als opgezet eeuwig relict van iets wat we nooit meer levend zullen zien. Zijn organen worden bewaard in het Natuurhistorisch Museum van Denemarken. Waar de opgezette huid naartoe ging was aanvankelijk een raadsel, tot onderzoekers in 2017 een genetische match vonden tussen de bewaarde slokdarm van de vogel en het exemplaar in Brussel. Via een aantal tussenstations was het in 1847 gekocht door burggraaf Bernard du Bus de Gisignies, die in 1846 de eerste directeur van het KBIN was geworden. Van het laatste vrouwtje is onder meer het hart bewaard, maar haar huid is nog niet gevonden.

    Reuzenalken werden eeuwenlang bejaagd voor hun vlees, donsveren en olie. Finaal waren ze zo zeldzaam geworden dat verzamelaars er veel geld voor boden. In totaal zijn er amper 78 opgezette exemplaren, 75 eieren en 24 ineen gepuzzelde skeletten van het fantastische dier overgebleven – er is geen enkel kuiken bewaard.

    Het stemt tot nadenken over onze vernietigende impact op de rest van het leven, maar blijkbaar niet genoeg om tal van andere diersoorten vandaag voor uitsterven te behoeden.

     

     











    17-08-2022 om 15:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    07-08-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De strandplevier in de verdrukking door strandtoerisme

    Geraadpleegde bron: Knack: Beestenboel: de strandplevier [Dirk Draulans]

    Ooit was er een tijd dat zelfs onze stranden niet exclusief voorbehouden waren aan de mens. Ze herbergden een ruime fauna. Maar die tijd is voorbij. Mensen zijn al vanaf de prehistorie gepatenteerde kustbewoners, maar de zee spreekt nu meer dan ooit tot de verbeelding en staat tegenwoordig synoniem voor vakantiegenoegens met veel drukte.

    Dat impliceert dat dieren die van stranden hun belangrijkste leefgebied hadden gemaakt, in de verdrukking kwamen. De strandplevier is er een schoolvoorbeeld van. Historische waarnemingen wijzen uit dat de soort vóór 1950 in ons land nog geregeld broedde op een aantal stranden – er zou sprake geweest zijn van ‘tientallen’ koppels.

    Door de groeiende populariteit van strandtoerisme ging het broedbestand pijlsnel achteruit. Een halve eeuw geleden kwam er eventjes soelaas, toen de bleekgekleurde vogeltjes een uitweg vonden op opgespoten terreinen in havengebieden. De kunstmatige biotopen gaven hun populatie een stevige boost: in 1981 werd een maximum van liefst 172 broedparen geregistreerd.

    Maar het mooie liedje bleef niet duren. Strandplevieren hebben grotendeels onbegroeide gebieden nodig en opgespoten terreinen hebben de neiging snel dicht te groeien. Ook predatoren, zoals de vos, brachten de kwetsbare grondbroeders zware verliezen toe. Vandaag broeden er geen 5 koppels strandplevieren meer in Vlaanderen.

    De strandplevier is een zeldzame broedvogel van vooral kustgebieden. Prefereert daarbij open, zandige plaatsen als stranden en zandplaten. Het voedsel bestaat in het binnenland vooral uit insecten (kevers, vliegen), ook slakjes, spinnen en vlokreeftjes. In brak en zout leefgebied staan vooral garnalen en krabbetjes, wormen (zeepieren) en slakjes op het menu. Deze oogjager zoekt voedsel op de typische plevierenmanier: telkens een reeks van lopen-stilstaan-pikken, waarbij het voedsel van de grond of in bovenste laag van de bodem wordt

    Het klein en lichtgekleurd pleviertje dat lange stukken rent, heeft een zwarte snavel en poten. Geen borstband, maar zijborstvlekken. Het mannetje is opvallender getekend dan het vrouwtje, met een bruingeel petje en een kenmerkend zwart vlekje op het voorhoofd.

    Solitair broedend of in losse 'kolonies' (nesten op enkele meters afstand van elkaar mogelijk), en dan vaak met dwergsterns samen. Strandplevieren leggen hun eieren gewoon op de grond in een kuiltje, dat soms wordt beschut met wat stukjes schelp of een beetje vegetatie. Ze gebruiken opvallende afleidingsmechanismen om de kwetsbare eitjes te beschermen. Als ze een roofdier zien naderen, kunnen ze doen alsof ze aan het broeden zijn op een andere plek dan waar hun nest is. Ze voeren ook schijnmanoeuvres uit, zoals wegrennen onder het uiten van een klagend gepiep dat aan een knaagdier doet denken.

    Het mannetje en het vrouwtje zetten zich samen in voor het broeden en het beschermen van het nest. Hun gedrag lijkt op elkaar afgestemd: als de ene hevig alarmeert, zal de andere dat ook doen. Als de ene discreet is, geldt dat meestal ook voor de andere. En de kuikens worden actief verdedigd: hoe intenser de verdediging, hoe hoger hun overlevingskansen.

    De jongen moeten vanaf het begin zelf hun kostje bij elkaar scharrelen. Ze worden wel enkele weken bewaakt en begeleid, maar wanneer ze een week oud zijn, worden ze dikwijls al door een van beide ouders verlaten. In tegenstelling tot wat bij onze soort de regel is, zijn het bij de strandplevier vooral de vrouwtjes die het vroegst vertrekken. Ze beginnen dan soms nog aan een tweede broedsel, met een ander mannetje.

    Buitenlands onderzoek dat werd gepubliceerd in het vakblad ‘Ibis’, heeft aangetoond dat mensen met honden (zelfs aangelijnd) een veel grotere impact hebben op het broedgedrag van de vogeltjes op het strand dan mensen zonder honden. Als een wandelaar met een hond nadert tot 250 meter, zullen strandplevieren hun nest altijd verlaten. Zonder hond blijven ze in de helft van de gevallen zitten – ze zijn zo goed gecamoufleerd op een zandige ondergrond dat de meeste mensen ze niet zien. Honden in de natuur – het blijft altijd en overal een moeilijk gegeven.

    Aanvullende maatregelen voor de bescherming van de strandplevier zijn: beperkte openstelling van geschikt broedgebied voor mensen en vee en het scheppen van strandreservaten, waar de toegang sterk wordt beperkt. De terugkeer van de strandplevier langs de meeste van onze stranden lijkt onwaarschijnlijk, gezien de grote recreatieve belangen. Toch is het wenselijk om hier en daar strandreservaten in te richten.











    07-08-2022 om 16:05 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen
  • De kans is reëel dat je elke winter op onze stranden dezelfde drieteentjes ziet
  • Vogelbescherming Vlaanderen dagvaardt rijke kasteelheer en de Vlaamse Waterweg
  • Domesticatie behoedde onze knobbelzwanen voor uitroeiing
  • Paul en Betty, het eerste koppel zeearenden in België
  • De fuut als voorbeeld van wat een ‘perfect koppel’ kan zijn

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    joggerke
    www.bloggen.be/joggerk
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs