Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
E-mail mij

Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto

Momentum

04/07/07

Beste vogelvriend …

Startdatum: om meteen de drempelvrees te verlagen stel ik voor dat iedereen een reactie ventileert over het wegblijven van een birdyreünie; het kan kort in de 'poll'-rubriek en wat uitgebreider in dit communicatievenstertje.
Het was Oswald die mij ooit voorstelde ons wat dieper in het internet te nestelen, wat nu via deze blog is gebeurd, weliswaar zonder een referendum te houden.
Bij deze nodig ik jullie uit je mening te ventileren, want de bedoeling is een handig alternatief aan te bieden.
Tot heel binnenkort …

04/07/08

Happy Birdyday …

 

Temidden van een levendige en warmhartige woonwijk, ligt een door menselijke bebouwing omzoomde biotoop … een fraaie frisgroene weelderige oase, waar de birdyfans de gevederde tuinbezoekers graag welkom heten en gul onthalen.

Die verwennende gastvrijheid in een gezellig en veilig rustoord, bekoorlijk door landelijke eenvoud en liefelijkheid, prikkelt de vertrouwenwekkende aanhang, de nesteldrang met vrolijk vogelgezang en feestelijke voortgang. We hopen volgend jaar nog meer ‘straatketten’ naar de Kille Meutel te lokken …

 

04/07/09

 

Je zoekt, vindt en kiest

een levensweg, die je deelt

met trouwe vrienden …

 

Precies vandaag bestaat ons“Kille Meutel”Forumpje 2 jaar.

Sinds de wondermooie opnames van onze huisfotografen het “Blogscherm” sieren, loopt het aantal bezoekers gevoelig op.

Een verheugende en hartverwarmende vaststelling, daar eveneens destijds de voor natuurliefhebbers en vogelbeschermers bedoelde nieuwsbrieven, geïllustreerd met tekeningen, een educatieve waarde beoogden.

Sedert kort werd de rubriek“Birdywatch”gelanceerd, initieel opgevat als verzamelbox voor (tuin)observaties van vogelspotters.

Momenteel is een gebruiksvriendelijke observatiefiche, waarin de waarnemer zijn vaststellingen optekent, nog niet beschikbaar.

Met een klik op“Vogelwaarnemingen” nodigt de rubriekenindeling de bezoeker uit een pittige anekdote,een blikvanger,een weetje of een suggestie neer te pennen.

Af en toe duikt over een verschenen artikel een leuke en spontane “Reactie” op of laat men een indruk na in het “Gastenboek”.

In de speurtocht naar kennisdeling en verwondering wekken, blijft de drijfveer“Alles kan altijd beter”…

04/07/10

 

Vandaag hebben we weer wat te vieren want de blog bestaat 3 jaar.

Onze trouwe huisfotografen Jo en Wim blijven voor merkwaardig beeldmateriaal zorgen en dan is het ook niet verwonderlijk dat het bezoekersaantal gestaag aangroeit.

Met vereende krachten hebben we met ons klein, maar niet minder enthousiast clubje vogelvrienden een mussenteltraject uitgezet om in de streek (Zaventem, Nossegem, Sterrebeek, Kraainem) op 17 verschillende telpunten onze geliefde‘straatketjes’ te tellen.

Hierdoor maken we deel uit van de mussenwerkgroep Vlaanderen die naast het jaarlijks weerkerend mussentelweekend in samenwerking met de universiteit Gent een grootschalig huismussenonderzoek coördineert.

Wij blijven uiteraard ook gefocust op de vliegbewegingen binnen onze tuinenbiotoop. Tijdens de jongste reünie gaven enkele haiku’s mooi weer hoe fel we gehecht zijn aan onze gevederde levensgezel; meteen ook een gelegenheid om de loyale vogelliefhebbers een welverdiende  huismuspin op te spelden …

Dakpan of dakgoot,

voor de huismus is een nest

in Kille Meutel – Georges

Tjilpende huismus,

nest in de Kille Meutel

welkom bij ons hier – Arlette

Kijk Kille Meutel,

veel parende huismussen,

hemel op aarde – Oswald

Kille Meutel vriend,

huismus breng ons samen en

laat het blijven zijn – Chris

Groene oase,

paradijs voor de huismus,

dé Kille Meutel – Franz

04/07/11

Drukke en woelige tijden tasten al eens vaker de drang aan om over de fascinatie voor het
vedervolkje te communiceren.Immers in de Brusselse betonnen biotoop beter bestuurlijk beleid geldt de regel: first things first and don't feel free as a bird!
Toch is het bezoekersaantal op jaarbasis weer gevoelig toegenomen dit jaar, een eerbetoon dat vooral de huisfotografen toekomt, die voor kwalitatief hoogstaande visuele impressies zorgen.In de loop van volgend jaar zal de Kille Meutel een bijdrage leveren aan de geplande acties van de mussenwerkgroep Vogelbescherming Vlaanderen.

04/07/12

Inmiddels hebben ruim 51 000 bezoekers op de blog 275 artikels en 125 vogelportretten geraadpleegd, alsook 1 100 foto's, waarvan de helft door onze huisfotografen werd aangeleverd. Uit statistieken ter beschikking gesteld door de providers kunnen we afleiden 
dat 54% Nederlanders en 41% Vlamingen geregeld de blog raadplegen en dan het vaakst gedurende de weekdagen (70%), voornamelijk tussen 13.00 en 18.00 u en 30% tijdens het weekend. Tijdens de maanden juli, augustus en september heeft de blog 'begrijpelijk' minder succes.De Kille Meuel blijft zich samen met Vogelbescherming Vlaanderen inzetten voor het behoud van de huismus.  

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Mijn favorieten reeks 1
  • bloggen.be
  • Natuurpunt
  • National Geographic
  • Natuurfotograaf Mineur
  • Vogelbescherming Vlaanderen
  • Vogelportretten Birdpix
  • Vogelportretten Birdfocus
  • Vogelbescherming Nederland
  • Belgium Digital
  • Vogelzang
    Mijn favorieten reeks 2
  • Favoriete vogel 2014
  • Instituut voor natuur- en bosbouw
  • Mussenwerkgroep
  • Natuurfotograaf Laura Sperber
  • Vogelencyclopedie
  • Natuurfotgrafen Monique & Luc Bogaerts
  • Natuurfotograaf Pieter Cox
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    TO DO - List

    Kille Meutel Meetings Overlegmomenten Vogelbescherming Vlaanderen Overlegmomenten Natuurpunt Overlegmomenten WWF Overlegmomenten Greenpeace Overlegmomenten INBO

    KILLE MEUTEL
    Vogelvrienden
    04-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwarte roodstaart


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2017 – 2

     

    De zwarte roodstaart is een van de eerste vogelsoorten die we na de winter opnieuw te horen en te zien krijgen. Over het algemeen brengt dit vogeltje de winter door in het westelijk Middellands Zeegebied, soms ook iets noordelijker.

    Een klein aantal van onze broedvogels overwintert zelfs in Vlaanderen, zonder voorkeur voor bepaalde provincies en zonder schijnbare invloed van de weersgesteldheid.

    De eerste zwarte roodstaarten die elders de winter hebben doorgebracht, komen hier reeds toe of trekken door vanaf de 2de decade van februari, maar meestal pas vanaf de 3de decade van maart tot in mei.

    Overal waar stenen te vinden zijn – in eender welke vorm – kan je de zwarte roodstaart aantreffen. Waar woningen, scholen, nieuwbouwwijken of torenflats als paddenstoelen uit de grond rijzen, is dit vogeltje er spreekwoordelijk als de kippen bij om in de ruwbouw van toekomstige toiletten, vergaderzalen of slaapkamers zijn intrek te nemen.

    Loodsen, kerken en kathedralen, stations ,ruïnes, stuwdammen en sluiscomplexen, molens, veestallen, forten en bunkers, krotten en sloopterreinen … Al die plekken kunnen op zijn interesse rekenen.

     

    Van oorsprong is de zwarte roodstaart een vogel uit bergachtig gebied. Hij heeft zich de voorbije decennia sterk uitgebreid in noordwestelijke richting. Daar bezet hij nu een grote verscheidenheid aan habitats.

    Door zijn vermogen om zich vlot aan te passen aan menselijke bebouwing doet de zwarte roodstaart het overal in zijn verspreidingsgebied erg goed. Hij breidt zijn broedareaal zelfs nog verder uit. Zo wordt hij in Europa broedend aangetroffen in tal van uiteenlopende biotopen van bergland op een hoogte tot ongeveer 2 500 m, waarbij schaars begroeide droge hellingen de voorkeur genieten tot laagland in allerlei soorten menselijke bebouwing op industrieterreinen, in stadscentra en dorpskernen.

     

    Het mannetje is roetzwart met een witte vleugelvlek, heeft een nerveus trillende roestkleurige staart en een grijze kap; het oog is donker en de poten zijn zwart; het wijfje is eerder donkergrijs van kleur en mist de witte vleugelvlekken.

    De roestrode staart speelt een belangrijke rol bij het baltsritueel en wordt dan door het mannetje zo breed mogelijk uitgespreid om de schitterende kleurenpracht ervan te laten zien.

    De lichaamslengte reikt tot 14.5 cm; de spanwijdte varieert tussen 23 en 26 cm; het lichaamsgewicht schommelt tussen 14 en 20 g.

     

    Zwarte roodstaarten nestelen in holten of spleten, onder een rots of op een richel in een grot of gebouw, in oude zwaluwnesten, onder bruggen en af en toe zelfs in een nestkast.

    Het nest is een komvormig bouwsel – vaak los bijeengevoegd – van droog gras, mos, plantenstengels en -vezels, bekleed met haar, wol en wat veertjes.

    Enkel het vrouwtje houdt zich met de bouw van het nest bezig. Jaarlijks worden meestal 2, soms 3 legsels geproduceerd. Doorgaans telt een legsel 4 tot 6 eieren, die gedurende 2 weken enkel door het vrouwtje worden bebroed. Na het uitkomen, helpt het mannetje met voeren gedurende 12 tot 16 dagen dat de jongen in het nest verblijven.

     

    In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kent de zwarte roodstaart een ruime verspreiding, behalve in het zuiden en het noordwesten van de agglomeratie.

    De soort bereikt een maximale dichtheid van 12 paren / km²; dus ook in het BHG maakt de zwarte roodstaart dankbaar gebruik van de verstedelijking.

    De uitgesproken bebossing van bepaalde residentiële wijken in de regio speelt dan weer in het nadeel van de soort.

    Ook in Wallonië wordt de zwarte roodstaart als een algemeen voorkomende soort beschouwd. De populatie wordt er geschat op 18 000 broedparen. Het vogeltje houdt zich voornamelijk op in verstedelijkt gebied met een maximale dichtheid in de regio Luik. In de grote bosmassieven van de Ardennen en op de Hoge Venen is het zo goed als afwezig. Het aantal geschikte nestplaatsen hangt af van het al dan niet ingrijpend restaureren en isoleren van oude gebouwen.

     

    Dat de zwarte roodstaart wel eens ‘steenkrassertje’ wordt genoemd, heeft alles te maken met de manier waarop hij zingt. Zijn zang is relatief luid en wordt vaak bij het ochtendgloren ten gehore gebracht, altijd vanaf een hoge zitplaats. Het liedje begint met enkele fluittonen en een ratelende herhaling van dezelfde klanken, gevolgd door een pauze van ongeveer 2 sec. Dan volgt er een vreemd krassend geluid dat je met enige fantasie kan vergelijken met het leegmaken van de prullenbak op je computer. De zang eindigt weer met enkele korte fluittonen. Je kan de zwarte roodstaart tot laat in het jaar horen zingen. Hij verdedigt immers nagenoeg het hele jaar door zijn jachtgebiedje tegen mogelijke indringers.

    De zwarte roodstaart is een trekvogel die ’s nachts trekt. Zwerfbewegingen en korte verplaatsingen vinden al plaats vanaf midden juni. Eerstejaarsvogels en vrouwtjes verlaten eerst het broedgebied, wat later gevolgd door de mannetjes. De eigenlijke najaarstrek komt begin september op gang en loopt tot midden november. Dat de zwarte roodstaart al vele eeuwen goed gekend is bij het grote publiek, bewijzen de talloze volksnamen die hij heeft gekregen: ovenmanneke, duiveltje, steenpikkertje, rosstaartje, zwartborstje, dakzanger, schouwvagerke, schouwschijter, muurschreeuwer, zwarte muurnachtegaal, … Allemaal namen die rechtstreeks verband houden met zijn uiterlijk of zijn geliefkoosde habitat.

    De zwarte roodstaart is een insecteneter. Constant is hij in de buurt van gebouwen, kerken en fabrieksloodsen op zoek naar: kevers, dagvlinders, muggen, vliegen, nachtvlinders, bladluizen, duizendpoten, slakjes, spinnen en wormen. Meestal wordt de aanval op een prooi ingezet vanop een uitkijkpost. Dat kan een dakrand zijn, een schoorsteen, een kruisbeeld, een torenspits of een oude televisieantenne.

     

    Herken de zwarte roodstaart met een filmfragmentje van Kees Vanger

     

    https://www.youtube.com/watch?v=41_TSL8k6lE










    04-11-2018 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    26-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vogels observeren is een leuke bezigheid

     

    Geraadpleegde bronnen: Knack-magazine / Het Parool

     

    De 31-jarige Amsterdammer, Arjan Dwarshuis is al vanaf de wieg gefascineerd door vogels.

    In 2016 vestigde hij een wereldrecord met het waarnemen van 6852 vogelsoorten in 366 dagen tijd in 40 landen.

    Hij vertrok op 2 januari 2016 naar de Verenigde Arabische Emiraten voor anderhalve dag. Daarna verbleef hij 5 dagen in Sri Lanka, 21 dagen in India, 7 dagen in Thailand, 14 dagen in Maleisië en 10 dagen op de Filippijnen. En toen had hij nog tien maanden te gaan.

    Vanaf anderhalf jaar voor zijn vertrek begon hij de beste reisroutes uit te stippelen. Alleen de eerste 3 maanden in Azië, Australië en Papoea-Nieuw-Guinea had hij van tevoren geboekt. De overige etappes heeft hij onderweg uitgetekend, zodat hij kon inspelen op de vogels die hij reeds had waargenomen. Het gebeurde wel eens dat hij vreesde het vooropgesteld aantal te observeren vogels niet te zullen halen, maar toch was het jaar fysiek en mentaal minder zwaar dan hij had verwacht.

    Elke dag lag er een lijst klaar met de af te vinken vogelsoorten. In Ecuador kon Dwarshuis op een goede lokale gids rekenen, die hem naar de 68 te spotten zeldzame soorten moest leiden. Elke nacht vertrokken de vogelspotters om 2u om de nachtvogels te vinden en kwamen pas terug wanneer het weer donker was. Gemiddeld liepen ze 17 km per dag achter de zeldzaamheden aan.

    In Zuid-Amerika, het rijkste vogelcontinent, verbleef Dwarshuis het langst, ongeveer 4 maanden. Peru was het succesvolste land met 574 soorten, waargenomen in 24 dagen.

    Maar ook Ecuador, Suriname en Argentinië zijn vogelparadijzen.

     

    De top drie van de unieke vogelsoorten

     

    De koning van de vogels, de apenarend trof hij aan op de Filippijnen, een supermooi, gigantisch beest, dat apen eet. Er zijn nog minder dan 100 paartjes. Dwarshuis lag al heel lang op de loer toen ineens een heleboel makkaken kabaal maakten en twee arenden opdoken.

    Met de witnekkaalkopkraai, een unieke vogel met een schitterend verenkleed in Ghana was Dwarshuis ook erg opgetogen. Hij had tijdens de opnames een David Attenborough-momentje: toen hij voor de camera iets insprak, kwam opeens de vedette achter hem in beeld.

    De hoorngoean in Guatemala vond hij ook extreem gaaf, echt een mythische vogelsoort. Daarvoor diende hij 2.5 km een bergwand van de Atitlan-vulkaan op te klimmen om dan in een ravijn op een tak een specimen rustig om zich heen kijkend te ontdekken.

    Zijn favoriete vogel in onze contreien is de roerdomp, wegens zijn schitterende schutkleuren, zijn verborgen leefwijze en zijn prachtige tot op 4 km afstand hoorbare misthoornachtige geluid.

    Het vestigen van dat record was zijn hele leven een droom, die hij ooit wou vervullen, maar een andere hele belangrijke reden was het ophalen van geld voor het Birdlife Preventing Extinction Programme, een programma dat zich bezighoudt met de 500 meest bedreigde vogels – en dus ecosystemen – ter wereld. Het is immers zeer slecht gesteld met de vogelstand wereldwijd. Meer dan 10% van alle vogels ter wereld is bedreigd. Enkele honderden daarvan zijn zelfs kritiek bedreigd en dat betekent dat ze binnen enkele jaren kunnen uitsterven als er niet snel iets gebeurt. Denk hierbij aan een aantal iconische vogelsoorten zoals de apenarend, de Siberische kraanvogel, bijna alle Aziatische en Afrikaanse gieren, de Californische Condor en tal van albatrossen.

     

    Zijn missie: iedereen enthousiast maken om vogels te observeren.

     

    Zijn eerste knuffel was een wit-zwarte vogel Pica pica genaamd, de Latijnse naam voor ekster.

    Hij tekende vogels terwijl zijn klasgenootjes auto’s en kastelen tekenden. Vol bewondering observeerde hij de vogels die afkwamen op de zelf geregen pindasnoeren in zijn achtertuin.

    Dat is het mooie aan vogels gadeslaan, je hoeft helemaal geen verre reizen te maken om ze waar te nemen. Vogels zijn er overal en altijd, dag en nacht. Zonder vogels zou onze wereld maar een stille bedoening zijn.

    De meeste mensen hebben niet het geluk gehad om al op zo’n jonge leeftijd besmet te raken met het vogelkijkvirus.

    Dwarshuis probeert iedereens enthousiasme om vogels te observeren aan te zwengelen. Mensen zullen niet van de ene dag op de andere in een professionele vogelaar veranderen, maar al snel zullen ze in staat zijn om de meeste vogels in hun eigen omgeving te herkennen. Daar is niet veel voor nodig. Gewapend met een verrekijker (8 x of 10 x vergroting) en een geïllustreerde vogelgids ben je perfect uitgerust voor de verkenningstocht.

    Tegenwoordig kan je een erg goede app downloaden: de Collins Bird Guide.

    Als je echt fanatiek wordt, kan je er voor kiezen om een telescoop aan te schaffen, maar het belangrijkste is dat je gewoon lol hebt om de natuur in te trekken en vogels te bekijken.

    Om zoveel mogelijk mensen te motiveren om vogelaar te worden vertelt Dwarshuis geregeld op radio en televisie over de prachtige hobby vogels gade te slaan. Momenteel werkt hij aan een boek dat in mei 2018 moet verschijnen.  

     

    De vink is een vlijtige en levendige zangvogel, gezellig, vreedzaam en vrolijk. Doorgaans is hij niet schuw maar wel voorzichtig. Hij besteedt veel zorg aan de bouw van het nest en onderhoudt het geregeld. Hij leert zijn typische zang van de oudere vogels.

     

    Wim Dekelver wist vanuit kijkhut 8 van Glenn Vermeersch in Kalmthout de vink te strikken.

     

    De documentaire ‘Arjan’s Big Year’ ging vorig jaar in oktober in première en inmiddels zou er ook een boek over het leren vogels kijken zijn verschenen (was voorzien in mei 2018).

     

    Wie de man even in een interview in actie wil zien, kan dit filmfragmentje bekijken.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=3qGqdDAVmnc












    26-10-2018 om 18:52 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    22-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heersers van de lucht


    Geraadpleegde bron: National Geographic 2018 – 10 [Peter Gwin]

     

    Aan de horizon is de glinsterende skyline van Dubai te zien, dat door de grootvader van de sjeik is omgetoverd van een slaperig dorp in een hypermoderne havenstad. In de stad heeft sjeik Butti bin Maktoum bin Jula al Maktoum allerlei verantwoordelijkheden: managementbesluiten, onroerendgoedtransacties, aangelegenheden van de koninklijke families, …

    Als vooraanstaand lid van de koninklijke familie van Dubai heeft de sjeik belangrijke veranderingen in de valkerij in het Midden-Oosten teweeggebracht met de keuze voor zelf gefokte in plaats van wilde vogels.

    Hier in het verstilde landschap van zijn bedoeïenenvoorouders, vindt de sjeik rust bij zijn valken.

     

    Het is oktober en valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten zijn druk bezig met het africhten van hun vogels voor de jacht en voor het valkenraceseizoen.

    De sjeiks en hun gevolg staan elke ochtend om 4u00 op en rijden ruim een uur de woestijn in om hun vogels te trainen, vóór de hitte van het middaguur toeslaat.

    Een dozijn valken met een huif op de kop zitten op een voetstuk.

     

    Het zijn slechtvalken, giervalken, sakervalken en kruisingen. De vogels stammen af van voorzaten uit Europa, Azië en het noordpoolgebied. Het is maar een klein deel van de honderden vogels van de sjeik, ongetwijfeld één van de indrukwekkendste verzamelingen ter wereld ooit.

    Besef dat valken door de eeuwen heen fanatiek zijn verzameld door onder anderen Assyrische heersers, Vikinghoofdmannen, Russische tsaren, Mongoolse khans en zowat elke Britse monarch.

     

     

    Na de training in de woestijn worden de valken op de balken vastgezet voor de rit terug naar Dubai. De dieren hebben zulke scherpe ogen dat ze schrikken van de minste beweging of verandering van lichtinval. Daarom dragen ze een huif. Deze oude techniek, die is ontwikkeld door Arabieren, houdt de vogels rustig.

    De sjeik beschikt over diverse voorzieningen, zoals gigantisch grote openluchtvolières, waar hij met zijn zoons en personeel voor een paar honderd verschillende soorten zorgt. Elk najaar kiest hij er de beste uit, meestal een 12-tal vogels, om ze af te richten voor de jacht.

     

    De afgelopen 20 jaar hebben sjeik Butti en uitmuntend valkenier, alsook vertrouweling van de sjeik, Howard Waller (57) bijgedragen tot belangrijke veranderingen in de Arabische valkerij.

    Zo hebben ze alle vogels waarmee ze werken zelf gefokt en grootgebracht – iets wat vroeger voor volstrekt onmogelijk werd gehouden.

    De eerste die met succes slechtvalken in gevangenschap wist te fokken, was Renz Waller, de valkenier van nazileider Hermann Göring.

    Howard en sjeik Butti denken dat deze aanpak belangrijke gevolgen kan hebben voor het behoud van de valken. Diverse soorten worden bedreigd door illegale handel en inkrimping van hun habitat. Verreweg de meeste valkeniers in de Verenigde Arabische Emiraten werken inmiddels met vogels die in gevangenschap zijn gefokt, maar er zijn in andere delen van het Midden-Oosten nog veel traditioneel ingestelde valkeniers die liever wilde vogels hebben.

     

    In het wild kan een giervalk een snelheid bereiken van 100 km/u wanneer hij recht vooruit vliegt. Een slechtvalk kan in een duikvlucht zelfs 390 km/u (record) halen; het is daarmee het snelste dier op aarde. Met dergelijke snelheden kunnen deze vogels, al wegen ze amper één kilo, toch een dodelijke klap uitdelen.

     

     

    Historici weten niet exact wanneer mensen voor het eerst op het idee kwamen om roofvogels te vangen en af te richten voor de jacht op dieren die ze zelf  niet met pijl of strik konden verschalken.

    In het Gilgamesj-epos – vermoedelijk uit circa 2100 VC – wordt gerefereerd aan de valkerij, wat betekent dat de praktijk al 4 000 jaar geleden bekend was in het huidige Irak.

    In de loop van de eeuwen zijn in allerlei culturen valken gevangen en afgericht.

    Toetanchamon werd begraven met een valkenhanger om. De Grieken sloegen munten waarop Zeus met een valk staat afgebeeld. Scandinavische kooplui handelden in heel Europa in IJslandse giervalken en ooit berustte de economie van Valkenswaard bijna uitsluitend op de handel in valken.

    Toen Marco Polo in de 13de E Koebilai Khan ontmoette, had de Mongoolse heerser 60 opzichters in dienst om toezicht te houden op zijn 10 000 valkeniers.

    In Europa hield rond dezelfde tijd keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk zich 30 jaar lang bezig met het samenstellen van een uiterst compleet en wetenschappelijk georiënteerd boek over de kunst van de valkenjacht. Tot op de dag van vandaag wordt het beschouwd als hét standaardwerk over de geschiedenis en de techniek van de sport.

    Nergens is de valkerij zo populair als in Arabië.

    In Europa was de valkerij (waartoe ook het jagen met andere roofvogels, zoals haviken en arenden, wordt gerekend) grotendeels een liefhebberij van de adel en de vorsten; in de Arabische woestijn was het levensnoodzaak.

    Bedoeïenen vingen de valken die als trekvogels kwamen overvliegen. Ze trainden ze om wilde dieren voor hen te vangen, onder meer kraagtrappen (lijkt wat op een gans op hoge poten met een scherpe snavel) en woestijnhazen.

    In de tijd dat de bedoeïenen nog niet over vuurwapens beschikten, konden ze dank zij de valkenjacht hun gezin voeden. Voor wie in de woestijn leeft, kan een beetje eiwit het verschil maken.

     

    Maar de snelle ontwikkeling van Dubai en de andere Emiraten leidde er in de 20ste E toe dat de valkerij in de Verenigde Arabische Emiraten op het punt stond te verdwijnen.

    Er waren nauwelijks nog kraagtrappen, want van hun leefgebied bleef er amper nog iets over waardoor de jacht werd verboden.

    Alleen de rijken konden het zich veroorloven valken te houden om in Centraal-Azië en Noord-Afrika op kraagtrappen te jagen.

    Aan het begin van de 21ste E introduceerde kroonprins sjeik Hamdan bin Mohammed bin Rachid al Maktoum valkenraces als een manier om de valkerij toegankelijk te maken voor de bevolking van de Emiraten.

    Bij zo’n wedstrijd worden de vogels geklokt terwijl ze over een vastgestelde afstand achter een lokaas aan jagen. Het wedstrijdseizoen is in december en januari. Het hoogtepunt is de President’s Cup, een kampioenschap waaraan wordt meegedaan door meer dan 2 000 valken en waarmee 6 miljoen euro aan prijzengeld is gemoeid.

    Overal in Dubai is te zien hoe populair de valkenraces zijn. Mensen hebben massaal valken aangeschaft. In de lobby’s van hotels en in kantoorgebouwen in de stad zijn blokken en rekken waar de valken op kunnen zitten.

    Valkeniers kunnen met hun zieke vogel naar het valkenziekenhuis in Abu Dhabi. Dierenartsen en assistenten behandelen elk jaar zo’n 11 000 vogels. Het is het grootste vogelziekenhuis ter wereld. Er is ook een aan de sport gewijd winkelcentrum met valkenvoer (diepvriesduif en –kwartel) en radiografische vliegtuigjes die eruit zien als kraagtrappen om jonge valken te leren jagen.

     

     

    Een sakervalk beschermt haar kuikens in een nest met uitzicht over de hoogvlakte van Mongolië. Volgens de overlevering hield Dzjengis Khan honderden sakervalken voor de jacht. Vandaag de dag worden ze beschouwd als een bedreigde soort vanwege het slinken van hun habitat en de illegale handel.

     

    De valkensmokkel in andere delen van de wereld baart nog steeds zorgen. Volgens natuurbeschermers worden saker- en slechtvalken tijdens hun migratie in Pakistan gevangen en gesmokkeld naar rijke kopers in het Midden-Oosten. Ook giervalken uit het Russische noordpoolgebied vallen in handen van de stropers.

    De enige van deze soorten die op het moment als bedreigd geldt, is de sakervalk, maar de giervalk lijkt er niet veel beter aan toe.

    Natuurbeschermers vrezen dat de illegale handel en de krimpende habitat door klimaatverandering, vooral in het noordpoolgebied, hun overleven op lange termijn in gevaar brengen.

    Deze zorg is een van de voornaamste redenen waarom sjeik Butti hecht aan het zelf fokken  van valken.

     

     

    Een paar jaar geleden besloten de sjeik en Howard om een 2de locatie in Schotland te openen waar het klimaat meer lijkt op de omstandigheden in de herkomstlanden van slecht- en giervalken en waar ook andere gerenommeerde valkenfokkers zitten, zodat er meer mogelijkheden zijn om de vogels met andere kwaliteitsvogels te laten paren.

    Elk jaar houdt de sjeik een deel van de jonge vogels zelf om ze af te richten voor de jacht; met de andere fokt hij.

    Het succes van de sjeik met zijn zelf gefokte valken heeft andere koninklijke valkeniers aangemoedigd ook in gevangenschap geboren vogels voor de jacht te kopen of zelfs een eigen fokprogramma op te zetten.

    Daardoor neemt de vraag naar gesmokkelde wilde valken af.

    Uiteindelijk streven Howard en de sjeik ernaar giervalken die in gevangenschap zijn grootgebracht in de natuur uit te zetten. Daarmee hopen ze de populatie weer op peil te brengen in die delen van het noordpoolgebied waar de giervalkenstand achteruit is gegaan.

     

     

    Een sakervalk is een grote en zwaargebouwde valk die een zomergast is in de steppe van Oost-Europa. In het filmpje van Kees Vanger kan je ze van heel nabij observeren.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=zK4CpxGRc0E


    22-10-2018 om 17:58 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fascinerende spreeuwenzwermen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2014-1 /

    Geen enkele vogel is in Vlaanderen zo zwaar aangepakt als de spreeuw [Dirk Draulans]

     

    Tijdens het broedseizoen is het bij de spreeuw ‘ieder voor zich’, maar daarbuiten is deze sympathieke zangvogel bijzonder sociaal en verkiest hij de nabijheid van (tien)duizenden soortgenoten waarmee hij rondzwerft op zoek naar voedsel en een veilige slaapplaats.

    En zo’n groep kan indrukwekkend groot zijn. Enkele tien- of honderdduizenden vogels die in ingewikkelde patronen door het luchtruim zwenken alvorens met een oorverdovend vleugelgedruis op de slaapplaats in te vallen, is geen uitzondering.

    Meestal zijn die spreeuwenzwermen bij valavond waar te nemen in de buurt van of vlak boven opgeschoten struikgewas, een uitgestrekt rietveld of een dicht sparrenbos.

    Een eerste voordeel van de spreeuwenzwerm is veiligheid. Spreeuwen maken immers voor 5% deel uit van het voedselpakket van roofvogels en uilen. Het foerageren in groepsverband houdt minder risico’s in. Allereerst geraakt de predator enigszins in de war wanneer hij met een hele bende prooidieren te maken krijgt die bovendien voortdurend in beweging is. Hij moet er tenslotte één spreeuw uitkiezen, bespieden, isoleren, achtervolgen en uiteindelijk verrassen.

    Soms gebeurt het wel eens dat een door de lucht zwenkende spreeuwenzwerm zelf een slechtvalk of sperwer achterna zit om hem uit zijn winterverblijf te verdrijven.

     

    Een ander voordeel is energiebesparing. Door het feit dat een groep foeragerende spreeuwen bestaat uit een verzameling van meerdere individuen, die elk op hun beurt even stoppen met voedsel zoeken en even opkijken, ligt de waakzaamheid een flink stuk hoger. Er is altijd wel één spreeuw die uitkijkt naar gevaar en onmiddellijk alarm slaat wanneer een mogelijke predator in de buurt wordt gesignaleerd.

    Buiten het in groep zoeken naar voedsel verkiezen spreeuwen ook elkaars gezelschap om te slapen. Het verzamelen vangt in de late namiddag aan wanneer de lichtsterkte begint af te nemen. Afzonderlijk foeragerende kleine groepjes spreeuwen stoppen dan met hun activiteiten en beginnen boven hun voedselgebied rond te cirkelen. Geleidelijk verplaatsen ze zich richting slaapplaats waar ze ook de vorige nacht hebben doorgebracht. Andere kleine groepjes spreeuwen voegen zich bij de overvliegende soortgenoten en na een tijdje zwelt de groep aan tot een kolossale zwerm die uiteindelijk recht op zijn doel afstevent.

    Voor sommige spreeuwen kan de slaapplaats wel 20 km of verder van hun foerageergebied verwijderd liggen. Waarom deze energieverspilling?

    Er wordt aangenomen dat dergelijke slaapplaatsen fungeren als informatiecentrum: een gelegenheid voor de spreeuwen om te weten te komen – via de welgesteldheid van sommige soortgenoten – waar de beste voedselgebieden zich bevinden. Als het ochtend wordt, zullen ze die spreeuwen volgen die er het meest doorvoed uitzien. Kortom, spreeuwen in goede conditie en met een goed uitziend verenkleed zullen de anderen de weg wijzen naar de beste foerageergebieden.

     

    Lang hebben mensen zich afgevraagd hoe al die wonderbaarlijke variaties aan vormen van spreeuwenzwermen tot stand komen.

    Met gesofisticeerde wiskundige modellen tracht men het vlieggedrag met behulp van een vereenvoudigde vorm van aerodynamica te verklaren.  

    Biologe prof. dr. Charlotte Hemelrijk van de rijksuniversiteit Groningen onderzoekt complex collectief gedrag als gevolg van individuele gedragingen bij onder meer vissen en vogels.

    Met computermodellen toonde ze aan dat dit mysterieuze verschijnsel simpelweg ontstaat door eenvoudige gedragsregels.

    De dieren worden aangetrokken tot elkaar, willen dezelfde kant op bewegen en tegelijkertijd stoten ze elkaar af, want ze willen niet botsen. Toch ziet een school vissen er heel anders uit dan zo’n vlucht vogels. Visscholen veranderen zelden van vorm en zijn langwerpig. Ook dat is simpel te verklaren. Elke vis volgt zijn voorgangers en past zijn snelheid daarop aan. Door wat af te remmen, botsen ze niet en zo ontstaat die langwerpige vorm. Bij spreeuwen werkt dit anders, want die vliegen met een constante snelheid van ongeveer 36 km / u. Voor hen is het een groot probleem om te remmen of te versnellen, want dat kost teveel energie. Het mooie is dat spreeuwen daardoor nooit botsen. Hetzelfde principe van blokrijden op de snelweg: als we allemaal even hard rijden, kunnen we ook niet botsen.

    Spreeuwen draaien allemaal precies op hetzelfde moment. Zo wordt de vogel die naast je vliegt ineens je voorganger, waardoor de zwerm van vorm verandert. Als de vogels een bocht nemen, hellen ze voorover, net als een vliegtuig. Op dat moment zakken ze een beetje naar beneden en ontstaat er een verticale beweging in de zwerm.

     

    Er is geen squadron leader; omdat een spreeuw alleen let op de 7 vogels om zich heen, verplaatst zo’n beweging zich wat vertraagd door de zwerm, vergelijkbaar met een ‘wave’.

    Door toeval hellen een paar vogels wat naar links, bv door een windvlaag. Omdat ze zich allemaal razendsnel aanpassen aan die 7 buurvogels, draait ineens de hele zwerm.

    Spreeuwen dansen uitsluitend boven hun slaapplaats. Vliegen ze daar voorbij, dan keren se snel weer om. Bij de grens van hun slaapplaats draaien de voorste vogels dus om, terwijl de achterste nog even doorvliegen. Vooral bij grote zwermen van zo’n 2 000 vogels krijg je op deze manier dichtheidsveranderingen, wat prachtige bewegingen oplevert in de meest ingewikkelde vormen.

     

    Ook vandaag nog belandt de spreeuw als delicatesse op het eetbord

     

    Volgens een recente update van de populatietrends van broedvogels in Vlaanderen blijkt dat het aantal spreeuwen fors is gedaald. De European Bird Census Council stelt dat de populatie van de spreeuw (Sturnus vulgaris) sinds 1980 met 68% is afgenomen.

    In de jaren ’70 en ’80 bereikte de strijd tegen spreeuwen in Vlaanderen een hoogtepunt.

    Vooral fruittelers die hun oogst verloren zagen gaan, bestreden de spreeuwen onder andere met dynamiet.

    Ook consumenten joegen op spreeuwen en verkochten ze vervolgens door op de zwarte markt. Tegenover de jaren tachtig is het aantal spreeuwen vandaag gehalveerd, zegt Gerald Driessens van Natuurpunt. Door de verdwijning van vochtige graslanden door steeds dichtere bouw, zijn er ook minder broedplaatsen voor de vogels.

     

    Op 15/05/2009 maakte het Soortenbesluit bovendien mogelijk dat er in beperkte mate mag worden gejaagd op de spreeuw. Dat kan bv. om schade aan boomgaarden en fruitbomen te voorkomen.

    De spreeuw is zeker niet beter geworden van het Soortenbesluit, zegt Jan Rodts van Vogelbescherming Vlaanderen. Bovendien wordt hij ook vandaag nog als een delicatesse gezien, al wordt de vogel op kleinere schaal gegeten dan vroeger.

    Dat het heel moeilijk is om de spreeuw te beschermen, beaamt Driessens.

    Hoewel de bestrijding intens was, behoort de vogel niet tot de soorten die het sterkst zijn achteruitgegaan tussen 2007 en 2016.

    Andere soorten, zoals de patrijs en de kievit, doen het nog slechter in Vlaanderen, zegt Koen Van Muylem van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO).

     

    Stijldansen met spreeuwen: de mooiste video’s

     

    https://www.plusonline.nl/spreeuwen

     

    Wie graag eerder verschenen artikels raadpleegt, kan via de zoekrobot in het archief deze bijdragen terugvinden

     

    01/10/2008      De slippertjes van spreeuwen

    30/12/2009      Spreeuwenshow op een herfstavond

    29/10/2016       Schauvliege verklaart de spreeuw vogelvrij












    13-10-2018 om 18:20 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    01-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kwartel


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel december 2018

     

    De kwartel is de kleinste van de Europese hoenders, kleiner zelfs dan een spreeuw.

    Van snavel tot staartpunt meet hij slechts 16 tot 18 cm. Zijn vleugels hebben een spanwijdte van 32 tot 35 cm en zijn dus in verhouding relatief groot. Het lichaamsgewicht schommelt tussen de 70 en 135 g.

     

    Het verenpak is bruin, beige, kastanjebruin gestreept en gevlekt met een lichte borst, witte wenkbrauwstrepen die naar achter doorlopen, een lichte kruinstreep en bij het mannetje een donkere keel; het camouflagekleed maakt de kwartel moeilijk waar te nemen in het veld.

    Net als de patrijs houdt hij zich goed schuil en dankzij zijn zandkleurige schutkleur slaagt hij erin zich op akkers tussen het gewas en op braakliggende terreinen te verstoppen. Enkel bij zonsopgang en zonsondergang komt hij tevoorschijn. Je hoort hem vaak eerder dan je hem ziet.

     

    Als er gevaar dreigt, vliegen ze vaak niet op. Ze proberen zich eerst al rennend in veiligheid te brengen. Ondanks hun verborgen bestaan kan je hun aanwezigheid vaststellen door de ritmische, drielettergrepige territoriumzang van het mannetje ‘kwik-me-dit’.

    Deze reeks wordt meestal enkele malen herhaald en is tot wel 500 m afstand te horen.

    Veel minder ver te horen is de tweelettergrepige hese voorzang die klinkt als ‘chrau-chrau’. Opgeschrikt vliegen kwartels meestal op met een hoog ‘prri-prri-prri’ of ‘rick-rick-rick’ …

     

    De kwartel is de enige trekvogel onder de inheemse hoenderachtigen. Terwijl patrijs, fazant en korhoen na de broedperiode gewoon hier bij ons blijven en de winterse koude trotseren, zoekt de kwartel de zon op in Zuid-Europa, maar vooral in Afrika ten noorden en net ten zuiden van de Sahara.

    De najaarstrek loopt van eind juli tot eind oktober, maar vooral van midden augustus tot midden september. Na 20 september komt hij hier nog enkel voor in zeer kleine aantallen.

    De Vlaamse broedvogels trekken in zuidoostelijk richting via Italië en doen dat vooral ’s nachts op relatief lage hoogte (vanaf 1 m boven de grond).

     

    Continentaal klimaat

     

    Kwartels houden van een continentaal klimaat met warme, droge zomers. Alleen dan worden er met succes jongen grootgebracht. Ze verkiezen open, droge steppe en graslandbiotopen met weinig bomen en struiken, maar hebben zich vlot aangepast aan bepaalde agrarische landschappen.

    In België komen ze voor in open landbouwgebieden met teelten van graan, luzerne, klaver, aardappelen, bieten en vlas, maar ook in hooiland en extensief begraasd weiland.

    Bebouwing, bosgebieden en maïsteelt worden gemeden.

     

    De kwartel voedt zich voornamelijk met de zaden van allerlei akker(on)kruiden zoals duizendknoop, ganzerik, spurrie, weegbree, zuring, muur, wikke, alsook met mals groen zoals klaverblaadjes en bladspitsen.

    In de lente voedt hij zich ook met insecten en slakjes. De kuikens – doorgaans 7 tot 12 per nest – worden uitsluitend met dierlijk voedsel grootgebracht. Als ze uit het ei kruipen en hun dons na enkele uurtjes volledig is opgedroogd, verlaten de nestvlieders meteen het nest.

     

    Negatieve trend

    In Europa broeden de kwartels het talrijkst in de klimaatzones met warmere en drogere zomers.

    De grootste aantallen bevinden zich in Spanje (320 000 – 435 000 broedparen), Roemenië, Frankrijk, Oekraïne, Polen en Hongarije (70 000 – 95 000 bp).

    In de meeste Europese landen zou de broedpopulatie er sterk op achteruitgaan.

    Die in Vlaanderen schommelde tijdens de periode 2000-2002 rond de 400-700 broedparen. Nieuwe cijfers zijn (nog) niet beschikbaar.

     

    De kwartel is lastig te inventariseren omdat de mannetjes zeer mobiel zijn. Het voorkomen van de soort als broedvogel in Vlaanderen én Europa is bovendien sterk wisselend waardoor een nauwkeurige trendbepaling niet zo vanzelfsprekend is. De kwartel werd in de nieuwe Rode Lijst van Vlaamse broedvogels (2016) beschouwd als ‘momenteel niet in gevaar’.

    Broedvogels die kenmerkend zijn voor landbouwgebied, zoals de kwartel, alsook akkervogels nemen in Vlaanderen. bijna allemaal in aantal af in het tijdsvenster 2007-2017.

     

    De kwartel is in Vlaanderen beschermd via het soortenbesluit.

    Er is weinig concrete informatie beschikbaar over de invloed van habitatveranderingen op de verspreiding en de populatietrend van kwartels in Vlaanderen. Er gebeuren zoveel ingrijpende veranderingen in ons landschap die zo negatief zijn voor de soort, dat het verbazend is dat ze überhaupt nog kan stand houden; intensivering van de landbouw en de forse afname van insecten, (on)kruiden en braakliggende terreinen, vermesting en hogere begrazingsdruk, enorme uitbreiding van het areaal maïsteelt, mechanisatie en vroege maaitijden voor hooiland, verdere versnippering en verkaveling van de open ruimte …

     

    Het is mogelijk dat Vlaanderen nauwelijks over een ‘eigen’ kwartelpopulatie beschikt.

    Het aantal vogels dat hier belandt in het voorjaar, wordt in hoofdzaak bepaald door omstandigheden elders, zoals gunstige overleving gedurende de winter, slechte condities in de vertrouwde broedgebieden, uitzonderlijke hoge temperaturen in april en mei, veel zuidoostelijke wind tijdens de trek, …

    Of er in Vlaanderen ook voldoende kwarteljongen groot worden om behoorlijk bij te dragen aan een lokale populatie blijft een open vraag. Het legsel bestaat gewoonlijk uit 8-13 eieren, gelegd onder een dichte beschutting, die in 17-20 dagen uitkomen.

     

    Vleugel breken

     

    Deze trekvogel lijdt bovendien erg onder de zware jachtdruk in het Middellands Zeegebied en Noord-Afrika. De Afrikaanse noordkust die grenst aan de Middellandse Zee is elk jaar het vroegtijdige eindstation voor miljoenen Europese trekvogels.

    Meer dan 700 km verticale netten staan vrijwel ononderbroken opgesteld vanaf de Libische kust, over die van Egypte tot aan de Sinaï. Jaarlijks worden op die manier miljoenen trekvogels gevangen om uiteindelijk in de Egyptische eethuizen en restaurants te belanden.

    De vogelvangers hebben zich er vooral gespecialiseerd in de vangst van kwartels.

    De vangnetten zijn allesbehalve selectief waardoor ook heel wat soorten worden gevangen waarvoor wij in Europa veel geld over hebben om ze voor uitsterven te behoeden.

     

    Deze grootschalige vangst vindt vooral plaats tijdens de najaarstrek. Je kan je afvragen hoe de vogelvangers erin slagen om aan de rand van een hete woestijn hun buit vers te houden? Investeren in dure koelkasten of diepvrieswagens kunnen ze niet. Ze hebben er dus iets anders op gevonden. Als de goed doorvoede vogels uit het net zijn gehaald (ze hebben een vetlaag opgebouwd om de woestijn te kunnen oversteken), wordt minstens één vleugel gebroken.

    De vogels blijven dus in leven tot de verwerking in de stad begint. De manier waarop miljoenen trekvogels worden gevangen, vervoerd, behandeld en afgemaakt, plaatst niet alleen de vangst op zich in een macaber daglicht, ook het vreselijke dierenleed dat ermee gepaard gaat, schreeuwt om doelgerichte actie.

     

    Massasport

     

    De situatie op Cyprus en Malta, maar ook die in Italië en Frankrijk blijft een doorn in het oog van Vogelbescherming Vlaanderen.

    Tijdens de trek hebben vogels sowieso al af te rekenen met allerlei hindernissen. Ze kunnen in mist terechtkomen en daardoor gedesoriënteerd raken, ze kunnen noodweer treffen boven zee of in de bergen of door stormen uit koers worden geslagen. Of misschien vinden ze niet genoeg voedsel zodat ze onvoldoende vetreserves kunnen aanleggen en niet in één ruk de Middellandse Zee of Sahara kunnen oversteken.

    Al deze natuurlijke verliezen, hoe groot ze misschien ook lijken, zijn echter op de een of andere manier ‘ingecalculeerd’. Met andere woorden: er overleven voldoende individuen om de populaties op peil te houden.

     

    Het is echter door toedoen van de mens dat een kwart van alle vogelsoorten in Europa in aantal achteruit gaat en ernstig in de problemen komt. Veel van die soorten zijn trekvogels.

    De meest directe, menselijke ingreep in het leven van de trekvogels is de jacht.

    In landen rond de Middellandse Zee – niet alleen in Zuid-Europa, maar ook in Noord-Afrika – is de jacht op trekvogels een massa-evenement. De omvang tart elke verbeelding.

    Elk jaar worden tientallen miljoenen vogels geschoten en gevangen. De inventiviteit die hierbij aan de dag wordt gelegd, is grenzeloos.

     

    De vraag is hoe lang deze soorten dit nog kunnen volhouden?

     

    Op Malta bv. mogen volledig legaal 52 vogelsoorten worden bejaagd tussen 1 september en 31 januari; 40 soorten daarvan mogen enkele vanop het land worden bejaagd, 12 vanop het land én vanop zee. Het gaat om heel wat soorten ganzen en eenden, zoals rietgans, grauwe gans, wilde eend, pijlstaart, krakeend, slobeend en smient, maar ook om rallen, koeten, snippen, plevieren en lijsterachtigen.

    Ook kwartel en zomertortel behoren er tot het jachtwild. Uitgezonderd voor de jacht op de zomertortel (7 000 exemplaren) is op deze eilandenarchipel voor geen enkele andere jachtwildsoort een quotum vastgelegd.

     

    Jacht en vangst in België

     

    Tot en met het jachtseizoen 1972 – 1973 kon de kwartel in België legaal worden bejaagd en wel van 1 september tot 31 december. Toen was ‘jacht’ nog een federale materie die viel onder de bevoegdheid van de minister van Landbouw. In die periode stonden ook nog andere merkwaardige soorten op de lijst waarvan we het nu ondenkbaar vinden dat die ooit nog zouden mogen worden bejaagd: merel, grote lijster, kramsvogel en koperwiek bv.

     

    Kwartels werden vroeger ook gevangen met netten  Een goed zingend kwartelmannetje in een kooitje tegen de gevel klonk voor vele als muziek in de oren. Er werd ook flink geld mee verdiend. Een bepaalde vangstmethode gebeurde met behulp van een zogenoemd ‘steeknet’ dat tussen de vegetatie werd geplaatst. De vogels werden gelokt met een ‘lokbeentje’, een fluitje dat werd vervaardigd uit een stukje bot. Een groot beentje (de wekker) werd overdag gebruikt en een klein in de schemering en ’s nachts.

    Omdat kwartelmannetjes overdag minder roepen, moest het fluitje verder reiken.

    De wekker werd gemaakt uit de ellepijp van een ree, het kleinere beentje uit het opperarmbeen van een (blauwe) reiger.

    Met de fluitjes werd het geluid van een vrouwtje nagebootst: ‘ruu-tuu, ruu-tuu’.

    Dat geluid maakt ze om een mannetje te roepen of om diens roep te beantwoorden.

    Het vangen van kwartels voor consumptie en voor de zogenoemde ‘vogelliefhebberij’ is gelukkig al een hele tijd verboden en zoals reeds eerder aangehaald, behoort de soort tot de onvoorwaardelijk beschermde vogels.

    De kwartels die je nu op je bord krijgt als je ze in een restaurant bestelt, zijn dan ook in gevangenschap gefokt, net zoals de kwarteleieren die afkomstig zijn van kwartelkwekerijen.

     

    Een beeldmontage van Kees Vanger met foto’s en geluidsfragmenten.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=9sj0SUwsYUE










    01-10-2018 om 18:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    25-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luchtacrobatie en het betere bochtenwerk

     

    Geraadpleegde bron: De Standaard: Flappy leert ons vliegen als een vlieg [Pieter Van Doorn]

     

    Een robot die werd ontworpen om met slaande vleugels te vliegen zoals een vlieg dat doet, blijkt ook in staat tot het soepele bochtenwerk waarmee vliegen steeds weer aan hun belager weten te ontsnappen.

     

    Biologen zijn dankbare gebruikers van hogesnelheidscamera’s.

    De eerste beelden van een paard in beweging zijn zelfs al gemaakt vóór de uitvinding van de filmcamera. Immers, Eadweard Muybridge zette een hele reeks fototoestellen op een rij, elk verbonden met een gespannen draad en stuurde dan een paard in galop doorheen de rij draden. Hij wou weten of een paard in galop, al dan niet met alle vier de poten tegelijk van de grond komt. Het antwoord was ja!

     

    Ook de luchtacrobatie van vliegende insecten is uitgebreid gefilmd.

    Maar zelfs hogesnelheidscamera’s zijn niet in staat om alle trucs van de vliegkunst te achterhalen.

    Hoe maak je bv. in volle vlucht plots een haakse bocht om een aanzoevende krant of duikende vogel te ontwijken of om zelf een ontwijkende prooi te achtervolgen?

    Zelfs met stapels beelden en biomechanische reconstructies van hoe vleugels, spieren en pantser kunnen bewegen, kwam men er niet uit.

     

    Ingenieurs van de Technische Universiteit Delft, bekend om haar luchtvaartafdeling en biologen van de universiteit van Wageningen, sterk in biowetenschappen, sloegen de handen in elkaar.

    Ze bouwden een vuistgroot robotje met flapperende vleugels. Doordat Flappy – officieel heet hij ‘DelFly Nimble’ – 55 keer groter is dan een fruitvlieg, kan hij navenant trager bewegen, waardoor je beter kunt filmen wat er gebeurt.

    Doordat de ingenieurs de software die hem aandrijft zelf schrijven, weten ze bij voorbaat precies wat hij doet. Op die manier konden ze uitzoeken hoe een fruitvlieg in staat is om plotse snelle bochten te nemen.

    De onderzoekers kozen voor een bananenvlieg of fruitvlieg – een tweevleugelig insect – omdat daar in Wageningen al heel wat onderzoek naar was gedaan. Vliegen hebben geen staart en kunnen die dus ook niet gebruiken bij zwenkbewegingen. Zowel het draaien van hun lichaam naar de nieuwe vliegrichting als het rollen – het ‘zich leggen’ in de bochten – moet dus puur met de vleugels gebeuren. Wat prima lukt, zoals iedereen weet die al eens heeft geprobeerd om een (fruit)vlieg uit de lucht te meppen.

     

    Maar hoe een vlieg precies een bocht neemt, dat wist niemand.

    Of vliegen ‘actief’ of ‘passief’ door de bocht gaan, was onbekend. Oefenden ze zelf kracht uit om hun lichaam rond zijn verticale as te draaien – ‘gieren’ in luchtacrobatietermen – of kantelden ze gewoon hun lijf en gleden ze passief door de bocht, een beetje zoals een skiër die zijwaarts tegen de helling aan gaat hangen. Of een autoracer die een bocht neemt met een ‘gecontroleerde slip’.

     

    De experimenten met Flappy toonden aan dat je best pas na de bocht actief kan bijsturen en je lijf weer in lijn kan brengen met je bewegingsrichting, net zoals een autoracer doet.

    Dat gaat het snelst en met de minste energieverspilling.

    Rollen (kantelen om de lengteas) doet Flappy door de linker- en rechtervleugels met een verschillende snelheid te doen slaan. Om naar links of rechts te draaien, verandert Flappy normaal de hoek van de vleugels ten opzichte van het lichaam.

    Maar een snelle haakse bocht bleek niet beter te lukken toen de ingenieurs ook een draaicommando, boven op het rolcommando programmeerden.

    Als het snel moet gaan, kantel dan gewoon opzij en laat de natuurkrachten de rest doen. Bovenal spaart dat energie uit. En energie, of juister gezegd, het batterijgewicht is belangrijk voor een robotvlieg.

    Flappy heeft nog meer kunstjes in huis. De vliegrobot kan ook perfect ter plaatse blijven hangen en ‘flips’ van 360° uitvoeren. Bij een vliegtuig mét staart zou je spreken van een looping of een kurkentrekker. Flappy haalt een topsnelheid van 25 km/u en ondanks zijn slechts 28.2 g (waarvan 2.8 g computerhersenen) heeft hij genoeg batterijen aan boord om het één km lang uit te houden of om 5 min ter plaatse te blijven klapwieken, 17 keer/sec.

     

    Geen enkele vliegrobot kan dergelijke prestaties voorleggen. Hij vliegt efficiënter dan een klassieke drone en hij is nog veilig in de buurt van mensen ook. Bovendien zit Flappy volgens zijn ontwerpers eenvoudig in elkaar met onderdelen die je gewoon in de handel kan verkrijgen. Het tuigje werd puur gebouwd voor onderzoek, maar in de Technische Universiteit Delft denken ze dat het ook geschikt kan zijn voor toepassingen in het echte leven.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=nTz297_xhkQ

     

    https://www.youtube.com/watch?v=CEhu-FePBC0

     

    Wie eerder verschenen artikels over aerodynamica en vliegtechnieken wenst te raadplegen kan via de zoekrobot in het archief enkele bijdragen opvissen:

     

    18 11 2007        Gierzwaluw vliegmodel voor vliegtuigbouwers?

    22 11 2008        Vliegende robots (mechanische gierzwaluw – nepvalk Horck – Robofly)

    02 11 2011         Gevederde Olympiërs

    04 03 2012       Klapperende KULibries

    19 10 2014        Leren vliegen is toch niet zo vanzelfsprekend












    25-09-2018 om 16:58 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    18-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een bizarre reuzenvogel met uitroeiing bedreigd


    Geraadpleegde bron: National Geographic: maanblad-sept_2018

     

    De zeldzamer wordende helmneushoornvogel wordt bedreigd door grootschalige houtkap en stroperij [Rachael Bale]

     

    De helmneushoornvogel dreigt het veld te moeten ruimen als gevolg van de illegale handel in de karakteristieke hoorn op zijn snavel.

     

    In Afrika en Azië komen 57 neushoornvogels voor, waaronder de helmneushoornvogel.

    Deze leeft uitsluitend in de laaglandbossen van Brunei, Indonesië, Maleisië, Myanmar en het zuiden van Thailand.

    De helmneushoornvogel heeft een uniek kenmerk: de hoorn bestaat uit een vrijwel massieve laag keratine (waaruit ook ons haar en vingernagels bestaan, evenals de hoorn van neushoorns).

    Over zijn leefwijze is niet zoveel bekend, maar we weten wel dat de hoorn een rol speelt wanneer hij in de lucht met soortgenoten strijdt om rijp fruit of een geschikte nestplaats.

    Er zijn lange gevechten waargenomen tussen rivaliserende vogels die hun hoorns wel 12 keer tegen elkaar beukten, waarschijnlijk om de ander te verjagen. De kracht van het impact die deze frontale kopstoten veroorzaken, is zo hevig dat de opponenten tijdelijk de controle over hun vlucht verliezen en dus even versuft rondfladderen.

     

    Vaak valt – wat de nestkeuze betreft – een plankwortelboom (tropisch hardhout) best in de smaak. Deze boom kan tot 55 m hoog worden en ongeveer halverwege de stam, waar een knoestige holte zit of een tak ernaast, kan het mannetje neerstrijken wanneer hij voedsel aanvoert.

    Doordat de veren van zijn vleugels niet volledig aansluiten (zoevend geluid wordt verwekt doordat de luchtstroom zich onder de slagpennen door beweegt), geldt de helmneushoornvogel als een van de lawaaierigste vliegers van de vogelwereld.

    Gezien hun wat gebrekkige manier van vliegen, wekt het weinig verwondering dat neushoornvogels geen trekvogels zijn. In de grote ongerepte (voor zolang het nog duurt) wouden waar ze leven, beperken ze zich tot korte afstandsvluchten.

    De helmneushoornvogel stoot een vreemde roep uit die klinkt als een lachende plaaggeest.

     

    Helmneushoornvogels zijn omnivoren, maar ze hebben een voorkeur voor de vruchten van een inheemse wurgvijg. Zaden van deze ficussoort ontkiemen hoog in het bladerdak van een andere boom en sturen wortels naar beneden waarmee ze hun ‘gastheer’ langzaam maar zeker verstikken.

    De vogel wordt meer dan een 1 m lang, de 50 cm lange wit en zwart gebandeerde staartveren niet meegerekend; hij heeft in verhouding tot de kop een buitensporig grote gele krachtige snavel met de rode ‘hoorn’ daarbovenop; de kale rimpelige rode borst en hals, de veren op de borst zijn zwart en de buik is wit. De vleugels zijn zwart en kenmerkend ook is dat deze vogel de enige soort is met een massieve hoorn, die van nut is bij vechten en hameren. 

    De hoorn laat ook zien of een vogel geslachtsrijp is.

    Het vrouwtje heeft een lichaamslengte van 1.1 m en een lichaamsgewicht van 2.7 kg; het mannetje heeft een lichaamslengte van 1.3 m en een lichaamsgewicht van 3.1 kg.

     

    Tijdens de broedperiode zoekt het paar een holte in de stam van een oude boom, met een knoest. Voordat het vrouwtje wordt ingesloten, maken de vogels elkaar een maand lang het hof en baltsen ze rond het nest.

    De vogels metselen samen de nestholte dicht met een mengsel van modder, boomschors, kleine stukjes hout, voedselresten. Het wijfje vermengt dit alles met opgebraakt fruit of haar uitwerpselen, waarna de specie keihard opdroogt. De toegang tot het nest wordt helemaal dichtgemaakt op een verticale spleet na, waardoor het mannetje het wijfje van voedsel voorziet.

    Het vrouwtje legt een of twee eieren. Slechts één jong overleeft, meestal het kuiken dat het eerst uit het ei kruipt.

    Op de rug van het kuiken ontstaan luchtzakken, vermoedelijk om de lichaamswarmte te reguleren tot dat het jong veren krijgt.

    Het wijfje verbreekt de verzegeling en komt verzwakt tevoorschijn. Het jong krijgt geen eten meer en wordt met roepen uit het nest gelokt.

     

    Neushoornvogels zijn van levensbelang voor de bossen in Zuidoost-Azië.

    Met het uitbraken of uitpoepen van zaden dragen deze ‘bosbouwers’ ertoe bij dat bomen zich over vele km² kunnen verspreiden. Deze taak wordt nog belangrijker nu steeds meer oerbos ten prooi valt aan commerciële houtkap, door de aanleg van oliepalmplantages.

    Door grootschalige ontbossing neemt de nestgelegenheid voor Aziatische neushoornvogelsoorten drastisch af.

    Wat ook al niet helpt, is dat helmneushoornvogels op dit vlak ook zelf zeer kieskeurig zijn: ze broeden in nestholten in de stam van zeer hoge bomen. 

    En juist de oudste en grootste bomen van het bos worden het eerst omgezaagd.

    De vogels planten zich langzaam voort; ze broeden eens per jaar en brengen dan maar één jong groot. De moeder en haar kroost blijven net zolang in het verzegelde nest tot het jong groot genoeg is om uit te vliegen. Al die tijd – het hele proces kan wel 5 maanden duren – zijn ze volledig afhankelijk van het voedsel dat het mannetje komt brengen, doorgaans vijgen, die in de krop worden bewaard, maar ook insecten en kleine dieren op het moment dat het jong in volle groei is..

    Als hij wordt gedood, bv. door stropers die uit zijn op zijn hoorn, dan zijn zij ook vrijwel zeker ten dode opgeschreven.

     

    Er is in Azië veel vraag naar de hoorn van de helmneushoornvogel, die zachter is dan ivoor en daardoor gemakkelijker kan worden bewerkt tot kralen, hangers en kunstvoorwerpen.

    Voor sommige rijke Aziaten zijn voorwerpen waarvoor zeldzame dieren als helmneushoornvogels, olifanten of neushoorns zijn gedood, een felbegeerd statussymbool.

     

    In elk land waar de helmneushoornvogel voorkomt, is hij wettelijk beschermd, maar in Indonesië blijkt stroperij schering en inslag, niettegenstaande de handel sedert 1975 verboden is. De Indonesische autoriteiten hebben in totaal reeds meer dan 1 300 snavels in beslag genomen. De smokkelaars hebben vaak banden met criminele netwerken die op grote schaal handelen in lichaamsdelen van bedreigde dieren. Om te voorkomen dat deze spullen ooit op de zwarte markt belanden, wordt alles uiteindelijk vernietigd.

     

    Maar voor het zover is, gaat neushoornvogelonderzoeker Yokyok Hadiprakarsa in het hele land opslagloodsen af om snavels te meten en kennis op te doen over variaties binnen de soort.

    Yokyok probeert ook toestemming te krijgen voor het nemen van DNA-monsters, zodat hij kan bepalen of het een mannelijk of vrouwelijk exemplaar betreft. En vergelijking van DNA met de afmetingen van de hoorn kan nuttige informatie opleveren over het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke snavels en hoorns.

     

    De vogels zijn belangrijk voor de Dayak, een niet islamitische inheemse bevolking van Borneo en dat al minstens 2 000 jaar. Nog altijd worden de lange staartveren verwerkt in hoofdtooien. Van de hoorn maken ze oorhangers en andere sieraden.

    Tegen het jaar 700 bloeide de handel tussen Borneo en China en de eerste melding dat ‘ivoor’ van de helmneushoornvogel China bereikte, stamt uit 1371.

    De Chinezen, die al bedreven waren in het bewerken van olifantenivoor, maakten van de snavel van de helmneushoornvogel gespen, knopen, armbanden, snuifdoosjes en meer.

    Soms werden er gedetailleerde figuren gesneden in de hoorn die nog aan de schedel vastzat. Halverwege de 19de E verschoof de vraag naar het westen en importeerde China de snavels voornamelijk met als doel de bewerkte hoorn aan Europeanen te verkopen.

    Tegenwoordig is er vanuit China weer veel vraag naar de bewerkte snavels. Het is niet helemaal duidelijk waarom dat zo is – mogelijk omdat de soort zeldzaam wordt of misschien wel alleen omdat het een rage is. Hoe het ook zij, de snavels zijn gewild onder de nieuwe rijken in China.

     

    Yokyok was een van de eersten die signalen van het naderende drama oppikte.

    In 2012 stuurde een vriend hem een foto toe van te koop aangeboden neushoornvogelkoppen in West-Kalimantan. Hij stelde een onderzoek in en ontdekte dat er alleen al in West-Kalimantan zo’n 6 000 helmneushoornvogels waren gedood.

    Tijgertanden, Indische schubdieren en snavels van de helmneushoornvogel vormen het hart van de door Chinezen gecontroleerde illegale handel

    De benden worden aangestuurd door een Chinese spil die een fijnmazig, internationaal handels- en witwasnetwerk onderhoudt.

    Zo’ groep omvat stropers, tussenhandelaren, smokkelaars en degenen die het vervolgens op de eindbestemming afleveren. Elke keer dat de hoorn in andere landen overgaat, stijgt de prijs.

    De klant in China betaalt per gram waarschijnlijk meer dan voor olifantenivoor ($ 1 000 / snavel).

    De netwerken maken handig gebruik van de lakse handhaving en het feit dat de illegale handel in wilde dieren juridisch minder zwaar wordt bestraft dan andere soorten georganiseerde misdaad, zoals drugshandel en mensensmokkel.

     

    In het Nationaal Park Budo-Su-Ngai Padi heeft prof Pilai Poonswad een programma ontwikkeld om de neushoornvogel te beschermen.

    Pilai is van huis uit een parasitoloog, maar raakte gefascineerd door de vogels toen ze in 1978 een filmploeg van de BBC hielp ze te vinden.

    De beelden van een neushoornvogel die eten bracht naar een nestholte raakten haar diep en niet lang daarna stichtte ze de Hornbill Research Foundation.

    Snel achterhaalde ze dat stropers neushoornvogeljongen roofden om ze als huisdier te verhandelen. Met de verkoop van een of twee jonge neushoornvogels verdienden de mannen meer dan met een jaar werken op het land.

    Pilai bedacht een tactiek om een einde te maken aan het stropen: ze ging dorpelingen betalen om neushoornvogels te beschermen in plaats van ze te roven.

     

    Begin 2018 nemen 36 mensen in 6 dorpen deel aan het project. Onder hen zijn veel voormalige stropers. Zij houden boomholten in de gaten om te zien of een van de 6 neushoornvogelsoorten er in het park broedt. Blijkt een nest in gebruik, dan verzamelen ze voor de Hornbill Research Foundation informatie over het komen en gaan van de vogels, hun gedrag en voedselvoorkeur.

     

    In Indonesië volgt ‘Rangkong Indonesia’, de stichting van Yokyok, een vergelijkbare strategie: ook zij trainen en betalen lokale assistenten in een dorp in West-Kalimantan om informatie te verzamelen over neushoornvogels.

    De bevolking kan hiervan uiteindelijk profiteren als er ecotoerisme voor vogelspotters van de grond komt.

    De Indonesische overheid heeft onlangs een 10-jarenplan gelanceerd voor het behoud van de helmneushoornvogel. Het omvat onderzoek en monitoring, strengere handhaving, meer samenwerking met onafhankelijke organisaties en andere overheden, voorlichtingscampagnes én voldoende budget om dit alles mogelijk te maken.

    Gebeurt dit niet, dan zal ook de met uitroeiing bedreigde helmneushoornvogel straks één van de dieren zijn die we alleen nog maar kennen van de plaatjes.

     

    In dit beeldverslag krijg je een idee van welke ravage de illegale handel in hoorn (ivoor) aanricht.

     

    Majestic Helmeted Hornbill becoming extinct by poaching for its ‘Red Ivory’ beak.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=xWnEqQbhoJQ










    18-09-2018 om 12:19 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    25-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Neststudie tijdens het jaar van de huiszwaluw

     

    Geraadpleegde bron: Sovon Vogelonderzoek Nederland

     

    Het gaat niet goed met de huiszwaluw. Sinds de jaren ’70 zijn de aantallen met zo’n 80% afgenomen.

    Over het nestsucces en hoe dit wordt beïnvloed door kenmerken van de nestplaats en de biotoop is weinig bekend. De informatie is nochtans cruciaal wil je de huiszwaluwen helpen.

    Zo is één van de hypothesen dat het aantal tweede legsels afhangt van het voedselaanbod in de leefomgeving. Immers, er zijn steeds minder insecten.

    Door elke week enkele nesten in een kolonie te observeren, kun je als waarnemer waardevolle gegevens verzamelen.

    Klein lichtpuntje voor deze ‘Rode Lijst-soort’ is dat sinds de eeuwwisseling de aantallen weer lichtjes toenemen, zij het met regionale verschillen.

    Het is niet duidelijk wat ten grondslag ligt aan deze recente toename en hoe dit verder te stimuleren is.

     

    Dit jaar, het jaar van de huiszwaluw, vroeg men in Nederland de activiteit bij nesten te registreren.

    Op deze manier krijgt men inzicht in de timing van het broedseizoen, het aantal legsels per seizoen, het broedsucces en hoe dit mogelijk varieert tussen regio’s.

    Vervolgens wil men nagaan hoe deze gegevens worden beïnvloed door omgevingsfactoren.

    Voor deze neststudie werd een waarnemingsprotocol opgesteld waarmee wekelijks de bewegingen rond de nesten kunnen worden opgevolgd.

     

    In een notendop volgt de observatieopdracht die aan huiszwaluwenspotters werd opgelegd.

    Deelnemers bezoeken minimaal wekelijks een broedlocatie en leggen van een beperkt aantal nesten de ‘broedfase’ vast. Voor alle mogelijke broedfases in het broedseizoen is een uniforme lijst met nestcodes opgesteld, waaruit er bij elk bezoek [elke waarneming] voor elk gevolgde nest eentje wordt gekozen.

     

    Waarnemingsformulier:

     

    ·         kies voor je studie een gebouw met één of meerdere nesten die goed waarneembaar zijn vanop de grond;

    ·         bedenk dat de locatie vanaf half april wekelijks moet worden bezocht, dus een locatie dicht bij huis verdient de voorkeur;

    één van de doelen van de studie is om vast te stellen of nesten worden gebruikt voor één of meer legsels. Wanneer er na een 1ste legsel een tijd geen activiteit meer wordt waargenomen, mag er niet vanuit worden gegaan dat het nest verlaten is. Zoals bij de broedfase van het 1ste legsel kan er tijdens de broedfase van het 2de legsel sprake zijn van beperkte activiteit. Ga in ieder geval door tot in de loop van september

    ·         noteer bij de 1ste controle halverwege april wat het nestaanbod is: hoeveel restanten van natuurlijke nesten [incomplete], hoeveel complete natuurlijke nesten en hoeveel kunstnesten, zie je?

    ·         tel in de maand juli eenmaal het aantal bezette nesten op je studielocatie. Dit kunnen er dus meer zijn dan het aantal nesten dat je voor de neststudie opvolgt. Bewoonde nesten zijn herkenbaar aan een goede conditie in- en uitvliegende volwassen vogels of al dan niet uit de nestopening kijkende jongen en uitwerpselen onder de nesten;

    ·         maak een schets van de nesten en nummer deze, zodat je er zeker van bent dat je elke week dezelfde nesten controleert. Gebruik hiervoor de ruimte onder ‘Aanzicht locatie/verdeling nesten’ op het waarnemingsformulier. In de loop van de waarnemingsperiode kunnen er immers nesten bijkomen. Vandaar de noodzaak de nestenreeks precies te tekenen en te nummeren. De nummers van de nesten die je uiteindelijk besluit te volgen, kan je op het waarnemingsformulier invullen;

    ·         de ervaring leert dat er niet meer dan 10 nesten tegelijk kunnen worden bijgehouden. Om te voorkomen dat alleen de vroegste legsels worden gevolgd, kan je in de loop van mei en juni ook een aantal latere eerste legsels gaan volgen;

    ·         bezoek je studielocatie vanaf half april tot en met begin september. Dat laatste omdat huiszwaluwen een broedseizoen hebben en tot in de nazomer legsels grootbrengen;

    ·         bezoek de nesten minimaal wekelijks. Een waarneming duurt circa een kwartier tot een uur, afhankelijk van het aantal te controleren nesten, de fase in het broedseizoen en de weersomstandigheden. Het is echter geen ramp als je een keer een week overslaat omwille van een vakantieperiode;

    ·         vul op de achterkant van het waarnemingsformulier per bezoek de datum in per gevolgd nest de hoogste nestcode die van toepassing is op het stadium waarin het nest zich bevindt;

    ·         vul nadat de vogels het broedsel hebben afgerond [succesvol of niet] een C-code [nacontrole] in.

     

    Via onderstaande weblink kan je het gebruiksvriendelijk opgesteld waarnemingsformulier even inkijken en beter begrijpen waar de codes precies voor staan.

     

    https://www.sovon.nl/sites/default/files/doc/PDF-jes/waarnemingenformulier_neststudie2018.pdf

     

    Tijdens de wandeling waarbij huismussen en huiszwaluwen werden gespot [zie bericht gepost op 23/07], maakte Dirk Van Schepdael onder meer deze reeks foto’s van de huiszwaluwenkolonie in het luchthavengebied, die op termijn omwille van nieuwbouw en veiligheid zal moeten verhuizen.

    De Kille Meutel Vogelvrienden hebben een migratieplan voorgelegd dat in samenwerking met Brussels Airport Company, de Milieudienst Zaventem, Vogelbescherming Vlaanderen, Huismussen- en zwaluwenwerkgroep Koksijde en ProNatura in detail verder wordt uitgewerkt.












    25-08-2018 om 16:46 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    20-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voorbij de grens

    Geraadpleegde bron: EOS Wetenschap [sept 2018]

     

    Wat bepaalt de grens van een verspreidingsgebied van een diersoort?

    Geen eenvoudige kwestie, weten biologen.

    En klimaatverandering schudt de verspreidingskaarten. Veldexperimenten bieden inzicht.

     

    Grote bergketens of oceanen kunnen harde grenzen vormen voor een verspreiding van een diersoort. Omgekeerd kan voor een bergsoort een grote laagvlakte een stoorzender zijn om een afgelegen leefgebied te koloniseren. De geografie laat zich duidelijk gelden voor de grenzen van het verspreidingsgebied van dier- en plantensoorten.

    En er is meer. Vooral het klimaat heeft een erg bepalende invloed. Ook zonder opmerkelijke geografische barrières kan het de verspreiding begrenzen.

    Een goudvink, vuurlibel of wijngaardslak gedijt niet overal. Er zijn grenzen en no-go-zones.

     

    Biogeografie houdt zich bezig met de beschrijving en het begrip van arealen of verspreidingsgebieden van soorten. Deze tak van de biologie is zo oud als de straat, maar tegelijkertijd springlevend en brandend actueel.

    Door klimaatverandering en wijzigingen in het landgebruik zien we arealen inkrimpen, uitbreiden of verschuiven. Door warmere gemiddelde temperaturen verschuiven tal van arealen poolwaarts. Dieren en planten proberen de klimaatwijzigingen te volgen, maar er is veel variatie in de mate waarin ze daar in slagen. Het veranderende klimaat snel bijbenen, lukt zelden.

    Om een gedetailleerd beeld te krijgen van het verspreidingsgebied van een soort zijn veel waarnemingen nodig. Het is geknipt voer voor citizen science-projecten.

    Een wetenschappelijke eenzaat krijgt dit niet voor elkaar.

    Iedere soort heeft leefomstandigheden nodig als temperatuur of vochtigheid en ecologische hulpbronnen zoals voedsel en nestplaats. De mate waarin zij afwijkende milieuomstandigheden tolereren varieert. Bij de ene soort zit er wat meer rek op dan bij de andere. Biologen duiden het geheel van de leefomstandigheden aan als de ecologische niche. Die stelt fundamentele grenzen aan de overleving van de soort.

    Het experimenteel verplaatsen en opvolgen van planten of dieren buiten hun natuurlijk verspreidingsgebied is een eenvoudige, maar erg leerrijke studiemethode.

    Enkele jaren geleden stuurde een stel Britse onderzoekers twee vlindersoorten een eind voorbij de noordgrens van hun verspreidingsgebied in Zuid-Engeland. Het dambord en het geelsprietdikkopje hadden weinig moeite om daar succesvol lokale populaties op te bouwen. Dat was geen kwestie van de geschiktheid van de omgeving. Het experiment toonde aan dat het niet-bevolkt noordelijk gebied wel degelijk binnen de fundamentele niche van deze vlinders viel.

    Het was niet de eerste keer dat er in de naam van de wetenschap met vlinders werd gezeuld. De bekende Amerikaanse bioloog Paul Ehrlich deed het al in 1977. Hij verkaste eitjes en jonge rupsen van een parelmoervlinder Van Wyoming naar het zuidelijker gelegen Colorado.

    Ook dat lukte, al verspreidden de vlinders zich nauwelijks verder vanuit hun nieuwe stek.

    Na enkele generaties fladderden ze nog steeds in een zone van amper 300 m rond de introductieplaats.

    Naast de ecologische niche is de mobiliteit van een soort van belang om areaalgrenzen te begrijpen. Anders dan dit vlinderwerk suggereert, tonen meerdere andere studies dat areaalgrenzen geregeld samenvallen met nichegrenzen.

    Dergelijke wetenschappelijke experimenten kunnen leiden tot de introductie van een soort.

    Ze inspireerden wetenschappers de methode aan te bevelen voor soortbescherming in tijden van snelle klimaatverandering. In de vakliteratuur heet dit ‘assisted migration’ en ze leidde tot forse debatten tussen voor- en tegenstanders.

    Of een organisme in een regio succesvol kan overleven, hangt niet alleen af van de niche en de mobiliteit van de soort. Alleen op de wereld bestaat niet in biologische kringen. Andere soorten kunnen het succes afremmen of de overleving zelfs onmogelijk maken.

    De gerealiseerde niche of het geheel aan omstandigheden die een soort succesvol kan benutten, is beperkter dan de theoretische niche. Die laatste houdt geen rekening met concurrenten en natuurlijke vijanden.

    Een soortgelijke aanpak waarbij simultaan twee of meerdere soorten verhuizen voorbij de areaalgrens vormt een ferme logistieke uitdaging. Het biedt wel een kans om een oud ecologisch idee te toetsen.

    Darwin formuleerde als eerste de hypothese dat klimaat en andere abiotische factoren een dominante rol spelen voor de afbakening van een areaal, maar dat binnen gunstige gebieden vooral de wisselwerking met andere soorten bepalend is voor de aanwezigheid voor een soort.

     

    Onderaan het artikel vind je in deze volgorde foto’s van het dambordje, het geelsprietdikkopje, de parelmoervlinder, de kleine ijsvogelvlinder en de keizersmantel.












    20-08-2018 om 23:11 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    14-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een ramp voltrekt zich in alle stilte bij de zeevogels

    Geraadpleegde bron: National Geographic_juni 2018 [Jonathan Frantzen]

     

    Het gaat slecht met de zeevogels. Maar omdat hun leven zich vrijwel volledig buiten ons gezichtsveld afspeelt, hebben we het nauwelijks in de gaten.

     

    Bij weer en wind vangt het Californische stormvogeltje visjes en ongewervelde oceaandieren. Het warmbloedige dier van nog geen 40 g fladdert vlak boven het wateroppervlak, zijn pootjes omlaag zodat de tenen net het oppervlak raken.

    Deze stormvogeltjes zijn alleen voor de kust van Californië te vinden. Ze voelen zich het meest thuis op zee, maar zoals alle vogels hebben ze wel land nodig om eieren te leggen en uit te broeden. Ze hebben een voorkeur voor onbewoonde eilanden. Om niet te worden gespot door roofdieren maken ze nesten onder de grond, in rotsspleten of holen.

     

    Op de Farallon-eilanden voor de kust bij San Francisco krijg je een idee hoe het vroeger was, in de tijd dat overal nog massa’s zeevogels leefden. 

    Op het hoofdeiland broeden er ruim een half miljoen vogels in het reservaat.

    Op steile hellingen en op kale stukken vlak terrein, omringd door diepblauwe wateren vol zeehonden en zeeleeuwen, papegaaiduikers, duifzeekoeten, aalscholvers, kleine stevige Cassins alken, neushoornalken en Californische zeemeeuwen.

     

    In juni kruipen zeemeeuwkuikens uit het ei en overal waar je je voeten neerzet, riskeer je de woede van vader- en moedermeeuwen. Ze proberen de indringers te verjagen met een bombardement van uitwerpselen.

    Vanuit een vogelkijkhut ontdek je een massa zeekoeten; 20 000 zwart-witte vogels bezetten  een landtong van rotsen die eindigt in door de golven gebeukte kliffen. De zeekoeten met hun puntige snavel staan schouder aan schouder, als pinguïns. Elke vogel is aan het broeden of past op een kuiken. 

    De kolonie straalt een sfeer uit van kalme bedrijvigheid.

    Van tijd tot tijd klinkt er zacht gekakel. De dreigende zeemeeuwen vliegen steeds over; kennelijk lusten ze wel een kuiken of een ei. Soms vliegt een zeekoet wat onbeholpen op of landt er juist eentje, waarbij het tot een korte schermutseling komt met een buur. Kort daarna gaan de vogels dan rustig verder met het verzorgen van hun verenpak, alsof er helemaal niets is voorgevallen.

     

    Zeekoeten zijn trouw. Meestal blijft een paartje 30 jaar of langer bij elkaar.

    Elk jaar keren ze terug naar een vaste plek, waar ze dan steeds één kuiken grootbrengen.

    De broedtaken worden eerlijk verdeeld. Een van de ouders blijft in de kolonie, terwijl de andere op zoek gaat naar ansjovis, jonge roodbaars en ander klein grut. Als een vogel terugkeert na zo’n lange periode van voedsel zoeken, is de thuisblijver uitgehongerd en hij of zij zit onder de guano [uitgedroogde en stikstofhoudende mest van visetende zeevogels], maar toch wil deze vogel niet weg bij het ei.

    Een zeekoetkuiken gaat de zee op als het nog maar 3 weken oud is. Het kan dan nog niet vliegen of duiken. De vader blijft maandenlang bij het jong zwemmen. Hij voert het en leert het zelf vis vangen. Ondertussen komt de moeder op krachten.

    Het voortplantingssucces onder de zeekoeten op Farallon is groot; 70%  van de kuikens haalt het.

     

    Toch waren er 200 jaar geleden 3 miljoen zeekoeten op de Farallon-eilanden.

    Toen San Francisco in 1849 razendsnel groeide door de goudkoorts, moest er ergens eten vandaan komen. In de stad werd geen pluimvee gefokt. 

    De eilanden met hun eierleggende zeevogels boden aantrekkelijke mogelijkheden.

    In 1851 leverde de Farallone Egg Company een half miljoen zeekoeteieren per jaar aan bakkerijen en eethuizen in San Francisco.

    In het voorjaar gingen de eierrapers per boot naar de eilanden.

    Gedurende een halve eeuw werden zeker 14 miljoen zeekoeteieren op de Farallon-eilanden geraapt. De trouwe vogels keerden jaar na jaar terug naar hun vaste broedplek, ook al werd elke keer hun ei onder de neus weg geroofd.

     

    In 1910 was het aantal zeekoeten op het hoofdeiland onder de 20 000 gedaald.

    Eierrapers kwamen niet meer, maar nu werden de zeekoeten het slachtoffer van de katten en honden die op het eiland waren geïntroduceerd.

    Ook kwamen op het water veel zeekoeten om door olie, die werd geloosd door schepen die de San Francisco Bay invoeren.

    De zeekoetpopulatie kwam er pas na 1969 weer bovenop. In dat jaar werd het eiland een federaal natuurreservaat.

    Aan het begin van de jaren ‘80 zakte de populatie plotseling weer in. Dat was te wijten aan de visserij met kieuwnetten. Vissen met kieuwnetten is een passieve vismethode waarbij een net in het water wordt gespannen. De mazen van het net zijn groot genoeg voor de vis om met zijn kop er doorheen te zwemmen maar zijn lijf is te groot. De vis moet omdraaien en blijft vervolgens met zijn kieuwen in het net hangen.

    Door een net verticaal in de oceaan te hangen, wordt niet alleen de vissoort gevangen waar het de visser om gaat, maar komen ook bruinvissen, otters, schildpadden en duikende zeevogels vast te zitten.

    Vandaag de dag kosten dergelijke netten wereldwijd het leven aan 400 000 zeevogels, elk jaar weer.

     

    Halverwege de jaren 80 trokken veel Amerikaanse staten, waaronder Californië, hun conclusies. Ze legden het gebruik aan banden, waarna dit tot een explosieve toename van zeevogels leidde. De afgelopen 15 jaar is de meerkoetpopulatie er verviervoudigd.

    De enige bedreiging waarmee ze nu op de eilanden te maken hebben, is ontregeling van hun voedselbronnen door klimaatverandering of overbevissing.

    De meerkoeten van Farallon hebben geluk gehad, want wereldwijd is de zeevogelpopulatie in 60 jaar tijd met liefst 70% gedaald.

    Immers zeevogels brengen het broedseizoen door op afgelegen, onherbergzame eilanden en de rest van het jaar zien we ze ook niet: dan zijn ze ver weg, ergens boven de ijskoude oceaan. Zelfs als ze totaal van de aardbodem zouden verdwijnen, zou bijna geen mens het merken.

     

    Het overkomt jonge albatrossen, die dagelijks wel 800 km afleggen op zoek naar voedsel, al te vaak dat ze op tragische wijze omkomen. De albatros gebruikt zijn reukzin om vissen, inktvissen of schaaldieren te traceren, die dicht onder het wateroppervlak zwemmen.

    De beste plek om veel voedsel te vinden is vaak vlak achter een schip van diepzeevissers.

    De albatros cirkelt rond boven een trawler [vissersschip met een trechtervormig sleepnet] en bekijkt onder zich het gekrioel van kleine zeevogels, die vechten om het visafval dat overboord wordt gegooid. Als de albatros zich ook in de strijd werpt, heeft hij het voordeel van zijn formaat: hij heeft een enorme snavel en door zijn spanwijdte van 3 m alleen al laat hij weten dat er met hem niet valt te spotten. De andere vogels gaan ervandoor, maar op het moment dat de albatros in aanraking komt met het wateroppervlak, gaat er iets ernstigs mis. Hij blijft met zijn vleugelpunten hangen aan de kabel van het net van de trawler, waardoor de enorme vogel in een oogwenk diep onder water wordt getrokken. Niemand ziet het gebeuren.

    De bemanningsleden zijn met andere zaken bezig en al zouden ze kijken, dan nog is het allemaal zo snel gebeurd dat ze de vogel waarschijnlijk niet onder water zien verdwijnen.

    Het lijf komt pas bovendrijven wanneer het schip alweer verder is.

    Elk jaar vinden duizenden albatrossen op deze manier ongezien de dood.

    Nog eens tienduizenden sterven aan de haken van lange-lijnvissersschepen, samen met een nog veel groter aantal stormvogeltjes en pijlstormvogels.

    Onbedoelde sterfte veroorzaakt door visserij is een van de twee ernstigste bedreigingen voor zeevogels en dat valt behoorlijk moeilijk te voorkomen.

    De lange-lijnvisserij (op tonijn bv.) is op een andere manier dodelijk voor albatrossen dan bij het gebruik van sleepnetten.

    Een kleinere zeevogel duikt het water in en komt boven met een geaasde haak. Hij probeert het aas eraf te krijgen. Dan komt de albatros erbij en hij slikt het hele geval in. Hij slaat zichzelf als het ware aan de haak en verdrinkt.

    Een oplossing is om de lijn te verzwaren, zodat de geaasde haak snel zinkt. Maar een metalen gewicht kan een dodelijk projectiel worden voor de bemanning.

    BirdLife [world leader in Bird Conservation] raadt gewichten aan met een los eromheen bevestigde huls van lichtgevend plastic (vissen worden immers aangetrokken door het licht).

     

    Vissersboten kunnen de ongewenste zeevogelbijvangst verder verminderen door een ‘vogelverschrikkerlijn’ aan de boot te hangen. Die bestaat uit een draad met felgekleurde franjes eraan en een plastic huls aan het eind. Zo’n lijn is niet duur, makkelijk in gebruik en houdt vogels weg uit het kielzog van het schip.

    De bescherming van zeevogels vraagt om meer dan alleen regelgeving.

    Er is onafhankelijke controle op de vissersboten nodig en daarnaast zou een financiële stimulans voor de branche helpen de zeevogelbijvangst terug te dringen.

    Lange-lijnvissers hebben zelf een heel duidelijke reden waarom ze minder vogels willen vangen. Ze vangen liever briefjes van 10 000 dollar, het bedrag dat een blauwvintonijn opbrengt.

    De beste manier waarop een overheid kan garanderen dat vissers zich aan de regels houden, is het plaatsen van digitale camera’s op alle schepen, zodat vangst en bijvangst kunnen worden gecontroleerd. 

    Een andere veelbelovende nieuwe vinding is de ‘hookpod’, die bestaat uit een harde plastic huls die om een geaasde haak geklemd zit. Daardoor wordt het aas niet opgegeten door de vogels en belanden de vogels niet aan de haak. Hij springt pas open als hij op een veilige diepte is. Als de hookpod standaard tot de uitrusting van een lange-lijnvisser gaat behoren en als de zeevissers ook al die andere maatregelen zouden treffen, dan is het in theorie mogelijk om de wereldzeeën veilig te maken voor zeevogels.

     

    Een ingenieus en simpel systeem: https://www.youtube.com/watch?v=HpobqcQ5iaE

     

    Maar vooralsnog is de situatie dramatisch.

    De vissersboten van China en Taiwan, die samen goed zijn voor 2/3 van alle vissersboten op de wereldzeeën, hebben weinig tot geen aandacht voor de sterfte onder de zeevogels en zij verkopen hun vangst op markten waar duurzaamheid geen thema is.

    Men schat dat elk jaar 300 000 zeevogels, waaronder 100 000 albatrossen ten prooi vallen aan lange-lijnvissers. Op soorten die overvloedig aanwezig zijn, zoals grauwe pijlstormvogels, is dat al een zware aanslag, maar veel albatrossoorten – die lang nodig hebben voor ze geslachtsrijp zijn en gewoonlijk maar eens in de 2 jaar een ei leggen – worden bedreigd met uitsterven.

    Niet alleen door de moderne visserijmethoden, maar ook door een nog fatalere dreiging.

     

    Hallucinant kannibalisme

     

    Op het eiland Gough [archipel Tristan da Cunha], een 65 km² groot brok vulkanisch gesteente in het zuiden van de Atlantische Oceaan, broeden miljoenen zeevogels, waaronder de totale wereldpopulatie aan Schlegels stormvogels en bijna alle paren tristanalbatrossen, die de status ‘ernstig bedreigd’ hebben.

    Het was al eerder bekend dat ratten en katten, ooit door mensen meegenomen, de kuikens van zeevogels eten. Maar op Gough waren geen ratten en katten, alleen muizen.

    Met videocamera’s en infraroodlampen kon men achterhalen wat de muizen deden met de stormvogelkuikens.

    Bij zonsondergang verscheen een muis in het hol van de stormvogel, waar na een moment van aarzeling ze haar tanden zette in het kuiken. 

    Toen het bloed van het kuiken begon te stromen, kwamen er meer muizen opdagen die steeds opgewondener geraakten en langs de wond het kuiken binnen kropen om aan de inwendige organen te knagen. Weerzinwekkende beelden! Zeevogels hebben in hun evolutie nooit te maken gehad met landdieren als natuurlijke vijanden. Daardoor zijn ze totaal weerloos tegenover muizen. Een stormvogelouder, die in zijn donkere hol zit, ziet niet eens wat er met het kuiken gebeurt. Een albatros heeft niet het instinct om te beseffen dat muizen een gevaar kunnen zijn.

    Op Gough worden elk jaar 2 miljoen kuikens van verschillende vogelsoorten door de muizen gedood. Voor veel van deze vogelsoorten geldt bovendien dat er ook volwassen exemplaren sterven door toedoen van de visserij. Tegenwoordig sterft zo’n 10% van de volwassen tristanalbatrossen op zee; dat is meer dan 3 keer zo hoog als de natuurlijke sterfte.

     

    De rampzalige neergang onder de zeevogelpopulaties heeft veel verschillende oorzaken.

    Door overbevissing van ansjovis en andere kleine vissen hebben pinguïns, jan-van-genten en aalscholvers niet genoeg energie om zich voor te planten.

    Door overbevissing van tonijn kunnen de pijlstormvogels en stormvogeltjes niet genoeg eten vinden, want normaal eten zij de kleine vissen die door de tonijnen naar het wateroppervlak worden gedreven.

    De klimaatverandering, die invloed heeft op de oceaanstromingen, lijkt te leiden tot sterfte onder de kuikens van de papegaaiduikers op IJsland.

    Vogels die broeden op laaggelegen eilanden zijn kwetsbaar voor stijging van het zeeniveau. Door de plasticvervuiling van vooral de Grote Oceaan zitten de ingewanden van zeevogels vol plasticafval, maar tegelijkertijd lijden ze honger.

    En doordat het goed gaat met zeezoogdieren zijn er meer zeehonden die jonge pinguïns eten, meer zeeleeuwen die aalscholvers van hun nesten verjagen en meer walvissen die jagen op dezelfde vis als duikende zeevogels.

     

    De grootste dreiging voor zeevogels wordt gevormd door de door mensen ingevoerde roofdieren: ratten, katten en muizen die ooit naar de eilanden, waar de vogels broeden, zijn gebracht en die later zijn verwilderd. Dat is het slechte nieuws.

    Het goede nieuws is dat hiervoor wel een oplossing bestaat.

    Zuid-Georgië is een eiland op 1 500 km van het Antarctisch Schiereiland. Het is het broedgebied van ongeveer 30 miljoen zeevogels. Als er geen ratten en muizen zouden zijn, zou dat aantal met gemak 3 keer zo groot kunnen zijn.

    Van 2011 tot 2015 is steeds met 3 helikopters, uitgerust met GIS-technologie [Geographic Information Systems] over het eiland gevlogen en lokgif gedropt op de ijsvrije delen van het eiland. Sinds 2015 is er nooit meer een levende rat of muis waargenomen.

     

    Zeevogels zijn zowel kwetsbaar als taai.

    Een 10 kg wegende tristanalbatros kan niet ingrijpen als een muisje zijn kuiken opeet, maar hij kan wel overleven in ijskoud zout water en in een harde storm en grote zeemeeuwen zijn bang voor hem. Hij kan zo lang leven dat hij 20 jaar lang eieren kan uitbroeden zonder dat een kuiken groot wordt en als daarna het gevaar is geweken, kan hij alsnog kuikens grootbrengen. 

    Zeevogels reageren goed op natuurherstel. Als je de dreiging op land aanpakt, krijgen ze daardoor meer weerstand tegen alle andere soorten gevaren.












    14-08-2018 om 20:28 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    23-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huiszwaluwen en huismussenkolonies in Zaventem

     

    Op onze nationale feestdag trokken een 17-tal natuurfans op pad naar het luchthavengebied.

    Na een korte toelichting over het profiel van de Kille Meutel Vogelvrienden, werden de vogelliefhebbers geïnformeerd over een nieuw project dat de huismussenwerkgroep zich sinds 05/07 tot doel stelt.

    Sedert meer dan een jaar is de huismus opgenomen in de lijst koestersoorten, waartoe ook de huiszwaluw, de braamsluiper en de geelgors behoren.

    De huismus blijft het totemdier, maar als andere koestersoorten in nood verkeren, dan wordt ook voor de bedreigde vogelsoort actie ondernomen.

     

    In overleg met Brussels Airport Company (BAC) en de Milieudienst van Zaventem werden de intenties van het ambitieuze migratieplan besproken.

    De huiszwaluwenkolonie, die nestelt aan de gebouwen 16 (stookinstallatie) en 8 (loods) wensen de drie partners volgens een gefaseerd actieplan naar andere oorden te verplaatsen. Het is immers de bedoeling de oudere gebouwen over een aantal jaren te slopen en nieuwe constructies op te trekken, waardoor de huiszwaluwen gedoemd zijn te verdwijnen binnen de luchthavenzone.

    Bovendien vernemen we vandaag dat in de ‘birdstrike’ statistieken (een aanvaring van een vliegtuig met een vogel) de (huis)zwaluwen de 3de grootste groep vogels zijn en dat dit fenomeen daarenboven jaar na jaar is gestegen.

     

    Toch verwees de environment manager op het vernoemd overleg naar de Green deal bedrijven & biodiversiteit, een vrijwillige overeenkomst tussen (privé)partners en de Vlaamse overheid om samen een groen project te starten. Hiermee wil men werkgevers sensibiliseren een groenbeheerplan op te stellen om op bedrijventerreinen inzicht te verwerven in de huidige status van biodiversiteit, hieromtrent acties te ondernemen en mogelijke toekomstige verbeteringstrajecten uit te stippelen.

    BAC heeft wel in haar groenbeheerplan een afwijking bekomen op de wetgeving inzake soortenbescherming: de Bird Control Unit mag de vogels afschrikken, wegjagen of zelfs schieten uit veiligheidsoverwegingen want vogels en vliegtuigen zijn geen goede combinatie aan airside.

     

    Het is nu al duidelijk dat het vogelvriendelijke evacuatieplan nog grondig studiewerk en overleg zal vergen om de juiste keuzes te maken in eenieders belang en dat van de zwierige acrobaten, waarvan een 50-tal op Zaventems grondgebied het luchtruim doorklieven.

     

    De vogelliefhebbers werden onderweg naar de Zeven Tommen langs enkele groepjes huismussen geleid die in de Witte Cité hun logeerplek hebben.

    Onder de diepe houten dak-oversteek van de oude woning en op het dak van het nieuwe huis  in aanbouw en zelfs twee huizen verder vlogen de huismussen overal in ’t rond.

    Mocht de eigenaar als huismussenambassadeur door het leven willen gaan, dan zouden een aantal huismussenvides onder de laagste rij dakpannen nog heel wat nestgelegenheid kunnen bieden, waardoor de huismussenkolonie nog zou kunnen aangroeien.  

     

    Hier kunnen we misschien ook met de hulp van de gemeente een mooie en voorbeeldige daad stellen om onze ‘straatket’ aan een dak te helpen.

     

    Eddy Vandenbouhede en diens echtgenote, Conny (die deze foto’s maakte), zwaluwenkenner en gangmaker bij de huismussenwerkgroep Koksijde gaf ons nog meer goede raad om de gewaagde maar niet minder gewaardeerde migratie-operatie alle slaagkansen te geven. Wordt vervolgd!












    23-07-2018 om 21:31 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    20-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In de kijker: de huiszwaluw en de boerenzwaluw in de luchthavengemeente


    Geraadpleegde bronnen: Vogelbescherming Nederland [vogel-ecoloog Theunis Piersma] / Zwaluwen: zwierige acrobaten in de lucht – een praktische gids samengesteld door de 5 Vlaams-Brabantse regionale landschappen / Biodiversiteit in jouw gemeente: technische fiche huiszwaluw / De huiszwaluw, vriend aan huis / Natuurpunt / Vogelbescherming Vlaanderen

     

    Als we het over de lente hebben, denken we automatisch aan de komst van de eerste zwaluwen. De vroegste zwaluwen arriveren reeds in maart, maar de meeste mensen zien de eerste zwaluw niet voor half of eind april. 
    Redelijk snel na hun aankomst begeven ze zich trouw naar hun nestplaats van de vorige jaren, maar meer en meer zwaluwen stellen vast dat die nestplaats plots verdwenen is. 

     

    In het Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer staat in artikel 14 §1 dat het verboden is om nesten van beschermde vogelsoorten opzettelijk te vernielen, te beschadigen of weg te nemen. Onder nesten wordt begrepen de bewoonde nesten, de nesten die in aanbouw zijn als voorbereiding op het komende broedseizoen, alsook de nesten die in de regel jaar na jaar tijdens het broedseizoen worden hergebruikt. Op basis van dit Soortenbesluit kan enkel een afwijking worden verleend in strikt omschreven gevallen, waaronder bv. de veiligheid van het luchtverkeer.


    Een lente zonder zwaluw is echter ondenkbaar en het is de hoogste tijd dat we de overblijvende zwaluwenpopulaties beschermen.

    Zo denken de Kille Meutel Vogelvrienden in de luchthavengemeente er trouwens ook over en samen met hen de Milieudienst van Zaventem en de environment manager van Brussels Airport Company, een mooi voorbeeld van co-creatief partnerschap.

     

    Omdat zwaluwen, net als de huismus, rechtstreeks van de mens afhankelijk zijn geworden, spelen vogelliefhebbers een belangrijke rol in hun voortbestaan en dat kan zonder zware financiële of fysieke inspanningen.

     

    Hun voortbestaan is afhankelijk van de mens

     

    Huis- en boerenzwaluwen bouwden hun nesten oorspronkelijk aan rotswanden en grotingangen. Met de komst van de menselijke bewoning werden ze cultuurvolgers en gingen ze almaar meer gebruik maken van gebouwen. Zwaluwen zijn immers heel plaatstrouw.

    Het nest bestaat hoofdzakelijk uit modder. Goed klevende leem en klei leveren de meest solide bouwsels. De vogels kleven de modderballetjes stapsgewijs aan een muur en plafond, die voldoende ruw moeten zijn, zodat die vocht absorberen (onbeschilderde baksteen met een wat slordige voeg, ruwe beton, onbewerkt hout), zo niet blijft de modder er niet aan kleven. Plastieken dak-oversteken worden zelden gebruikt tenzij er op een korte afstand een bevestigingspunt te vinden is (bv. een elektriciteitskabel, een TV-doosje, …). Vaak gebruiken zwaluwen een steun als vertrekpunt voor hun nestbouw: 

    een spijker of haak, een richel, een kabel, een lamp, …

    Je kan natuurlijk zelf een steunpunt voorzien door een fijn latje 10 cm onder de dak-oversteek aan te brengen.

    Zwaluwen bouwen het nest zo hoog mogelijk zodat het onbereikbaar is voor indringers of rovers. Ze verkiezen een dak-oversteek die bleker is dan de donkerdere muur. Met een voldoende diepe dak-oversteek zijn gevels, gericht op het noorden, zuidwesten, zuiden, zuidoosten, geschikt.

    Huiszwaluwen zijn niet schuw en verkiezen zelfs drukke straten waar geregeld mensen passeren, maar ze hebben het minder begrepen op druk wegverkeer.

    Dit is een belangrijk criterium waarmee dient rekening gehouden als je zwaluwen naar een nieuw aanpalend broedgebied wil laten opschuiven. 

    Voor de Zaventemse huiszwaluwenpopulatie dient de E40 gekruist om de in aanmerking komende doelgebieden, zowel in de richting Sint-Stevens-Woluwe als in de richting Nossegem, te bereiken.

     

    De boerenzwaluw

     

    Boerenzwaluwen nestelen het liefst in boerderijen op beschutte, vaak wat donkere plekjes in stallen en schuren, het liefst nog in bakstenen stallingen, waar melk- of vleesvee verblijft en veel insecten voorkomen. Afgesloten stallen zijn voor de boerenzwaluwen geen goede zaak.

    De toegenomen bedrijfshygiëne in de landbouw (mestvaalten verdwijnen en met hen de insecten op het boerenerf) en de sterk toegenomen aandacht voor veiligheid en hygiëne in de voedselproductie maakt dat de boerenzwaluwen ook niet meer zo welkom zijn.

    Vaak vind je meer dan één broedkoppel in de boerderij, maar dan in verschillende hoeken van een stal of verspreid over meerdere stallingen, want boerenzwaluwen zijn geen koloniebroeders. Het nest metselen ze van kluitjes modder of klei, die ze aan elkaar plakken en verstevigen met sprietjes hooi.

    Boerenzwaluwen broeden van mei tot juli maar kennen vaak nog een 2de legsel.

    Gemiddeld worden 5 eitjes gelegd, waaruit na 2 weken broeden de jongen komen.

    Ze blijven 3 weken op het nest terwijl beide oudervogels tienduizenden insecten (zo’n 9 000 insecten per dag) vangen.

    Boerenzwaluwen jagen niet al te ver van hun nest, veelal niet verder dan 300m.

    Omdat ze amper vetreserves hebben, zijn ze niet opgewassen tegen langdurig slecht weer.

    Hun leefgebied moet voldoende voedselbronnen bieden. Precies daarom hebben ze zo’n voorkeur voor stallen met vee.

    Dank zij ringonderzoek weten we onder meer dat de meeste boerenzwaluwen overwinteren in het gebied van Ivoorkust tot de Democratische Republiek Congo. Een aantal trekt nog verder door en vliegt wellicht mee met de Engelse boerenzwaluwen, die grotendeels overwinteren in Zuid-Afrika; ze leggen daarbij 4 000 tot 6 000 km af.

    In het voorjaar overbruggen ze die afstand opnieuw, maar dan in omgekeerde richting.

    Eind maart zijn in ons land de eerste boerenzwaluwen al op het appél, na alweer een vliegreis van zo’n 2 maanden.

    Eind juli al vertrekken de eerste boerenzwaluwen zuidwaarts, de laatste zien we rond half oktober.

    Zwaluwen zijn insecteneters en meer dan de helft van hun menu bestaat uit allerlei soorten vliegen en muggen. Vliegend en zwenkend vangen ze hun prooi want het zijn uitermate behendige vliegers. Ze halen met gemak 30km/u.

    Drinken doen zwaluwen door laag over het water te scheren en met de ondersnavel in het wateroppervlak te scheppen. 

     

    De huiszwaluw

     

    In Vlaanderen komen nog zo’n 8 à 10 000 broedkoppels voor. In vergelijking met de jaren ’70 is dit een terugval van maar liefst 70%.

    De soort werd in 2004 zelfs op de rode lijst geplaatst in de categorie ‘kwetsbaar’.

    De huiszwaluw is meer een stadsvogel dan de boerenzwaluw. Een groot deel keert jaarlijks terug naar dezelfde buurt én zelfs naar hetzelfde nest.

    Het plotse verlies van de nesten bij het slopen van gebouwen of renovatiewerken en de grote ‘nieuwvrees’ zorgen ervoor dat ze slechts zelden terugkeren.

    Huiszwaluwen broeden aan de buitenzijde van gebouwen (woonhuizen, hoeves, scholen, kerken, bedrijven, …) en steeds vaker onder bruggen. 

    Vanwege de beschutting voor regen én zon verkiezen huiszwaluwen diepe dak-oversteken (een uitstekende kroonlijst of dakgoot), liefst wit geschilderd aan een hoge, donkere gevel.

    Huiszwaluwen zijn echte koloniebroeders met 5 tot 20 nesten aan de gevel van één gebouw.

    Er zijn topkolonies met meer dan 50 nesten en dat is het geval in het luchthavendomein op Zaventems grondgebied.

    Er zou ook een aanzienlijke populatie huiszwaluwen nestelen aan de oude brandweerkazerne op het luchthaventerrein langs de Haachtsesteenweg ter hoogte van Melsbroek. In andere gebieden loopt het niet zo’n vaart en vind je maar enkele nesten (of zelfs maar eentje) per gebouw.

    Huiszwaluwen maken gesloten bolvormige nesten die haast uitsluitend uit modder zijn opgetrokken. Wel liggen er grassprieten, pluisjes en donsveertjes aan de binnenkant.

    De opening is net groot genoeg om de vogels in en uit te laten, al wordt die in de loop van het broedseizoen nog aangepast. Een huiszwaluw brengt per seizoen 2 à 3 broedsels groot, met een 4-tal glanzend witte eitjes per legsel. De jongen komen na 20 dagen uit het ei en worden 3 weken op het nest gevoerd. Grote jongen zitten vaak al met de bekjes open in de nestopening te wachten op eten. Jongen uit het eerste nest helpen vaak mee met het grootbrengen van de volgende broedsels.

    Huiszwaluwen jagen vaker in groep en op grotere afstand van de kolonie – makkelijk enkele km ver – als daar meer insecten te vangen zijn. 

    Het merendeel van hun leven brengen ze in de lucht door.

    In onze streken komen ze aan rond april – mei en blijven te gast tot augustus – oktober.

     

    Spectaculaire achteruitgang

     

    De zwaluwtrek piekt in de eerste 3 weken van september. Om de Middellandse Zee en vooral de Sahara te kunnen oversteken, leggen de zwaluwen vooraf extra vetreserves aan.

    Tijdens de trek moeten ze tal van gevaren overwinnen. Vele vallen onderweg ten prooi van roofvogels, maar ook aan mensen: rond de Middellandse Zee is jagen op zangvogels een favoriet tijdverdrijf.

    Toch zijn het de weersomstandigheden die de grootste tol lijken te eisen. Tal van zwaluwen worden door slecht weer uit koers gedreven of verdwalen. 

    Ook de Sahara blijkt ieder jaar ongenadig: massa’s vogels overleven de oversteek van zo’n 2 000 km woestijn – met temperaturen tot ver boven de 40°C – niet. De oases en voedselrijke moerassen aan de rand van de Sahara zijn dan ook van levensbelang. Maar de woestijn rukt steeds weer verder op. Moerassen worden drooggelegd, bomen en struiken gekapt als brandhout, zodat zwaluwen het steeds moeilijker krijgen om de trek te overleven. 

    Naar schatting keert slechts ongeveer 1/3 van de zwaluwen die naar Afrika trokken, het jaar nadien terug.

     

    Hoogleraar trekvogelecologie, Theunis Piersma vermoedt dat de directe oorzaak de insecten-schaarste is.

    Volgens een voorzichtige schatting is de laatste decennia het aantal insecten in ons land met 60% afgenomen. Huiszwaluwen zijn uitgesproken insecteneters. Als de insectenwereld instort, kan het dus niet anders of de huiszwaluwen kelderen mee.

    In de dierenwereld – en dat geldt zéker voor vogels – is voedsel de belangrijkste voorwaarde voor levensbehoud.

    Recente waarnemingen in de kuststreek bevestigen dat boerenzwaluwen massaal verkassen van de boerderijen naar manèges, waar nog insecten in overvloed te vinden zijn. 

    De uitbaters dragen dan ook de boerenzwaluwen op handen omdat ze de stallen vliegen- en muggenvrij houden. De al fel uitgedunde aantallen hebben dan nog eens af te rekenen met predatie door kraaien en sperwers.

    Vergeleken met vorig jaar zijn er 26% minder trekvogels die in tropisch Afrika overwinteren, zoals de koekoek, de wielewaal en de nachtegaal.

    Op hun reistraject naar Europa strijken zwaluwen neer op zogenaamde ‘tankplaatsen’; natuurgebieden en wetlands waar de vogels op krachten kunnen komen. Nogal wat van die gebieden zijn omgezet in landbouwzones, waar eveneens massaal pesticides worden gebruikt.

    Opmerkelijk is dat in 93% van de bloedstalen, genomen van dode zwaluwen, nog steeds DDT wordt aangetroffen, dat sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw een verboden bestrijdingsmiddel is, maar in Afrika om malaria tegen te gaan nog altijd wordt aangewend.

    Ook in de overwintergebieden zelf lijdt de habitat van de zwaluw onder kwaliteitsverlies; daar zie je eveneens de opkomst van grootschalige landbouw.

    Verstoring van nesten door mensen en huisdieren en de omstandigheden tijdens de trek en in hun Afrikaanse overwinteringsgebieden bepalen uiteraard mee de populatieaantallen.

     

    Nieuwe bouwprojecten of renovatiewerken kunnen kansen bieden om ideale nestgelegenheden te voorzien, wanneer populaties door afbraak verplicht worden elders naar logeerplekken te zoeken.

     

    Handen uit de mouwen

     

    Je kunt zwaluwparen natuurlijk niet dwingen bij jou te komen broeden; stimuleren kan wel!

    Nesten van beschermde vogels vernielen is verboden! Zelfs naar verlaten oude nesten kunnen zwaluwen plots terugkeren.

    De dak-oversteek moet minimaal op 4 m of hoger zitten en voldoende diep zijn (30-50cm).

    Bij het verlaten van het nest zal de zwaluw zich immers even laten ‘vallen’ vooraleer hij zijn vleugels strekt en kan vliegen.

    Om deze reden is een vrije aan- en afvliegroute zo belangrijk; bomen en struiken vlakbij het huis verkleinen de kans dat de zwaluw zijn intrek zal nemen onder jouw dakgoot.

    Voorzie ook geen hoge muurbeplanting die de gevel gaat insluiten. Huiszwaluwen weten immers dat via klimplanten ratten en katten hun nest kunnen bedreigen.

    Huiszwaluwen elders aantrekken zal altijd wel moeilijk zijn, maar met een kunstnest lukt het mogelijk toch.

     

    Voorwaarden om ze aan te trekken zijn: een voldoende ruwe muur, ruig plafond of een steun, zoals een kabel, een spijker een latje waarop het nest kan worden gebouwd.

    Als de stal een openstaand raam (30 op 30cm is voldoende) of een andere blijvende opening heeft, kunnen boerenzwaluwen van maart tot september vlot af en aanvliegen.

    Belangrijk ook is een vrij constante temperatuur in de stal (schommelende temperaturen benadelen het broedsucces) en in de buurt een makkelijk bereikbare modderpoel (enkele m² op 100 à 200m is ideaal) voor het bouwmateriaal.

    In droge periodes zoals nu in juni en juli kan je best geregeld de modderplek vochtig houden door er enkele emmers putwater op te gieten.

     

    Breng onder natuurlijke of kunstnesten van huiszwaluwen mestplankjes aan om de uitwerpselen op te vangen. Het plankje mag niet te groot zijn en vooral niet te dicht onder het nest worden aangebracht. Immers zwaluwen willen in glijvlucht het nest kunnen bereiken.

    Een afstand van minstens 50 cm tussen het mestplankje en het nest is ideaal.

    Besef wel dat als je overweegt kunstnesten te hangen het een paar jaar kan duren vooraleer de zwaluwen er hun intrek in nemen. Bovendien gebeurt het wel eens dat ze het kunstnest zelf niet gebruiken, maar er vlakbij een eigen nest beginnen te bouwen.

    Waterrijke gebieden, bloemrijke graslanden, kruidenrijke stroken of een open mestopslag geven nog meer mogelijkheden om insecten te vinden. 

    Ook rond kleine landschapselementen zoals hagen, heggen en houtkanten vliegen heel wat beestjes.

     

    In het geval van grote kolonies kan je minstens één broedseizoen en liefst meerdere vóór de renovatiewerken voldoende kunstnesten voorzien. 

    Bij voorkeur in de onmiddellijke buurt waar de kolonie momenteel gehuisvest is om te zorgen dat de hele populatie het volgende voorjaar kan blijven voortbestaan.

    Op die manier doorbreek je de ‘nieuwvrees’ voor kunstnesten en bevorder je de gewenning aan de nieuwe biotoop.

    Om de natuurlijke nestbouw aan te moedigen, kan je ervoor zorgen dat je in de buurt van de kolonie op een verloren hoekje een ondiepe plas met modder aanlegt. Neem daarvoor een paar emmers klei en leem en gooi deze op een stuk landbouwplastic en houd dat nat van half april tot eind juni. 

    Leg die modderpoel aan op een open plek met ruime aanvliegmogelijkheden en zonder dichte vegetatie in de buurt.

     

    Volledige kunstnesten zijn kant-en-klaar en de vogels dienen er zelf niet meer aan te bouwen; er is dus geen modder in de buurt nodig en de vogels kunnen er bij aankomst in het voorjaar onmiddellijk intrekken.

    Toch zijn onvolledige nesten, waar de vogels nog een stuk moeten bij metselen, maar waar ze dan zelf wel gedeeltelijk de vorm, de grootte en design van de invliegopening bepalen, soms meer in trek. Omdat zwaluwen houden van elkaars gezelschap hang je kunstnesten best per 2 op.

     

    De essentiële beschermingsmaatregelen in een notendop

     

    Er zijn 3 belangrijke factoren die een hoofdrol spelen:

     

    ·         genoeg voedsel (voldoende insecten);

    ·         weersomstandigheden hebben ook een sterke invloed op de hoeveelheid beschikbaar voedsel: warme zonnige periodes met matige neerslag – zoals we dat momenteel meemaken – zorgen er wél voor dat er veel insecten voor het grijpen zijn;

    ·         veilige nestplaatsen en voldoende modder om hun nest te bouwen of te herstellen.

     

    In eerder verschenen artikels, die je via de zoekmachine in het archief kan opvissen, lees je meer over de identiteitskaarten van de hier meest voorkomende zwaluwensoorten en de gierzwaluwen, die niet tot de familie ‘zwaluwen’ behoren, maar tot de familie ‘gierzwaluwen’, waartoe ook de kolibries behoren.












    20-07-2018 om 11:02 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    04-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vandaag bestaat het blog 11 jaar

     

    Al vaker beklemtoonde ik op de jaarlijkse feestdag van de ‘Birdyfans’ dat de sterke fotografische boodschap, de kracht van het beeld, de lezer prikkelt om het artikel te lezen.

    Een kijkje in de bezoekerscijfers leert ons dat de populariteit van dit educatieve blog jaarlijks toeneemt. Dat we dan in de rangschikking van de 6213 bestaande educatieve blogs op bloggen.be al geruime tijd de top 10 halen, is een leuke bekroning.

     

    Inmiddels ga ik – sinds ik op rust ben gesteld – weer vaker op verkenning, op ‘padvinderspad’ in de natuur. Met vele andere gedreven en gepassioneerde idealisten stel je vast dat je – nu je daar meer tijd voor hebt – het al te vaak verstoorde evenwicht tussen economische prestatiedrang en ecologisch welbevinden een beetje kan bijstellen. Met de fiets (E-bike) of al wandelend met verrekijker, veldgids en notitieboekje (smartphone) de heerlijke plekjes voor rust en natuurschoon ontdekken, is een ontspannend en deugddoend tijdverdrijf.

     

    Mooie natuurplekjes ontdekken, betekent ook oog hebben voor de natuurelementen die deze oases van rust inkleuren, deze ongerepte landschappen in leven houden.

    En dan denken de Kille Meutel Vogelvrienden in eerste instantie aan het behoud van de laatste groene eilandjes in ons ‘verkavelingsvlaanderen’ waar gevleugelde koestersoorten alle moeite hebben om hun populatie in stand te houden.

    Het progressief verdwijnen van de open ruimte en groenbeleid in het algemeen, maar vooral van bosareaal blijkt innig gerelateerd aan de snelle achteruitgang van de biodiversiteit van onze fauna en flora. En samen met diverse lokale partners – de milieudienst, de jeugddienst, de scholen, wandelclub de Parkvrienden, Natuurpunt Zaventem, Sterrebeek 2000 en binnenkort de environment manager op de luchthaven nemen we initiatieven om concrete actieplannen vorm te geven.

     

    De huismus is ons totemdier en verdient naast de huiszwaluw, de geelgors en de braamsluiper alle aandacht om alle kansen te krijgen om zich in stand te kunnen houden.

     

    Hierbij verwijs ik graag naar de eerder verschenen bijdrage op 20 02 2018: Film- & voordrachtavond in de cultuurhoeve van het Mariadalkasteel [raadpleeg archief via zoekrobot]

     

    De mens moet erin slagen binnen deze snel metamorfoserende luchthavengemeente zijn oorspronkelijke gevederde bewoners te verzorgen, te koesteren.

    Met deze educatieve blog en via de sociale mediakanalen Facebook en Twitter wens ik een aangroeiend publiek te bereiken en te sensibiliseren voor een actief natuur- en milieubeleid, toegespitst op onze gevederde tuin- en akkerbezoekers. Gedragsverandering bij de bevolking kan worden gestimuleerd via informatie, educatie en sensibilisatie.

    Ik wens daarom op deze verjaardag de trouwe bezoekers en lezers te bedanken voor hun waardering en het verder verspreiden van de wekelijkse bijdragen via de voornoemde sociale mediakanalen.

    Onderstaande reeks foto’s van de groene specht zijn gemaakt door mijn goede vriend en alom geprezen natuurfotograaf, Wim Dekelver












    04-07-2018 om 18:22 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    27-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kiekendief kan zonder boeren niet overleven

     

    Geraadpleegde bron: de Standaard [Inge Ghijs]

     

    Het kiekendief-project maakt deel uit van de ontwikkeling van Grenspark Groot-Saeftinghe, een grensoverschrijdend project van Vlaamse en Nederlandse partners rond het Verdronken Land van Saeftinghe.

    De bedoeling is om één groot natuurgebied te ontwikkelen met de Hedwigepolder, de Prosperpolder, Doelpolder en Nieuwe Arenbergpolder. Aan het kiekendief-project nemen ook Nederlandse boeren deel.

     

    40 jaar boerde Guido Van Mieghem aan de rand van de Antwerpse haven en in de schaduw van de kerncentrale: een gemengd bedrijf van varkens, vleesvee en akkerbouw. Tot hij enkele jaren geleden werd onteigend voor de uitbreiding van de haven en met zijn twee zonen in Zottegem opnieuw begon. Met een melkveebedrijf deze keer. Maar vandaag verbouwt hij op zijn onteigende akkers in Doel luzerne en haver met een bijzonder plan: de bruine kiekendief helpen die met uitsterven is bedreigd.

     

    In het kader van de vogel- en habitatrichtlijn besliste Europa dat in de nieuwe natuurgebieden rond de Antwerpse haven inspanningen moesten worden geleverd om het voortbestaan van de roofvogel te garanderen. Snel bleek het natuurgebied qua oppervlakte ontoereikend om de populatie van de kiekendieven in stand te houden daar de vogels ook in de landbouwgebieden naar voedsel zoeken.

     

    Daarom kregen de lokale landbouwers 2 jaar geleden de vraag om de landbouwgronden, die intussen al in handen zijn van de Vlaamse overheid, te gebruiken als een soort laboratorium om er nieuwe, kiekendief-vriendelijke gewassen te telen: graangewassen (spelt, haver) en vlinderbloemige gewassen (luzern, klaver).

    Die teelten leiden ertoe dat de populatie muizen, konijnen en hazen groeit waardoor de kiekendief opnieuw voedsel vindt.

    Nu, 2 jaar later, worden de eerste resultaten voorgesteld en die zijn positief.

    De muizenholletjes waren na die 2 jaar al vertienvoudigd. De vlinderbloemige gewassen trekken erg veel bijen en vlinders aan als ze in bloei staan.

    Ook de boeren hebben er baat bij, want de gronden en het zaaigoed zijn gratis en de opbrengst mogen ze zelf verkopen of gebruiken.

    Je spaart geld uit wanneer je luzerne in plaats van soja als veevoeder gebruikt voor de koeien, want luzerne is ook een eiwithoudend gewas en omdat het stikstof uit de lucht haalt, moet je nauwelijks bemesten, licht Van Mieghem toe.

    Belangrijk argument voor het welslagen van het project is dat de teelten ook economisch rendabel moeten zijn. Het was in het begin zeker niet evident om de landbouwers te overtuigen ook aan natuurbeheer te doen. Nederlandse boeren die ook aan het project meedoen en die al meer vertrouwd zijn met natuurinclusieve landbouw, hebben hen mee over de streep getrokken.

     

    Van Mieghem geeft toe dat hij er vooral uit nostalgie aan begonnen is. De gebouwen van zijn boerderij staan nog overeind en hij kan zijn eigen gronden bewerken. Hij staat intussen wel open voor natuurvriendelijke landbouw, want dat is de toekomst.
    Keerzijde van het verhaal is dat de landbouwgronden die nu als lab dienst doen op termijn zullen verdwijnen voor de uitbreiding van de haven.

     

    Toch hoopt de coördinator van dit project, Mischa Indeherberg, dat deze ervaring een keerpunt zal inluiden en boeren geneigd zullen zijn nieuwe teelten op hun eigen gronden te verbouwen.

    Van Mieghem is dat alvast van plan. Hij wil die luzerne als voeder voor zijn dieren op zijn eigen boerderij telen. Dank zij de overheid kan je nu leren hoe je dit gewas teelt, hoe vaak je het best maait en wanneer. Het is een proces van vallen en opstaan, maar de begeleiding is prima. Op zijn eigen akkers zou hij zelf er met al die risico’s nooit aan begonnen zijn.












    27-06-2018 om 10:19 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    18-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekoekentrek ontrafeld

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2017-2 [Vogelonderzoeker Lyndon Kearsley]

     

    De koekoek kondigt met zijn karakteristieke roep de lente aan.

    Bij het grote publiek is hij vooral bekend als ‘broedparasiet’, een vogel die zijn eieren in nesten van andere vogels legt en ze ook door hen laat uitbroeden. In Europa is hij als broedvogel maar korte tijd te gast. Hij komt hier pas aan als er voldoende zachte rupsen te vinden zijn. Het mannetje verlaat ons land al vroeg. De reeds bevruchte vrouwtjes blijven uiteraard langer en leggen hun eieren in de nesten van zangvogels. In elk nest één ei. Elk vrouwtje heeft haar eigen waardsoort. In Vlaanderen worden vooral heggenmus, kleine karekiet en roodborst als waardvogel gekozen. De relatief kleine eieren zien eruit als die van het gastgezin. Het aantal koekoeken gaat echter sterk achteruit, zelfs als de aantallen van de gastsoorten het goed doen.

     

    Moeten we de oorzaak van de achteruitgang misschien zoeken bij de trek of de overwintering?

     

    De soort kent een ruime verspreiding en broedt tot in Siberië en Japan.

    In Europa is al veel onderzoek verricht naar trek- en overwinteringsstrategieën van de koekoek met behulp van satellietzenders. Over de ondersoorten die in Centraal en Oost-Azië broeden, is nog maar weinig bekend. Hoog tijd om ook daar op onderzoek te trekken.

     

    In mei krioelt het in Beijing van de doortrekkende vogels, allemaal getooid in prachtkleed. In de bomen langs de drukke straten en in de parken zingen vogels gaande van de kleine Pallas’ boszanger tot de grote lawaaimakers als de Indische koekoek. Het viel op dat daar ook de roep van de Europese koekoek te horen was. In China leven 3 ondersoorten behorend tot de ‘canorus’-koekoeken.

    Na een jaar van voorbereiding ging in mei 2016 het ‘Beijing Koekoek Project’ van start. Een ploeg van onderzoekers en wetenschappelijke vogelringers tekende present.

    In totaal ving het team 16 koekoeken waarvan er 5 (2 vrouwtjes en 3 mannetjes) werden uitgerust met een 4.5g wegend satellietzendertje.  De 2 ‘canorus’-vrouwtjes bleken op dat ogenblik nog op trek te zijn. De dagen en weken daaropvolgend werd dit dank zij de zendertjes ook bevestigd.

    Beide vrouwtjes trokken verder over bergen, staken de Gobiwoestijn en de Mongoolse steppen over tot aan de noordelijke bossen.

    De hele zomer verbleef één vrouwtje in het ‘Onon-Balj Basin National Park’ in Noord-Mongolië, waar trouwens ook het geboortedorp van Dzjengis Khan ligt. Het andere vrouwtje vloog verder noordwaarts tot Romanovka aan de Vitimrivier ten oosten van het Baikalmeer, 1450 km ten noordoosten van Beijing.

    De 3 mannetjes daarentegen bleven de hele zomer in de reservaten waar ze hun zendertje kregen. De 1ste wetenschappelijke ontdekking – namelijk hun zomerterritoria – was binnen.

     

    Om het opvolgingsproject nog meer animo te bezorgen, werd Chinese schoolkinderen gevraagd de koekoeken een naam te geven. Dit idee bleek een schot in de roos te zijn. De originele naamgeving trok wereldwijd heel wat aandacht en er ontstond een geweldige empathie voor deze magnifieke vogels. De Chinese jeugd is gek op smartphones en dus kon men haar massaal bereiken via Twitter, Facebook, WhatsApp en diverse blogs.

    Tijdens hun herfsttrek hebben deze vogels meer dan 20 landsgrenzen overgestoken en het was zeer prettig om artikels te zien verschijnen in de meer traditionele media (kranten, tijdschriften, lokale nieuwbrieven, …). Leerkrachten maakten opportuun gebruik van het moment om les te geven over ecologie en gebruikten hiervoor online materiaal in de klas. Via kinderen bereik je hele families en precies die kinderen zijn de volwassenen van morgen.

     

    Er werd steeds aangenomen dat oostelijke ‘gewone’ koekoeken in Zuidoost-Azië overwinterden en de vogels die ’s winters werden gezien in India afkomstig waren van Centraal Azië.

    In het verleden was er maar weinig aandacht voor koekoeken tijdens de trek. Deze vogels blijven immers makkelijk onopgemerkt. Tegenwoordig stromen de observaties binnen, veel zelfs gedocumenteerd met foto’s.

    Zo kon de hypothese dat ook de Chinese koekoeken in Afrika overwinteren, worden bevestigd.

    Twee van de vijf koekoeken hadden 16 965 en 14 627 km op de teller staan. Immers zij kozen niet voor dezelfde route, noch voor dezelfde bestemming.

    De ene landde dichtbij de grens van Zimbabwe; de andere aan de Save-rivier in Zuid-Mozambique. Dit blijkt hét overwinteringsgebied te zijn. Het regenseizoen zorgt er voor insecten en rupsen.












    18-06-2018 om 12:21 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Code oranje voor de meeuw

     

    Geraadpleegde bron INBO: Populatie van meest gehate vogel in Vlaanderen slinkt alarmerend / Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2007

     

    Meeuwen en de zee: ze lijken onlosmakelijk met elkaar verbonden. Iedereen kent deze grote en statige vogels wel. De kans is groot dat je ze ooit etensresten hebt toegeworpen en vol bewondering hebt gestaan voor de acrobatische zwenkingen en duikvluchten die ze hierbij uitvoeren.

    Ze vinden in de kuststreek hun natuurlijk voedsel, dat vooral uit zeevis en bodemdieren bestaat. Toch kunnen ze ook ver landinwaarts worden gezien. De grote meeuwen kunnen zich zelfs tot meer dan 100 km landinwaarts verplaatsen op zoek naar voedsel.

    Alle meeuwen zullen wel water opzoeken om de nacht door te brengen. De zee, rivieren, spaarbekkens, plassen of havens, alle bieden ze een veilige slaapplaats.

    De meest voorkomende meeuwensoorten aan onze kust zijn de zilvermeeuw, de kokmeeuw, de kleine mantelmeeuw, de stormmeeuw en de grote mantelmeeuw.

    Met wat geluk kan je ook de dwergmeeuw of de visdief zien, evenals de zwartkopmeeuw, de geelpootmeeuw en de drieteenmeeuw.

     

    Dit spontaan positieve beeld dat mensen hebben van meeuwen komt soms wel eens onder druk te staan. Veelal zijn het lokale problemen die bij een beperkte groep mensen aanleiding geven tot negatieve beeldvorming. Bij het opduiken van dergelijke ‘overlastverhalen’ valt op hoe weinig het grote publiek en de media over deze meeuwen weet en hoezeer dit leidt tot ondoordachte uitspraken en acties.

     

    Misschien wel de meest voorkomende klacht komt van gemeentebesturen en betreft meeuwen die vuilniszakken kapot pikken. Vroeger, toen gesloten metalen of kunststoffen vuilnisbakken nog standaard waren, konden meeuwen niet bij de lekkere hapjes.

    Meeuwen produceren uitwerpselen die gebouwen, kunstwerken, geparkeerde wagens of toevallige passanten kunnen treffen. Niet leuk, maar eens gereinigd ook veelal zonder verder gevolg.

    Wanneer auto’s langere tijd in grote aantallen onbeschermd in de openlucht geparkeerd staan in gebieden waar veel meeuwen voorkomen, kunnen uitwerpselen, krabsporen en voedselresten schade aan de laklaag teweegbrengen. Deze situatie doet zich bv. voor op de uitgestrekte parkings in de Zeebrugse achterhaven, een belangrijke Europese overslaghaven voor auto’s.

    Bij meeuwen die op daken broeden, dient er op gelet dat het aangevoerde nestmateriaal niet leidt tot verstoppingen van de waterafvoer, anders zou het dak van het gebouw wen eens kunnen instorten onder het toegenomen gewicht.

    Andere economische schade kan zich voordoen als meeuwen zich tegoed doen aan jonge mosselen die op mosselbanken werden geplant.

     

    Ze worden verjaagd met drones, nepeieren en anticonceptiepillen, omdat de meeuwen ons overspoelen.

    Rond de appartementen aan de kust komt een drone rond hun kop vliegen. In hun nesten komt een brandweerman hun eieren kapot prikken. Er zijn experimenten om hen verplicht aan de conceptiepil te zetten. En als ze zich eens op een boerenakker wagen, vreet een vos hen op.

     

    Het zijn harde tijden voor de meeuw, de meest gehate vogel in Vlaanderen [de ‘rat’ van de Noordzee’, zoals de Knokse burgemeester Leopold Lippens haar noemt].

     

    Dat blijkt uit recente cijfers van het Instituut voor Natuur- & Bosonderzoek [INBO].

    Vorig jaar waren er 4 915 grote meeuwen in Vlaanderen. De tellingen voor dit jaar zijn nog niet afgerond, maar het aantal zal hoe dan ook lager liggen.

    In 2012 hadden we nog 7 827 meeuwen.

    Zo slecht zijn de resultaten dat de meeuw stilaan naar ‘bedreigde diersoort’ evolueert. In de jongste Rode Lijst van Vlaanderen met de overlevingsstatus van alle vogels, krijgen de kleine mantelmeeuw en de zilvermeeuw het predicaat ‘bijna in gevaar’.

     

    Hoe kan dat?

     

    Vroeger konden meeuwen op hun gemak broeden op braakliggend terrein in de havens, maar daar zijn ze inmiddels verjaagd.

    Dan zijn ze op de daken van bedrijfsgebouwen aan de kust gaan broeden, maar daar zijn ze evenmin welkom.

    En er zitten nu veel meer vossen dan vroeger in Vlaanderen; meeuwen die zich op een weide wagen, worden aldus vaak gedood.

    De meeuwen die overblijven zitten verspreid over heel Vlaanderen tot in Antwerpen.

    De stoutmoedigsten overleven het of de ‘ambetanteriken’ die hele buurten wakker houden met hun gekrijs of zonder verpinken je ijsje uit je hand pikken op de dijk.

     

    Verder uitroeien dan maar?

     

    Dat mag niet, daar de meeuw een Europees beschermde diersoort is.

    Willen of niet, men is wettelijk verplicht de populatie te helpen in stand houden. Dat moeten we doen door een ‘meeuwenzone’ te voorzien waar de vogels rust kunnen vinden om te broeden. Op een eiland voor de kust, werd al vaak geopperd, maar dat blijkt een kostelijke zaak.

    Een oplossing dient gezocht in de nieuwe beheerregeling die Vlaams minister van Natuur, Joke Schauvliege zal aanreiken. Dat dossier om een juiste broedlocatie te vinden, sleept al jaren aan en aan een exacte timing waagt ze zich niet.

    Het advies van onderzoeker Eric Stienen ligt op tafel en bevat de meest recente gegevens betreffende hun broedpopulaties en schetst een mogelijke evolutie in de toekomst.

    Tevens worden aanbevelingen gegeven inzake de inrichting van broedplekken, zowel op daken als op de grond.

     

    Op termijn lijkt de oplossing voor mogelijke meeuwenoverlast te schuilen in een driesporenbeleid:

     

    ·         het wegwerken van een onnatuurlijk voedselaanbod voor meeuwen;

     

    https://www.youtube.com/watch?v=dAFvwualXrs

     

    ·         het weghouden van meeuwen als broedvogel op plekken waar échte lokale overlast kan worden vermoed;

    ·         het toelaten – zelfs faciliteren – van broedende meeuwen op plaatsen waar geen overlast bestaat.

     

    Onderstaande foto’s zijn van de Nederlandse natuurfotograaf Ben van den Broek en illustreren respectievelijk de volgende meeuwen:

     

    ·         de dwergmeeuw

    ·         de drieteenmeeuw

    ·         de geelpootmeeuw

    ·         de kleine mantelmeeuw

    ·         de zilvermeeuw












    12-06-2018 om 19:01 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    08-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zwartkop, de nachtegaal van het noorden


    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen: Mens & Vogel 2001_4

     

    De zwartkop is de meest algemene van onze grasmussen, die zowel in bossen als in de grote stadsparken de lente inluidt, nog vóór de zwaluwen dat doen. Hij wordt wel eens ‘Nachtegaal van het noorden’ genoemd, omwille van zijn snelle heldere zang. Het is een vogel die goed de koude doorstaat en tijdens de trek vrij grote afstanden aflegt. De laatste jaren komt het steeds vaker voor dat zwartkoppen bij ons overwinteren.

     

    De zwartkop is een muisgrijze zangvogel, net zo groot als een koolmees, met een gitzwart ‘petje’, grijs gezicht en keel. Vrouwtjes hebben een roestbruin petje op. De rug is bruingrijs en de onderzijde bleek grijs. Poten en snavel zijn ook grijs.

    De lichaamslengte is 13cm; de spanwijdte varieert tussen 20 en 23cm en het lichaamsgewicht schommelt tussen 14 en 20g.

    Kenmerkend voor de vlucht zijn de korte, moeizaam fladderende bewegingen met reeksen snelle schokkerige vleugelslagen.

     

    De zwartkop is de soort die het meest aan bomen en bossen is gebonden. Hij maakt deel uit van een groep van 4 die in onze streken tot broeden komen: de grasmus, de tuinfluiter en de braamsluiper.

    Hij leeft in biotopen met grote struiken en kleine bomen, maar vooral in dichte vegetatie met bramen en klimplanten. Hij komt ook voor in oude parken, langs bosranden, in massieven van duindoorn en vlier in de duinen, in dichte hagen van meidoorn of sleedoorn waar de kruidenlaag afwisselt met brandnetelpercelen.

     

    Van alle grasmussoorten is de zwartkop de eerste die in de lente naar onze streken terugkeert, de mannetjes voorop, later gevolgd door de vrouwtjes.

    In het vooruitzicht van hun aankomst, zoekt het mannetje een territorium waarin hij actief zingt en met verbetenheid zijn concurrenten verdrijft.

    Hij bouwt enkele ‘speelnesten’, waarvan er één door het vrouwtje wordt uitverkoren; zij zal het binnen-nest verder bouwen en het interieur afwerken.  

    Het nest, bestemd voor het 1ste broedsel wordt ergens goed verborgen gebouwd in klimop, palmboompjes, laurier of naaldbomen.

    Later in het seizoen, wanneer planten, struiken en bomen volledig in blad staan, heeft het vrouwtje een grotere keuze om een nieuw nest te maken voor het 2de broedsel.

    Het nest wordt gebouwd op een hoogte tussen een ½ en 2 m van de grond; het bestaat uit een ‘doorzichtig’ buitennest, gemaakt van droge stengels, dunne takjes en plantenpluis.

    Het binnen-nest, dat een stuk steviger is, bestaat uit fijn hooi, worteldraden en paardenharen. Daarin worden 5 eieren gelegd die overdag afwisselend door beide geslachten worden bebroed, maar ’s nachts alleen door het vrouwtje.

    Na 2 weken worden de jongen geboren die een 10-tal dagen in het nest verblijven.

    Na het uitvliegen, zullen ze zich in de onmiddellijke omgeving van het nest verspreiden, onder de hoede van hun ouders, die hen begeleiden tot ze zelfstandig genoeg zijn.

     

    Het geluid dat die voortbrengt is een kenmerkend kort ‘tjek’, maar uit een struik langs een bosrand in het vroege voorjaar komt een warme, riedelende zang: een snelle, schorre voorstelling, aanvankelijk onderdrukt maar later versnellend tot een luide finale. Dit is één van de beste zangers onder de Europese vogels.

     

    https://www.youtube.com/watch?v=jimZ8Jps-S4

     

    De soort komt in ons land nagenoeg overal voor. In de poldergebieden is haar aanwezigheid vrij schaars, maar elders is ze talrijk, vooral in Hoog-België met grote dichtheden in westelijk Henegouwen, het Hageland, de Dijle-vallei, de Famenne, de Condroz en Lotharingen.

    De meeste zwartkoppen zijn zomergasten; in april komen ze aan en in oktober zijn ze weer weg.

    Het zijn dus trekvogels. Ze overwinteren in het Middellandse Zeegebied, Afrika en sinds kort ook in het Verenigd Koninkrijk

    Zwartkoppen die broeden in West-Europa overwinteren in het algemeen in de savanne ten zuiden van de Sahara, maar de populaties van Zwitserland, Frankrijk en België vliegen niet zo ver en verkiezen de winter door te brengen in het zuiden van Spanje en Noord-Afrika (van Tunesië tot Marokko).

    De vogels uit Scandinavië (Noorwegen en Zweden) en de oostelijke populaties vliegen eerder naar het zuidoosten, o.a. naar Libanon en Egypte en doen dat via Cyprus waar ze fel worden bejaagd en gevangen voor consumptie.

    Maar in streken met in de winter een zacht klimaat (zoals Corsica en Zuid-Frankrijk), blijft een gedeelte van de broedpopulatie ter plaatse overwinteren.

    Zwartkoppen zijn nachttrekkers en de afgelegde afstand bedraagt gemiddeld 45km per nacht. De maximale afstand tussen Zweden en Soedan is ongeveer 6 000km. De resultaten van het ringwerk bevestigen in het algemeen dat zwartkoppen trouw zijn aan hun overwinterings- en broedgebieden.

     

    De zwartkop is een insecteneter die grote hoeveelheden larven en imago’s van insecten wegplukt van de bladeren van bomen en struiken: kevers, rupsen, bladluizen, tweevleugelige insecten, spanrupsen en mieren, maar ook regenwormen en kleine slakjes. Maar dat dierlijk voedsel is onvoldoende, rekening houdend met de seizoenen en de grote trekafstanden. De soort is dus vruchten en bessen beginnen te eten en doet dat op vrij grote schaal ten koste van zo’n 60 plantensoorten: vlier, kamperfoelie, braambes, lijsterbes, zoete kers, maretak, …

    Van zodra ze rijp genoeg zijn, staan ook gecultiveerde vruchten op het menu: kersen, frambozen, stekelbessen, aardbeien, abrikozen, vijgen en druiven.

    Ook vroeg in de lente, wanneer de eerste zwartkoppen in onze streken terugkeren (soms vanaf begin maart) kan men kleine groepjes mannetjes waarnemen, die in de klimop op zoek zijn naar bessen. Je ziet ze hetzelfde doen op de grond waar ze de resten oppikken van appelen en peren die onder de winterse voedertafels zijn blijven liggen.












    08-06-2018 om 18:51 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    27-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De groene vallei, een groen hart, kwaliteitsmerk voor de streek

    Geraadpleegde bron: Natuur & Landschap van Natuurpunt Oost-Brabant

     

    Volgende week zondag is de ‘Walk for Nature’ te gast in de ‘Groene Vallei’.

    Vanuit het bezoekerscentrum Groene Vallei in Erps-Kwerps kan je op de Walk for Nature met heel je gezin, vrienden en kennissen genieten van een uniek gebied met nog ongerepte landschappen, moerassen, bossen en soortenrijke graslanden vol bloeiende orchideeën.

    Je kan kennismaken met het project Groene Vallei waar Natuurpunt samen met een reeks partners een robuust valleicomplex uitbouwt, als open ruimte in de verstedelijkte omgeving van de zogenaamde ‘Vlaamse Ruit’.

    In dit projectgebied van 1 500 ha zijn 516 ha in beheer bij Natuurpunt.

     

    Het netwerk van door Natuurpunt beheerde natuurreservaten omvat:

     

    ·         Rotte Gaten in Kortenberg;

    ·         Silsombos in Kortenberg en Kampenhout;

    ·         Torfbroek;

    ·         Hellebos-Steentjesbos-Rotbos en Weisetterbos in Kampenhout;

    ·         Molenbeekvallei en Kastanjebos in Herent;

    ·         Floordambos op de grens van Steenokkerzeel, Vilvoorde en Machelen,

     

    elk op zich eldorado’s van biodiversiteit met een grote uitstraling.

     

    Je kan die dag ook kennismaken met een enthousiast team van vrijwilligers dat bezig is een versnipperd lappendeken van natuurgebiedjes aan elkaar te breien tot een samenhangend complex van robuuste en biodiverse natuur, verweven met een boeiend open landbouwlandschap. Een project gericht op samenwerking met de actoren.

     

    De Groene Vallei vormt een groen oase met nog ongerepte landschappen in het drukbevolkte gebied tussen Leuven, Brussel en Mechelen.

    Moerassen, bossen, graslanden, struwelen wisselen af met landbouwlandschappen en weidse vergezichten. Water is de verbindende factor in de vallei: beken zoals de Weesbeek, Molenbeek en de Trawool lopen als een rode draad door de regio. De Weesbeek ontspringt in Erps-Kwerps. Op diverse historische kaarten is duidelijk te zien dat Erps-Kwerps zich heeft ontwikkeld in de vallei van de Weesbeek.

    Bij het buiten komen van het Silsombos stroomt de Weesbeek onder de Stenen Goot (een aquaduct van de Molenbeek). Meer naar het noorden vloeit de Weesbeek samen met de Molenbeek.

     

    Het is een uitdagend verhaal: biodiversiteit, streekidentiteit en beleving, landbouw en economische ontwikkeling in één zin te gebruiken.

    Even uitdagend is het de beleidsmakers daarvan te overtuigen.

    Met het project Groene Vallei gaat men ervoor deze brug te blijven maken om tot een robuuste vallei te komen met een samenhangend netwerk van natuurgebieden afgewisseld met een aantrekkelijk open landbouwlandschap dat vele kansen biedt voor (natuur)beleving en ondersteuning van de streekidentiteit.

    Natuurontwikkeling, natuur-inclusieve landbouw, gezonde waterhuishouding en klimaatbuffering en vooral ook landschapsbeleving, recreatie en toerisme kunnen hier hand in hand gaan en zorgen voor een meerwaarde in de streek. Men wil het gebied leefbaarder en zichtbaarder maken.

    Inmiddels is er 516 ha topnatuur in de Groene Vallei in beheer bij Natuurpunt.

    In 1977 werd de uitdaging aangegaan met de uitbouw van een eerste natuurreservaat in de regio: het Torfbroek.

    De erkenning van de eerste percelen gebeurde al in 1981. Zo werd het Torfbroek het eerste erkende natuurreservaat in Vlaanderen.

    De Groene Vallei heeft te maken met een historische versnippering van het gebied en het is werkelijk kwestie van het aan elkaar breien van een lappendeken om te komen tot een meer robuuste natuur. Er is niet alleen weinig speelruimte, maar er zijn ook constante bedreigingen zoals een mogelijke verlenging van de landingsbaan van Brussels Airport die dan tot vlak tegen het Silsombos en het Torfbroek zou komen te liggen.

    Zowel Torfbroek als Silsombos zijn kwelgebieden. Typerend voor de Groene Vallei is het kalkrijk grondwater. Dank zij grote hoeveelheden kalkrijke kwel die er aan het oppervlak komt, komen er zeer zeldzame moeras-, vijver- en graslandbiotopen voor.

    Het gebied vormt zo een belangrijk leefgebied voor wel 14 Europees beschermde soorten.

     

    Het Groot Veld dat Brussels Airport nu wil inpalmen is een infiltratiegebied van het Silsombos en het Torfbroek. Als die plannen doorgaan, zou dit een bedreiging betekenen voor de door Europa prioritair beschermde habitats en soorten aldaar.

    Enkele van die habitats zijn op Europese schaal uitzonderlijk, zoals de galigaanvegetaties (ruigtevegetaties van natte kalkmoerassen of oevers met kalkhoudende bodem, die quasi ondoordringbare uitgestrekte begroeiingen vormen, die zeer lang standhouden) en kalktufbronnen (het bronwater is oververzadigd met kalk zodat zich kalkkorsten vormen, zogenaamde klaktufsteen waarop zeldzame bladmossen voorkomen).

    Maar ook habitats zoals kranswiervegetaties (pioniersvegetatie in pas gegraven sloten, duinpannen of uitgebaggerde vijvers), voedselarme verlandingsvegetaties (vegetatietype dat voorkomt op de overgang van water naar land in stilstaand of traagstromend water) en kalkmoerassen zijn essentieel.

    Door de eeuwen heen hebben deze grondwaterafhankelijke habitats zich hier ontwikkeld.

     

    In 2018 zijn er opnieuw lokale en provinciale verkiezingen.

    Het is aan de beleidsmakers in de ruime regio van de Groene Vallei om biodiversiteit bovenaan op de agenda te zetten en dit te zien als een unieke kans.

    De Groene Vallei is het groene hart van een dichtbevolkt gebied met een sterk verspreide bebouwing. Verstedelijkingsprocessen hebben landbouw-, natuur- en bosgebieden sterk versnipperd. Daardoor is de open ruimte er erg gefragmenteerd en staat ze constant onder druk. Ze moet kost wat kost behouden blijven.

    Het project Groene Vallei vormt het groen tegengewicht voor de verdere verstedelijking en versnippering in deze driehoek. Het is een antwoord op de nog steeds oprukkende verkavelingen en aansnijdingen van de schaarse open ruimten.

    Het project wil met alle actoren verder samenwerken om te komen tot een samenhangend robuust open ruimtegebied met grootse natuurgebieden als klimaatbuffers en dragers van biodiversiteit en daarnaast de landbouwgebieden.

     

    Voor meer info kan je even de weblink www.walkfornature.be raadplegen.

     












    27-05-2018 om 20:33 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    21-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De bekroonde merel bedreigd?

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2018 – 2 [Jan Rodts]

     

    Dat deze bekende tuinvogel nog steeds erg geliefd is bij het grote publiek mocht blijken uit de ruime stemmenwinst die hij behaalde tijdens de verkiezing van de Vogel van het Jaar 2018.

     

    Los van het feit dat merels half januari al schuchtere pogingen ondernamen om hun lied ten gehore te brengen – vooral dan in de stadscentra – is het niet duidelijk of we ons al dan niet ernstige zorgen moeten maken over hun voortbestaan.

     

    Welke impact heeft het Usutu-virus op de populaties in ons land?

    Het virus vindt zijn oorsprong in Afrika en wordt overgebracht door steekmuggen. Vermoedelijk is het virus via trekvogels in Europa ingevoerd, waar het in 2001 voor het eerst opdook in Oostenrijk. Van daaruit verspreidde het zich over heel Europa, met in 2012 een massale slachting in Duitsland tot gevolg. Meer dan 300 000 vogels stierven. In sommige Duitse steden was de sterfte zo massaal dat de merels praktisch verdwenen waren uit tuinen en parken.

     

    In 2016 vond de eerste introductie van het virus in België plaats. Bij een eerste virusplaag is de sterfte altijd hoog. Het is onbekend hoe lang het duurt voor de populatie voldoende weerstand heeft opgebouwd en de sterfte door dit virus zal afnemen. Het is niet te voorspellen hoelang het virus in de vogelpopulatie zal aanwezig blijven en wat het effect op de merelpopulatie zal zijn. Dit zal de komende jaren duidelijk moeten worden.

     

    Dat de merel de voorbije 2 jaar – zowel in Vlaanderen als in Nederland – rake klappen heeft gekregen, bleek op 29/01/2018 al meteen uit de eerste resultaten van ‘Het Grote Vogeltelweekend’ van Natuurpunt en de ‘Nationale Tuinvogeltelling’ van Vogelbescherming Nederland en Sovon Vogelonderzoek.

    Tijdens deze telling tuimelde de merel in Vlaanderen van de 2de naar de 8ste en in Nederland van de 3de naar de 5de plaats.

     

    De merel is een van de meest voorkomende en talrijkste broedvogels van ons land.

    Laten we er dus van uitgaan dat de soort voldoende veerkracht bezit om dit virus het hoofd te bieden. Fijn is dat we de merel toch zo’n beetje overal kunnen aantreffen.

    We vinden hem in allerlei habitats waar bomen en struiken staan, zoals tuinen, parken, bossen, houtwallen, veldbosjes, holle wegen, hagen, duinstruweel en heidevelden. 

    Vochtige bossen waren zijn oorspronkelijke habitat, maar tegenwoordig bereiken de dichtheden in meer open landschappen – en dan vooral tuinen en parken – het veelvoud van die gesloten bosgebieden.

    In zeer open landbouwgebieden met weinig bomen en struiken, zoals onze polders en op open schrale heidevelden is de merel eerder schaars.

    Merels foerageren het liefst op de grond, bij voorkeur op vochtige bodems, op kort gemaaide grasperken, en tussen gevallen bladeren waar ze op zoek gaan naar hun belangrijkste voedselbron: regenwormen.

     

    Het voedsel van de merel is echter gevarieerder dan dat. Hij foerageert meestal hippend op de grond en hakt met zijn snavel in de bodem. Daarbij werpt hij mos en bladeren op, een techniek waar het bos zelf ook van profiteert, want zo wordt de bodem verlucht.

    Als de vogels op zoek zijn naar regenwormen houden ze hun kop scheef, waarschijnlijk om de wormen te zien met de ogen die aan de zijkant van de kop zitten. Merels zijn immers ‘oogjagers’ die hun prooien zoeken door de grond af te speuren.

    In de nazomer eten ze ook bessen en vlezige, zoete vruchten en dat wordt hen wel eens kwalijk genomen door professionele fruittelers.

    Aangerichte schade wordt evenwel gecompenseerd door de opruiming die de merels houden onder schadelijke ongewervelde dieren. Ze maken ook veel gebruik van het voedselaanbod op voedertafels en eten verspreid liggend, overrijp fruit.

    In de winter foerageren merels soms in groepen, samen met andere lijsterachtigen zoals kramsvogels en koperwieken. Vooral gevallen fruit en bessen zijn dan bijzonder in trek.

    Buiten de koude periode leeft de merel vrijwel nooit in groepsverband en is het elk voor zich.

    Merels stoten na het eten soms braakballetjes uit met daarin onverteerbare zaden. Zaden van gegeten bessen kunnen kilometers verderop worden gedeponeerd. De vogel heeft zo een aandeel in de verspreiding van planten.

     

    Wat kunnen wij zelf voor de merel doen?

     

    Met nestkasten op te hangen zal je de merel niet meteen helpen aangezien de soort maar sporadisch gebruik maakt van kunstmatige broedgelegenheid.

    Wat je wél kan doen, is je tuin op een meer natuurlijke manier inrichten. Daarmee help je trouwens niet enkel de merel, maar ook alle andere in het wild levende dieren.

     

    Je zou bv. een bosje met heesters kunnen aanplanten, die bessen of andere vruchten dragen.

    Enkele vb. zijn: rode kornoelje, kardinaalmuts, gewone vlier, zuurbes, sporkehout, lijsterbes en hulst. Een dichte haag of heg is dan weer een uitstekende broedplek waarin ze hun nest kunnen verstoppen. Een gemengde haag met bv. meidoorn, haagbeuk, braam, hondsroos, sleedoorn en vuurdoorn is ideaal.

     

    Breng mee de slachtoffers in kaart

     

    We willen kunnen opvolgen waar de meeste slachtoffers vallen en hoe snel het virus zich verspreidt. Om zoveel mogelijk gegevens te verzamelen, roept Natuurpunt waarnemers of vinders van slachtoffers op om hun vaststellingen (na een eenvoudige registratie) in te voeren op www.waarnemingen.be.

    Voer de exacte locatie in en kies in het venster ‘Gedrag’ voor ‘ziek/gewond’ of ‘vondst (dood)’ en gebruik het vak ‘Opmerkingen’ om duidelijk te maken dat het vermoedelijk/mogelijk om het Usutu-virus gaat. Voeg hier eventueel een omschrijving van de waargenomen symptomen toe.











    21-05-2018 om 18:40 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    14-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De fuut, een kenner van paringsrituelen

     

    Geraadpleegde bron: Vogelbescherming Vlaanderen – Mens & Vogel 2015-2

     

    De fuut is een meester in het verleiden. Van alle inheemse vogels is de paringsceremonie van de fuut wellicht de meest opwindende. Ze bestaat uit allerlei rituelen zoals het tegenover elkaar ‘kopschudden’, het samen opzwemmen, rechtop in het water ‘staan’ en elkaar besluipen in de zogenaamde ‘kathouding’, waarbij het mannetje of vrouwtje de ander zijn of haar witte vleugelpartijen laat zien.

    Deze balts schijnt echter weinig met de eigenlijke paring te maken te hebben en zou eerder onverwachts gebeuren.

     

    Vele uren per dag besteden futen aan het ‘kopschudden’. Telkens wanneer de vogels elkaar tegenkomen, begroeten ze elkaar uitbundig alsof het een verheugd weerzien is sinds de vorige zomer.

    Een ander spelletje dat de familieband verstevigt, is het samen duiken. Recht vooruit en met een flinke vaart, vlak onder het wateroppervlak. Als de nervositeit hoog oploopt, doen de vogels de ‘pinguïndans’. Eerst en vooral duiken ze allebei een modderige sliert waterplanten op en met gestrekte hals zwemmen ze vervolgens naar elkaar toe. Vlakbij elkaar zwaaien ze de slierten heen en weer en al watertrappelend staan ze recht op het water met hun lichamen tegen elkaar. Na zoveel spektakel lijken ze meer dan rijp voor de paring.

     

    Maar vaak gebeurt er, zelfs na de vurigste balts, helemaal niets. Beide vogels gaan gewoon verder met verenpoetsen of oplettend dobberen. En dan ineens komt één van beide later op de dag op het idee om het dan maar eens te doen. Hij of zij nodigt zijn of haar partner uit door met gebogen kop op het nest of op een dicht tapijt van waterplanten te gaan staan.

    Als dit de gewenste uitwerking op de ander heeft, leidt het vrouwtje de paring in door in horizontale houding, gestrekt op het nest of plantentapijt, plaats te nemen.

    Na enig aarzelen, bespringt het mannetje haar staande. De paring zelf duurt maar even. Onmiddellijk daarna verlaat hij haasje-over zijn partner en begint hij uitvoerig de veren te poetsen.

     

    Na veelvuldig paren, slaat zowel het mannetje als het vrouwtje driftig aan het bouwen.

    Met vereende krachten wordt gezocht naar stengels en half verrotte plantendelen, die meestal tussen een rietkraag tot een nest worden vervlochten.

    Opnieuw is er sprake van een uitgebreide ceremonie waarbij de futen met een spriet naar elkaar toe zwemmen, de kop schudden en vervolgens de rietstengel een aantal keren laten vallen.

    Het grootste deel van het nestmateriaal wordt vergaard onder water. Terwijl de een het haastig opstapelt en pas later zorgvuldig schikt, is de ander alweer weggezwommen op zoek naar een nieuwe lading.

    Meestal worden de stengels aangesmeerd met modder. Futen in de stad smukken hun nesten ook dikwijls op met eigentijds afval zoals zilverpapier, plastic en karton.

    Omdat futen watervogels zijn, bouwen ze hun nest buiten de oever tegen een in het water uitlopende rietkraag aan. Daar zijn ze veilig voor eierenrovers op het land. Het grootste deel van het nest ligt echter onder water. Het nest blijft drijven dank zij de lucht in de rietstengels, maar ook omdat futen de plantendelen zo stevig en dicht in elkaar hebben gevlochten, dat gassen die bij rotting vrijkomen niet kunnen ontsnappen. Futen zijn in staat om al binnen één tot twee dagen een nest te bouwen.

     

    De eieren worden gelegd op een platform van drijvend plantenmateriaal. Ze liggen daar erg kwetsbaar en als ze eenmaal zijn uitgebroed, worden ook de jongen belaagd door tal van predators. Dus moeten zowel de eieren als de jongen goed worden bewaakt.

    Ook het vangen van voldoende vis om alle snavels te vullen, is een zware taak. Bovendien is vis vangen niet makkelijk. Zolang de jongen dit niet ‘onder de knie’ hebben, blijven ze afhankelijk van hun ouders.

    Maar futen zijn goede vaders en moeders: alle taken van de opvoeding, inclusief het bebroeden van de eieren en het verzorgen van de jongen worden eerlijk verdeeld tussen man en vrouw. Als de jongen groot genoeg zijn, neemt elk van de ouders een deel van de jongen onder zijn of haar hoede om de opvoeding te voltooien.

     

    Voor hun reproductief succes zijn beide partners dus afhankelijk van de inzet en kunde van de ander. Beide geslachten hebben er dus belang bij om een goede partner te vinden. Kieskeurigheid is hier voor beide seksen op zijn plaats omdat de liefde – anders dan bij bv. kemphanen en korhoenders – langer duurt dan de copulatie. Eeuwige liefde is het echter niet: net als bij heel wat andere soorten, waarvan zowel man als vrouw opvallend getooid zijn, loert al snel echtscheiding om de hoek.

    Immers futen blijven vaak maar één seizoen bij elkaar en kiezen ieder jaar een nieuwe partner. In de meeste gevallen kennen de potentiële partners elkaar niet; dus moeten ze op de een of andere manier aan de ander duidelijk zien te maken dat zij voor dat jaar de beste optie zijn. Mogelijk ligt hierin de verklaring waarom beide geslachten zo kleurrijk zijn uitgedost: waarschijnlijk etaleren ze ook hiermee, net als met hun bedrevenheid in de balts, hun kwaliteiten als ouder en opvoeder.

     

    De fuut broedt in bijna geheel Europa: tot in het oosten van Polen en noordwaarts tot in het zuiden van Zweden. Het leven van deze vogel speelt zich volledig af op en in het water, wat een doorgedreven aanpassing vergt.

    De positie van de poten is sprekend in dit opzicht: ze staan helemaal achteraan het spoelvormig lichaam, net zoals een schroef aan de achtersteven van een motorboot. De fel afgeplatte poten doorklieven het water met de minste weerstand. Beide zijden van de tenen zijn voorzien van brede lobben die niet minder efficiënt zijn dan de volledige zwemvliezen waarmee de tenen van eenden zijn uitgerust.

     

    De voorwaartse stuwing gebeurt uitsluitend met de kracht van de poten, want de vleugels komen niet uit het beschermende dons van de flanken. Deze dichte donslaag lijkt op een waterdichte regenjas, goed onderhouden en minutieus ingevet.

    Hoe voordelig ook voor een leven op het water, de positie van de poten laat de fuut niet toe zich op het land voort te bewegen of zich rechtop te houden. Vandaar dat een fuut zich niet graag voortbeweegt op het land waar zijn min of meer onhandige plompheid hem blootstelt aan vele gevaren.

     

    De fuut broedt in onze contreien op allerlei soorten plassen met stilstaand water, op voorwaarde dat ze visrijk en helder zijn. In Vlaanderen is de soort de laatste decennia sterk toegenomen, zowel in aantal als in verspreiding. Door de talrijke ontginningen voor wegen- en andere infrastructuurwerken werden vele plassen gecreëerd, die zich later ontwikkelden tot geschikte biotopen voor de fuut.

    Een ander belangrijke factor die heeft meegespeeld in de toename van futenpopulaties is de verhoogde productiviteit van vele waterpartijen door de toenemende eutrofiëring.

    Algen kunnen sneller groeien wanneer er veel voedingsstoffen, zoals bv. nitraten en fosfaten aanwezig zijn in het water. Een kleine toename in biomassa van de algen heeft geen negatief effect op het ecosysteem en kan zelfs leiden tot een toename van bepaalde vispopulaties: prooien als brasem, blankvoorn en baars worden hierdoor talrijker en zijn erg in trek bij futen.











    14-05-2018 om 16:15 geschreven door birdy

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Fyne lente' (Louisette)
        op Vogels en renners: één strijd
  • copyright (Ho-Merris)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen
  • Kauw (Henriëtte)
        op De kauw
  • Goedemorgen,mooie blog.Wens jullie nog een fijne dinsdag toe. (Mieke)
        op M-day, een mix, magische momentopnames
  • Startpagina !

    Zoeken in blog


    Gastenboek
  • Goedemiddag blogvrienden u bent van harte welkom
  • Hallo beste Franz,prachtige foto's met omschrijving,heel interssant om te kijken en te lezen
  • Goedemiddag blogmaatje
  • Voorbeeld???
  • Ben is op bezoek geweest. (I like it)

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek




    Archief per jaar
  • 2025
  • 2024
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2005
  • -0001

    Foto

    Foto

    Over mijzelf
    Ik ben Franz Pieters
    Ik ben een man en woon in Zaventem (België) en mijn beroep is 25 jaar lkr, 2 jaar kabinetsadviseur, 2 jaar adviseur DVO, 2 jaar TOS21-projectmedew..
    Ik ben geboren op 08/05/1954 en ben nu dus 71 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: onderwijs - wetenschap & techniek - geschiedenis - natuur - muziek - lectuur - gastronomie - sport.
    2 jaar TOS21-coördinator, 3 jaar projectcoördinator ESF-projecten KOMMA, WERK PRO-OPER, LINK en nu op RUST
    Foto

    Foto

    Een interessant adres?

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De holenduif is de discreetste van onze duiven
  • De sprinkhaanzanger, meester verstoppertje van de ruigte
  • De Koekoek, een raadselachtige vogel die blijft verrassen
  • De buizerd, een weinig gewaardeerde roofvogel
  • De boomvalk, steeds minder trouw aan zijn broedplaats
  • Wetenschappelijk onderbouwd natuurbeheer is wat anders dan knaldrang
  • Een slinkende biodiversiteit heeft ook voor de mens nefaste gevolgen
  • Sinds kort broedt de steltkluut elk jaar bij ons
  • De drieteenmeeuw is onze enige echte zeemeeuw
  • De grauwe klauwier
  • Het opvallend riedeltje van de tjiftjaf kondigt de lente aan
  • Overleven: hoe doen pinguïns dat toch?
  • De Turkse tortel, één van de spectaculairste vogelinvasies ooit
  • Zwartkopje en bruinkapje
  • De zwarte kraai kiest voor een leven in de nabijheid van diervriendelijke mensen
  • Handel en stroperij brengen Europese zangvogels in gevaar
  • Grote stern, wit, zwart en geel puntje
  • Scandinavische neefjes van de vink geven de winter kleur
  • De mandarijn-eend
  • De Krakeend, vijftig tinten grijs
  • Ruzie over de Zeearenden: conservator van De Blankaart beschuldigd van nestverstoring
  • De groenling heeft ernstig last van het ‘geel’
  • Fluiters zijn bang van muizen
  • Natuurmonitoring met AI
  • Meten is weten: de staat van de natuur monitoren
  • Vogelbeschermers die de handen uit de mouwen steken
  • De draaihals, een lid van de spechtenfamilie
  • Chemische vervuilers zijn alomtegenwoordig in onze leefomgeving
  • Onze kleinste uil krijgt het kwaad
  • Ooit was de bosbouwer Vlaams, nu is hij een wereldburger
  • Het vederlicht goudhaantje
  • De witte kwikstaart profiteert van lintbebouwing
  • Werelddierendag
  • De sperwer heeft geen noemenswaardig effect op het bestand van onze tuinvogels
  • De trompetkraanvogel
  • Het waterhoen houdt er een complex gezinsleven op na
  • De lachstern, een atypische luchtacrobaat
  • Blauwdruk voor de blauwe kiekendief
  • Jenny De Laet, bezielster van het huismussentelweekend
  • Een koppel zwarte en een koppel gekraagde roodstaarten stichten elk een gezin in één nest
  • Een slangenarend in onze streken waarnemen, is geen uitzondering meer  
  • Onze bijen zullen moeten leren zelf de Aziatische hoornaar af te slaan
  • Illegale vogelvangst wordt streng aangepakt
  • De bonte vliegenvanger is geen zorgenkind
  • Wonderlijke veerkracht: deel 2: de extreemste aanpassingen van veren treffen we aan bij vogels die een extreme ecologische specialisatie hebben
  • Wonderlijke veerkracht: deel 1: verrassende inzichten over het complexe ontwikkelingsproces van veren
  • Buizerds hebben een voorkeur voor soortgenoten die er hetzelfde uitzien als zij
  • Blauwborsten zijn showbeesten
  • Met hun krachtige tenen en nagels ‘kleven’ boomklevers echt aan boomstammen

    {TITEL_VRIJE_ZONE}

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Willekeurig Bloggen.be Blogs
    animaties
    www.bloggen.be/animati
    Privacyverklaring van de Kille Meutel Vogelvrienden

    Algemene privacyverklaring van onze vereniging: de Kille Meutel Vogelvrienden De Kille Meutel Vogelvrienden hechten veel waarde aan de bescherming van uw persoonsgegevens. In deze privacyverklaring willen we heldere en transparante informatie geven over welke gegevens we verzamelen en hoe wij omgaan met persoonsgegevens. Wij doen er alles aan om uw privacy te waarborgen en gaan daarom zorgvuldig om met persoonsgegevens. Onze vereniging houdt zich in alle gevallen aan de toepasselijke wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Dit brengt met zich mee dat wij in ieder geval: • uw persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met het doel waarvoor deze zijn verstrekt, deze doelen en type persoonsgegevens zijn beschreven in deze Privacy verklaring; • verwerking van uw persoonsgegevens beperkt is tot enkel die gegevens welke minimaal nodig zijn voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; • vragen om uw uitdrukkelijke toestemming als wij deze nodig hebben voor de verwerking van uw persoonsgegevens; • passende technische en organisatorische maatregelen hebben genomen zodat de beveiliging van uw persoonsgegevens gewaarborgd is; • geen persoonsgegevens doorgeven aan andere partijen, tenzij dit nodig is voor uitvoering van de doeleinden waarvoor zij zijn verstrekt; • op de hoogte zijn van uw rechten omtrent uw persoonsgegevens, u hierop willen wijzen en deze respecteren. Als Kille Meutel Vogelvrienden zijn wij verantwoordelijk voor de verwerking van uw persoonsgegevens. Indien u na het doornemen van onze privacy verklaring, of in algemenere zin, vragen heeft hierover of contact met ons wenst op te nemen kan dit via onderstaande contactgegevens: Kille Meutel Vogelvrienden Watertorenlaan 59 1930 Zaventem franz.pieters@telenet.be Mobiel: 0478 55 34 59 Waarom verwerken wij persoonsgegevens? Uw persoonsgegevens worden door onze vereniging verwerkt ten behoeve van de volgende doeleinden en rechtsgronden: • om te kunnen deelnemen aan de activiteiten van de Kille Meutel Vogelvrienden; • om de uitnodigingen, verslagen, nieuwsmeldingen, … te versturen (met toestemming van de betrokken sympathisanten); • om een brede en vlotte communicatie te verzorgen binnen het netwerk van de diverse partners; • om de jaarlijkse subsidiëring door de overheid te bekomen (wettelijke verplichting); Voor de bovenstaande doelstellingen houden we volgende gegevens bij: naam, voornaam, adres, telefoon/gsm-nummer (indien beschikbaar), e-mail (indien aan ons doorgegeven) We gebruiken de verzamelde gegevens alleen voor de doeleinden waarvoor we de gegevens hebben verkregen. Verstrekking aan derden Wij geven nooit persoonsgegevens door aan andere partijen waarmee we geen verwerkersovereenkomst hebben afgesloten, tenzij we hiertoe wettelijk worden verplicht (bv. politioneel onderzoek) Bewaartermijn De Kille Meutel Vogelvrienden bewaren persoonsgegevens niet langer dan 5 jaar op hun informaticasystemen. Beveiliging van de gegevens Wij hebben passende technische en organisatorische maatregelen genomen om persoonsgegevens van u te beschermen tegen onrechtmatige verwerking, zo hebben we bv. de volgende maatregelen genomen: • we hanteren een gebruikersnaam en wachtwoordbeleid op al onze systemen en cloud-toegangen; • de toegang tot de persoonsgegevens is beperkt tot de bestuursleden; • wij maken back-ups van de persoonsgegevens om deze te kunnen herstellen bij fysieke of technische incidenten; • onze bestuursleden zijn geïnformeerd over het belang van de bescherming van persoonsgegevens. Uw rechten omtrent uw gegevens U heeft recht op inzage en recht op correctie of verwijdering van de persoonsgegeven welke wij van u ontvangen hebben. Bovenaan dit privacy statement staat hoe je contact met ons kan opnemen. Tevens kunt u verzet aantekenen tegen de verwerking van uw persoonsgegevens (of een deel hiervan) door ons of door één van onze verwerkers. Klachten Mocht u een klacht hebben over de verwerking van uw persoonsgegevens dan vragen wij u hierover direct met ons contact op te nemen. U heeft altijd het recht een klacht in te dienen bij de Privacy Commissie, dit is de toezichthoudende autoriteit op het gebied van privacy bescherming. Wijziging privacy statement Onze vereniging de ‘Kille Meutel Vogelvrienden’ kan zijn privacy statement wijzigen. Van deze wijziging zullen we een aankondiging doen op onze website. De laatste wijziging gebeurde op 22 mei 2018. Oudere versies van ons privacy statement zullen in ons archief worden opgeslagen. Stuur ons een e-mail als u deze wilt raadplegen.


    Laatste commentaren
  • moncler coat (caijuan83)
        op De biodiversiteit in het Zwin bevorderen

  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs