De vertraging die onze trein ( weeral ) opgelopen had wordt verholpen door de wachtende bus aan het station van Jemelle. Het uitzonderlijk mooie weer heeft heel wat volk gelokt naar het centrum van Han-sur Lesse. In lange rijen staan ze aan te schuiven om én van het moois én van de kilte van de grotten te genieten. Maar wij blijven bovengronds.We dwarsen de Lesse en nemen iets verder rechts de rue de la Source. Waar GR-tekens ons de weg moesten aangeven stellen we vast dat die verdwenen zijn dus dan maar ons wegenplannetje geraadpleegd.We laten vrij snel de bebouwing achter ons en komen langs een paar boederijen en over de Ri d'Ave in open veld. De weiden staan kaal en droog en de koeien moeten bijgevoederd. Het wordt klimmen geblazen en eens boven gekomen lezen we dat de eigenaar van de omliggende weiden de parapentevliegers toestemming geeft om zich van hier te " lanceren ". Vriendelijke geste ! We dwarsen een klein bosje en zien bij het verlaten ervan links de grote antennen van Lessive ( telefoonverkeer tussen Europa en Noord-Amerika ). Voor ons , een paar kilometer verder op de hoogte, het kasteel van Ciergnon. Prachtig gelegen als je het ons vraagt. In het centrum van het dorp kiezen we richting Eprave en steken een arm van de Lesse over. Een eenzame vissers staat te midden het water op forel te vissen. Voor de rest is dit nochtans mooie toeristische gebied eenzaam en verlaten. Bij de kerk gaan we even een kijkje nemen naar het immer draaiende molenrad, dat vandaag blijkbaar aan een rustperiode toe is. We volgen een poosje de loop van de Lomme om ze, alvorens ze zich in de Lesse gooit, te dwarsen. Er volgt een matige klim die ons naar een bos voert. Eindelijk wat schaduw ! Het bospad, tussen overwegend loofbomen, begint fors te stijgen en brengt ons bij een uitkijkpunt de " Tienne del Roche ". Betonnen trapjes en steile afdalingen ( gelukkig voorzien van ijzeren leuningen ) leiden ons tot bij de ( geloten ) ingang van de Grot van Eprave ( ooit toeristisch geëxploiteerd ). Opnieuw enkele trappen lager krijgen we links en boven ons prachtige rotsmuren. Weer wat lager borrelt de ondergrondse Lomme naar boven om zich bij de bovengrondse te voegen. Deze laatste volgen we op de oever tot bij een akkerland. We lopen er omheen en belanden zo op de N86 ( Rochefort, Han-sur-Lesse, E411 ). De eerstvolgende bushalte wordt het eindpunt van een mooie maar (zeer) warme tocht.
We hebben meer geluk dan verleden week. De 38b is precies op tijd aan het station van Luik en zet ons netjes af in het centrum van Herve. Minder goed is het weer. De stralende zon van de voorbije week verschuilt zich achter de wolken en het KMI voorspelt zelfs regen. We hebben onze regenkledij grijpensklaar in de rugzak gestopt. Wanneer we de autosnelweg met de ernaastliggende HST-lijn dwarsen bevinden we ons onmiddellijk in een gebied dat nog iets van de Luikse weidenstreek heeft - het Land van Herve -maar dat toch al echt Ardens mag genoemd worden, zij het dan de lage Ardennen. We dalen behoorlijk af en steken dan de Rau du Hoc over ( waarin wegens de droogte weinig wtare vloeit.). Hierop volgt dan een serieuze klim ( we bevinden ons inderdaad, zo te zien, reeds in de Ardennen ) naar het gehucht Bromont. Op bijna elk kruispunt treffen we een kruisbeeld aan en langs de weg staat er zelfs een die herinnert aan een moord op een twaalfjarig meisje op 5 mei 1898. We moeten geruime tijd de grote baan volgen en wegens het ontbreken van een voetpad en het drukke verkeer is uiterste voorzichtigheid gewenst.Links en rechts vooral weilanden waar de dotterbloem welig groeit en bloeit. Voor zover het oog reikt vormen de, voor het Land van Herve, de zo typische wilde hagen..Samen met de veelvuldig voorkomende afzonderlijke of groepjes bomen vormen zij de afscheiding tussen de verschillende eigendommen ( in Normandië ' bocages ' genoemd.). Het is een gebied dat zich ( wegens de vele weiden ) vooral op veeteelt toelegt. Ook merkwaardig hier is het gekweekte runderras - ietwat hoekig van uiterlijk, met witte en zwarte vlekken - dat voor een sterkruikende en -smakende zachte kaas zorgt. Wanneer we Grand-Rechain - het verste punt van onze tocht- bereiken overwegen we een ommetje van 1,5 km te maken maar de lastigheidsgraad van onze wandeling doet deze gedachte rap vergeten.We keren langs akkers en weilanden terug naar Bromont waar het kasteel achter bomen en een dichte afsluiting goed verscholen ligt. We slaan rechts af, terug de grote baan op, naar Bruyères toe. Weeral een overvloed aan metalen kruisen langs de weg. Het lijkt wel een " kruis"tocht die we ondernemen. Dit wordt het dan ook nog wanneer we de laatste kilometers naar het centrum van Herve afleggen. Het voortdurend dalen en klimmen zit ons fel in de kuiten en we zijn blij als we de bushalte " centre ville " bereiken en dat we het geplande ommetje schrapten.
Het is stil en nog donker wanneer we om 05.15 uur een parkeerplaats opzoeken in de buurt van het station van Kortrijk. Onze gebruikelijke plaats op het Conservatoriumplein wordt wegens de paasfoor door kermisactracties ingenomen. Ook de lokettenhal van het station ligt er rustig en verlaten bij en er is zelfs geen mogelijkheid om zich een treintiket aan te schaffen. Dan er maar een op de trein gekocht. Enkele minuten over acht staan we reeds voor het station van Luik, ruim de tijd om naar de bushalte te wandelen waar we om 08.20 uur de bus kunnen nemen met bestemming Herve.Ondertussen hebben we een uitstekend zicht op het meesterwerk van de bekende architect Santiago Calatrava. Wanneer het 08.30 uur wordt worden niet alleen wij, maar ook de andere wachtenden enigszins ongerust. Intussen wijst de klok reeds 08.45 uur en nog steeds geen 38b te bespeuren. Dan maar even te rade gaan bij een buschauffeur." Plusiers chauffeurs sont en grève " luidt het antwoord. Besluit: we stellen de tocht uit en we kunnen nog net de trein - terug naar huis - halen. De trein zit ei-vol, net alsof de helft van Wallonie met dat prachtig weer naar de kust wil.Voor het eerst sinds onze tochten vinden we geen zitplaats. In plaats van ergens in het open landschap van het land van Herve te picknicken doen we dit nu thuis aan de keukentafel. Maar uitgesteld is niet verloren.
De buschauffeur zet ons iets buiten het centrum van Francorchamps af zodat we even terug moeten om op zoek te gaan naar de plaatselijke school vanwaar onze tocht moet starten. Het wordt meteen afdalen naar de vallei van de Roannay om langs een houten bruggetje het beekje over te steken. We lopen door het bos een tijdje evenwijdig met het beekje dat iets verder in de diepte zijn weg zoekt. Plots moeten we rechtsop en wordt de weg een steil pad dat zicht tussen de bomen slingert. We worden onthaald op een prachtig fluitconcert van de vogels die net als wij gelukkig zijn met dit prachtig weer. Wanneer we de top bereiken moeten we naar links en lopen dan geruime tijd quasi horizontaal door een (klein) veen met links en rechts van ons, privé eigendommen. Wonderlijk dat bij een dergelijk droog weer deze weg niet niet afgesloten is want het minste vonkje kan het poederdroge gras langs de kant doen ontbranden. Bij een kruispunt van meerdere boswegen nemen we de dalende weg naar Neuville. Grote stenen maken het stappen moeilijk. Wanneer we bij de brug van Neuville belanden ( hier staat een arduinen kruisbeeld ter herdenking aan een overlijden op 29 mei 1825 ) schakelen we over op een andere wandeling ( aangegeven met een rode rechthoek ). We doen even een uithoek van het dorpje Neuville aan, vatten een korte nijdige klim aan en dalen dan langzaam af tot bij de onderkant van de skipiste van de Mont des Brumes. Het is een van de langste skipistes in België en de mooiste van Wallonië. Een unieke plek in België waar men aan alpineski kan doen. We dalen af naar de baan, volgen die een poosje tot bijna in Ruy en volgen dan de loop van de Roannay. Iets later verlaten we het beekje en beginnen aan een lange lastige klim door een naaldbomenwoud. Overal zijn stukken bos gerooid en vervangen door nieuwe aanplantingen. Er volgt dan een lange afdaling en we komen terug bij de brug van Neuville waar we terug op onze eerste wandeling komen. We blijven nu in de onmiddellijk nabijheid van de Roannay die we verschillende malen langs mooi onderhouden, houten bruggetjes dwarsen. En dan komen we bij het bruggetje dat we enkele uren geleden dwarsten. De afdaling van toen wordt nu een klim naar het centrum van Francorchamps Het klim- en daalwerk zit ons flink in de kuiten en we zijn blij de bushalte te bereiken.
26.03.2011 Wandeling 180: LESSINES-FLOBECQ 13 km, 3 uur
We geraken probleemloos in Lessines, eindpunt van de vorige tocht, en trekken over de Grote Markt ( waar de marktkramers alles in gereedheid brengen ) naar de rue de Grammont.De uitbater van een benzinestation wijst ons niet alleen de weg naar de " Avenue de Ghoy " maar leert ons oook hoe we we die moeilijke naam moeten uitspreken. Die " avenue " blijkt niets anders dan een aardeweg van een drietal meter breed te zijn maar de rood-witte GR-tekens wijzen er ons op dat we de juiste weg zijn ingeslagen. Bij de oude molen van Ghoy steken we de ruisseau d'Ancre, een bijrivier van de Dender, over. Die was het die vroeger een vijftal molens uit de streek deed draaien. We passeren eveneens de opgebroken spoorlijn 87 ( verbinding Bassily-Doornik ) die nu als wandelpad is ingericht. We trekken door het golvende, prachtige land van het Pays des Collines en telkens wanneer we voorbij een huis of een boerderij komen springen twee tot drie honden grommend of luid blaffend tegen de ( gelukkig ) gesloten toegangspoort. Wanneer we bij een klein gehucht belanden is de rau d'Ancre er terug met natuurlijk de restanten van de molen van Orgy, een van de belangrijkste molens uit de streek in de 15de eeuw.Het wordt nu toch stevig klimmen met telkens een mooi vergezicht als beloning. We komen voorbij tientallen kapelletjes maar allen in een ver gevorderde staat van verval. Jammer want ons parcours ligt niet bezaaid met bezienswaardig- heden en noemenswaardige monumenten. In het gehucht Aubecq werd in 1150 een cisterciënzerabdij gesticht maar die werd in de 13de eeuw opgedoekt toen de monniken naar Oudenaarde uitweken. We richten onze schreden naar het bos dat iets verder dan de wijk Vert Fagot gelegen is. Ook hier is de kapel aan een grondige opknapbeurt toe. Bij een groot kruisbeeld dwarsen we voor de derde maal de ruisseau d'Ancre. Een eenmanspad brengt ons langs een nieuw aangelegde medicatietuin die ons herinnert aan de periode voor de jaren 1950 toen de teelt van medicale planten hier in de streek een intense teelt vormde en veel werk verschafte aan talrijke mensen en een aardige bron van inkomsten vormde. En dan betreden we La Place van Flobecq met voor de kerk een modern bronzen beeld van Antoine l'Ermite ( met zijn varken ) vervaardigd door de Bulgaar Emile Mirchev.
Het begint al fout in het station van Kortrijk. Wanneer we onze treintickets in de hand hebben stellen we vast dat de ingebrachte gegevens verkeerd zijn..Na lang aandringen krijgen we dan toch de correcte afgeleverd. In Bois-de-Lessinnes worden we door een echtpaar de verkeerde weg opgestuurd en stellen dit pas vast bij het verlaten van het bos. We zijn reeds te ver gevorderd om rechtsomkeer te maken en besluiten bij een eerstvolgend kruispunt ons te oriënteren.De autosnelweg aan onze linkerzijde helpt ons hierbij en we slaan rechts af, de velden in, richting Ollignies.Na enkele bochten in het centrum van het dorp nemen we ter hoogte van de kerk de baan naar Bois-de-Lessines ! Het wordt lange tijd matig klimmen geblazen en bij de eerste huizen van het dorp zijn we amper een 500 meter verwijderd van onze startplaats van anderhalf uur geleden. Veel tijd voor een ommetje rest er ons niet. Dan maar direct richting Lessines gekozen.Ter hoogte van de watertoren wijst een wegwijzer ons de weg naar het kasteel l'Estriverie ( dat we eigenlijk bij het begin van onze tocht moesten voorbij komen ). Iets verder , midden in de velden, ligt de Sint-Jozefkapel. En dan komen we in het gebied van de beroemde steengroeven van Lessines. In het begin van de 19de eeuw zorgden deze steengroeven voor een grote economische expansie van de streek. Hert porfier ( een stollingsgesteente ) dat men uit de groeven haalde werd verwerkt tot kasseien of steenslag ( voor beton of asfalt ). Links en rechts van de weg grote waterplassen die de verlaten groeven vullen.Nog twee worden er uitgebaat. Grote installaties en bergen steenslag bewijzen het en het binnenkomen van de stad herinnert een lorrie, volgestapeld met kasseien aan de economisch gunstige tijden van weleer. Dat Saint-Roch de patroonheilige van de steenkappers is vinden we terug in de namen van een vergaderzaal, een school, een kerk, een parochie, een straat en nog andere. Zelfs de voetpaden zijn typisch voor Lessines, een soort veredelde kassei waar het ambetant op lopen is.Wanneer we op enkele passen van het station verwijderd zijn passeren we het geboortehuis van René Magritte ( 1898 ) een van de belangrijkste surrealisten van de vorige eeuw.
We stappen af bij het station? (halte ) van Erbisoeul dat wel 1,2 km buiten het centrum van het dorp gelegen is.Het is wat zoeken naar een aanknopingspunt maar de wetenschap dat we evenwijdig aan en dichtbij de spoorweg en in terugkerende zin moeten lopen brengt ons bij het juiste startpunt.Het gaat onmiddellijk door een bos of wat er nog van overblijft want men is er ijverig aan het kappen gegaan en de diepe sporen van de zware tractoren maken het wandelpad moeilijk begaanbaar. In het centrum van Erbisoeul gaat het over de spoorweg en na enkele bochten bevinden we ons in het open veld. Merwaardig, we treffen er zeer weinig weiland aan, meestal reeds ( gedeeltelijk ) bemeste en of bewerkte akkerlanden. We komen tot dicht bij het centrum van Erbaut en na het dwarsen van de Rau de Jurbise belanden we weeral in het open landschap van Henegouwen.We krijgen rechts van ons een bos dat we na enige tijd binnentrekken. Langs een kronkelend eenmanspad, dat tussen vele vijvers en waters loopt ( de Beaufossé ) komen we dicht bij het centrum van Lens. Bij de Aldi steken we voor de eerste maal de zeer drukke N56 over en trekken langs zeer smalle steegjes verder.We lopen langs oude, verweerde, overhellende muurtjes, opgetrokken met de stenen uit de groeven van de streek ( zandsteen en dolomiet ) tot tegen spoorwegberm.We volgen die een poos en dwarsen hierbij de Oostelijke Dender. En dan gaat het door het centrum waar we bij de oude molen terug de gevaarlijke N56 oversteken om even later, na opnieuw een reeks van smalle straatjes, diezelfde N56 te betreden die we nu voor een poosje zullen volgen tot we terug de velden intrekken. Bij de Auberge de Lens steken we voor de laatste maal de Rue du Calvaire ( ook gekend als de N56 ) over. Eerst nog asfalt maar bij een kruising slaan we links af en krijgen een grassig en modderig pad onder de schoenen. Rechts bemerken we de toren van het park Paradisio ( foto ) dat nu, na 16 jaar zijn naam verandert in Paira Daiza. De toren en het park zijn restanten van een vroegere cisterziënzerabdij. Boven ons vliegtuigen van het nabijgelegen vliegveld van Chièvres. Bij " La Croix Saint-Ghislain " slaan we rechts af en ricbten onze schreden naar de spoorweg en het station van Cambron-Casteau waar we na korte tijd reeds de trein richting Ath kunnen nemen.
We starten onze tocht op de plaats waar we de vorige afsloten, namelijk op de Pont Royal over het oude kanaal Pommeroeul - Antoing te Maubray. Een grotere luxe kan een wandelaar zich niet inbeelden : we beschikken over drie evenwijdig lopende wandelbanen. Één grassig, onmiddellijk naast het water gelegen, dan opnieuw een graspad dat een vijftal meter verder en een drietal meter hoger gelegen is en tenslotte weer iets verder en iets hoger, een mooie geplaveide brede weg. We kiezen voor deze laatste .De berm, voorzien van statige hoge populieren, beschut ons tegen de toch soms hevige windvlagen. Bij het station van Callenelle moeten we én het kanaal én de N504 dwarsen en raken we even de weg kwijt. Na een poos zoeken en even terugkeren komt alles terecht en komen we langs de SALUC-fabriek ( tot in 1950 nog een leerlooierij maar daarna begonnen met de productie van de Aramith-biljartballen, die ze in meer dan 85 landen leveren en wereldwijd een marktaandeel van 80% wisten te verwerven. Daarnaast zijn ze ook gespecialiseerd in de productie van industriële ballen gebruikt in allerlei toepassingen alsook in de 9-pin bowling ballen.) Het is er vredig stil op deze zaterdagvoormiddag. We komen terug bij het oude kanaal , dat een 500 meter verder samensmelt met het recenter breder kanaal ( foto ). De eerstvolgende brug biedt ons de gelegenheid het water te verlaten en naar het gehucht Gros Mont ( Wiers ) te trekken. We volgen enkele kronkels in de baan en belanden bij La Verne du Bury in een waterrijk dal met weilanden, bossen en zelfs bronnen. Verder gaat het door het gehucht Verquesies en over de baan Wiers - Péruwelz tot in een populierenbos waar we links het gebetonneerde pad, aangelegd op een opgebroken oude spoorwegbedding , nemen. Dit pad brengt ons bij de eerste huizen van Péruwelz ( gehucht Neu Moulin ). Hier verlaten we het GR-pad en volgen de bochtige Rue de la Ferté die ons tot bij het station brengt.
Blijkt net als bij de vorige tocht dat de GR-wegmarkeerder in de omgeving van " Ancienne Gare " in Bléharies zeer zuinig is omgesprongen met zijn rood-wit-streepjes. Gelukkig brengt de wegbeschrijving ons bij en over de Schelde en kunnen we op het jaagpad langs de rechteroever van de rivier onze tocht vervolgen. Er hangt een mist die in een zeer fijne motregen uitvalt. Na een paar kilometer zeggen we de Schelde vaarwel en trekken de vochtige gronden van Laplaigne in. De weg kronkelt zich tussen talrijke bosjes ( vooral populieren ) over de Grande Ruisselle en bij de hoek van een van die bosjes moeten links een grassig eenmanspad op dat op een vroegere dijk is aangelegd. Deze dijken maakten het mogelijk om tussen de veelal overstroomde gebieden te trekken. Ook nu liggen tal van de, anderhalve meter lager gelegen, akkers, weiden en bosjes onder water. Soms gaat het als het ware door een tunnel van wilgen, eiken, hagedoorn in een gebied waar alleen de stilte hoorbaar is. Het is er mooi en vrij rustig. We komen tot vrij dicht bij Laplaigne maar trekken dan, nog steeds op het eenmanspad richting noord tot we tussen de weiden belanden en uiteindelijk op de baan evenwijdig met de Grande Large van Péronnes.Bij de sluizen waar het water van het kanaal Nimy-Blaton-Péronnes zich in de Schelde werpt steken we het kanaal over en passeren de verschillende installaties van de Adeps ( de Waalse Bloso ) . Langs het grote meer met tal van plezeierboten leidt de weg ons naar het oude kanaal Pommeroeul- Antoing, één van de oudste kanalen van België ( in 1826 gebouwd en in 1964 gesloten ). De bedoeling van beide kanalen was de Borinage een goede afvoerweg te bieden voor zijn steenkoolmijnen door de verbinding met de Schelde te maken. We volgen het oude kanaal met zijn vele ( buitenwerking gestelde ) sluizen en sluiswachterhuizen over een viertal kilometer. Af en toe vliegen een groep verschrikte eenden op en drijven witte zwanen statig over het water.Een heerlijk pad om te bewandelen. Wanneer we rechts ter hoogte van de imposante hoeve de Morlies komen verlaten we het water , dwarsen de Pont Royal en treffen er de bushalte aan waar we de bus nemen naar het station van Péruwelz
Bij de " Ancienne Gare " in Bléharies zoeken we tevergeefs naar de aanduidingen van de GR123-route. Wanneer we een eind weegs op de uitgebroken spoorlijn 88 zijn belet een ijzeren poort ons alle verdere doorgang .Dus op onze stappen terugkeren en kiezen voor de weg tegenover de kerk.In een open vlakte komen we bij het kruispunt " Six Chemins ".We volgen even het mooi geplaveide baantje tot bij de " PierreBrunehaut ", een menhir uit zandsteen van de Landes.Hij wordt beschouwd als de oudste ( 2500 voor Christus ) en grootste menhir van België. We bevinden ons op slechts enkele honderden meter van de Schelde en dichtbij de Franse grens.We vinden er ook de wit-rode merktekens van het GR-pad terug. We lopen op een fietspad, mooi van de rijweg afgescheiden door een beukenhaagje van 1 meter hoogte. Geen wonder want bij het naderen van het dorpscentrum van Lesdain bevinden we ons midden de kweekpercelen voor heesters, rozen en allerlei fruitbomen. Boomkwekerijen zijn typisch voor Lesdain ( en dit sinds de tijd van Napoleon begin 19de eeuw ). Het centrum lijkt wel het dorpsplein van een wijndorpje met wegwijzers naar de verschillende wijnboeren ( hier de verschillende boomkwekers ). Langs een kasseiweg gaat het door het gehucht Petit Howardries en bereiken we de rand van het Bois de Loignezoeul. We volgen de bosrand en na het dwarsen van een bosweg bij een verlaten hoeve, gaan we het Bois de la Sucrerie in. Bij het overschrijden van de rieu du Pont-Neuf verlaten we het bos en komen in de bebouwing van het gehucht Haut Bout terecht. Even de rue de Loo volgen om dan door een zeer modderige veldweg, waar de zware klei in dikke lagen aan ons schoenen blijft kleven, het open veld in te trekken. De asfaltweg, bij het binnenkomen van Wez-Velvain biedt ons de mogelijkheid het grootste deel van de modder te verwijderen om met " propere voeten " het enige café dat Wez rijk is binnen te stappen.We gebruiken er de wachttijd op de bus om ondertussen onze picknick aan te spreken.
We worden afgezet aan de voet van het oudste belfort van België en vinden onmiddellijk de rue Sanit-Martin die we over de ganse lengte volgen. We passeren achtereenvolgens het Musée des Arts décoratifs en het Musée des Beaux-Arts ( ontworpen door Victor Horta ) met tussen beide het stadhuis met zijn binnenplein. Maar wij trekken verder en dwarsen de brede boulevards Bara en Frères Rimbaut die de ring rond de stad vormen. We lezen er dat zowel Kortrijk als Rijsel op 27 km afstand van hier verwijderd zijn. We lopen eerst langs de zuidelijke kant en daarna langs de westelijke kant van la Plaine des Manoeuvres, wat tot 1967 een oefenterrein van het leger was en er nu grotendeels verwaarloosd bijligt. Wanneer we links de Chemin Vert inslaan krijgen we een mooi zicht op de torens van de kathedraal. Na het dwarsen van de N508 ( de weg naar Douai ) komen we bij le Pic-au-Vent in een gebied waar de grond uiterst geschikt was om stenen te bakken, geen wonder dus dat er hier vroeger talrijke steenbakkerijen stonden. Wanneer we bij het voetbalveld van F.C.Ere belanden moeten we de tarmacbaan wisselen voor een slechtlopend eenmans-graspad dat ons in het echte Doornikse landschap brengt. Bij het oversteken van de rieu de Barges zien we rechts de gebouwen van de hoeve de la Motte-Baraffe ( gebouwd in 1638 en met een middeleeuwse donjon ). We krijgen een honderdtal meter beton onder de schoenen en dan gaat het weer langs een onooglijk pad met langs weerszijden uitgstrekte velden, tot bij de Mont des Tombes. Hier lopen we een kwartier lang op een tweehonderd meter afstand,evenwijdig met de hogesnelheidslijn Brussel-Rijsel-Parijs en zien in die tijdspanne niet minder dan zes treinen voorbij razen. We trekken over de spoorlijn en richten onze schreden naar de kerk Saint-Piat van Guignies ( niet karakteristiek maar toch daterend van 1774 ) (foto ). Een tegelpad brengt ons langs het voetbalveld naar het centrum van Wez-Velvain waar we de bus naar Doornik nemen. Een zoektocht op zowel het kerkhof van Guignies als op dit van Wez-Velvain naar de graven van overleden familieleden levert geen resultaten op.
En wij die dachten dat de bushalte Westerlo-Dorp op de Grote Markt gelegen was, stappen ontgoocheld van de bus langs een zeer drukke rijweg en gaan bijgevolg op zoek naar de Grote Markt, waar we start van onze tocht planden. Navraag doet ons enkele honderden meter terug keren en we zijn vertrokken. In geen tijd zijn we bij de kapel van de aarstengel Gabriël en onder zijn goedkeurende blik slaan we bij de Grote Nete links af en volgen die tot bij de mooie Kaaibeekbrug. Met het water achter ons trekken we het prachtig landschap in. We worden begroet door de boer van de beschermde Kasteelhoeve, naarstig aan het werk aan een watergreppel. Een poosje krijgen we beton onder de voeten en ook af te rekenen met het verkeer, maar gelukkig slingert een graspad ons weldra naar een bosgebied " Het Varenbroek ". De grond ligt bezaaid met een dik tapijt eikebladeren afkomstig van statige bomen waaraan het bos rijk is. Bij knooppunt 162 willen we de wegverkorting nemen en langs nr. 28 naar 27 trekken.De wegaanduiding is wel verwarrend daar eerst enkele malen 27 en dan plots enkele keren 28 wordt weergegeven. Maar alles komt goed! We passeren de Lourdesgrot, opgetrokken uit grote ronde stenen en komen iets verder bij de Lange Brug op het Riet terug bij de Grote Nete. We treffen er de restanten aan van het " Trammeke " een oude mobiele dam waarmee men het waterpeil regelde. Terug langs het water en een honderdtal meter van ons verwijderd, aan de overzijde van het water, ligt het prachtig kasteel " Prins deMerode " met zijn mooi onderhouden parken en wandelpaden. Een gesloten poortje belet ons om langs het bruggetje het domein te betreden. Bij de Marlybrug moeten we uit de doppen kijken om tussen het zeer drukke verkeer de weg te dwarsen. Voor een tweetal kilometer lopen we nu over een mooie grindweg langs de enorm kronkelende Grote Nete. Wanneer we opnieuw het water verlaten gaat het (ook nu weer) langs pijlrechte wegen het bos in, door de Kwarekken, op weg naar De Ster, een kruispunt van acht wegen. We slaan hier rechtsaf naar het Boswachtershuisje om dan langs het Sprookjesbos naar het "Nieuw" kasteel te trekken. Het werd tussen 1909 en 1911 gebouwd in opdracht van gravin Jeanne de Merode. Sinds 1973 doet het als gemeentehuis dienst. We draaien er rond en komen terug op de Gote Markt van "De parel vande Kempen " met zijn gerechtslinde uit 1630. De weg naar de halte " Westerlo-Dorp " kennen we nog van een drietal uren geleden.
We verlaten de bus bij het Bloso Centrum Hazewinkel te Willebroek.Van ver zien we het infobord waarop we ons moeten richten om de tocht door het Rivierenland aan te vatten. De routebeschrijving hebben we gehaald uit de Pasar van oktober 2010. De wandeling volgt voor een groot deel de knooppunten-wandeling van het wandelnetwerk Rivierenland. We lopen onmiddellijk ( nu eens dichtbij dan weer iets verder ) langs de vele vijvers die na het turfsteken einde 18de eeuw zijn overgebleven. De eenden zijn zo'n vroege wandelaars niet gewoon en vliegen angstig op of zwemmen haastig, kringetjes achterlatend, van de oever weg. Het gaat door het mooie Broekbos dat toch op zeker ogenblik ontsierd wordt door een tiental grote, ontschorste, dode bomen ( populieren ?) die hun kale takken hopeloos in de lucht steken. Een prachtige beukendreef maakt het dan weer direct goed. Af en toe passeren we een slagboom of moeten we door een voetgangerrssas maar steeds blijven we in het Broek en in de nabijheid van het water. Wanneer het pad aan de achterzijde van een rij huizen van de gemeente Blaasveld loopt komen we voorbij de Kapel O.-L.-V. van Veertienbunders ( in 1860 op de vindplaats van een Mariabeeld, bij het turfsteken, gebouwd). Om een kaars te laten branden kunnen we terecht in het dorpbij een van de twee opgegeven adressen , maar de tijd ontbreekt ons. We zigzaggen verder het Broek in en krijgen nu waterpartijen aan weerszijden van het pad. Reigers klapwieken verschrikt weg. De weg mondt uit bij de watersportbaan van Hazewinkel. We volgen die naar links en bochten op het einde mee naar rechts. Het pad wordt regelmatig erg drassig en modderig maar uiteindelijk bereiken we een betonweg. Die brengt ons nu langs het water van de Bocht, een zeilvijver. Bij het einde van een graspad beklimmen we de Rupeldijk. Boven de bomen uit prijkt aan de overzijde de toren van de kerk van Terhagen. Na een 500 m kiezen we voor een andere dijk, een binnendijk met rechts de velden en weiden van Hamerdijk en links een meersengebied dat omgevormd werd tot een gecontroleerd overstromingsgebied( = potpolder ). We botsen terug op de Rupel die we volgen tot bij de samenvloeiing van de Nete en de Dijle die samen de Rupel vormen. Terug langs enkele waterplassen gaat het nu naar het centrum van Heindonk en verder naar onze startplaats.De gangen van het Bloso Centrum bieden ons de gelegenheid om in de warmte op de bus te wachten die ons naar het station van Mechelen zal brengen. Nooit zagen we op zo'n kleine oppervlakte zoveel water als vandaag. Gelukkig links en rechts en niet van boven ons.
Het is pas enkele minuten over negen wanneer we van de trein stappen in het station(netje) van Gendron-Celles. Wij zijn de enigen. De Lesse laten we achter ons en blijven over een afstand van een kleine 500 meter de N910 volgen. Veiligheidshalve lopen we links van de baan maar op deze vroege zaterdagmorgen is er zeer weinig verkeer. Vlak tegenover de weg naar Cendron steken we links het bruggetje over de ri des Forges over en beginnen aan een stevige klim om uit de vallei te geraken. Het met rolstenen bedekt weggetje loopt door een dicht loofbos waarvan de bomen reeds bij pozen hun blaadjes loslaten. Na enkele bochten wordt de weg vlakker en wanneer we helemaal boven komen bevinden we ons in een open vlakte bij een zeer oude, alleenstaande linde. De rustbank en het prachtig uitzicht nopen ons tot een rustpauze. Het moment ook om enige overbodige kledij in de rugzak op te bergen want het wordt een schitterende, zonnige, windloze nazomerdag. Stevig afdalend gaat het nu richting Furfooz en een kort klimmetje brengt ons langs het dorpskerkje dat evenals de weinig huizen dat het centrum telt uit de grijze kalksteen van de streek is opgetrokken. Enkele bochten verder passeren we over de ri de Sébia en komen we in het typische open Condrozlandschap - heuvelruggen met vruchtbare akkers en weilanden. Wanneer we aan een zachte afdaling beginnen bemerken we boven de bomen de torens van het kasteel van Noisy. ( Door de familie Liedekerke-Beaufortin 1866 gebouwd, die het na WO II verliet.Van begin de jaren '50 tot eind jaren '70 diende het als verblijfplaats en vakantiehuis voor de kinderen van de NMBS-werknemers. Sinsdien is het verlaten en totaal in verval.). Maar we dalen verder door een dicht bos waar de zon regelmatig enkele kladden licht op de grond tovert en komen voorbij een tweede kasteel, de burcht van Vêves. Het staat boven op een rotspunt, een prachtvoorbeeld van militaire architectuur, dat lange tijd een vesting bleef. Steigers wijzen erop dat hier wel aan restauratie wordt gedaan.Tegenwoordige eigenaars: de familie Liedekerke-Beaufort.. Iets verder dwarsen we de hoofdbaan N910 en klimmen langs de mooie Chaussée romaine uit de vallei waarbij we rechts van ons het machtige kasteel nog eens vanuit een andere hoek kunnen bewonderen. We blijven klimmen, eerst door een bos en dan door het open veld tot bij een kerkhof waarna we langzaam afdalen naar Cendron waarvan we het centrum letterlijk links laten liggen.Een modderige, met takken bedekte weg doet ons op onze stappen terugkeren en voor de hoofweg kiezen.Gelukkig kunnen we dank zij een smal binnenwegje de kronkelende hoofdweg in dermate inkorten dat we nog juist onze trein halen in het station van Gendron-Celles.We zijn terug de enige passagiers.
18.09.2010 Wandeling 170 : DEIGNE 10,5 km ;2.30 uur
Omdat we de vorige keer maar het onderste deel van de 8-vormige wandeling hadden afgewerkt ( wegens tijdsgebrek ) trekken we vandaag voor de tweede maal naar Deigné om er de bovenste lus van de 8 met een uitwijking door het bos Hé de Chession af te werken. We stappen precies bij het beginpunt uit de bus en beginnen onmiddellijk aan een stevige klim. We passeren twee grote veehouderijen en bij een kruispunt met kruis ( volgens bijgeloof kan men bij een kruispunt de duivel = het kwade ontmoeten , vandaar... ) betreden we een nat graspad en krijgen we het gezelschap van , nee niet van de duivel , maar van het GR576- pad. We lopen terug voorbij een kruispunt met kruis en rondom ons zien we niets dan omhaagde weiden en akkers tot we de N666 dwarsen We bevinden ons in het gebied van de chantoirs ( zie wandeling 154 ): deze van Grandchamp, d'Azeux en Trou du Moulin. Een smal graspad brengt ons bij de achterzijde van de residentiële camping Rouge Thier en zo op een asfaltweg en langs de ruisseau de Fon Bassin. Ter hoogte van de oude molen verlaten we het GR-pad en vatten onze uitwijking aan met een stevige in-de-kuitenbijtende klim ( over een zeer korte afstand stijgen we 60 meter ). Weldra bevinden we ons in het bos.Gelukkig hebben we in laatste instantie het parcours enigszins gewijzigd door de brandgangen te weren, want een tweemeterhoge draadafspanning belet elke toegang zodat we noodgedwongen de Chemin Communal moeten nemen. Dat we de ' droge vallei van Deigné ' verlaten hebben blijkt duidelijk aan de grote plassen die ons verplichten voor het reeds platgelopen pad tussen de bomen te kiezen. Dicht bij de baan N606 nabij een kruisbeeld waarvan allen het arduinen voetstuk rest slaan we rechts af. De weg wordt een echte beek en weeral moeten we onze toevlucht tussen de bomen zoeken. Geruime tijd lopen we nu langs de hoge ( dubbele ) afsluiting waar elke toegang tot het gebied met stevige metalen poorten afgesloten is. Bij een kruispunt van vijf boswegen krijgen we eindelijk een brede verharde weg onder de schoenen. We gaan op zoek naar de menhir van Deigné die niets anders is dan een grote blok natuurlijk beton bestaande uit zand, steentjes en rots. (foto ) We dalen af naar het centrum van Deigné waar we onder de grote linden bij de Sint-Jozefsfontein ( waar naar men zegt het paard van Napoleon nog uit gedronken heeft ) onze picknick aanspreken en wachten op de bus.
We verlaten de bus bij de Malmedyerstrasse in Sankt Vith. We zijn blij onze benen te kunnen strekken na die wel lange trein- en busreis. Het heerlijk weertje heeft reeds heel wat volk naar dit, op het kruispunt Eifel-Ardennen gelegen aangename stadje, gelokt. De wit-rode merktekens van het GR56 pad laten ons nog een poos de hogergenoemde ' Strasse ' volgen tot we de naast het kerkhof gelegen Hünningerweg inslaan. En met steenslag verharde weg zet ons aan een lange geleidelijke klim tot bij de Hünningerheide waar we de drukke verkeersweg N675 Sankt Vith - Rodt dwarsen. Hier is de route markeerder zeer zuinig geweest bij het aanbrengen van de wegmarkeringen. De autosnelweg die we in de verte ontwaren en de wetenschap dat we er onderdoor moeten doen ons op onze stappen terugkeren en voor een andere richting kiezen. Het gaat door een open landschap naar het gehucht Oberemmels. Rondom ons niets dan gras- en weilanden veelvuldig versierd met bosjes van slechts enkele bomen. Nergens valt er landbouwgrond te bespeuren. Langs een graspad gaat het naar een bos en naar het boswachtershuis op de Tommberg. Er staan een 15-tal wagens geparkeerd. Het schijnt meer dan een boswachtershuis te zijn Zou het misschien het biermuseum van Rodt zijn ? In elk geval staat er vermeld " De Gulden Draak " en wordt er reklame gemaakt voor skiverhuur. We slaan er rechts af en trekken het Emmerserwald in. Langs een prachtige asfaltweg volgen we een deel van een bosleerpad waar drietalige ( D-F-N) panelen allerhande inlichtingen geven over verschillende loof- en naaldbomen alsook over talrijke struiken. Wanneer we links moeten afslaan belanden we op een eenmanspad dat vanwege de vele bovengrondse boomwortels alle aandacht vraagt. Bij het Hubertuskreuz krijgen we een poosje asfalt onder de voeten om weldra weer langs een smal pad " An den Goldgruben " ( 525 m ) te bereiken. Of hier ooit veel goud werd bovengehaald blijft wel de vraag. We verlaten het bos en is het nu door verstooidheid of teveel aandacht voor de oneffen weg, maar het sint-Antoniuskruis hebben we niet opgemerkt. Terug een open landschap met enkel weideland waar grote, in witte plastiek verpakte rollen hooi, op transport wachten. Onder ons voeten moeten hier de leisteengroeven gelegen zijn waar meer dan honderd jaar geleden de gekende ' Rechter blauwe hardsteen ' werd ontgonnen en het beeld van het dorpje Recht beïnvloedde. Kruisen, venster- en deurkozijnen, gootstenen, vloertegels enz werden uit dit soort leisteen vervaardigd. Sinds 2007 zijn geleide bezoeken aan deze leisteenmijn mogelijk. Dicht bij de plaats waar we op de bus wachten herinnert een overgebleven ( nu met bloemen gevulde ) lorrie aan die vroegere 'leisteentijd '.
Het goede weer laat ons toe enkel voorzien van een drinkbus aan deze tocht te beginnen. Vanaf het kerkplein van Bellegem bereiken we vrij vlug de Oude Tramstatie ( vroegere lijn Kortrijk - Moeskroen ) en trekken langs de Priesteragestraat naar de grote baan N50 ( Kortrijk - Doornik ) die we voorzichtig dwarsen. Wegwerkzaamheden beletten alle vervoer deze weg op te rijden zodat we voor een poos gevrijwaard blijven van hinderend verkeer. Rondom ons, zover het oog reikt, niets dan vruchtbare akkers. Het meeste graan is reeds van de velden , rest alleen nog het stro dat door de maaidorsers mooi op rechte rijen werd ' uitgespuwd ' en nu wacht op de ophaalmachine die alles netjes in pakken zal samenpersen. Het zijn culinaire hoogdagen voor het vogelvolk. Overal vinden ze op de velden wel iets te eten, meer zelfs de straat ligt bezaaid met graankorrels die bij het vervoer van de wagen vielen.Onze weg klimt geleidelijk en links, in de verte ontwaren we de molen Ter Claere, waar we een maand terug , langs trokken. Bij een haakse bocht in de Peryckelstraat hebben we het hoogste punt van onze tocht bereikt ( ook het hoogste punt van Groot-Kortrijk )namelijk de Katteberg ( 80 m ). Voor ons een zendmast en ernaast het wit kerktorentje van de Sint-Antoniuskapel, een hulpkerkje voor Bellegem dat in 2007 uit gebruik genomen werd. We passeren twee gigantische ( moderne ) drinkwaterreservoirs van de V.D.M.W. Nog even wachten tot we voorbij twee maïsvelden zijn en we krijgen prachtige vergezichten over de landelijke omgeving. Voor ons piept het kerkje van Kooigem en meer naar rechts de kerktoren van Dottenijs.Langs een ambetante kasseiweg naderen we terug de drukke N50. Een groep wielertoeristen die ons dwarst voelt zich er ook niet lekker bij. Langs Bellegembos, waar gedurende de oorlog tal van bomen werden gerooid en de ontstane kale plekken nooit heraangeplant maar wel met villa's bebouwd., gaat het richting autosnelweg. We lopen er een poos mee evenwijdig en krijgen bij een weide een prachtig schouwspel te zien. Honderden witte vlinders hebben zich neergezet op de bloemen van de bloeiende klaver. Intussen rijst voor ons de kerktoren van Bellegem waar we onze schreden naartoe moeten richten. De toren die sedert de tweede helft van de 17de eeuw sterk was gaan overhellen werd in 1961 afgebroken en heropgebouwd. In de schaduw ervan trekken we tot slot binnen in café " Sportwereld " waar we ons een ' Omer' van de nabijgelegen brouwerij Bockor laten smaken.
04.08.2010 Wandeling 167: MUNKZWALM-NEDERBRAKEL , 14 km, 3 uur
Vanaf het station van Munkzwalm gaan we langs de Zuidlaan, voorbij de kerk tot we bij de brug over de Zwalm, bij het Vredeskapelletje, waar we het gezelschap van de Zwalm en het Molenpad opzoeken. We dwarsen het water voor de eerste maal bij de gedenksteen Omer Wattez, iemand die de streek ' de poort van de Vlaamse Ardennen ' noemde , en de Zwalmmolen.Men is er druk doende met verbouwingswerken aan de molen maar we trekken langs het molengebouw ( aan de overzijde van de straat ) terug langs de Zwaim en de GR-route op een tegelpad verder. Het is er ontspannend wandelen en zelfs een zwaan drijft er genietend op het water. Bij een waterzuiveringsstation dwarsen we opnieuw de Zwalm en krijgen die nu heel dicht aan onze linkerzijde, een waar wandelparadijs. Wanneer we voor de derde maal een brug nemen bevinden we ons in de Paddenstraat die met haar 'kinderkopjes' een begrip in de Ronde van Vlaanderen geworden is. We bevinden ons op het grondgebied Roborst waar ik vele jaren geleden een gesprek had met een muzikant van het Nationaal Orkest van België die er zijn job had opgegeven om hier waterkers te kweken.We komen voorbij de Moriaan en volgen een poos de met statige populieren omzoomde kasseiweg. Bij een afslag naar rechts dwarsen we de Molenbeek en de wit-rode merktekens leiden ons langs geasfalteerde wegen en zelfs langs een 30 cm breed aarden wegje naar de 454. We volgen korte tijd die hoofdweg waar we na het dwarsen van de spoorlijn Kortrijk-Brussel 250 meter verder links afslaan. Rechts ligt de Zwalm met de Bostmolen ( of wat er nog van overblijft ) tegenwoordig dienstig als café-restaurant. Langs de vrij bochtige Slijpstraat bereiken we het Mijnwerkerspad. Het is een voor wandelaars en fietsers omgebouwd pad dat een gedeelte is van de vroegere spoorlijn Zottegem-Brakel-Ellezelles ( vroeger de lijn 82 maar in 1963 afgeschaft ). Het 'Fosttreintje' bracht mijnwerkers uit de streek van Zottegem naar de Borinage. We trekken door een prachtig stuk natuur, één en al stilte , weg van alle verkeer.Eenmaal lopen we onder een ' koebrug ' en daarna boven een ' koetunnel ' waarlangs de boeren hun vee over of onder de spoorweg naar de weiden konden brengen. Bij de Boembekemolen waar het pad over de Zwalm trekt worden we verplicht wegens werken ( aanleg van een waterzuiveringsstation ) de gewone weg naar het centrum van Michelbeke te nemen waar we terug op de 82 kunnen. Tussen de struiken door bemerken we nog de naam ' Michelbeke ' op het vroegere stationsgebouw. Het wandelpad heeft ondertussen gezelschap gekregen van de Teirlinck-fietsroute. We blijven het wandelpad volgen tot bij de drukke N8 Brakel-Ninove en de TOP-bronnengebouwen en richten dan onze schreden naar het centrum van Nederbrakel waar de bus ons naar het station van Zottegem zal brengen.
Bij de halte ' Brandweer ' in het centrum van Zwevegem gaan we op zoek naar de aansluiting met de wandelroute. Die vinden we in de H. Verrieststraat. Langs de Ellestraat komen we op de oude spoorwegbedding en wanneer we dicht bij de vaart Kortrijk-Bossuit genaderd zijn slaan we resoluut de andere kant op richting Lettenhof hoeve, een hoeve waarvan reeds sprake in de 15de eeuw. We dwarsen de drukke N8 Zwevegem-Avelgem en lopen in de Sint Arnoutstraat langs een lange rij ' vinkenzetters '. Even moeten we wat stiller praten want de eigenaars van die zangvogeltjes houden niet van lawaai. Het landschap is licht golvend en bestaat uit weiden en akkerland dat overwegend met tarwe begroeid is. Tarwe die wel, wegens het goede weer van de voorbije weken, weldra kan geoogst worden. Over de velden heen piept de toren van het kerkje van de wijk Knokke. Via de Vinkenstraat ( zonder vogels ) komen we op het hoogste punt van onze tocht ( 76 meter ) en bevinden we ons zowat op de waterscheidingslijn van de Leie en de Schelde. We passeren de eerste van de drie molens, de molen Ter Claere. We worden er niet alleen beloond met prachtige vergezichten maar ook met een regenbuitje dat echter van korte duur is. Zachtjes dalend gaat het weer tussen akkers en weiden met her en der ter afwisseling een minuscuul bosje, wat de streek wel aantrekkelijk maakt.Een paar maal dwarsen we de bijna uitgedroogde Kasteelbeek en komen bij de Kapel Milanen, een neogotische kapel in 1847 door architect Jean de Bethune uit Marke gebouwd.Langs de prachtige Kapel Milanendreef richten we onze schreden naar de tweede en oudste van de molens. Mortiers Molen werd in 1994 gerestaureerd en maalvaardig gemaakt. En dan op een boogscheut daarvan de Stenen Molen die nu als tentoonstellingsruimte dienst doet.We dalen af naar de dichtbij gelegen kerk van Zwevegem waar we precies op tijd komen voor de bus naar Kortrijk.
Wegens, geen senioren-treintickets op weekeinden gedurende juli en augustus, zijn we voor de twee komende maanden op " dicht-bij-huis "-tochten aangewezen. Bij het binnenrijden van Menen verlaten we de bus en begeven ons richting Frankrijk ( 1,5 km verwijderd ) maar de trappen bij de brug over de Leie brengen ons op de rechteroever waar we het trakelpad voor een 2,5 km volgen. Het is er zalig wandelen en we ontmoeten niemand ( zelfs geen wielertoeristen ) Bij een oude hoeve verlaten we de Leie en kiezen richting zuid. Gelukkig heeft de dondervlaag van gisterenavond de temperatuur doen dalen maar we noteren toch nog een 25°C, maar na de tropische hitte van de voorbije dagen, nu wel draaglijker.We volgen een poos de grens Rekkem-Lauwe. Langs een smalle wegel de ' Kraaiveldweg ' belanden we in open veld en bereiken na enige tijd het transportcentrum de LAR We dwarsen dit 72 ha grootte domein dat naast de gebouwen van verschillende internationale vervoermaatschappijen en hun nevenbedrijven ook nog een douanegebouw en een vlees-groothandel omvat. Eens over de brug van de E17 ( die precies naast de LAR gelegen is ) maken we langs de Meerseweg een bocht rond de betonnen zuil " de sjouwer " een monument ter ere van de ' Fransmans ' of ' trimards ' = Westvlaamse seizoenarbeiders in Frankrijk. Een viaduct in de Bedevaartweg voert ons onder de spoorlijn Kortrijk-Moeskroen-Rijsel en het gaat terug de velden in naar de baan Aalbeke-Moekroen waar we onmiddellijk langs de Zevekotestraat de korte klim naar een windmolen aanvatten. Het is een prachtig onderhouden houten staakmolen uit 1753. En dan gaat het naar het centrum van Aalbeke waar we op het terras van het restaurant-bistro Le Saint Georges van een fris biertje genieten.