Tijd om de dagen
met smaak te beginnen.
Tijd om de zon
te vermoeden
achter vuisten mist.
Tijd om een vogel
vlakbij te horen zingen.
Tijd om te ontdekken
wat je reeds altijd wist.
Tijd om de wereld
heel mooi te verzinnen.
Tijd om te puzzelen
met stukjes verlangen
of randjes moed.
Tijd om aandachtig
voor duizend en één
kleine dingen
de tijd te vergeten
en verwonderd te zeggen:
het leven is goed!
Leg liefde in wat je geeft
en warmte in je gulle hand
en in je ogen...
je glimlach
Het gaat soms om een blik
Om een simpel woord
een lach zo zacht
dat je hem anuwelijks hoort
Het is simpel als water
Je denkt, is het dat maar...
Een beetje aandacht voor mekaar
Een beetje aandacht, een klein gebaar
Een beetje aandacht voor mekaar
Het hoeft niet steeds serieus te zijn
Een lach is geen bezwaar
Een beetje aandacht voor mekaar
Een zwaai, een hand
Een zucht, een zoen
Iemand die vraagt, kan ik iets doen?
Iemand die klaar staat
die ene zet
Een dribbel die een leven redt
Het gaat meer om de intentie
Of een beetje goeie wil
Een warme blik
Of een attentie
En de planeet voelt minder kil
Bart Peeters - voor CM
Het potje
Ik heb thuis een potje
Op het potje staat "verdriet".
Ik doe er vaak verdrietjes in,
want als ze klein zijn .
huil ik niet.
Steeds als er iets tegenzit
Er iets gebeurt wat ik niet wil
Open ik het potje,
Gooi het er erin heel stil.
Maar gisteren was de laatste
Druppel iets te veel
Van al die stukjes klein verdriet
Kreeg ik een brok in mijn keel.
Mijn hand begon te trillen
Verdriet vloog met golven uit de pot
Een traan begon te rollen,
Ik voelde mij erg rot.
Een onbedaarlijk snikken
deed me trillen overal,
Ik zat echt tot mijn haren
In het diepste diepe dal
Het was met rood omrande ogen
Toen ik mijzelf weer rustig kreeg,
Opgelucht keek ik naar mijn potje
Het potje . Dat was leeg.
Dus zie je iemand lopen,
Rode ogen en heel bedeesd
Dan vraag je niets meer,
Dan weet je,
haar potje is pas vol geweest.
Ik leef,’ zei ik, ‘ik leef’
en ik hoorde dat ik het zei,
maar plots’ling dacht ik: ‘neen, niet ik,
maar er leeft ‘iets’ in mij…’
Het is dat wonderlijke iets,
dat zorgt dat ik besta
en ik? Nou ja, ik ben er wel,
maar ach… ik kom en ga.
Want als mijn ‘tikje’ niet meer slaat,
dan staat mijn ‘ikje’ stop,
maar het grote iets, dat blijft en blijft,
het ‘iets’ dat houdt niet op.
En of ik zing of fluit of fiets,
rechtop zit in mijn bed,
ik voel vanbinnen steeds dat ‘iets’
mij in beweging zet.
(T.H.)